Het Boddengewässer

In Krummin is het stil. Het dorp op Usedom in het zuiden van het Boddengewässer ligt bij een natuurgebied. We liggen op een kopsteiger. Het water van de Krumminer Wiek waar we aan bakboord over uit kijken is glad als een pas gewreven vloer. De kleuren van de lucht en de sluierbewolking vinden hun gespiegeld evenbeeld in het wateroppervlak. Daar waar een vis met zijn rugvin het wateroppervlak beroert verstoren uitwaaierende concentrische cirkels de rust van het oppervlak. De “Naturhafen” is erg natuur. De steigers en zelfs de klampen zijn van hout. Een kapotte steunpaal wordt niet vervangen. Er werd een nieuwe naast de rotte paal gezet. Het liggeld was ook heel natuur. Twee keer zoveel als we gewend waren. Komt volgens de havenmeesteres omdat ze alles zelf doen. Ze was hoogzwanger, ook zelf gedaan. De toiletten zijn echt mooi, de wanden van nep palissanderhout, natuurlijk. Vriendelijke mensen en een mooi oud kerkje maakt dit dorp tot een pareltje, al zijn we er niet langer dan een nacht gebleven.

Vanuit Stettin, Szczecin, zoals de Poolse naam is van de stad, zijn we over de steeds breder wordende Oder naar het Stettiner Haff gevaren waar we een nieuwe haven troffen aan de Westoever van het Haff, Trzebiez. De diesel die we daar tankten was biodiesel-vrij! Dat stond er met grote letters, en de prijs was redelijk(€1.42) vergeleken met wat er in Berlijn voor een liter werd gevraagd. De kapitein van een rondvaartboot had zich het recht toegeëigend op een stuk kade voor het tankstation, en die nam hij dan ook uitvoerig in. Om de verantwoordelijke havenmeester niet in moeilijkheden te brengen werd ons verzocht met tanken te wachten totdat de rondvaartboot (‘rederij Peters’ NB) zou vertrekken en de kade zou vrijmaken. 1 1/2 uur wachten in de bloedhitte maakte ons niet vrolijk. Groot was dan ook de verrassing, eenmaal klaar met tanken, dat er nog een Pollardschip in de haven bleek te liggen. Op de meest schaduwrijke plek in een hoek van de haven. Ria en Aad Trompert met hun Tiberius onderweg naar het noorden evenals wij. De wereld is klein. Na een avond genoeglijk uitwisselen van ervaringen voeren we met onze andere vrienden naar Ueckermünde aan het Kleines Haff. De Tiberius, die aanvankelijk nog een dag zou blijven volgde ons later, op de vlucht voor de hitte en arriveerde aan het eind van middag in de visserijhaven van Ueckermünde. Het stadje is Duits en is stroomopwaarts te bereiken via de rivier de Uecker. Een alleraardigst stadje met mooie oude huizen waar we de slechtste pizza ooit hebben gegeten. Het leek nog het meest op een natte vaatdoek met een dikke laag gesmolten kaas waaronder de gevraagde nauwelijks te proeven ingrediënten verstopt waren. Die pizzatent was overigens ook het toneel van een opstootje waarbij de, in het zwart gestoken jongens en meiden, door 2 agenten aangesproken werden op hun gedrag. De agenten, qua aantal duidelijk in minderheid, volgden als aanpak een sussende tactiek en dat lukte aardig.

Verder naar het noorden kwamen we de volgende dag in het eigenlijke Boddengewässer. Een prachtig gebied voor zeilers met schepen van geringe diepgang. Het water is licht zout, een teken dat er een open verbinding met de Oostzee is. Rekening houdend met de in de komende dagen te verwachten hardere wind voeren we achtereenvolgens naar Wieck, Greifswald en vandaag naar Stahlbrode. Het ruime water deed ons goed. We waanden ons in een laag geaccidenteerd Denemarken met af en toe een hoge kustlijn zand of kalk.

Greifswald zijn we ontvlucht vanwege een penetrante stank in de stadshaven. Het oude stadje, een Hansestad, deed ons denken aan Wismar. Enkele fraai gerestaureerde hoge huizen in pasteltinten met een merkwaardige gestapelde bouw van zich herhalende verdiepingen staan prominent rond de markt en in de hoofdstraat. Het is een universiteitsstad, wat we direct merkten aan de vele jonge mensen die er rond liepen of zich op een bankje in een boek verdiepten. Twee gigantische bakstenen kerken domineren het centrum van de stad, ontsnapt aan het destructieve socialistisch-antikerkelijke bewind tijdens de DDR periode waarin veel kleine kerken in dorpen zwaar verwaarloosd werden.

In Wieck het plaatsje aan de monding van het riviertje naar Greifswald moet je door een klapbrug die nog met de hand bediend wordt. Éénmaal per uur komen twee heren in actie die deze ‘Hollandse brug’ openen voor zeilers en boten die naar Greifswald of naar zee willen.

In Stahlbrode, een kleine vissershaven ten zuiden van Stralsund op de Westoever hebben we een plekje gevonden aan de kade. Het is bloedheet. Terwijl ik dit schrijf waait gelukkig een iets verkoelend windje waardoor we net niet als gesmolten boter in ons schip ronddrijven…..

De Holländische Klappbrücke in Wieck

Voor als de bom knalt

We mochten er niet langs op die vrijdag. Stremming. Te gevaarlijk. De Duitse bom-opruimings-dienst (DBOD) was er bezig. Bij Oranienburg aan de Havel-Oder-Wasserstrasse liggen nog steeds niet ontplofte bommen uit de tweede Wereldoorlog. Een apart soort bommen (delay-bommen) die nadat ze gevallen zijn niet direct ontploffen maar dat pas doen na verloop van tijd, om de argeloze burger die even komt kijken wat daar toch in het zand is gevallen op een onverwacht moment te verrassen met een uitgestelde plof. Dat onverwachte moment is bij veel van die bommen 75 jaar later nog niet geschied, productie foutje. Met opgegraven bommen die niet ontploft zijn en gevoelig zijn voor trillingen of schokken moet je voorzichtig zijn.

Op zaterdag mochten we er langs. Een politieboot lag bij de splitsing van 2 vaarwegen. Één tak ging naar het dorp, de andere tak was de min of meer doorgaande route op de Havel-Oder-Wasserstrasse. Op het eerste deel van die laatste tak was aan de stad-kant een stuk kade afgezet met containers en hekken die het zicht ontnamen op het achterliggende terrein waar de bom lag. De containers moesten waarschijnlijk dienen als een soort schild tegen de eventuele ontploffing. Waarschijnlijk niet erg effectief voor de mensen die de bom onschadelijk moesten maken, risico van het vak. Ik begreep dat sommige opgegraven bommen zo op scherp staan, dat ze niet eenvoudig te ontmantelen zijn, zelfs niet door de experts. De voorlopige remedie is iemand in een stoel er naast zetten, die de wacht houdt totdat iemand zich opoffert en het lef heeft om het vermoedelijk juiste draadje door te knippen. Wie meldt zich aan? (Mensen die het einde zien naderen of levensmoe zijn krijgen voorrang( enige instructie vooraf over de vermoedelijk meest foute draadjes wordt verstrekt.)) We hoorden dat er bij Oranienburg wordt geschat dat er nog minstens 300 van dergelijk bommen liggen, nooit ontploft, potentieel in uitstekende staat en zeer ontplofbaar.

Op minder dan 100 meter aan de overkant lag een camping waar kinderen speelden en dames hun onbedekte lichaamsdelen probeerden te roosteren. Met succes, er waren er al heel wat gevaarlijk rood. Niemand scheen zich iets aan te trekken van een dreiging tot ontploffing van een bom zo dicht bij je voortent waar je kinderen in het zand een kasteel bouwen.

Des te merkwaardiger was het, dat de politie de bemanning van een paar zeilboten gebood om binnen in de boot te gaan zitten, tijdens het passeren van de bom (Ambtelijk voorschrift). Zelfstandig mochten de zeilboten de passage niet bevaren en moesten door motorboten met een kajuit gesleept worden. Wij werden eveneens verzocht een zeilboot op sleeptouw te nemen. Bevestigd aan bakboord met voorlijnen, achterlijnen en een spring, sleepten we hen innig gearmd door het gevaren-gebied. Opgesloten in haar schip ginnegapte en zwaaide de schipperse uitbundig door de patrijspoort, helemaal blij met deze actie.

Ben je in een polyester schip beter beschermd tegen een ontploffing als je binnen zit? En zijn wij wel voldoende beschermd in onze stalen schepen tegen een ontploffing van een Tweede-Wereld -Oorlog bom? En wat te denken van die vlakbij recreërende mensen en kinderen op de camping tegenover die bomplek?

Allemaal een beetje mal, zo’n ambtelijke verordening. Ik vraag me af wat de politiemannen er zelf van vinden. Het enige aardige lijkt me, is dat ze bootjes mogen controleren en bepalen wie er langs de bom mag en wie niet….

Op weg naar Stettin parkeerden we de Nine Marit in een zijtak naar de Ober Havel. Mooi rustig plekje en een geelgors die al een uur de longen uit zijn kleine lijf zingt….

Groet-etiquette

Op het water groet je elkaar. Dat hoort zo. Groeten doe je omdat je in hetzelfde schuitje zit. Dus groet je alsof je elkaar kent. Jij en de ander groeten elkaar als goede bekenden. Het is niet zomaar een vorm van beleefdheid, zoals een heer vroeger de hoed lichtte voor een passerende dame. Het is meer dan dat. Het is ook een belofte elkaar zo nodig te helpen. Een soort stille verzekering die je met elkaar overeen komt. Op het water is alles anders en een dommigheid kan grote gevolgen hebben. Strepen als op de weg en zebra-paden vind je niet op de vaarwegen. Al moet je je wel aan bepaalde regels houden en die moet je wel kennen.

Ik heb gemerkt dat er met het groeten een beetje de klad in zit. De schippers van de grote binnenvaartschepen hebben in het voorbijgaan meestal geen boodschap aan mijn opgeheven hand. Begrijpelijk. Slechts enkele schipper van een zeilboot met gestreken mast en als zodanig ‘gedegradeerd’ tot motorboot weigert mijn groet te beantwoorden. Voelt hij zich verheven of geneert hij zich te varen zonder staande mast ?

Ik vind dat groet-ritueel best lastig. Op welk moment doe ik dat ? Als de stuurstand van beide schepen elkaar passeren? Of doe ik het eerder, als de boeg van de tegenligger mijn boeg passeert en ik de schipper in het gezicht kijkt? Er zijn schepen van 80 meter of meer waar de roerganger hoog in zijn stuurhut achter op het schip zit. Dan ben ik veel te vroeg met mijn groet met als gevolg een lamme arm als ik het al volhou. Bij een schip van dezelfde lengte of kleiner ben ik vaak te laat om te kijken of mijn groet beantwoord wordt. Zo’n schip is snel voorbij. Het wordt dan een groet zonder inhoud, ik kijk voor me uit en maak een soort schijnbeweging omdat ik vermoed dat er vanaf het andere schip is gegroet. Praktisch gezien komt het erop neer, dat ik maar wat zwaai in de hoop dat ik niet in gebreke blijf als het gaat om de groet-etiquette op de water. Bovendien merk ik ook een hardnekkige eigenaardigheid bij mijn groet. Soms ontglipt me een flauwe kreet aan mijn lippen die klinkt als een soort van ‘Joow’ als ondersteuning van mijn opgeheven hand, terwijl dat toch echt niet hoorbaar is voor de schipper in het tegemoet komende bootje.

Nog lastiger vind ik het groeten van een schipper die ik inhaal en voorbij vaar. Als oproepen op de marifoon niet lukt en ik harder ga dan hij en hem mijn hekgolf cadeau doe, wordt mijn groet mogelijk opgevat als een belediging. Zeker als blijkt dat er op het andere schip stuurs voor zich uit gekeken wordt. Vrolijk doorgaan met zwaaien vergezeld van een verontschuldigend gebaar ‘ het is niet anders’ wijzigt er niets aan.

Passeert een Nederlander met zijn schip, zijn we extra geïnteresseerd in het type schip en groeten we iets nadrukkelijker en enthousiaster, wat meestal van hun kant beantwoord wordt. We houden het bescheiden. Juichen op het voordek in een oranje leeuwenhansop terwijl we het Wilhelmus zingen is niet onze stijl.

Zwaaien naar mensen op de kant brengt soms enige verlegenheid bij de ontvangers. Het kan variëren van verrast en heftig terug zwaaien (vaders of grootouders met een kleinkind aan de hand zijn daar meesters in) tot reacties van honden-uit-laters of stevig doorstappende nordic walkers die slechts een minzaam knikje produceren. Kleine kinderen zwaaien vaak heel apart. Niet de arm zwaait, maar de hand. Het ziet er uit als een beweging die je maakt bij het in een fitting draaien van een lamp.

Begroeten van roeiers is een verhaal apart. Ik merk een zekere aarzeling om ze te groeten in het besef dat ze moeilijk hun riemen kunnen loslaten, laat staan de riem uit het water kunnen tillen om daarmee een groet uit te brengen. De glimlach op hun bezweette gezichten is voor mij meer dan genoeg.

De groet als verbindend element tussen de mensen, van mij mag het vaker……

Nog een weetje over de groet. Als een groot marineschip je tegemoet komt en je passeert, neem dan even de vlag uit de houder en maak daarmee een buiging alsof je de vlag strijkt. Gegarandeerd dat je een matroos als een haas naar hun vlag ziet rennen om hem als groet eveneens te strijken en weer te hijsen. Etiquette. Erg leuk, vooral, als het meerdere schepen in kiellinie zijn waarbij je het kunstje steeds opnieuw kunt uithalen.

Oh ja, voordat ik het vergeet. Er zijn Zeearenden op het Elbe-Seitenkanal. Nienke zag er twee op de wallenkant zitten die toen ze dichterbij kwam samen wegvlogen naar het achterliggende bos.

Zo hoort het
Zo niet, al moet ik bij deze foto bekennen dat de schipper me wel degelijk heeft gegroet toen zijn boeg de onze passeerde

Het binnenwater op in plaats van naar zee.

Lübeck en Bad Schwartau zijn ons niet goed gezind, vorig jaar was het Bo die ons deed besluiten om te keren. Dit jaar is het onbetrouwbare weer en een tekenbeet bij Nienke een reden om af te zien van een oversteek naar Denemarken en Zweden. 2 weken geleden ontdekte Nienke dat ze een teek in haar lies had. Een kleintje die zich nog nauwelijks aan haar bloed had gelaafd. We dachten dat het wel mee zou vallen, maar de laatste week voelde Nienke zich erg moe en wat anders dan anders. Een paar dagen geleden was er ook de bekende rode vlek te zien die zich uitbreidde. Bij een apotheek wist ik, ondanks dat ik officieel een niet meer praktiserend arts ben, een recept voor de passende antibiotica te krijgen. Nu is het afwachten of de antibiotica aanslaan. Op een zich verder ontwikkelende ziekte van Lyme zitten we niet te wachten.

Het weer is bovendien zo onstabiel dat een langere of zelfs in stappen oversteek over de Oostzee moeilijk te plannen valt. De laatste week was het iedere dag raak, met onverwacht harde wind uit wisselende richtingen en af en toe onweer met stortbuien.

Op dit moment is er een probleem bij gekomen. Één van de twee grote lichtaccu’s heeft het begeven. Niet de grootste ramp maar wel vervelend zo vlak voor het weekend. Vreemd dat die accu’s zo snel kapot gaan, dit is de tweede die het na 2 jaar begeeft.

Varen en stilliggen aan de stroom lost het probleem tijdelijk op. Maar langer liggen zonder walstroom legt ons beperkingen op in het stroom gebruik.

Het zit ons even niet mee. We proberen er maar het beste van te maken….

We waren met de trein naar Wismar, een oude Hansestad.

Verwaaid in Bad Schwartau

Daar liggen we dan in een box op een zij-arm van de Trave bij de Teerhofsinsel, ten noorden van Lübeck. De week voor Pinksteren verliep stormachtig In Nederland. Hier poeierde het met vlagen 20-25 knopen. De zeilboot naast ons probeerde met zijn stuurboord flank ons weg te drukken alsof ze het er niet mee eens dat we naast haar liggen. Omdat het Pinksterweekend voor de deur lag, moest er wel gefoerageerd worden. Als begerige kippen pikten we al wat ons lekker leek uit de schappen van de Edeka en de Aldi.

Zaterdagochtend voor Pinksteren liep de haven leeg. Meerdere zeilschepen, ik denk allemaal lid van de zeilvereniging, voeren uit voor een wedstrijd in de Lübecker Bucht. Het is hier goed toeven, €10 all in per nacht, mooi beschut achter een rij bomen. Bad Schwartau ligt aan de overkant van het spoor, 8 minuten op de fiets. We wachten op rustig weer om de Oostzee op te gaan.

Op de fietsjes peddelden we op Pinkster zondag naar Lübeck waar we een middagconcert bezochten. Piano solo, Schubert, le voyage magnifique, alles uit het hoofd gespeeld door een jonge pianist, Daniël Fritze.

Lübeck is een prachtige oude stad. De gevels dateren uit de gloriedagen van de Hanse-steden.

Vandaag, de tweede Pinksterdag, worden we vanuit de weerapp van de Duitste Wetterdienst gewaarschuwd voor heftig onweer met harde wind aan het eind van de middag en de avond. Eerder leek het erop dat de wind zou afnemen, gunstig voor ons om de Oostzee op te varen. We willen verder, maar hebben geen zin om op zee door Stürmböen en bliksem overvallen te worden. Meteorologisch is de CAPE verwachting belangrijk, een maat voor de neiging tot onweer-vorming in de atmosfeer. Boven de 1000 joule/kg lucht (hoeveel weegt een kilo lucht?) wordt de kans op onweer groter. Of er echt onweer ontstaat hangt niet alleen van de CAPE af, maar ook van een aantal andere factoren, zoals o.a. luchtvochtigheid, temperatuur en verschuivende luchtlagen. De CAPE wil dus alleen maar iets zeggen over een kleinere of een grotere kans op onweer. In app’s als PocketGrib wordt de CAPE gemeld in de grafiek voor een locatie. De Duitse WarnWetter app van de Duitse Wetter Dienst waarschuwt actief voor onweer op een bepaalde locatie. Voor Nederland zijn we aangewezen op het KNMI. Een goede uitleg over CAPE vind je op https://bliksemdetectie.nl/index.php/onweervragen/3980/de-meestgebruikte-onweerbegrippen.

Er wordt nogal dramatisch vandaag, tweede Pinksterdag, voor de regio Lübeck het meest vreselijke onweer voorspeld. Dat het gaat gebeuren blijft, zoals ik hierboven uitlegde, onzeker. Eerder merkten we afgelopen week bij Bodenteich niet veel van het voorspelde noodweer. Regen en een enkele donderklap was het enige wat ons overkwam.

We maken van de nood een deugd door op onze Brompton fietsjes de omgeving te verkennen. Bij de plaatselijke ijsboer, Venezia, het zal een Italiaanse boer zijn, stond een rij van meer dan 25 mensen tot om de hoek, allemaal kwijlend bij het vooruitzicht de tong te mogen laven aan de koude traktatie. Tot ons verdriet, moet ik zeggen. Zo’n lange rij wachtenden is zelfs voor een geduldig mens als ik, een straatlengte te veel. Bij een benzinestation verderop namen we genoegen met een hoorntje voorgebakken ijs. Redelijk verfrissend. Qua smaak? Het kan beter. Ach, af en toe moet je je culinaire wensen wat bijstellen, toch?……

Je kunt met de raderboot een tochtje maken in de gracht rond Lübeck , leuk!….

Wulfstorf en paardenmest

Hij had zo’n handig plat blik met een stok in zijn ene hand. In zijn andere hand een soort hark.

Rondlopend in de wei, waar 3 paarden stonden te grazen, was hij bezig de ronde paardenmoppen op zijn blik te schuiven en over te kieperen in een kruiwagen verder op. Als een volleerd hulp in de huishouding was de van een bol buikje voorziene man met stoffer en blik zijn grasveldje aan het kuisen. Na een tijdlang langzaam achter een binnenvaartschip varen waren we toe aan een wandeling door de dreven. Dat er dan zomaar iemand zijn paardenwei aan het stofzuigen is geeft me een zonnige kijk op het leven.

De Lünenburger heide is een schitterend natuur gebied, waar de stilte en de rust slechts wordt onderbroken door het geluid van vogels en een enkel binnenvaartschip dat met laag gebrom ons voorbij vaart. Twee stevige gespierde dames holden ons joggend voorbij, de langharige Ierse setter die zojuist uit het water was geklommen, moest zo nodig zijn pels uitschudden vlak naast de boot.

Op het Elbe-Seitenkanal zijn meerdere plekken waar je als ‘sportboot’ prima kunt liggen. Wulfstorf is zo’n plek. De voorbijvarende binnenvaart-schepen varen meestal zo langzaam dat er nauwelijks sprake is van golven die ons plagen. Als er sprake is van overmatige golven-producenten zijn het recreatie-motorboten die menen harder dan hun rompsnelheid te moeten varen waarbij ze stug weigeren achterom te kijken naar de tsunami die ze veroorzaken.

Ik moet ineens weer denken aan de man die zijn paardenwei aan het ont-paardenmoppen was. Als hij nu eens een golf-fanaat was en in plaats van een hark een golfclub in zijn hand had, zou het dan niet een aardige sport zijn om de ongetwijfeld ronde moppen met een fraaie flitsende golfschwing in het blik te meppen? Een ‘bolus in one’. Nog leuker lijkt me, als een persoon, een familielid of een echtgenote, staande op enige afstand, meespeelt als catcher met het inwendige van een emmer als doel. Vergt uiteraard wel bedrevenheid van de golfspeler. Een misser zal niet gewaardeerd worden. Trouwens welke echtgenote is zo gek om met een emmer op afstand te gaan staan om haar man te helpen met een nuttige maar wel wat vreemde manier van paardenmest opruimen?

In de sluis van Uelzen

De sluis bij Uelzen passeren is geen sinecure. 23 meter naar beneden. We mochten mee met twee grote jongens. Krap in de sluis. Na een aanmoediging van de sluismeester om nog iets verder naar voren te gaan schoof de sluisdeur achter ons dicht. Een houten Zweedse scherenkruiser met gestreken mast had zich tussen ons schip en dat van onze vrienden ingewurmd, vlak achter het grote binnenvaartschip. Vastgemaakt aan een ’Schwimmpolle’, een drijvende bolder, zakten we naar beneden, vlot, easy piece. Met slechts één bevestigingspunt en een lijn op de middenbolder gaat het meestal goed. Omdat we naar voren moesten hebben we een tweede lijn uitgebracht van de klamp op het achterschip naar de Schimmpolle. Eenmaal beneden werden we door het schroefwater van het binnenvaartschip dat de sluis uit wilde varen van de kant weg geblazen waarbij de al smalle scherenkruiser bijna in een kano veranderde. Uiteindelijk ging het net goed, geen schade. Maar ik had toch echt beter een extra lijntje aan de trap iets verder naar voren kunnen vast maken. Weer wat geleerd….

Morgen opnieuw naar beneden, 38 meter. Door het Hebewerk waar ik al eens eerder over schreef toen we van de andere kant kwamen op weg naar huis….

Zoekplaatje, wat is wat?

Wederom het Mittellandkanaal

Op het met zon overgoten Mittellandkanaal pruttelen we relaxed naar het Oosten. Eindelijk is het wat warmer en morgen zou het tegen de 30 graden worden. Heet dus en dat hoeft voor ons nou ook weer niet, wij zijn meer van die tussenin-temperaturen. Vinden wij het Mittellandkanaal leuk? Nou ja, soms wel, soms niet. Er zijn landschappelijk fraaie stukken en er zijn stukken die ons niet kunnen bekoren. De Duitse water-snelweg is de beste verbinding van west naar oost en vice versa voor vrachtschepen. In de buurt van een stad als Hannover zien we veel levendigheid langs het kanaal. Snelwandelen, hardlopen en de hond of de baby uitlaten zijn favoriet. De bruggenhoofden zijn aan de waterkant versierd met graffiti, waarbij er lustig over elkaars werk wordt gekladderd tot een kleurrijk rommelig allegaartje van opgeblazen letters en uitspraken die je liever niet in de krant ziet. Van de kunstzinnige graffiti die we langs de Weser zagen was hier onder de bruggen geen sprake.

Een ‘Schubverband’ met 3 brede bakken kachelt ons met 11 km per uur voorbij. We worden bijna in de kant geduwd. Hannover is bruggen-kampioen, zowat iedere 200- 300 meter varen we onder een brug door. Ze zijn allemaal verschillend van architectuur, de één fraai, de ander spuuglelijk.

Ik fantaseer graag over de mogelijke karakters achter de snelwandelaars en de hardlopers afgaande op hun looppatroon. Zo zie ik de streng-voor-zichzelf-types die driftig zwaaiend met de ellebogen zich over het pad duwen met een verbeten trek om de kaken. Of de aarzelende-iets-achterover-hellende-lopers die twijfelen of ze er goed aan doen zich zo in te spannen. Ik zag een oudere man, bijna voorovervallend over het pad joggen, zwaar zwetend. De gedachte;’zou dat nu gezond zijn?’ die me bekroop getuigde niet van optimisme. Het is dat ik zie hoe het mijn schoondochter en zoon goed doet een paar keer per week hard te lopen. Ik had de pech mijn poging tot joggen te moeten staken door een pijnlijke hak.

Wat gaat er om in de man die hollend achter de kinderwagen met inhoud langs het kanaal rent, een gevalletje ‘multitasking’? En wat te denken van de joggende 30-er met een grote zakdoek in zijn hand, last van een loopneus?

Morgen wordt de koers verlegd naar het Noorden. Over het Elbe-Seiten-kanaal en het Elbe- Lübeck-kanaal naar Lübeck aan de Trave. Vorig jaar het keerpunt van onze reis door de ziekte van Teckel Bo.

We vinden het haast normaal dat we telkens weer een Rode Wouw zien met zijn gevorkte staart en zijn geelrode verenkleed. Elegant zwiert hij in rondjes boven het kanaal, af en toe biddend bij het zien van iets interessants dat eetbaar lijkt. Een eenzame tafeleend laat zich door ons schip niet opschrikken en zwemt haast nonchalant voor onze boeg weg. Inmiddels valt de avond, de wind is gaan liggen in Bortfeld, het wordt langzamerhand tijd het hoofd op het kussen te leggen…

Tegenstroom op de Weser en sluisperikelen

Was het een goede beslissing? Heeft ons inschattend vermogen gefaald? Eerder voeren we de Weser fluitend op. Ik herinner me niet zoveel tegenstroom. Het heeft in Zuid Duitsland blijkbaar fors geregend. Met een gangetje van hoogstens 8-9 km per uur waar we normaal gesproken met dit toerental 11-12 km per uur varen kruipen we de Weser op. Een oefening in geduld. Door de grillige stroom en de onregelmatige ondergrond heeft ons schip er moeite mee om op koers te blijven. Als een schrijvertje op het wateroppervlak zwenken we af en toe van links naar rechts. De tegenwind die we hebben draagt ook bepaald niet bij aan de snelheid. Door steeds over te steken naar de binnenbocht van de rivier proberen we de stroom die het sterkste is aan de buitenbocht te vermijden. Af en toe wel wat riskant als je geen zicht hebt op wat er van de andere kant komt. Het weer dat enkele dagen geleden niet meezat deed ons beslissen om niet buitenom door de Duitse Bocht te gaan. Dat er zoveel stroming op de Weser stond hadden we niet ingecalculeerd. Het miezert op deze Hemelvaartsdag en er staat een straffe wind uit het zuid westen. Het beroemde bootgebakje met crème fraiche en zwarte bessenjam vergezeld van een kopje koffie, rolt ons hemels over de tong.

Gisteren hebben we weer ‘genoten’ van een sluis incident. Een motorboot met twee motoren waarvan één motor kapot was en waarbij de boegschroef ontbrak, probeerde rechtuit de sluis in te varen. Afmeren aan de sluiswand lukte niet zodat het schip, vanaf zijn hekstoel slechts met één lijn vastgehouden door moeder matroos, weldra dwars in de sluis lag. De schipper, die niet zijn beste dag had, probeerde door hard vooruit en achteruit gas te geven met zijn overgebleven motor de zaak te redden. Dat hij daarbij onze Nine Marit van achteren dreigde te bestijgen vonden we niet leuk. Dat moeder matroos daar bijna mee overboord werd getrokken had hij niet in de gaten. De vrouw vond het allemaal erg grappig want ze lachte vrolijk naar ons terwijl haar arm zowat uit de kom werd getrokken. Mogelijk uit verlegenheid schat ik in. Uiteindeljk wist Nienke met een door onze vrienden toegeworpen lijn het op drift geraakte schip te enteren, zodat we enige controle kregen over de wilde manoeuvre-pogingen van de ongelukkige schipper. Het koste de nodige overredingskracht om hem zijn motor uit te laten zetten omdat de beugel van zijn kuiptent van de sluiswand een aantal ferme tikken had gekregen. Zijn vrouw zat er gelukkig niet tussen. Toen de sluisdeuren dichtdraaiden kwam er rust in de tent. Gebroederlijk werden we 5 meter de hoogte in getild. Afgezien van de schade aan zijn tent-beugel zijn wij gelukkig verschoond gebleven van schade. Zijn kapotte motor bleek het tijdens de sluisgang ineens weer te doen. Een ingreep van een hogere macht, alleen wel wat laat…..

Rond de Weser zagen we veel wildleven. Ganzenfamilies met tientallen kuikens, een reebok op de wallenkant die ik op nog geen 10 meter afstand in de ogen keek langs. Het zelfde gebeurde met een vos die aan het picknicken was bij de waterkant. Een Rode Wouw en een biddende Ruigpootbuizerd vertoonden met verve hun acrobatische kapriolen tijdens de jacht.

Nog 2 uurtjes te gaan, om 1600 uur gaan de sluizen dicht, Sontagsruhe……

Oldenburg, een wel wat verkeerde inschatting en de Weser op

Het Küstenkanal is een groene corridor, een tunnel met af en toe een flauwe bocht. Niet het meest inspirerende stuk water. Nadat we met veel gas, maar tergend langzaam een binnenvaartschip hadden gepasseerd zagen we dat het schip achter ons in een verwijd deel van het kanaal ging aanleggen. Hadden we hem opgeroepen was deze spannende manoeuvre niet nodig geweest. Zelfs met veel PK’s is het lastig om in een kanaal een groot binnenvaartschip voorbij te varen, met de beperkingen van de eigen rompsnelheid en de zuiging van het relatief ondiepe water moet je ook nog over de boeggolf van het te passeren schip, alsof je een heuvel beklimt met je schip.

De sluis bij Oldenburg is op zondag na 12 uur in de middag dicht tot maandagochtend 5 uur.

We brachten de avond en de nacht door langszij een splinternieuwe Linssen met 2 vriendelijke Duitsers. De volgende ochtend nadat de beroepsvaarders van hun voorrang gebruik hadden gemaakt werden wij, onze vrienden en nog een paar ‘Kleinfahrzeuge’ 3 meter naar beneden gesluisd. We kwamen weer op getijdenwater. Omdat we richting Bremen wilden hebben we in de jachthaven afgemeerd, wachtend op afgaand water over de Hunte.

(Foto met toestemming)

Zijn prominente buik volgend, waggelde een in het zwart gestoken man over de steiger naar ons toe. Nadat hij een half opgerookte peuk tevoorschijn had getoverd en in de brand had gezet maakte hij aanstalten om met ons een praatje te maken. Volgens zijn zeggen is hij de havenmeester van de haven achter de sluis. Volgens ons was hij op dit vroege uur in kennelijke staat en dreigde hij op de wiebelige steiger voortdurend om te donderen. Gefascineerd keken we toe hoe hij steeds dichter naar de rand van de steiger achterwaarts stommelde, terwijl we elkaar stilzwijgend polsten wie hem bij een tewaterlating zou redden. Op zijn t-shirt prijkte een groot doodshoofd met daaronder de tekst ‘St. Pauli’, dat volgens mij de naam van een bekende kerk is. De combinatie van beeld en tekst begreep ik niet. Met de smeulende peuk in zijn mondhoek legde hij uit dat de tekst slaat op een voetbalclub, waar hij fan van is. Het logo, de doodskop, belooft niet veel goeds voor de eventuele tegenstanders. Hij was gisteren met zijn boot uit Bremerhaven gekomen en was nu op weg naar huis. Inmiddels was er Nienke en onze vriendin twijfel ontstaan of de kennelijke staat wel was wat het leek. Zijn wiebelige gang en een linker arm die er wat merkwaardig bij hing logenstrafte onze eerdere indruk. Een doorgemaakte CVA, een hersenbloeding, was een betere verklaring voor zijn gedrag.

De Hunte is het riviertje dat van Oldenburg in de Weser leegloopt. Meegesleurd op de ebstroom liep het hard stroomafwaarts waarbij we het zo hadden uitgerekend dat we bij de kentering bij de Weser kwamen. Eenmaal op de Weser is het prettig om stroom mee te krijgen. Einddoel van de dag was het stadje Vegesack, een volgens de pilot ‘romantisch plaatsje’ aan de noordoever van de Weser, westelijk van Bremen. Zo gauw we afgemeerd waren aan de steiger van de haven van Vegesack en we om ons heen keken vonden we er geen sack aan. Het haventje wordt omzoomd door hoge kades (Spundwände) en er valt van die romantische ‘Kneipen am hafen’ weinig te zien. Midden in de havenkom, liggen een aantal oude schepen, het maritiem museum voorstellend. De haven-meesteres, haar bootje lag achter ons, is een schat. Zeer behulpzaam en uitvoerig vertelde ze wat we konden verwachten. De loopbrug waar je met je schip onderdoor moet is slechts 1.90 m hoog bij hoogwater. Een telefoontje naar de havenmeester en ze maakt hem open. Toen we anderhalf uur voor hoogwater vertrokken om een staartje van de vloedstroom mee te pakken, zwaaide ze ons vrolijk uit na het openen van de brug.

A. Von Humboldt in Bremen aan de kade

De Eems op

Dit was ooit een spoorbrug voor het treintje van Groningen naar Leer, en wat is die Eems modderig!

We planden een snelle tocht van Delfzijl naar Norderney om vervolgens een dag later door te willen stomen buitenom de eilanden naar Cuxhaven. Het weer leek een aantal dagen mooi rustig te worden voor een buitengaatse tocht, een zuidwesten wind van 2-3 BF die later naar het westen zou draaien. De avond voor ons geplande vertrek hebben toch nog maar even het weerbericht van de KNMI en de Duitse Wetterdienst bekeken. Anders dan op eerdere weerberichten zag ik dat de wind noord-west zou worden met een windsterkte van mogelijk 4-5 Bf vanuit het noordelijke deel van de Duitse Bocht. Van het woordje ‘mogelijk’ word ik wat onrustig, bovendien zou het wisselvallige weer ‘mogelijk’ aanhouden voor de week erna. Dagen vast liggen op Norderney en eventueel moeten kiezen voor een langdurige en lastige tocht over het wad vonden we niet aantrekkelijk. Het beste alternatief leek ons om de Eems op te varen en het Küstenkanal te nemen naar Oldenburg en Bremerhaven. Die optie hebben we dus maar genomen en zijn nu onderweg.

Het deel van de Eems tot aan de eerste sluis is best aardig qua landschap. Glooiend met een afwisseling tussen boompartijen en landbouwgrond. Langs de drooggevallen wallenkanten van de Eems zien we honderden grauwe ganzen, eenden en klein spul dat we van afstand niet kunnen determineren. Dankzij het opkomende tij scheuren we met 16-18 km per uur, 9 knopen, de Eems op. Een nadeel van dit deel Eems is het modderige water. Ons pas gepoetste schip ziet eruit als een varken die zich in de modder heeft gerold. Hebben we haar eens een keer goed in de Seapower-wax gezet, hecht de modder zich als een geel-beige vlekken-deken op haar romp. Die modder zou er toch gewoon moeten afglijden na een waxbeurt? Heeft iemand een beter advies om de romp mee te poetsen?

Bij de sluis moesten we lang wachten. De sluis is 165 meter lang, net te kort voor 2 binnenvaartschepen als ze beide 86 meter lang zijn. Mazzel voor ons om uiteindelijk achter zo’n schip de sluis in te kruipen. Na de eerste sluis, de Herbrum sluis, wordt het landschap anders. We zien meer bomen en minder landbouw grond langs het kanaal dat inmiddels niet meer Eems heet maar Dortmund-Emskanal. De stroom op het kanaal is te verwaarlozen. Afhankelijk van de hoeveelheid gevallen regen stroomt het meestal niet harder dan 1/2-1 km per uur. De tweede sluis die we naderden opende zich voor ons terwijl we aan kwamen varen. Er waren geen grote schepen die lagen te wachten. Binnenvaartschippers plannen de passage van de sluizen goed. Meestal komen ze in groepen stroomopwaarts of stroomafwaarts. Stroomafwaarts varen ze na de sluis het liefst met de stroom mee naar Delfzijl.

We liggen bij Dörpen aan het Küstenkanal, mooi beschut in de jachthaven vlak na de sluis. Prima plek. Een wandeling in de omgeving doet ons belanden in een woest stuk bos, overwoekerd met bramenstruiken en brandnetels. Het leek aanvankelijk zo’n aardig pad in de richting van de haven. We zagen door de bomen ons schip liggen. Ons schoeisel en de daarin aanwezige lichaamsdelen waren er niet blij mee. Vooral omdat ondergetekende, optimistisch geworden vanwege het zonnetje, open sandalen meende te moeten dragen met begrijpelijke gevolgen van dien.

We merken dat het weer verandert. Bij aankomst in de haven was de wind zuidwest, inmiddels is hij gedraaid naar het noordwesten. Het werd snel killer, te koud om lang buiten te blijven zitten.

We zijn aardig gewend aan het bootleven. Af te toe worstelen we met wat we moeten aantrekken, kleren uit, kleren aan, truien er bij, jas aan, sokken aan, sokken uit….

Uitbundige vogelconcerten in de vroege ochtend en tegen de avond klinken ons aangenaam in de oren. Er wordt onderling flink gecommuniceerd tussen onze gevederde vrienden. Het geluid van de vlagerige wind in de bomen is over gegaan in een nauwelijks hoorbaar fluisteren, al moet ik bekennen dat dat voor mij meer van horen zeggen is…….

De beroemde bootgebakjes met een kopje nespresso