Keukenzaken

15-11-2014
Varend in westelijke richting rollen uit het Noorden lange golven onder het schip door. Slecht weer in de noordelijke Atlantic. Deze slome ‘swell’ geeft de Chronos een zwierige op en neer gaande beweging, gelijk een Engelse wals. De stuurautomaat vindt het lastig, wat blijkt door het af en toe geklapper van de zeilen. 
Regelmatig worden we bezocht door groepen dolfijnen. Ze springen soms helemaal uit het water, alsof ze willen laten zien hoe goed ze kunnen zwemmen. Aan boord wordt er door de crew aan het schip gewerkt, naast de zorg voor de gasten. De gasten lezen, schrijven of stellen hun lijven bloot aan de zon. 
Langzamerhand begint het ritme van de oceaan door te klinken in de harten van de opvarenden. 
Vanochtend meende een kleine Dorade het natte voor het droge te moeten verwisselen, het aas aan de werphengel van een van de gasten was te aantrekkelijk. ‘Gast Peter’ heeft hem zelf schoongemaakt onder het toeziende oog van Rick de matroos. Intussen heb ik nu met de meeste gasten een babbeltje gemaakt, van een aantal weet ik wat voor kwalen ze hebben en wat ze in het dagelijks leven doen. Ik denk dat ik de oudste ben aan boord, wat ik, hier en daar navragend niet had verwacht. Sommige van de gasten zien er zo door de tijd getekend uit dat ik ze veel ouder had geschat. De motivering om deze oceaan-oversteek te maken, varieert van ‘ik wil wel eens weten hoe me dat gaat bevallen’ tot ‘eens even weg zijn van al de drukte in mijn job’.
Gelukkig is er nog niemand zeeziek geweest en zoals het nu lijkt gaat dat waarschijnlijk niet meer gebeuren. Een dikke storm lijkt me in dit deel van de oceaan en in dit jaargetijde wat onwaarschijnlijk.
De geuren van de oceaan worden verdrongen door de geur van pas gelakte deuren en van de op het achterdek gesneden uien. Gisteren heb ik de lunch voor een deel gemaakt, het ging me ondanks het slingeren redelijk goed af, al donderde een schaal met 20 geklutste eieren over de vloer, waardoor die veranderde in een glijbaan waar een team curling-spelers blij mee zouden zijn. We hebben er onder het uiten van de nodige verwensingen een poosje op rond gegleden, maar vonden het uiteindelijk niet bevordelijk om de balans bij het bereiden van de maaltijd te bewaren.
Dus dat werd opruimen en dweilen. De verspilde eierstruif hebben we niet voor de maaltijd gebruikt, er waren gelukkig nog voldoende nieuwe eitjes in de dozen. Sausjes maken in een koekenpan is niet aan te raden op een waggelend scheefhangend schip. Hoe goed je ook je  best doet, één onoplettend moment en de saus ligt naast de pan, vooral de natte, ongebonden sausen. Ooit werd ik tot kok gebombardeerd op een barkentijn van Ibiza naar Nederland. De keukenuitrusting weigerde op zijn plek te blijven tijdens ieder heftiger zeetje, zodat ik nu eens in een koekenpan stond, dan weer bijna uitgleed over een deegrolller die het op mijn onvast geplaatste voeten had voorzien. Koken op zee is een kunst, en we moeten iedere kok aan boord hoogachten voor zijn inspanningen, wat er ook op tafel komt. 
Tot nu toe hoor ik niets dan goeds van de gasten over de maaltijden, dus chapeau voor Nadine.
5 dagen onderweg, en er gaan zeker nog zo’n 12-13 dagen volgen. Het blijft nauwelijks te bevatten hoe groot de Atlantische oceaan is en onvoorstelbaar, dat je met een schip die plas kunt oversteken. Toch deden ze dat vroeger met slechts primitieve navigatie-middelen als een jacobsstaf en het vertrouwen op de kennis van de sterrenhemel en de waarnemingen van wind, wolken en golven.
Hoe zullen de oude zeevaarders zich hebben gevoeld als ze  met aanhoudende windstilte te maken kregen? Dagen achter elkaar alleen de oceaandeining, klapperende zeilen, brandende zon en een beperkte hoeveelheid voedsel en water. Wat hield hen op de been? Dankzij de moderne navigatiemiddelen en het vertrouwen dat we in de goede richting varen zullen we zo goed als zeker op Sint Maarten arriveren en als het niet waait doen we gewoon de motor aan. 
We zijn onderweg, het doel is vastgelegd, nu is er om ons heen alleen water, wind en een paar wolken.
 

Vis

14-11-2014
Wat een opwinding! De dag begon zo rustig, een lekkere bakstag-wind, mooi weer en iedereen goedgehumeurd. Ik hoor een schreeuw die zich via een aantal mensen tussendeks voortplantte naar het voordek; ‘We hebben beet’. Terwijl ik snel naar achteren loop zie ik de eerste stuurman de lijn inhalen. Het is niet goed te zien wat er aan vast zit tot de lijn vrijwel binnen is. Het is een tonijn, met op zijn flank een tekening van horizontale zwarte lijnen op een lichtere ondergrond. Een prachtig beest van iets minder dat een meter lengte. Hij wordt voorzichtig omhoog gehesen op het achterdek dat inmiddels door matroos Rick is nat gespoten. Het in zijn doodsstrijd sidderende en spartelende beest wordt door twee man in bedwang gehouden. 
Het is naar om te zien, hoe de tonijn uit zijn lijden wordt verlost. De tik met een moker op zijn kop blijkt gelukkig snel effectief. We zijn blij met de vangst al kan ik zelf niet helemaal meegaan in de vreugde en voel me licht misselijk bij het zien van de ‘moord’. Zonet was hij nog onderdeel van een groep andere tonijnen. In de veronderstelling dat er een lekker hapje op het zeeoppervlak danst, maak je de ongelofelijke fout zelf een hapje te worden door in het plastic aas te bijten. 
Het prachtige beest heeft een nare geur bij zich, is dat de geur van de dood? Rick ontfermt zich over hem en neemt hem mee naar de keuken. 
We hebben het over sashimi en hoe een tonijn verder bereid moet gaan worden. Ineens zijn er meerdere experts aan boord die de volgens hun beste bereidingswijze doceren. De kok die een voorkeur voor vegetarisch eten heeft, is opvallend rustig onder het hele gebeuren, getuigend van een groot relativeringsvermogen of misschien een subliem vermogen tot het onderdrukken van gevoelens.   
Het is een heel werk om de tonijn te fileren. De huid is haast leerachtig en de hele vis voelt stijf en stug. Het donker rode vlees is lastig van de dikke graat en de huid los te snijden. Rick de matroos is er een hele tijd mee bezig. 
In de avond hebben we de vis deels rauw als sashimi en deels gebakken bij het diner gegeten. 
In stilte dank ik de vis die bepaald niet vrijwillig en zeker onverwacht zijn leven gaf. 
We zitten dicht op wat in vroeger tijden normaal was, de jacht op voedsel, doden om te eten en gedood worden om gegeten te worden. In de bar ligt een briefje met een tekst, een overblijfsel van een geliefd spel aan boord: met grote letters staat er ‘I am the Murderer’. Waarom zie ik dat briefje nu liggen?
Terwijl ik dit schrijf probeert de zon  aan de oostelijke horizon de laaghangende bewolking te doorboren. Nu pas zie ik dat de golven veel hoger zijn dan gisteren. De Chronos heeft er geen moeite mee. Met een gemiddelde van 8-9 knopen hebben we gedurende de nacht weer een flink aantal mijlen van de totale afstand afgesnoept.
Geuren van vers gebakken broodjes en gerommel in de keuken. Een nieuwe dag is aangebroken.

Op weg

 Op zee 11-11-2014
Vanaf het voordek zie ik de lichten van Las Palmas langzaam verdwijnen in de laag hangende bewolking. Er staat een lichte deining en er is te weinig wind om te zeilen. Met een vaartje van 6 knopen schommelen we op de motor in zuidelijke richting. De gasten zijn opgewonden en verrast dat we toch eerder konden vertrekken. De stemming is goed en de bemanning lijkt goed voorbereid en relaxed. 
Als Gran Canaria uit het zicht is zullen we 17 dagen dag en nacht geen land meer zien. Slechts een enkel vrachtschip zal onze koers kruisen. Voor de rest zullen we voornamelijk lucht, wolken, water en nog eens water zien. 
Het maakt me zo aan het begin van de reis wat onrustig en ik oefen mezelf in loslaten en vertrouwen hebben. Aan het schip zal het niet liggen
De wachten loop ik met Mariusz, de Poolse engineer die aangaf ook een wacht te willen draaien naast zijn normale taak het schip technisch in orde te houden. Hij blijkt een beminnelijk mens en met de heldere sterrenhemel boven ons komen we tot diepgaande gesprekken over het leven. De wacht loopt van 4 tot 8 uur, zonsopgang inbegrepen. In de late middag doen we samen de tweede wacht van de dag, de zonsondergang eveneens inbegrepen. 
Aan de zuidelijke hemel zie ik een meteoriet vallen, een vurig lichtspoor nalatend bij het binnendringen in de dampkring. In de verte zien we tegen de donkere hemel op de achtergrond een lange oplichtende wolkenbank, die later in de ochtendschemer oplost. 
Het is een bijzondere ervaring om met zijn tweeën, allebei klaarwakker, de gasten en de rest van de bemanning diep in slaap, deze tweemaster als een grote schommelwieg over de oceaan te sturen.  Ontzag en verwondering over de grootsheid van de sterrenhemel en de oneindig lijkende watervlakte om ons heen, wisselen af met praktische zaken als het invullen van het logboek en controle dekrondjes.
Een kop thee verwarmt me, de geboorte van de ochtend laat me weten dat de korte broek op dit tijdstip een wat al te optimistische premisse is. 
Vlak na de middag begon ik me af te vragen waar de dolfijnen blijven.
Nog geen half uur later worden we vergast op een groep grijze schichten die pijlsnel op ons af komen stormen, enthousiast als een roedel jonge honden. Bij de boeg van de Chronos spelen ze hun acrobatisch spel. Handig zigzaggend scheren ze langs de steven van het schip. Wie durft als eerste het dichtst langs het schip te gaan?
Na tien minuten zijn weg. Wat overblijft is het altijd in beweging zijnde wateroppervlak van de oceaan waaronder ik een rijkdom aan leven vermoed, maar nooit te zien krijg.
De gasten doen zich te goed aan de Kaffee mit Kuchen en plauderen geanimeerd met elkaar.
De wind laat het nog steeds afweten. Meer naar het zuiden hopen we de passaat op te pikken om met een bakstag duwtje in de rug naar de Carieb te zeilen. De zon nadert de horizon in het westen. Van uit de keuken stijgen geuren van rozemarijn en gebakken kip op. 
Op de achtergrond hoor ik muziek van JJ Cale ondersteund door het geluid van de zachtjes brommende motor.
 

Op de Chronos, Las Palmas, Gran Canaria

Langzaam komt de Spaanse politieboot op ons afvaren. De Chronos ligt voor anker in de baai voor  Las Palmas op Gran Canaria.
De twee mannen aan boord van de Policia, vragen of ze langszij mogen. De beide kapiteins, waarvan Ingo zijn taak vandaag gaat overdragen aan mijn zoon Jeroen, overleggen wat ze moeten doen. Ze reageren nogal laconiek op de sterke arm te water. Ingo gaat mee naar het kantoor aan de wal. Ik vermoed dat er weer de nodige paperassen moeten worden ingevuld voordat we weg mogen.
We deinen zachtjes achter het anker. Achter de stenen wallenkant razen de auto’s over de boulevard. De Chronos is een schoonheid. De betimmering van mahonie in het schip lijkt op dat wat wij hebben in de Nine Marit. De hutten zijn van alle gemakken voorzien, een eigen douche en toilet en een groot twee persoons bed dat ik helemaal voor mezelf alleen heb. Als ik rondloop over het dek zie ik dat alles heel handzaam te bedienen is. De zeil-garderobe is opgesplitst in vele kleine zeilen. Het opvallendste zeil is de visserman, die uitgerold lijkt op een op de kop staande fok uitgespannen in een wishbone (inderdaad het lijkt wel een wensbotje zoals we dat kennen van een gebraden kip die van zijn eetbare delen is ontdaan).
Van de 1 ste stuurman krijgen we voordat we vertrekken onderricht over de veiligheid aan boord.    
 Een buiteling over de reling tijdens het varen wordt door hem ten sterkste afgeraden. De kans dat je gered wordt als er hoge golven staan is klein. Ook mogen we niet aan de touwtjes trekken als niemand van de crew daar opdracht toe geeft. De kans dat je ongewild als vlag in de mast gehesen wordt is niet denkbeeldig. 
Mijn rol aan boord wordt er een van gemêleerde aard. Ik ga mee in de wacht met de Engineer, daarnaast zal ik af en toe in de keuken helpen en op de achtergrond mag ik indien dat noodzakelijk is nog voor scheepsdokter spelen( wat ik hoop niet vaak te hoeven doen). De gasten, 13 in getal, zijn allemaal volwassen en hebben nog veel praats nu we nog niet aan het varen zijn. Ik ben benieuwd wanneer de eerste zeezieke over de reling hangt om de vissen te voeren. Zeeziekte is vervelend maar gaat gelukkig meestal over na een dag. Een enkeling heeft er veel langer last van. Ik moet denken aan die havenmeester, die mee was op een trip op de Noordzee van Hamburg naar Rotterdam. Gedurende de hele tocht heeft hij alleen de binnenkant van de toiletruimte in zijn hut gezien. 
De politieboot heeft Kapitein Ingo weer aan boord gebracht.  Het waren niet paperassen die nog ingevuld moesten worden. Omdat we aangezien worden als een passagierschip moeten we als we nog een nacht blijven aan de kade komen liggen. Voor een plek aan de kade kost dat “slechts” €800. We mogen voor dat geld wel een maand blijven liggen,maar dat zijn we nu net niet van plan. 
De zon breekt door en het wordt nu warm, aan de lunch wordt hard gewerkt en van de kok die morgen van boord gaat heb ik gehoord hoe ik eventueel het vlees moet aanbraden en klaarmaken voor de oven als het tijdstip is aangebroken voor het diner. Gelukkig zwaait Nadine op deze oversteek de koks-scepter en hoef ik haar alleen te helpen als zij dat wil.
Inmiddels is de man van de inspectie-instantie aan boord gekomen die het schip moet goedkeuren voor de oversteek. Nadat alle papieren zijn ingevuld en goedgekeurd mogen we vertrekken. 
De laatste boodschappen worden gedaan en per dingy aan boord gebracht. 
Vanavond dinsdag 11 november kiezen wij het ruime sop. 
Op de volgende blogs moet even gewacht worden omdat we allleen internet hebben via de satelliet, een dure optie die allleen voor dringende berichten en het ophalen van weerkaarten gebruikt wordt.
Ik wens de gasten en de bemanning een goede oversteek toe. 
in het spoor van Columbus, maar dan een beetje comfortabeler en met meer zekerheid waar we zullen aankomen dankzij alle moderne hulpmiddelen.

Weer eens wat anders

De Nine Marit ligt op stal en gaat over een paar weken de winterberging in.

Maar het varen is voor mij niet voorbij. 10 november stap ik op het vliegtuig naar Gran Canaria, alwaar ik aanmonster op de Chronos. Een tweemaster van 54 meter, een jaar geleden gebouwd in Nederland. 
Onze zoon Jeroen is kapitein van het schip. Ik mag mee als onbezoldigd tweede stuurman op een oversteek naar Sint Maarten in de Carieb. Dat betekent 2 keer per dag een wacht lopen van 4 uur met een matroos en een of twee van de gasten.
De crew bestaat uit 9 personen, waaronder behalve de kapitein en ik, een eerste stuurman, een engineer, een kok, twee matrozen, en twee dames voor de verzorging. Dan zijn er nog 11 gasten die de oversteek meemaken. 
De vaar-afstand van de Canarische eilanden naar Sint Maarten bedraagt ongeveer 3000 zeemijl( 5400 km). Met wat gunstige wind doen we daar dan ongeveer 17-19 dagen over. 
Omdat de wind bijna voortdurend oostelijk is( de passaatwind) gaan we voor de wind naar het westen. We zullen regelmatig moeten gijpen om in de goede richting te gaan en toch voldoende snelheid te behouden. Met een bakstagwind ( de wind komt zijdelings van achteren) loopt de Chronos beter dan pal voor de wind. De windsterkte zal meestal tussen de BF 6-7 liggen, af en toe kan een regenbui met veel wind ons overvallen uit een andere richting. Die buien zie je ’s nachts goed aankomen op de radar. Bij een temperatuur van 25 ° C gemiddeld voelt het aan als een warme douche. 
Jeroen kennende gaan we zeker een vislijn achter het schip uitgooien. Als we geluk hebben, vangen we misschien een grote jongen.
Ik verheug me op deze nieuwe ervaring, weer wat anders na ons prachtige eerste seizoen met de Nine Marit. Het motorboot-varen is ons goed bevallen, misschien wat minder spectaculair, maar wel zeer verrijkend, in de zin dat we nu varen in gebieden waar we vroeger nooit kwamen met ons zeilschip.
Het voortdurend afwisselende landschap bezien vanaf het water en afmeren op afgelegen plekken in de natuur raakt ons diep. Volgend jaar hopen we een lange tocht te maken richting onze oosterburen.
Nienke blijft thuis met Bo, we spraken af dat zij een volgende keer meegaat. 
Wordt vervolgd….

Aankomen en afmeren

Onderweg van Stavoren naar Workum krijgen we zowaar een ongenode gast, een verstekeling aan boord. De postduif, mogelijk uitgeput, landt enigszins onhandig fladderend in onze kuip. Teckel Bo snapt er niets van en weet even niet of hij erop af moet vliegen of niet. De duif ziet een ontmoeting met een jachthond niet zo zitten en vliegt op, om even later neer te strijken op de zeerailing aan stuurboord. Hij is waarschijnlijk al een tijd onderweg geweest, want hij valt bijna direct in een onrustige slaap, waarbij hij af en toe een oog opent. Waar komt hij vandaan, hoe lang was hij onderweg en hoe ver is hij van huis? Zijn beide poten zijn geringd en op een van de ringen lees ik’ NL 2014 1884′. Ik kan heel dichtbij komen, hij blijft rustig zitten. Pas na de sluis in Workum verruilt hij zijn plek op de zeerailing voor een gootrand op het dak van een huis. 

We varen door naar Gaastmeer en wat later naar onze geheime plek waar we afmeren aan de meest zuidelijke steiger.

De zwarte bastaardpoedel staat verlangend uitkijkend naar de wal op de voorplecht van een witte motorboot met een hoge opbouw. De beide mannen staan klaar om aan te leggen, de een hoog achter het windscherm aan het roer, de ander beneden bij de middenbolder met een landvast in zijn hand.  Ze proberen aan te leggen op de steiger verderop. Wij bekijken het lui vanaf ons achterdek.  
Met grote snelheid wordt het schip met de punt naar de steiger gevaren. De poedel staat heftig te kwispelen. De man met het lijntje kijkt steeds naar de boven-verdieping, mogelijk met ontzag voor degene die het schip zal gaan afmeren. Met zijn lijntje zal hij nog een poosje moeten wachten, want de roerganger neemt ruim de tijd voor deze klus. Hij geeft vol achteruit als blijkt dat hij met het schip de steiger in tweeën dreigt te splijten. De kont van het schip met de boegschroef steigerwaarts draaien, werkt averechts. Het schip komt alleen maar verder van de wal. Dan maar met de achterschroef proberen, driftig het roer naar links en rechts draaiend komt de man tot de conclusie dat het schip zo onbestuurbaar is en probeert het nogmaals met de boegschroef. Het resultaat is dat het schip nog steeds met kop naar de steiger ligt. 
Gelukkig is het windstil en blijft de boot als een koppige ezel op zijn plek. Er wordt driftig overleg gepleegd wat te doen. De schipper probeert het nogmaals, vooruit, achteruit en heel veel draaien aan het roer in de naar mijn idee steeds verkeerde richting. Vertwijfeld kijkt de man om zich heen.
De schipper van een motorboot verder op de steiger ziet het en snelt naar hen toe. 
Met veel moeite lukt het de lijntjesman de tros aan de schipper op de wal toe te werpen. Van opvaren in de spring heeft de roerganger nog nooit gehoord. De boot wordt met veel moeite door de man op de steiger naar de wal getrokken. Een hele klus in je eentje.

De zwarte poedel lijkt bij nader inzien meer op een soort geschoren schapendoes, maar dan hoger op de poten. Misschien is het wel een ‘opperdoes’. Het duurt het beest allemaal te lang en hij begint uit frustratie luidkeels te loeien, ‘ ik wil van deze rotboot af, ik moet nodig plassen’. Maar eerst moet het schip aan de steiger worden vast gebreid. Dat gebeurt met een veelheid aan lijntjes en een overvloed aan stootwillen, een kunstwerk, dat het meest lijkt op een gehaakt kleedje tussen schip en steiger. Je weet immers nooit hoe het komt als het zomaar hard gaat waaien. 
Nadat de does-poedel zijn hoge nood had geloosd en weer aan boord was gehesen, moesten de  landvasten nogmaals gecontroleerd worden. De voortrossen iets losser en de achtertrossen iets vaster, stormvast, de patrijspoorten strak vergrendeld. Het weerbericht hadden de beide mannen kennelijk niet gehoord. Wij hoorden het wel; Het zou windstil en misschien wat mistig worden.

Aankomen of afmeren, het is voor een ieder die onderweg is soms lastig, al zijn de achterliggende redenen vaak heel verschillend……

                                       

Daar komen de Russen

In de sluis van Stavoren worden we opgevangen door de bemanning van een zwart geschilderde aak, de Zeeroos.  Ik snapte niet wat ze zeiden tot ik me realiseerde dat het Engels was met een wonderlijk accent. De vrouw die het beste Engels sprak nam de landvast aan en belegde de lus om de bolder van de aak. Ze zei dat ze Russisch waren, waardoor ik direct in een kramp schoot, of ik nu aardig of niet aardig moest doen. 

Zij deden in ieder geval hun best door breed te glimlachen, en ons ongevraagd op de foto te zetten als voorbeeld van een paar echte Hollanders op een motorboot. Ze waren vorig jaar ook al met een huurschip  door Nederland gevaren. De boot was in Harlingen gehuurd en ze waren nu voor een week onderweg. Vorig jaar had het geregend, de hele week, blijkbaar waren ze er niet door ontmoedigd, gezien hun hernieuwde aanwezigheid op de Friese wateren.  
Enigszins ongemakkelijk probeer ik te zeggen dat de plaatsjes Woudsend en Sloten de moeite waard zijn om te bezoeken in een poging om de onaangename gedachten over Poetin die dezer dagen probeert de koude oorlog weer leven in te blazen, weg te drukken. 
De dikke jongedame, Russische volbloed, is zo aardig en enthousiast dat ik mijn reserve nauwelijks kan volhouden. Terwijl het water in de sluis zakte, wij hoefden niet op te letten omdat we aan hun schip hadden vastgemaakt, legde ze uit dat het reisdoel Workum was. Bijgestaan door haar vader of vriend, die ook wat Engels sprak, vertelden ze dat ze daarna naar Enkhuizen zouden gaan en later misschien nog naar Terschelling. 
Dat de Russen zouden komen, dacht ik al langer. In de jaren 70 was het ‘zeker weten’. Dat ik ze nu in de sluis tegenkom is een omineus teken wat mijn eerdere aanname lijkt te bevestigen . Een paar dagen eerder hoorden we iemand zeggen dat de botenmarkt niet best is, maar dat er Russen zijn die schepen van 3-4 miljoen kopen alsof het chocolade-broodjes zijn. Fijntjes kreeg ik nog te horen dat de Russische vlag erg lijkt op die van Nederland. 
Neen, niet het  directe gevaar van een Russische militaire inval is aanstaande, maar de geleidelijke  invasie van Russisch botenkopers die onze wateren gaan beheersen. Aangezien wij als echte Hollandse handelaren liever de andere kant op kijken en de ethiek loslaten als er geld te verdienen is, zal het waarschijnlijk niet lang meer duren of Russisch wordt op de middelbare scholen een verplicht vak.
Hadden we niet eerst de angst door de Chinezen geannexeerd te worden?
Wat me kwelt is dat deze mensen heel aardig waren en dat ze er helemaal niet zo raar uitzagen als ik verwachtte. Sportief, goed gekleed, passende zeilkleding, en vooral heel vriendelijk. Geen bureaucratische ambtenaren, die je afbekken, geen corrupte types die geld vragen voor het langszij afmeren. Ze hadden zelfs geen mutsen van sabelbont op hun hoofden. Mijn neiging om hun te vragen Poetin te bellen dat hij maar eens moest ophouden de spanningen met het westen op te voeren, heb ik maar ingeslikt. Al zijn ze misschien een uitzondering op de regel, tegen zoveel vriendelijkheid en behulpzaamheid kan ik niet op. Misschien moet ik maar wat van mijn vooroordelen door de sluisdeuren laten wegvloeien. Spasibo…….

't Wad en Terschelling

De sluisdeuren gaan open. Vóór ons de haven van Harlingen, waar aan de bakboordzijde de veerboot-steiger leeg het vertrek van veerboot ‘de Friesland’ nastaart. Eindelijk weer op het zout, het oude verlangen om op het wad te varen blijkt te verwezenlijken. Vanwege het weer lukte het niet om naar het Duitse wad te gaan. Schiermonnikoog werd eveneens geplaagd met een overvloed aan regen en harde wind. 
Nu zal het dan toch gebeuren met de Nine Marit naar Terschelling. We hebben nog overwogen om via het Kimstergat te varen, maar dat leek ons wat riskant, met een voorspelde verlaging van 20 cm en een minst gelode diepte van 10 cm. Onze zoon zei dat het best kon, maar hier ben ik toch een beetje te schijterig voor. Vastlopen op het wantij bij springtij lijkt me niet een aangename bezigheid. 
We varen uit en gaan langs de Pollendam het wad op over de gewone route. Het is prachtig weer, de Waddenzee is vrijwel vlak. In de verte stapelen zich cumulus-wolken op tegen de achtergrond van een heldere blauwe lucht. Het is niet druk op het water. Een visser ploegt ons voorbij en laat ons dansen in haar hekgolf. Een strook schuim kronkelt als een wit lint achter ons schroefwater naar de horizon. Voor ons maken tientallen meeuwen zich druk in het kielzog van de visser. Met veel gekrijs proberen ze de door de netten opgeworpen visjes te verschalken. 
Hoe anders gaan Jan van Genten te werk. Als doelgerichte pijlen, de vleugels samengetrokken, storten ze zich naar beneden en duiken door het wateroppervlak boven op de voor ons onzichtbare school vissen. Daarbij vergeleken zijn meeuwen maar onhandige beesten, duiken kunnen ze niet, alleen dat wat op het oppervlak drijft weten ze te verorberen. 
Even later passeren we het vogeleiland Griend en een voormalig lichtschip dat rood en roerloos bij een plaat voor anker ligt. 

De kleuren van het water en de lucht vermengen zich in oneindige variaties. Tegen de horizon schilderen een paar klippers en boltjalken hun silhouetten, de zeilen weinig effectief door het slappe windje. 
De ebstroom geeft ons een aangename snelheid van 13-14 km per uur, terwijl de motor zachtjes onder in ons scheepje bromt. Bij de Westmeep varen we stuurboord uit. De ebstroom hebben we nu schuin op de kop en we worden zijdelings weggezet zodat we moeten opletten niet buiten de tonnen te komen. Met een snelheid van nog geen 8 km per uur kruipen we richting Terschelling. Zo dicht mogelijk langs de droogvallende bank aan bakboord, omdat het daar minder hard stroomt. De charterschepen voor ons doen hetzelfde. 
Achter ons komt de Koegelwieck aanstuiven alsof ze geen spatje last heeft van tegenstroom. Voordeel van zo’n catamaran-onderwaterschip is dat er niet veel hekgolf wordt geproduceerd. 
Een viskotter die haast heeft, weet golven te maken die al je glaswerk aan boord ruïneert of tenminste er voor zorgt dat je goed wakker wordt geschud omdat je niet de moeite nam achterom te kijken. Van opzij getroffen worden door een hoge golf is op een motorboot, maar ook op een zeilschip, iets als een ongerieflijk ritje op een rodeo-stier die met zijn verkeerde poot uit de wei is gestapt. We ontdekken snel de truc om zodra de hekgolf in de buurt komt recht in de golf op te sturen.
Nine Marit doet het goed en nog nagenietend van de tocht arriveren we op Terschelling waar we een plek krijgen toegewezen door een alerte havenmeester die ons tegemoet kwam varen. 
Het lijkt wel of Bo de plekjes herkent wandelend naar de Walvis het schitterend gelegen restaurant waar je uitkijkt over het strand van de Noordvaarder. Spelen met de bal op het gras doet hem zijn gewrichtsklachten vergeten. Hij legt desnoods de bal voor de voeten van een paar wildvreemde mensen neer met een blik in zijn ogen, ‘toe nou gooi hem nog eens weg, ik pak hem wel weer’.
Terschelling, hoe vaak was onze zoon daar wel niet toen hij nog voer op de Passaat en de Poseidon? 
Oude herinneringen komen boven van eerdere bezoeken aan dit eiland. Met ons Crabbertje, met de Friendship en met de Nika. Het eerste wat opvalt is de geur van het eiland en van het wad, haast mediterraan, gemengd met de zilte geur van mosselen en kokkels. 
We zien de rommelige gezelligheid van de charterschepen die strak naast elkaar liggen afgemeerd, tussen de hoge houten palen. Jonge gasten proberen krabben te vangen met een moderne plastic uitvoering van het touwtje met een knijper en een halve mossel of een stukje spek. 
In het late middagzonnetje doen we ons te goed aan een Belgisch biertje. Vanaf het terras van de Walvis zien we hoe  zeilschepen en motorscheepjes tegen het laatst van de ebstroom naar de havenmonding kruipen. 
Een kunstwerk van wilgentenen, een overblijfsel van Oerol, siert het strand in de verte. Onderweg naar het kunstwerk, zien we overal zeekraal groeien.

Dat dit malle plantje hier in het zoute zand kan leven is een wonder. Een aanpassing die niet veel soortgenoten kunnen evenaren. 

Het is nu bijna eb, het strand is op z’n breedst. In de verte verdwijnt langzaam de zon in de laaghangende bewolking achter het hoge duin van Vlieland.
We blijven nog een dag……de wind zou aantrekken en de dag erna weer wegvallen. Daar zullen we op wachten. Weinig wind heeft onze voorkeur. Hoe anders dan met een zeilschip……..

Verticale tsunami's

De muggen zijn verdronken in de aanhoudende regen. Ons scheepje was zo schoon als bij haar tewaterlating. Schoon door de gratis wasstraat vanuit de hemel. Dat we er nou blij van werden is wat teveel gezegd. Het hondje uitlaten was iets wat leek op een hink-stap-sprong van de ene schuilplek naar de andere. Gelukkig was het mijn lief die aanbood om Bo uit te laten. Ik zat lekker warm in ons bootje en zag hoe de wolkbreuk zich boven Groningen ontlastte met het geweld van een neerwaarts donderende tsunami. 
Ons plan om naar het Duitse wad te gaan hebben laten varen. Windje Bf 6 uit het noordwesten op de Eems bij afgaand water lijkt ons, met een motorboot die we nog onvoldoende kennen wat betreft haar gedrag op ruw water, vragen om een nascholing wildwatervaren. Lekker beschut in de stad aan de kade liggend kun je je niet voorstellen hoe hard het waait op zee. Hier in Groningen zag ik hoe de wind  de wolken boven me voorbij joegen, maar voelde niet de equivalent daarvan op straathoogte. 
Op de kade zagen we een parade van honden die hun baasjes voort trekken, duidelijk de leiding nemend in het dagelijks ritueel van snuffelen, piesen en poepen. Tussen de melange van langs lopende honden trotseerde een enkele hardloper de regen. Voor dat zwoegend strompelend werken aan je conditie heb ik geen geduld, een wandeling spreekt me meer aan. 
Nog beter is het door een bootje gedragen worden, omringd door de voorbijglijdende natuur, terwijl het schip een bruisend spoor trekt en de bescheiden hekgolf het riet langs de kant vriendelijk laat wuiven.
Via het Reitdiep, steeds weer een verassend vaarwater, kwamen we in Zoutkamp. Jeroen voer mee vanaf Groningen en zijn vriendin kwam gezellig mee-eten voordat ze samen weer naar huis terugreden. Betoverend was wederom het Lauwersmeer, waar we lagen in het Stropersgaatje, uitkijkend over het water met in de verte foeragerende zwanen, visdiefjes dansend om de boot en een buizerd jagend boven het eiland. 
Ondanks de vele buien die de Nine Marit geselden blijven we onder de indruk van dit prachtige stukje Nederland. Jammer genoeg hebben we de zeearend die hier zou moeten huizen, niet gezien. De zeearend die voor ons van zo’n grote betekenis was tijdens de reis naar de Lofoten met ons vorige schip. 
Op het moment van aarzelen om verder te gaan en beide lichtelijk gedeprimeerd door het trieste weer in de fjord, zagen we twee zeearenden in dit onherbergzame landschap een liefdesdans in de lucht maken. Waar maakten we ons druk over als deze prachtige roofvogels hier gewoon kunnen leven en spelen?
Het was hulp. Toen we even later nog twee Noren tegenkwamen, onderweg van Bodø naar Frankrijk, die ons verzekerden dat we spijt zouden krijgen als we niet verder gingen, zijn we gesterkt verder gevaren. 
De alternatieve route vanaf het Lauwersmeer over het Bergumermeer was een nieuwe ervaring (Alleen met een schip te bevaren die niet hoger is dan 2.90 meter). Mooi breed vaarwater en een afwisselend landschap dat uitnodigt om nog eens nader te onderzoeken. 
Nu we inmiddels in Leeuwarden liggen en Harlingen om de hoek loert, lijkt het erop dat we in de komende week nog een kansje krijgen Terschelling te bevaren.
Met de bruggenwipper van de Vrouwenpoortbrug  raak ik aan de praat. Ze oogt als een oudere schippersvrouw, zwart haar, donkere samengeknepen ogen en een getaande huid. Een sigaret in de mond en een Gronings accent maken het plaatje compleet. Inderdaad, ze bevestigt mijn vermoeden, geboren in Groningen en ze woonde en werkte jaren met haar man op een spits, waarmee ze vracht vervoerden in Nederland en België. We hebben het over sturen door smalle bruggen. ‘Ach’ zegt ze, ‘ je moet het schip gewoon met de punt voor het midden van de opening leggen en dan flink gas geven, een kopschroef hadden we niet’. ‘Het heeft geen zin om een beetje angstig te gaan ronddansen, dan gaat het zeker mis’. ‘Het is já het lastigste,bij harde zijwind, dan kom je scheef op de brug af varen, op het laatst het schip recht trekken is dan een kwestie van goed timen’. 
Ik vraag hoe het is om Bruggenwipper te zijn. ‘Je moet já erg opletten, dat er niet nog een fietser of een voetganger aan de verkeerde kant probeert de brug op te gaan, het zal niet de eerste keer zijn dat ik de andere kant op kijk en dat ik met de slagboom zowat op iemands kop tik’.
Ze is ook bruggenwachter in Makkum, ze had in het weekend hier in Leeuwarden dienst. Het bevalt haar best, een heel wat rustiger leven dan vroeger op de spits. 
Wordt het nu echt beter weer? We zijn onderweg het motortje zoemt…

Aanvalluhhhhh, een muggenverhaal.

We hadden het helemaal mis. Vorige week zeiden we nog tegen elkaar, wat zijn er weinig muggen dit jaar. Niets is minder waar, terwijl ik dit schrijf krijg ik al weer jeuk. 

We zijn aan boord en hebben de laatste uren een wilde blik in onze ogen. Begrijpelijk als je in een uur tijd 30 muggen hebt geroosterd met ons elektrische tennisracket. De hele boot ruikt naar een foute barbecue waar één en ander te lang in de vlammen heeft gelegen.  
Voortdurend kijken we om ons heen alsof we ze zien vliegen en dat blijkt telkens weer bewaarheid. Het glaasje port voor het slapen gaan is verworden tot een bezigheid vol onrustige blikken naar het witte plafond, terwijl we onszelf op de meest vreemde plekken krabben, in de veronderstelling dat er weer een mug bezig is zich te verlustigen aan ons ‘O’ zo heerlijk levensvocht, ons bloed.
Blijk ik ook nog de pech te hebben een mug, die zich net aan mij gelaafd had, te pletten op één van onze nieuwe gordijnen, met als gevolg een rode vlek op het maagdelijke crèmekleurige gordijn.
Alles is dicht met horren van de Xenos en een speciaal-horrennet over het vluchtluik in het voorschip. Toch komen ze binnen en telkens wanneer we denken ze allemaal om zeep te hebben gebracht zien we hoe zo’n onverlaat zich totaal onbekommerd op ons plafond nestelt, onder het mom ‘zie mij eens’ en ‘pak me dan’. Welnu, dat laatste doen we dan ook vol verve, met de elektrische matteklopper. 
Waarom heeft de Schepper ons met dit vliegvolk opgezadeld ? Was het om ons mensen te pesten? Of dacht Hij misschien, ik moet wat vliegend voedsel creëeren voor de zwaluwen? Maar waarom dan ze uitrusten met een venijnige prikbuis waarmee ze ons bloed opzuigen en ons een uren-durende jeukplek bezorgen? 
De afgelopen nacht hebben we zuchtend en steunend geprobeerd de slaap te vatten. De muggen waren me telkens voor. Bijna in slaap was er dan telkens weer dat gemene zoemen in de buurt van mijn hoofd, waarbij een mijzelf toegebrachte klap, meestal een misser, mij weer klaar wakker maakte, of op zijn minst me een tijdelijk doofheid bezorgde als de klap op mijn oor was beland.
De deken helemaal over me heen trekken was slechts even mogelijk. Veel te heet en veel te zweterig. Zo gauw een been, een arm of een oorlel zich buitendekens vertoonde, was het weer ‘aanvallen’. Direct het licht aan, wij beide rechtop in bed, het muggen-rooster-ijzer in de aanslag en dan rondkijken waar het vliegende stuk vreten zich nu weer bevindt. 
Wij zijn inmiddels gaan geloven in het fenomeen generatio spontanea. Ondanks dat er een flinke berg muggenlijken op de vloer ligt komen er nog steeds levende muggen bij. Of zouden ze dan toch door die minuscule gaatjes bij de deuren naar binnen komen?
We zitten nu in het donker, als laatste redmiddel, Nienke zwaait met haar grilrooster als een bezetene door de salon waarbij de basilicum en de sla met kluit op de plank boven de kastjes helaas gesneuveld zijn door haar krachtige optreden.  Zelf ben ik gek van de jeuk de douche ingedoken die helemaal wit is van binnen, zodat ik ieder bewegend insect direct kan spotten. Hier mag het bloed spatten, de wanden zijn goed afwasbaar. Wat zal de nacht ons brengen?
Overleven we dit of moet ik een collega psychiater te hulp roepen?
Wordt hopelijk vervolgd…..