Boegschroef

Begin Mei.

Pikmeer. Die zijn ook alweer actief

Het is stil, de wind laat zich niet horen. Het wateroppervlak voor ons huis in de Kolk is vlak. Er liggen een paar schepen afgemeerd, minder dan we in deze tijd van het jaar gewend zijn. Dat het nu zo’n lekker voorjaarsweer is kan ik niet zeggen. De 12 graden worden overdag net gehaald.

We zijn thuis. De Nine Marit heeft slechts korte periodes haar hok mogen verlaten. In de dagen rond Hemelvaart waren we even onderweg. Een prachtige plek bij het grote Gaastmeer was favoriet. De ruime blik over het meer, de stilte slechts onderbroken door vogelgeluiden en af en toe het gepruttel van een motorboot die langs vaart. Dankzij de twee vogelkijkers die we hebben speuren we het riet en de bomen af naar de kleine vrienden. Rietgorzen, karekieten, rietzangers, kwikstaarten, zwartkopjes en op het water een enkele krakeend en meerdere wilde eenden en waterhoenders.

Niet alleen COVID-19 houdt ons in de buurt van Sneek. We hebben inmiddels de inentingen gehad maar vanwege een onderzoekje moest het varen nog even wachten. Dat het dit jaar anders is voelen we allebei. Het virus heeft veel vanzelfsprekendheid onderuit gehaald. De doelen die we ons voorgaande jaren stelden zijn veel minder vastomlijnd. Onzekerheid over wat wel en niet kan, vertroebelt de plannen. Of we dit seizoen met ons schip nog naar het buitenland gaan, weet ik niet. Dat we wel gaan varen, staat vast! Aan boord zijn is een feestje. Mobiel op het water, een mooi plekje in de natuur om aan af te meren dankzij de uitstekend verzorgde en fraaie Marrekrite-aanlegplekken in Friesland. We willen dit seizoen in ieder geval naar het Lauwersmeer, de Waddenzee, de eilanden en zullen we dan eindelijk die zeearenden een keer zien?

Eind mei,

Het plan was om naar het Lauwersmeer en Schiermonnikoog te varen, met het vooruitzicht op mooi weer. Verder dan het Lauwersmeer kwamen we niet. Het liep anders, het werd een tochtje met hikken en verslikken. De marifoon was in eens niet meer afleesbaar en deed het soms wel en soms niet. En omdat problemen nooit alleen komen merkten we bovendien op het Lauwersmeer, in de haven ‘het Noordergat’, dat de boegschroef er de brui aan gaf. De eerste diagnose uit de losse pols was een gebroken breekpen bij de schroef. Inschakelen van de boegschroef, resulteerde in een gillend geluid (de motor deed het nog wel) als was het van een big in het nauw, krijsend om zijn moeder. Na overleg met onze monteur en Vetusdealer in Grou konden we 2 dagen later voor reparatie terecht bij een collega, de Grouwster-Vlet werf in Grou. Het schip werd uit het water getild en voor tijdelijk op een paar houtblokken gefixeerd. Super zo snel als de mannen wisten wat er aan de hand was en super zo snel als de reparatie verricht werd. Het binnenwerk van het staartstuk met schroef, dat deel van de boegschroef dat in de horizontale boegschroef-buis uitsteekt was kapot. Handige handen en geluk dat er nog een op voorraad was maakte dat ons schip een uur later weer in het water lag.

Kortom we kunnen weer lekker de kop van het schip naar bakboord of stuurboord laten ratelen. Het blijft een kelere lawaai, dus vandaar het woord ‘ratelen’. Het gemak van dat ding realiseer je je pas als hij het niet meer doet. Met slim gebruik van de schroefwerking en gedoseerd gas in de vooruit en de achteruit en wat duw- en trekwerk waren we zonder schade en boegschroefloos uit de nogal krappe plek van de Noordergat haven vertrokken. De schutting in de Lorjé-sluis leverde eveneens geen probleem op zonder boegschroef.

Wegvaren op een achter-spring als alternatief bij ongunstige omstandigheden als stroom of windrichting, komt dan in beeld, een fraaie methode die zeil-charterschippers als geen ander beheersen. Al denk ik dat het rechte achterschip met zwemplateau de manoeuvre niet eenvoudig maakt. Ik las ooit over het gebruik van een loeflijn om weg te varen van lagerwal bij harde wind. De lijn wordt vanaf het achterschip aan de loefzijde naar achteren op de wal uitgebracht, dubbel en liefst zo lang mogelijk. Veel ballen in de buurt van het achterschip en in de vooruit gas geven. Eenmaal flink los van de wal, de lijn lossen en wegvaren. Wel zaak dat de afstand tussen aandrijfpunt (de schroef) en het aangrijp-punt van de loeflijn enige afstand van elkaar hebben om een momentum te creëren. Hebben collegae motorboot-vaarders dit al eens geprobeerd? Aan lager wal en de boegschroef even vrijaf geven?

Maar laten we wel zijn, gemak dient de mens, ik ben blij dat dat propellertje voor in de boot weer werkt.

Vanaf het Pikmeer, aan een walletje een vaar-groet,

Rob en Nienke

Voorjaar 2021

Bij het Sneekermeer

Het is stil bij de Kolk in Sneek. Het centrum van de stad mist de gebruikelijke drukte. Bijna alle winkels zijn dicht. Op de winkelruiten staan telefoonnummers die beloven dat aankopen, besteld op internet, afgehaald kunnen worden op afgesproken tijdstippen. Ondanks de strenge lock-down proberen winkeliers wat van hun voorraad te slijten. Sinds kort kunnen mensen de winkels gedoseerd op afspraak bezoeken, maar leuk is anders.

De Britse variant van het COVID-19 virus neemt het voortouw en neemt nu een 2/3 aandeel in de kruistocht om ons tot inkeer te bewegen en verstandiger met de wereld om te laten gaan. We merken weinig nadelen van de lock-down, we eten, we drinken, we wandelen en kunnen erop uit met ons autootje. Toch mist er wat, contact met anderen via de moderne hulpmiddelen is mogelijk, maar een knuffel, of een ferme handdruk heb ik al maanden niet uitgewisseld. De vluchtige contacten op straat of in de supermarkt, zijn op afstand, een voorzichtige afstand als was de ander, hoe onwaarschijnlijk ook, een melaatse.

We leven inmiddels in de tweede helft van maart, een eerste enthousiaste motorkruiser passeerde ons huis aan de Geeuw. De Lemmerbrug bij de Waterpoort werd speciaal voor hem geopend na een telefonisch verzoek voor een opening. De bruggen gaan voor het vaarseizoen officieel pas open op 1 april. Gedurende de winterperiode zijn meerdere walkanten en beschoeiingen in Sneek gerestaureerd door een aannemersbedrijf uit IJlst dat regelmatig met een sleep/duwboot voorbijvoer met pontons volgeladen met apparatuur en materiaal.

Andere jaren bevoeren groepjes Duitse mannen in charterschepen rond deze tijd al ijverig de wateren rond Sneek. Nu is het akelig stil. De charterschepen liggen nog dubbelgeparkeerd langs de wal bij onze jachthaven in de Domp.

Vaarplannen voor dit jaar zijn lastig te maken, nu de lock-down nog steeds gehandhaaft wordt. Al denk ik dat veel havens gewoon open zijn en varen op zich geen belemmering is. Naar Duitsland en Denemarken varen zal waarschijnlijk pas in de loop van de zomer zonder beperkende maatregelen kunnen. Een terrasje pakken of een keer uit eten gaan in een restaurant zit er voorlopig niet in. We verheugen ons op het opstarten van de motor en ons schip de box uit te kunnen uitvaren. Een eerste tochtje naar het Sneekermeer of naar ons geliefkoosde plekje bij Eernewoude. Het varen lokt en langzamerhand wordt het weer ook wat aangenamer.

Voor al diegenen die ons blog volgen en eerder hebben gelezen over de meerkoeten die ons schip in de box als slaapplek en openbaar toilet gebruikten; Deze winter heeft een geniale truc geholpen. Ergens las ik dat meerkoeten niet houden van oranje licht.

Via Alibaba( inderdaad die uit China) bestelde ik een oranje knipperlicht met een magnetische voet en een timer, tezamen voor het belachelijke bedrag van €20,35 inclusief verzendkosten. Met een bijgekocht lang snoer en stekker knutselde ik een en ander aan elkaar en heb het knipperlicht op de voorsteven geplaatst. Met de timer heb ik het licht afgesteld op onregelmatig af en toe 2 minuten gaan knipperen, alleen als het donker is. Resultaat, in het grootste deel van de loods, dus ook bij de andere schepen naast ons geen poep meer te bekennen. Uiteraard geen sluitend bewijs voor werkzaamheid, maar wel opvallend na een aantal jaren vruchteloos gedoe met netten, zeiltjes en wapperende vlaggetjes.

Er was één probleem, de havenmeester kreeg een melding dat er laat in de avond een illegaal discofeestje aan de gang leek te zijn op één van de schepen in de loods en of hij daar maar eens even wilde gaan kijken…..

Schiermonnikoog

Ochtendlicht, in de verte de veerboothaven

Eindelijk kwam het er toch van. Oversteken naar een Waddeneiland. Corona, het weer, en huiselijke verplichtingen hadden de vaar-plannen nu wel genoeg gefrustreerd.

Een oversteek hoe kort ook ( oversteken naar Texel, Ameland en Schiermonnikoog vraagt meestal slechts één tot anderhalf uur varen) moet wel goed voorbereid worden. Een recente kaart, digitaal en op papier, het weer, het getij en de meest recente dieptemetingen langs de route zijn bepalend voor een veilige oversteek. Voor onze tocht van Lauwersoog naar Schiermonnikoog heb ik via de marifoon op kanaal 5, post Schiermonnikoog, me laten informeren over de minst geloode dieptes van de Reegeul (het laatste stuk over het wad naar de Jachthaven) en de route over de ‘geul van Brakzand‘, een afsteker die qua diepte nogal eens varieert. In beide geulen blijkt volgens de laatste metingen bij een waterhoogte gelijk aan NAP 5 DM (50cm) water te staan. Op de site van waddendata.nl zie je bij Schiermonnikoog de actuele waterstand +of- t.o.v NAP voor ieder tijdstip. Dat betekent dat bij een waterstandje van +70 cm t.o.v. NAP ( dus 70+50 cm =1.20 m diepte) we makkelijk over de ondiepte kunnen varen met ons schip dat 1.10 m diepgang heeft. Om het nog gemakkelijker te maken is er ook een App, QuickTide, waar je, zelfs actueel gecorrigeerd naar een eventuele verhoging of verlaging t.o.v. het astronomische voorspelde getij, kunt zien gedurende welke tijdsspanne een passage mogelijk is over de geselecteerde ondiepte op de huidige en de komende dag.

Het is alweer lang geleden dat we met een eigen schip Schiermonnikoog hadden aangedaan. Door de geul van Brakzand waren we nog nooit gevaren. Destijds volgden we meestal de route van de veerboot, die op de Zoutkamper laag eerst beduidend verder naar het westen vaart en dan afslaat naar het noord- oosten in de richting van het eiland. Zowel die route, als de route over het Brakzand, is tegenwoordig goed betond. De Reegeul naar de jachthaven loopt wat kronkelig naar het noorden, waarbij je de rode tonnen aan bakboord houdt. Dit kan je verwarren, want in de geul van Brakzand houd je, naar het noorden varend, de groene tonnen aan bakboord. De betonning draait dus om zodra je de Reegeul in vaart. Vlak voor de haveningang liepen vroeger vaak schepen vast doordat ze aan de verkeerde kant van de open(rode) prikken naar binnen voeren. De rode tonnen die er nu liggen laten geen twijfel toe hoe je binnen moet varen.

In verband met Corona, wil de havenmeester van te voren gemeld worden dat je van plan bent met je schip in de haven te komen liggen. Dus van te voren bellen of het kan, of er plek is. De schepen worden in pakjes van twee gestapeld aan langs-steigers, met gratis water en stroom. De haven ligt vooruitgestoken in het droogvallende wad. Talloze vogels foerageren op de grens van het wassende of wegvloeiende water. In de avond zagen we grote wolken zwermende goudplevieren en spreeuwen. De steenlopers, strandlopers, oeverlopers, kanoeten en andere wadvogels die er rondscharrelen vind ik lastig van elkaar te onderscheiden.

Schiermonnikoog heeft onze liefde voor het eiland nieuw leven ingeblazen. Kwamen we er vroeger met onze Cornish Crabber en de Friendship, met de Hutting was de bereikbaarheid twijfelachtig, het kon soms wel, soms niet. De Reegeul was meestal spelbreker, en als je pech had kwam je het eiland niet af vanwege een harde oostenwind met verlaging in de waterstand. De enige optie was je bootje laten liggen en met de veerboot naar de wal.

Het is de moeite waard om op Schiermonnikoog de Westerplas te bezoeken, waar een grote verscheidenheid aan eendensoorten, zilverreigers, lepelaars en aalscholvers te zien zijn. De eenden waren er in de meerderheid; nonnetjes, tafeleenden, slobeenden, pijlstaarteenden, kuifeenden, wilde eenden, tamme eenden, krakeenden, dobbereenden, zee-eenden, kortom het wemelde er van de eenden.

In de vogelhut bij de plas stonden een aantal echte vogelaars met kijkers die m.i. even geschikt zijn om planeten te bekijken, een soort telescopen op een standaard, waar je een iPhone op plakt om het object te fotograferen. Ik ging daar helemaal in de fout, zoals ik achteraf hoorde van mijn lief. Ik vroeg wat over een vogel, en dat is fout. Je hoort niets te zeggen, niets te vragen. In diep stilzwijgen doet een vogelaar zijn observaties. Door iets te vragen laat je alleen merken dat je er geen bal verstand van hebt. En het is zeker fout om je enthousiast te beroemen een purperreiger te hebben gezien, terwijl de vogelaar die er verstand van heeft net een dromerige peddelende pijlstaarteend aan het spotten is. Ik moet het toegeven, het is best knap dat je bij het zien van een onopvallend grijs vogeltje gelijk weet hoe die heet, eet en een partner probeert te versieren. Zoals de mevrouw op het eind van de steiger, die kijkend naar een zwerm gevleugelde vrienden hoog in de lucht, terloops vermeldde: ‘ kanoeten’. Fascinerend, de vogelwereld……

Sinds we een betere kijker hebben gaan we hen steeds meer waarderen. Vliegvriendjes….. met allemaal een eigen verhaal……

Blik vanaf de haven naar het zuid-westen
De haven
Mooiste plekje aan de steiger

Van zon, regen en woeste wolken

Rengerspolle in de regen

Het contrast kon niet groter zijn. Gisteren stralend weer, vandaag grijs en regen. Meest druilerige regen met af en toe dikke buien. Als ik naar buiten kijk, hier aan de steiger bij de Rengerspolle, zie ik door de waas van fijne regendruppels wuivende bomenkruinen, alsof ze me toezwaaien en troosten, ‘het is maar tijdelijk, morgen is alles weer anders’.

Dit plekje tussen Grou en Eernewoude kennen we goed. Een haast ondoordringbaar stuk bos op een eiland, deels omringd met een door de Marrekrite onderhouden grasstrook, waar meerdere aanlegplekken en steigers zijn aangelegd voor het bootjesvolk. Mooi beschut tegen de wind. Het noordelijk deel van het eiland heeft een paar plassen en rietvelden, waar het in de zomer wemelt van de libellen. Zwaluwen zwenken in haast rechte hoeken door de lucht om dat ene argeloos zoemend insect te verschalken. Het motorgeluid van een enkel vrachtschip op het Prinses Margrietkanaal verdringt de stilte van het eiland. Van de rijke plantenvariatie rest niet veel meer dan bruine droge stengels, pluizige bloemzaden en wat paars-bloeiende watermunt.

Eigenlijk was het plan om deze week naar een van de eilanden te varen. Toen we afgelopen dinsdag van huis wegvoeren, dachten we dat het de donderdag erna met het weer wel mee zou vallen. We voeren richting Stavoren, vooral ook om te tanken in de buitenhaven, waar je biodiesel-vrije diesel kunt krijgen. Tijdens de vaart op woensdag hoorden we op kanaal 1 van de marifoon, post IJsselmeer, dat de windvoorspelling voor donderdag een Beaufort hoger zou uitvallen. Was het eerst ZW Bf 3-4, werd het later een waarschuwing voorZW Bf 5-6 op donderdag middag en avond, plus als bonus een bak regen met slecht zicht. Daarom keerden we de steven en voeren we bij Workum door de sluis het binnenwater weer op. En wat was het vaartje bij het Gaastmeer weer een gaaf plekje om je in de warme middag-zon te laten verwennen.

De schier eindeloze stortvloed hemelwater van de dag erop (wat zullen de boeren blij zijn) deerde ons niet, gedurende het tochtje van Gaastmeer naar de Rengerspolle. We zaten droog en de nieuwe ruitenwissers deden hun werk zonder het gekraak en gepiep van de oude, heerlijk…..

Op weg naar het Lauwersmeer was Leeuwarden een goede tussenstop. De groentekraam op de markt op vrijdag nodigde uit tot flink inslaan. De door een donkergekleurde man aangevoerde kratten met aardbeien werden door de baas met een luide en schorre stem naar een al hoge toren-opstelling gedirigeerd. Zijn werknemer, wat geïntimideerd, en niet al te handig, had er moeite mee en protesteerde dat er te weinig ruimte was. Gretige jam-makers, zwermden om de aardbeiendozen heen, 8 dozen voor €4. ‘Die laat je niet liggen’. Wij waren tevreden met wat groente, een doos frambozen en een doos bessen en lieten ons neppen met een handje snijbonen voor €2.40 bij een kraam verderop waarvan de eigenaar onze naam droeg.

De volgende dag rond 11 uur vertrokken we richting Dokkum, de Dokkumer Ee op. De bruggen in Birdaard werden als gebruikelijk rond het middaguur niet bediend, de bruggenwipper mag de door zijn lief bereide lunch niet ontberen. Een mens wordt hongerig van al dat heen en weer-fietsen tussen twee bruggen.

Voor de eerste brug in Dokkum staat een raadselachtig drielicht. Twee van de drie lichten stonden op rood. Pas als je er voorbij bent en je het bord erbij hebt gezien wordt het voelbaar duidelijk, stroming! Van achteren! Blijkbaar wordt er verderop gespuid op het Lauwersmeer. Een klein motorbootje moest dit tot zijn schande ervaren doordat hij bij het aanleggen eerst een voorlijn gebruikte, waardoor het achterschip van de kant weg zwaaide en de schipper nauwelijks schade kon voorkomen. Met een brullende motor onder het uitbraken van een flinke dot zwarte rook wist hij het bootje, tegen de stroom invarend, in bedwang te krijgen. Door Dokkum varen ging niet vlot. Ook hier één bruggenwipper voor bijna alle bruggen. Met de paraplu achterop de bagagedrager, het was even droog, fietste de man van brug naar brug, terwijl hij intussen ook nog bij de tweede brug €5 moest zien te scoren met zijn hengeltje. Een arbeidsintensieve job.

Na Dokkum wordt het landschap heuvelachtiger en de Dokkumer Ee smaller. Tussen de brug ter hoogte van het dorpje Ee en die van Engwierum vonden we een prachtige aanlegplaats, gemaakt en onderhouden door de Marrekrite. In de avond werden we verrast door honderden zwermende spreeuwen die een spectaculaire luchtshow gaven in het langzaam vallende avondlicht. Dat de herfst er aankomt wordt steeds duidelijker.

Terwijl ik dit schrijf liggen we afgemeerd in het Stropersgaatje op het Lauwersmeer, de plek waar we steeds weer verrukt van zijn. Beschut tegen de westenwind met uitzicht over het water naar het oosten lig je hier in een vogelparadijs. Om ons heen zien we eenden, groepen meerkoeten die watertrappelend voor ons schip een heenkomen zoeken, meeuwen die krijsend vechten om een plek op een meerpaal en zwanen die in het ondiepe water foerageren. De zeearenden die hier zouden zijn hebben we nog niet gezien. Met een schip dat niet dieper steekt dan 1.10 m kom je hier op de mooiste plekken. Buiten de geulen is het erg ondiep. Zelfs in de geulen meten we soms geen diepte.

Woeste wolken trekken over en het licht is oer-Hollands, de wind ruist door de lage wilgen en de duindoornstruiken die rijk beladen zijn met oranje bessen……

Dokkumer Ee
Lauwersmeer
Stropersgaatje

Golven

Je heb ze in alle soorten en maten. Lage golven, steile golven, misselijkmakende golven en niet te vergeten hittegolven. Op een bootje zijn de drie eerste meestal wel redelijk te hanteren als je een beetje kunt varen. Met hittegolven wordt het lastiger. Je bootje wordt zo heet als een oven op standje 4, zelfs de wind geeft dan nauwelijks verkoeling. Hittegolven zijn we in dit kikkerland niet gewend. We houden meer van dat gematigde, een frisse wind, een lekker temperatuurtje. Een golvende temperatuur mag best maar het moet niet te extreem worden. Dus zitten we nu thuis in de koelte op het heetst van de dag, schuilend voor de hittegolf, niet eens op de Nine Marit die nu in de loods ligt en geplaagd wordt door spinnenwebben en spinnenpoepjes.

Vanmorgen waren we vroeg opgestaan en hebben we ons op de fiets gehesen voor een tocht door de Friese dreven om de hittegolf voor te zijn. Terwijl we het nog koele oostenwindje tegemoet peddelden hoopten we de helse hitte van de middag voor te zijn. Lastig alleen dat de horeca het onderweg categorisch liet afweten. Nergens een kopje koffie te scoren, de uitbaters waren naar het leek nog in slaap en pas toen we bijna weer thuis waren was er ‘Rufus’, een aangename pleisterplaats aan de Alde Wei, bij het pontje, waar de combinatie van appeltaart en koffie tot onze grote vreugde de droge kelen mocht verwennen.

Het rondje Sneekermeer op de fiets was een nieuwe ervaring. Het prinses Margrietkanaal fietsend oversteken is geen optie, maar gelukkig is er een elektrische pontje naar Terherne. In Coronatijd mag het pontje maximaal 6 personen vervoeren. Voor de wachtenden staan er 6 groene stokken klaar. Heb je er één bemachtigd, mag je mee, zijn de stokken op, moet je wachten op de volgende oversteek. Doet me denken aan de conducteur van een lokaaltje op enkel spoor, die het stokje moet overgeven aan de conducteur van de tegemoetkomende trein, die staat te wachten op een stuk dubbelspoor, om pas verder te mogen rijden indien hij het stokje heeft gekregen. Het pontje met een dak van zonnepanelen hoeft bij zonnig weer niet extra bij te tanken aan het stopcontact. Hard vaart hij niet. De schipper heeft een vaarbewijs, ik heb het gecheckt. De vrijwilliger-bejaarde matroos kreeg de pinautomaat met moeite aan de praat in de onrustige warrel-golven bij de oversteek naar Terherne. Al met al, we hebben toch even gevaren, leuk.

Het tweede pontje, over de Alde Wei, had een handicap. Niet de te overbruggen afstand of hoge golven, maar de gigantische drukte van alles wat maar langs vaart belemmerde de oversteek. Een wirwar van schepen, zeilboten, zeiljachten, motorboten, sloepjes, en drijfplanken, persten zich zowel van, als naar het Sneekermeer door de Alde Wei. Zigzaggend koerste de schipper van de pont met ons handig naar de overkant, waar de ontbeerde bovengenoemde heerlijkheden op ons wachtten.

Je kunt wel zeggen dat deze drukte op het water ons het plezier met eigen schip te varen enigszins heeft vergald. Voor heel Nederland lijkt Friesland opeens dé ideale vakantiebestemming op het water te zijn. Ik hoorde zelfs dat er een run is op de koop van huizen, vakantiewoningen en niet te vergeten boten! Één van de al dan niet wenselijke onverwachte bijwerkingen van het COVID-19 -virus.

We doen het dankzij dit virus en dankzij de drukte even rustig aan. Wandelen, fietsen en de hittegolven trotseren is wat er is, en ‘ach’ waarom ook niet….

Achter het appartement, 5 uur in de middag

Op de Friese Meren

Aan een drijf-ei op het Slotermeer

In het vaartje tussen het Grote Gaastmeer en het Zandmeer schuiven steeds meer boten aan langs de goed onderhouden wallenkanten. Zeilboten, kajuitjachten, sloepjes en motorboten. Morgen is het Hemelvaart. Dat wat kan en mag in Coronatijd wordt breed gevierd. Twee mannen met een opgelapte oude motorboot zijn aan hun vierde flesje bier begonnen terwijl de zon, nog hoog aan de hemel, probeert traag voorbijdrijvende wolken tot ophoepelen te verleiden. Onderuitgezakt, intens tevreden, zitten de beide heren in camping stoelen op de wal. Op het tafeltje de lege flesjes, in de hand een volle fles waarmee ze ons wazig groetten toen we langs liepen. Eigenlijk hadden we stilletjes gehoopt dat ze tegen het eind van de middag zouden vertrekken. Ze lagen op de plek waar we gisteren naar volle tevredenheid hadden overnacht. Mooi achter een bosje tegen de nog best koude noordwesten wind. Om de accu’s wat op te laden waren we vlak na de middag een eind het meer op gevaren, waarna we bij terugkomst dat mooie plekje verspeeld bleken te hebben.

Van het virus is hier op dit eilandje niets te merken. Nou ja bijna niets. Op een rondje kuieren over het eilandje kwamen we een paniekerige schepeling tegen die in het passeren over het pas gemaaide pad zich bijna in het riet stortte onder het uitroepen van ‘anderhalve meter’.

Over het geheel wordt er nogal laconiek gereageerd, de kans dat we in Corona-arm Friesland een besmetting oplopen is op dit moment gelukkig (nog) klein. Het was erg rustig op het water. Vanwege Hemelvaart is het nu wel drukker geworden. Van een invasie met varende Duitsers als in andere jaren kun je bepaald nog niet spreken. Normaal gesproken is ‘Merenprovincie’ Friesland in April en Mei een hotspot voor huurboten bevolkt met onze landsburen. Eerder heb ik me al eens min of meer kritisch uitgelaten over sommige bedrijfsfeestjes op het water met een groep van meestal mannen, vaak een stel landsburen, van drank doordrenkt en liederen zingend, die onze vaders koude rillingen zouden hebben bezorgd. Niets van dat alles, ze zijn er niet, in quarantaine vermoed ik. Trouwens, sommige Nederlandse business-feestjes op het water kunnen ook behoorlijk uit de hand lopen. Wat is er mooier, een mobiele locatie, ongestoord en ver weg van familie- en pottenkijkers, één keer per jaar met het bedrijf juichend en zuipend uit je bol gaan? Moet toch kunnen?

We zagen slechts enkele zeilbootjes en motorbootjes met een Duitse vlag. Laten we wel wezen, de meeste Duitsers zijn tegenwoordig aardige mensen. Meerdere keren hebben we genoten van prachtige tochten door ons buurland en bijna altijd waren de contacten met de Duitsers aangenaam en getuigden van bereidwilligheid en hulpvaardigheid. Des te bevreemdender voelt het jaarlijkse( en terechte) ritueel aan het begin van deze maand met het herdenken van de oorlogstijd ( die ik gelukkig zelf niet heb meegemaakt), waarin we bestookt worden met vreselijke beelden over en herinneringen aan, hoe erg het destijds was.

Het is goed om te merken dat het bootleven, de watersport, weer op gang komt. Vanochtend, op Hemelvaartsdag, pruttelden we in de vroege ochtend over een vrijwel leeg Heegermeer naar Woudsend richting het Slotermeer. Als altijd zijn gemaakte plannen (we zouden naar Langweer en het Sneekermeer) bij ons onderhevig aan flexibiliteit en verandering. Op het Slotermeer zag ik met de de verrekijker een lege meerboei aan de hoge wal. Vastmaken aan zo’n drijf-ei was nieuw voor ons met dit schip. Ankeren vind ik een gedoe, niet het voor anker gaan, maar het anker ophalen en op de juiste manier, rammel-vrij, weer aan je boeg plakken. Steevast zit het anker gedraaid en moet de ketting een slag gedraaid worden om de stok en de bladen van het anker recht voor het ankergat te krijgen. De opening van de ankerkoker zit onhandig onder de terugvallende boeg verstopt. Het drijf-ringboeitje dat de romp tegen het anker moet beschermen heeft de vervelende neiging zich aan zijn taak te onttrekken, zodat het te laag, te hoog of scheef naar links of rechts zit als je het anker net hebt opgehaald. En dan is hij ook nog half leeggelopen of na oppompen( onmogelijk vanaf het voordek en alleen te doen als je aangemeerd ligt aan een steiger of een walletje wat nu juist niet het geval tijdens het anker-op gaan) te bol zodat het anker niet stijf tegen de plaat aan zit. Een Bruce anker zoals we op de zeilboot hadden, was makkelijker te hanteren door de vooruitgestoken rol boven op de steven.

Voor anker liggen bij rustig weer is een genot. Vrij zwaaiend op de wind, geen luidruchtige buren al te dicht bij, de zachte schommel-bewegingen van het schip, het wijde uitzicht over het water. Een krabbend anker is een ramp, zeker als je meent eigenlijk te kunnen slapen. Een recent weerbericht ( krijgen we die onweersbui nu wel of net niet? ), een goed ingesteld anker-alarm en weten hoe het met de diepte is gesteld rondom je gedropte en goed ingegraven anker is een absolute voorwaarde voor een rustige nacht. Ik herinner me een anker-plek op het Lauwersmeer, waar we bij het wakker worden ineens 20 graden scheef lagen met onze Friendship 28. Het waterpeil was 20-30 cm gezakt, er was gespuid. Door ons zeilschip met hulp van vrienden te krengen( zoek maar op als je niet weet hoe dat gaat) hebben we haar vlot getrokken. Al denk ik, dat we door gewoon een halve dag te wachten ook wel weer drijvend waren geworden.

Grootse vaarplannen hebben we niet. Het is prima in Friesland. Covid-19 dwingt ons pas op de plaats te maken. De behoefte om verre oorden te ontdekken is er even niet. Naar de eilanden? Het kan weer, hoorde ik, wel bespreken en ‘anderhalve meter’ op de steigers….

Het eilandje tussen het Gaastmeer en het Sânmar
Symphytum ofwel Smeerwortel. Een plant die de genezing van gebroken botten ondersteunt.

Tussentijd

Hoe gaat het met de bootjes-mensen? Durven we met onze schepen nog het water op te gaan? Draaien de bruggen? En zijn de havens open? In Friesland kunnen we varen. De bruggen draaien en sommige havens laten schepen toe, al zijn de sanitaire voorzieningen niet toegankelijk. In het afgelopen weekend en op Koningsdag was het Sneekermeer geplaveid met zeilboten, sloepjes en motorboten. Op het water was de anderhalfmetersamenleving met gemak te handhaven en ik denk dat het Corona virus niet als een kikkertje overspringt van boot naar boot.

Plannen maken is lastig geworden, dichtbij je standplaats, je thuishaven blijven, lijkt voorlopig de beste optie.

Zijn we, als bootjes mensen, niet bevoorrecht dat we bewegingsvrijheid hebben op het water in tegenstelling tot de landrotten in de steden? Dat we aan een steiger bij het riet kunnen afmeren en dat we kunnen mee genieten van de karekieten, de rietzangers en de rietgorzen die proberen elkaar met luid gezang te versieren?

We leven in een wonderlijke tijd, waarbij we als samenleving ‘stil’ lijken te staan. ‘Stil’ staan in de zin van de ‘verlamming’ die het virus ons oplegt te moeten ondergaan. Terwijl we ons zo goed mogelijk aanpassen is er tevens het gevoel dat de dagen voorbij vliegen omdat de gebeurtenissen elkaar snel opvolgen. De cijfers van het RIVM en de cijfers van de uitbraak van het virus in de rest van de wereld buitelen in hoog tempo over ons heen. Ondanks het overvloedige nieuws over het virus lijkt mijn eigen wereld compacter, dichterbij en meer gefocust. Niet helemaal onprettig moet ik bekennen. Dat wat verder weg gebeurt is verontrustend, maar dat wat dichtbij gebeurt lijkt overzichtelijker, misschien zelfs rustgevender. Ik spreek voor mezelf en realiseer me dat dat voor anderen juist niet zo werkt en dat de situatie heel bedreigend is, dicht op de huid, op allerlei persoonlijke vlakken.

We lijken te leven in ‘tussentijd’, een begrip dat ik laatst voor het eerst hoorde. De tijd tussen een onzekere toekomst en een recent verleden met een aaneenschakeling van verwarrende en totaal ongekende gebeurtenissen. Er heerst een soort stille spanning over datgene waar wij nu als mensen geen grip op hebben. De illusie controle te hebben is doorgeprikt. Heel begrijpelijk dat er stemmen op gaan om die controle weer snel op te pakken. We kunnen slecht tegen onzekerheid. Het virus dwingt ons die onzekerheid te onderkennen. De maakbare wereld die we als vanzelfsprekend hebben verondersteld blijkt ineens niet meer zo maakbaar.

Terug naar een kleiner perspectief, dichterbij: Wie kent niet het vervelende gevoel als er in je scheepje een lampje gaat branden dat niet hoort te gaan branden, of als je computer aan boord meldingen produceert die je niet begrijpt? Een wetende techneut maakt er geen probleem van, ‘dat los ik wel op’. In het geval van iets als een onbekend virus is dat een ander verhaal, al je technische kennis is dan ineens van generlei waarde.

Daarentegen. Is varen met je schip niet eveneens het bewust opzoeken van een (min of meer gecontroleerde) mate van onzekerheid, omdat we dat leuk vinden? Brengt het varen niet mee dat we met name in het nu zijn en niet al te veel bezig zijn met afleidende zaken? De controle te hebben over een behapbare mate van onzekerheid.

Inderdaad, de door het virus gecreëerde onzekerheid is van een totaal andere orde als die van het varen met je schip. Het bewustzijn dat we in de komende tijd met die grotere onzekerheid moeten leren omgaan lijkt me niet meer dan een understatement…… en dan is varen met je schip een mooie afleiding……

Holle gracht bij het Sneekermeer

Virus

Als ik uit het raam kijk zie ik één motorboot afmeren aan de overkant. De Lemmerbrug bij de Waterpoort van Sneek heeft dubbel rood. Het seizoen is nog niet begonnen. Alleen op afroep kun je er doorheen. Het uitbundig stralende zonlicht spat uiteen op het wateroppervlak in wit-zilverkleurige vlakken die door de wind voortdurend ten opzichte van elkaar verspringen. Een Fuut is ijverig bezig met het opduiken van zijn lunch.

Friesland is nog relatief onaangetast door het virus. De mensen houden zich goed aan de voorschriften. Het is Lente, maar wel een verdrietige Lente. Er lijkt een ingehouden spanning aanwezig onder de mensen. In de contacten met anderen op afstand, fysiek of digitaal, heerst een ongenoemde verwachting van ‘hoe zal het gaan, hoe lang gaat dit duren’. Langzamerhand dringt door hoe kwetsbaar we zijn.

De vaarplannen voor de zomer zullen we moeten aanpassen. We waren eerder, voor de crisis, al van plan om dit jaar niet naar het buitenland te gaan. Volgens de berichten mogen we dat niet eens tot zeker 1 juni. De havens zijn voor een deel gesloten, de bruggen en sluizen draaien voorlopig volgens de winterdienst-regeling.

De Waddeneilanden, zowel de Nederlandse als de Duitse, zijn gesloten voor de recreatie-vaart. Ook als wandelende of fietsende toerist kun je vergeten verwelkomd te worden.

Hier in Sneek kunnen we met ons schip vanuit de box in de haven, zonder bruggen of sluizen te moeten passeren, op de meren komen. Een geschenk gezien de situatie. Rottig voor diegenen die hun schip binnen in de loods op het droge hebben liggen en voorlopig niet kunnen varen door het beleid van de regering.

Om ons heen kijkend hebben veel mensen het moeilijk. Me druk maken over het feit de komende maanden niet of slechts beperkt te kunnen varen is niets in vergelijking met al die mensen die getroffen worden met een besmetting van het virus. Terecht komen op een intensieve care is wel het laatste wat je je wenst. Vanuit mijn voormalige vakgebied weet ik wat dat betekent.

Laten we hopen dat deze quarantaine tijd snel voorbij gaat.

De winter is voorbij, de vogeltrek naar de broedgebieden in het noorden is in volle gang, de natuur bloeit op. In ieder geval mogen we daar van genieten, wandelend, fietsend, of zittend in je tuin. Het beste ervan makend in een rare tijdspanne…..

De Groene Dijk bij het Sneekermeer

Storm

Meerkoet op het ijs, lijkt wel of hij zich schuldig voelt.

De heftige storm op de zondag na het zaterdagse gezellige Pollardvaarders-uurtje op Boot Holland had voor ons nog een kleine verrassing.

Vorig jaar in een eerdere blog sprak ik over de Meerkoeten die ons schip in de winter als openbaar toilet gebruikten.

De loods waar Nine Marit ligt heeft geen deur vanaf het water. Het is eigenlijk een soort carport voor een schip. Makkelijk bij het in- en uitvaren, maar daardoor ook makkelijk voor het in- en uitzwemmen voor watervogels. De loods heeft aan de westzijde kanteldeuren. Wij liggen met ons schip in de oostzijde. Omdat we tijdens eerdere winters ontdekten dat het zwemplateau een ideale verzamelplaats was voor onze ‘gevederde kak-vrienden’, hebben we de laatste twee winters Nine Marit omgekeerd in de box gelegd, de boeg richting de open kant.

Op de kopse kant van de loods is een toegangsdeur naar een middensteiger met links en rechts smalle, uitstaande tussen-steigers als de graten van een vis. Over die smalle graten lopen is zoiets als fietsen op een evenwichtsbalk met aan beide kanten het weinig aanlokkelijk koude en donkere water. Met wat houvast aan de zeereling is erover lopen is geen probleem, iets verder op de steiger, zonder steun, is het wat hachelijker, zeker als het hard waait. Het prettigste om bij het verste uiteinde te komen is het om op je knieën als een krab langzaam naar voren te kruipen, de ogen gericht op de reddende steun-paal die houvast moet geven. Nu denk je wellicht, daar hoef je toch niet te zijn? Nee, meestal niet, maar voor het vast zetten van een onwillig wapperend zeil dat met een lang elastiek deels over het voorschip en deels dwars over de ingang van de box gespannen moet worden, moet je wel naar het uiteinde van die rottige smalle plank kruipen.

Vorige winter hadden we een zeil, lekker voordelig aangeschaft bij de Welkoop, om de boeg gespannen, over het voordek met de neergeklapte mast, waardoor het dekzeil op meerderde plekken kapot ging op de scherpe uitsteeksels van de mast. De meerkoeten vonden het alsnog een aantrekkelijke plek om op de door het zeil overdekte zeereling hun gemak te nemen en daar onbekommerd hun ontlasting op de vingersteigers en het zeil te deponeren. Conclusie: Geen goede constructie.

Deze winter dachten we het anders te doen. Uit voorzorg hadden we de mast ingepakt met schuimplastic om te voorkomen dat er weer schaviel-plekken in het zeil zouden ontstaan. Het zeil spanden we uit tot over de zijsteigers om de heren en dames zwemvogels een schuin aflopende en wankele ondergrond te bieden, té onaantrekkelijk voor een rustige nacht vanwege het ongetwijfeld af en toe klapperde dekzeil. Voor het eerst dit jaar geen poepje te bekennen. Hoera!

Echter…….we hielden geen rekening met de wind die het dit jaar nodig vond, met stormkracht de loods te geselen. Het vlakke deel van het zeil klapperde als een lamme vogel omhoog richting het dak. Het elastiek was los geschoten en een poging om het elastiek met de pikhaak naar me toe te hengelen mislukte, terwijl de stormwind zijn best deed om me, balancerend op mijn knieën op de vooruitgestoken vingersteiger, het water in te donderen. Met een dun draadje zat het dekzeil nog vast en met het aanspannen van de andere loszittende lijntjes heb ik het maar even gelaten. De volgende dag, de wind was eindelijk gaan liggen, heb ik samen met mijn lief, ze is veel handiger op de evenwichtsbalken, het zeil geborgen. Nine Marit ligt nu in volle glorie, zonder zeil de lente af te wachten. Een enkel vogelpoepje mag haar niet deren.

Gisteren nog even bij het schip geweest. Geen poep te bekennen. De neiging om met z’n allen terug te keren naar de van ouds bekende overnachtingsplek zijn de Meerkoeten naar het lijkt vergeten…..

Bloesem, gestolen uit het park

Couleur Locale

Pijnbomen bij Malaga

Met zijn grote donkere ogen onder de piekende zwarte haren keek hij me onderzoekend aan. Hoe oud zou hij zijn? 3-4 jaar. Duidelijk jonger dan zijn broer die hem af en toe speels op zijn rug nam. Het Spaans dat hij sprak kon ik niet verstaan. Een vraag, een poging tot contact?

De familie, opa, oma, zwangere dochter met haar man, twee kinderen en moeders jongere zusje zaten na te genieten van de lunch in het restaurant. Onderweg naar Malaga over de slingerweg door de bergen maakten we een stop voor een kop thee bij dit vriendelijke restaurant, prachtig gelegen in de bocht van de weg met uitzicht op de overhangende pijnbomen die zich met hun getordeerde wortels vastklampten aan de steile rots-helling. Het restaurant werd beheerd door een gezin. Oma en moeder in de keuken, vader en dochter achter de bar en in de bediening. Opa reinigde de ramen van de tussendeur naar het tweede gedeelte van het restaurant. Hij deed dat zo professioneel en handig, dat we beide gefascineerd toekeken. Hij zeepte met een spons een raam in, om vervolgens met de wisser in een kunstige dans over het glas in twee halen de zeep te verwijderen.

Op de tafel van een tweede familie stond een half leeggegeten pan met paella, waarvan ik het overgeblevene best nog even soldaat had willen maken. De beide Spaanse familie deden precies wat veel Spanjaarden in de middag het liefste doen. Samen uitgebreid tafelen van 2 tot 4 en vooral luid praten. Er was slechts één persoon die al dat gepraat niet zo zag zitten. Het jongere zusje van de zwangere moeder hing met een verveeld gezicht voorover op het tafeleinde, de beste plek om je wat afzijdig te houden. Als puber vind je de gesprekken van je familie niet interessant. Liever zag ze een filmpje of had ze een chat met een vriendin of vriendje.

Er zat een man in het deel van het restaurant waar zich ook de bar bevond. Hij at een portie frites met een lap gebakken vlees. In Spanje heb ik niet vaak goed gebakken frites gehad. Er wordt te kort en bij een te lage temperatuur gebakken, waardoor de frites de olie opzuigt en slap op je bord geparkeerd wordt. Ja, we aten een keer goede frites bij de lunch, maar die was gebakken door een Engelse kok. Hij was ook een meester in het bakken van vis. Het bier-beslag om de vis maakte dat de vis min of meer gaar stoomde in de knapperige korst. Als de vis dan ook nog spartelend vers is, heb je een originele Fish and Chips op je bord. De Spanjaarden moeten zich maar houden aan de bereiding van paella of de vele heerlijke tapas, die in de buurt van San Sebastián in het noordwesten van Spanje superieur zouden zijn.

Andalusië is een arm deel van Spanje. De dorpjes in de bergen ogen leeg. Oudere vrouwen en mannen, krom van hun zware bestaan, schuifelen moeizaam door de steile straatjes. Hun gegroefde gelaat naar de grond afgewend zijn ze nauwelijks in staat tot het beantwoorden van een groet. Wat ons aan de andere kant opvalt is de vriendelijkheid van de mensen in de winkels en de restaurants. Mijn pogingen om tijdens het afrekenen in een restaurant vast een fooi te geven door een hoger bedrag te laten berekenen, werd steevast beantwoord door eerst het volledig verschuldigde retour bedrag te geven. Het blijft merkwaardig dat een kopje espresso, un Café Solo, slechts 1 euro kost. En dat je voor een driegangen lunch inclusief een glas wijn en een kop koffie 10 euro hoeft neer te tellen. Het is geen haut-cuisine. Ik noem het een boerenkeuken, vaak wat aan de vettige kant, maar eerlijk gemaakt. De salades waren bij ons favoriet, rijk gevuld met de lelijkste maar wel lekkerste tomaten, verse snippers pittige ui, bietjes, wortelrasp en tonijn.

Andalusië is een oud en ruig boerenland met afgesleten bergtoppen waar net als als bij de Dolomieten rotspartijen steil omhoog pieken. De olijfbomen zijn oud en de hellingen langs de weg bezaaid met wilde rozemarijn en asperge-struiken. De doorgaande wegen zijn van uitstekende kwaliteit en goed onderhouden. De onverharde wegen zijn uitdagend en niet bepaald geschikt voor vlaklanders met hoogtevrees….

Het binnenland van Andalusië, een deel van Spanje, dat nog weinig van zijn authenticiteit heeft verloren.

Comares