
het is zover.
Morgen, zondag gaan we de overtocht naar Nederland beginnen. Ten minste 48 uur.
We hebben versterking van de zus van Nienke, Annelies die vandaag met het vliegtuig in Kristiansand is aangekomen.
Een prettig idee. 2 ½ man in plaats van 1 ½ man.
De 5 weken gips zijn bezegeld met het verwijderen ervan.
Het ding begon zo te irriteren, dat dit blijk van gezondheid beloond diende te worden. Als een afgedankt relikwie ligt het nu in de kaartenbak.
De enkel voelde als verdoofd zonder die stijve jas, een wasbeurt en een massage met olie bracht weer een levend gevoel. Wat wil je ook na 5 weken in het duister.
De eerste stappen waren onwennig en het was alsof ik de beperking van het gips nog voelde.
Met een zwachtel en een gewone schoen voelt het als een koning op rolschaatsen.
Met ooievaars-passen en duidelijk nog belemmerd, stap ik parmantig door de supermarkt. Het moet er vreemd uitzien, een man met een wonderlijk loopje, maar aan de voet is niets te zien.
Ik ben er blij mee.
Farsund blijft cadeautjes geven.
Van de mevrouw van het café bij de supermarkt krijgen we spontaan twee gebakjes voor bij de koffie. Op de één of andere manier vond ze mijn gehompel aandoenlijk en meende daar wat aan te moeten doen.
Na een plasje kijk ik toevallig uit het badkamer-raampje naar het water. Een zwarte vin schuift voorbij.”Een haai” dacht ik, gevolgd door de gedachte , “dat kan niet”. Ik strompel (toen nog met gips) de trap op naar buiten, struikel bijna over het opstapje en zie de vin opnieuw. Even later springt de vin met dat wat er aan vastzit omhoog uit het water. Een dolfijn met een witte buik begroet de wereld boven water.
Meerdere malen herhaalt hij dit kunstje. Vist hij, of is hij gewoon aan het spelen? Nienke en ik zijn beide opgetogen over dit speelse schouwspel.
Het lukte twee keer om een sprong te vereeuwigen.
Onderweg hoorden van verschillende medezeilers dat ze dolfijnen en walvissen hadden gezien, alleen wij niet! Niet goed uitgekeken of gewoon geen geluk gehad?
Wat doen die dieren toch met je ( ik ben in het algemeen niet zo sentimenteel met dieren, behalve dan als het gaat om het aanbod walvis-vlees te eten)? Is het omdat ze naast de boeg van het schip je nieuwsgierig aankijken? Of omdat ze de bewegingen van de boot imiteren, door op te springen en zich met veel gespetter weer languit in de golf te gooien? Of is het de spreekwoordelijke intelligentie die ze hebben en lijken ze te willen communiceren met de mens?
Ik weet het niet. Wat ik wel weet is, dat ik er blij van wordt.
We zijn er klaar voor, de overtocht, het weer lijkt goed, het schip hebben we nagelopen op los-zittende harpjes, schroefjes en moertjes.
De motorolie is gecheckt, iets bijgevuld, de wierpot is geïnspecteerd, ook heb ik in de motorruimte alles wat aan te draaien is aangedraaid.De slangenklemmen zijn gecontroleerd, de dynamo-riem is op spanning en met een blik, als wist ik er alles van, leg ik het motorluik op zijn plek, concluderend; “het ziet er goed uit”.
Er is voldoende leeftocht voor meerdere etmalen op zee aan boord, niet te vergeten alle tussendoortjes en lekkernijen die in een mandje voor het grijpen liggen.
Morgen nog water tanken en de gastank voor een nieuwe verwisselen.
Ik zei het al, we zijn er klaar voor.
188º wordt de koers, als de wind het toelaat.
De waypoints staan in de plotter.
We laten ons dragen.
Generaliseren over Noorwegen en de Noren, een tweede terugblik


Het schip schommelt in de windvlagen.
Ik hoor het deurtje van het keukenkastje tikken.
Farsund is een prettige plek.
We liggen hier gratis, inclusief stroom en water en de COOP naast de deur.
De weersvooruitzichten zijn niet best, harde wind op de Noordzee tot en met a.s. zaterdag.
De twee Zwitsers die voor ons liggen willen morgen, in een tegen-windse koers langs kaap Lindesnes varen. Gezien de hoge golven ter plekke lijkt mij dat niet een aangename bezigheid.
Farsund is evenals Ålesund in het begin van de vorige eeuw volledig afgebrand. Een aantal van dezelfde architecten die Ålesund hebben helpen opbouwen hebben ook Farsund een nieuw gezicht gegeven. De huizen, in steen gebouwd, doen erg denken aan die in Ålesund ,met hun gekleurde gevels en deels Classicistische- en Jugenstil elementen.
Een gallerie-houder legde het ons ons allemaal geduldig uit.
De sfeer in dit deel van Noorwegen is totaal anders dan de Lofoten en het hoge Noorden. Ruige en ongenaakbare natuur is hier veel minder duidelijk aanwezig en de huizen, gebouwd tegen de hellingen, ogen vriendelijk en zijn gevarieerd in bouwstijl. Alles ademt een sfeer van gemoedelijkheid en toont gevoel voor schoonheid. Er wordt hier veel gebouwd, maar de planologie laat een zorg voor leefbaarheid en toegankelijkheid zien.
Op straat lopen de mensen er anders bij, de kleding is losser, artistieker. Het terras van het Pakhuset nodigt uit om er langer te blijven zitten. Een café is een bruin café en niet de kale sobere ongezellige drink- en eet-plek, die we vaak in het noorden in de kleinere plaatsen, zagen.
Geweldig om niet zelf je koffie bij de balie te moeten halen en eerst te moeten afrekenen, maar gewoon vriendelijk bediend te worden. Gek dat ik waarde hecht aan dit soort kleinigheden.
Zorg voor de ander zal zich in Noorwegen meer uiten in familieverband, al merkten we, als je een beroep op een Noor doet, dat de bereidwilligheid om te helpen groot is, maar je moet er wel om vragen.
Ik vermoed dat de familiebanden heel sterk zijn gezien de neiging om massaal aan tradities mee te doen zoals we zagen op 17 mei in Skudenes, de nationale onafhankelijkheidsdag.
Ik begin ook te begrijpen waarom er zoveel boerenfamilies uit Nederland naar Noorwegen emigreren. De levensstijl sluit aan bij een sterke familiecultuur en een degelijke kerkelijke achtergrond. De grotere vrijheid op het gebied van het landbouwbeleid is aantrekkelijk om zich hier te vestigen. In dit grote land is in allerlei beroepen werk te krijgen en het verdient goed.
Het schijnt wel zo te zijn dat Noorwegen steeds meer voorschriften en regels overneemt van de Europese Unie, maar wel zodanig dat hun onafhankelijkheid onaangetast blijft. Al was het alleen maar om te kunnen vissen wat je wilt of waar je wilt.
We kregen meerdere malen walvisvlees aangeboden om te proeven.
We eten vlees, maar walvisvlees gaan eten voelt net zoals het aanbod krijgen om hond te eten.
Nee dank je, de emotionele binding met dat zeedier is ons te groot.
Het vissen en jagen is voor veel Noren een levensbehoefte en ze kunnen vol vuur daarover spreken. Bedekte twijfel onzerzijds over ‘of dat nou allemaal zo nodig moet’, wordt met een minzame glimlach terzijde geschoven. Mijn instinct om te jagen is vervormd tot het kopen van een biefstukje bij de slager.
Het idee zelf een vis aan de haak te slaan geeft me een ongemakkelijk gevoel, al eet ik graag vis.
Daarentegen staan de meeste Noren dicht bij de natuur. Van jongs af aan gaan kinderen met opa, vader of oom mee op jacht of uit vissen.
We verbaasden ons over de luidruchtige alcoholische uitspattingen van Noren met name in de weekenden. Het werd ons uitgelegd als een tegenwicht voor het harde werken gedurende de week en als protest tegen het strikte alcohol-beleid van de regering.
In de mogelijkheid tot het gebruik van een bredere variatie andersoortige drugs, kijken naar soaps, zwelgen in emotie-tv en het lezen van sensatie-bladen, zijn we in Nederland misschien wel, zij het in ‘geaccepteerde’ vorm, evenzeer geneigd tot uitspattingen.
Aanvankelijk sloten we, zoals we in Nederland gewend zijn, de boot zorgvuldig af als we even weg gingen. Die gewoonte verloren we snel. De criminaliteit is laag en zeker in het noorden van Noorwegen is iets stelen een ongerijmdheid. De keren dat we in al die maanden politie zagen schat ik op een keer of 6-7. Misschien overdrijf ik een beetje, maar het was zelden.
Eerlijkheid lijkt, als principe, hoog in het vaandel te staan.
In de meeste havens wordt er van je verwacht het havengeld in de zogenaamde honesty-box te deponeren. In Nederland lijkt me zoiets ondenkbaar. Waarschijnlijk blijft de box erg leeg.
Van een aantal Noren begreep ik toch dat ze niet altijd zo braaf zijn. Ze betalen als er stroom wordt geleverd en voldoende faciliteiten aanwezig zijn. Buiten het seizoen (vóór juli en ná augustus) wordt er meestal geen liggeld betaald. Slechts 3-4 keer kwam er in de haven iemand langs die het havengeld inde.
Tot zover terugblik 2.
bij de foto’s
bloot uitgenodigd in Egersund door de haven-nimf.
Farsund kade.
Farsund vanuit de Nika.
Nika langs de kade.

Het zuidelijkste puntje van Noorwegen.
Het plenst, als waren we al in Nederland.
De regen roffelt gestaag op het dek en binnen is het gezellig en warm.
Alweer 3 dagen, nu met ons tweën onderweg en 100 mijl verder, liggen we in Farsund, een plaatsje vlakbij het zuidelijkste puntje van Noorwegen, de zuidkaap Lindesnes.
Lindesnes was de eerste kaap die we ronden op onze tocht naar het noorden.
Nu ligt hij weer voor ons in opmerkelijk slechter weer.
De keuze die we te maken hebben is niet makkelijk: Of verder naar het oosten en dan een oversteek naar Denemarken, of naar het zuiden in een rechtstreekse tocht naar Nederland.
De windrichting voor de komende dagen is niet gunstig, zuidoost tot zuid met windkracht oplopend tot 30 knopen op woensdag op de Noordzee.
Dat betekent wachten. Lastig als je de stal ruikt.
Misschien is dit een goede tijd voor een terugblik op de reis die we maakten .
Het weer in Noorwegen was voor ons een aangename en aanhoudende verrassing. De dagen dat we in 4 maanden ‘slecht’ weer hadden zijn op de vingers van twee handen te tellen.
Vooral ten noorden van Bergen en boven de poolcirkel, hadden we eigenlijk voortdurend mooi weer. In juni was er wel een koude wind die ons plaagde, maar de zon was een warme vriend.
Volgens de Noren is de koude wind een abnormaliteit in deze zomerse periode. Het is eigenlijk veel warmer in het noorden dan je denkt. De neiging om zich in de zomer te ontbloten is een veel geziene bezigheid, desnoods in de beschutting van de kuiptent, het terras-scherm of de schuifdeur van de vakantiewoning.
Erg onder de indruk waren we van het licht, de heldere lucht en het water.
Boven de poolcirkel brachten we midden in de de nacht menig uurtje door in het licht van de niet meer ondergaande zon. Als leefden we voorbij de tijd, tijdloos.
De lucht is zo schoon dat we onze boot haast niet hoefden te poetsen. Een regenbui werkte als een wasserette voor de boot.
Water uit een beek kun je zondermeer drinken en smaakt als het beste bronwater.
Door de golfstroom die langs de Noorse kust loopt, is het klimaat heel mild. In de winter wordt er ondanks de korte dagen gewoon door-gezeild. Het vriest er tot ver boven de poolcirkel ’s winters langs de kust niet of nauwelijks en alle havens aan zee blijven vrij van ijs.
Het moet een bijzondere ervaring zijn om onder het waaierende poollicht op een avond door de scheren te varen, geleid door de sectorlichten die langs de hele kust betrouwbare bakens vormen voor de schepen.
Voor ons zeilers is de wind een belangrijk hoofdstuk.
Op de weg naar het noorden hadden we vaak wind tegen en in de fjorden is het met de wind helemaal hopeloos gesteld; ofwel er is wind het fjord in ofwel er is wind het fjord uit, ofwel het wisselt zo sterk van richting en sterkte dat je gek wordt van het steeds wisselen van de zeilen. De valwinden die je plotseling overvallen zijn eveneens een bron van minder genoeglijk vermaak.
Als we nagaan hoe vaak we de motor hebben moeten bijzetten, zou je net als de Noren beter per motorboot naar het noorden kunnen gaan. Veel motoren dus, als je een doel hebt, zoals wij dat hadden.
Een tweede tocht naar Noorwegen zal er voor ons nu anders uit gaan zien; een kleiner deel van die onmetelijk lange kustlijn bezoeken en veel meer plaatselijk de sfeer opsnuiven. Zeilen waar de wind je brengt , een eilandje , een fjord in.
Op de terugtocht vanuit het noorden, kregen we als toegift nog dat de stroom tegen is, diezelfde stroom die we op de heenweg mee hadden.
Is teruggaan lastiger dan heengaan?
De verwondering over het nieuwe wordt minder.
Misschien is het verlangen van het terug willen gaan naar het vertrouwde wel de grootste afleiding van dat wat er is.
Bij de foto’s:
Nika rijst op uit een golfdal( foto van Christian en Katarina uit Zweden).
de 2 andere foto’s, vogels op een rots.

De boom en de zee.
Ik zet geen voet meer van boord.
Ik verdom het.
Het is me veel te gevaarlijk.
Eerst was er het pootje (waar ik het eigenlijk niet meer over wil hebben, tenslotte is het een blog over zeilen) en nu donderde er vandaag een boom om , dwars over de weg , op een plek waar ik 30 seconden tevoren nog stond te wachten om over te steken. Ook Nienke was bijna de pineut omdat ze vlak achter me liep.
We hoorden een vreselijk gekraak en een halve boom( een Iep, dacht ik) , in de lengte gespleten, zocht een onzachte aanraking met de weg. Het woei niet eens.
Iedereen bleef aanvankelijk als verlamd staan, om daarna snel de mobiele telefoons met camera te heffen en er een foto van te maken.
En dat nota bene terwijl ik op weg was naar het ziekenhuis voor een nieuw gips-verband .
Het landleven is me te gevaarlijk, ik zet voorlopig geen voet meer aan wal, of het het moet zijn dat er toevallig een goed restaurant is, een visboer die verse garnalen verkoopt, of een patisserie die krakend verse tompoezen in de aanbieding heeft.
Geef mij maar de zee.
Op zee staan geen bomen die kunnen omvallen, er zijn geen dakpannen die bij een windvlaag op je hoofd terecht komen. Geen mallotige scheur-ijzers met house-dreun die je van de sokken rijden.
Neen, geef mij maar een visser, die zigzaggend voor je uitvaart, daar kun je tenminste op tijd ruim omheen sturen, nou ja, meestal. Of een flinke grote jongen die met een vaste snelheid schuin voor je langs vaart, voor wie je alleen maar een beetje je koers hoeft te verleggen, nou ja, meestal. Of een lekker windje uit de goede hoek die je met 6-7 knopen in de goede richting duwt, nou ja, meestal niet.
Zelfs stilliggen in de haven, zoals we nu noodgedwongen nog steeds doen, lijkt beter dan op de wal vertoeven.
Het weer is abominabel , het regent veel of het regent bijna, de wind is weg of blaast te hard, je kunt er geen ‘grib’ op krijgen. Het weerbericht verandert per uur.
Zolang als het duurt blijven we liggen en het voordeel is dat ik met de dag beter wordt.
We gaan zogezegd “op dezelfde voet door, maar in een nieuw verband”.
Al ben ik in de laatste blogs misschien wat monomaan met mijn enkel bezig geweest, ik ben toch blij met de verkiezing tot Blog van de Maand in het tijdschrift “ Zeilen”.
Ik denk dat de karakterisering klopt, ik probeer de dagelijkse indrukken die we opdoen tijdens onze tocht in een eigen kader te plaatsen, een kader dat bij mij en Nienke past.
Voorlopig zijn jullie nog niet van me af, maar het vervolg laat even op zich wachten tot er weer wat “zeewaardigs” te melden is.
bij de foto’s
de boom en ons uitzicht vanuit de kuip in avondlicht.
Skudeneshavn
De grond schuift onder me door.
De blauwe doppen onder de krukken bewegen zich ritmisch tikkend naar voren en achteren. Telkens als de stokken de grond raken verschijnt ook een opengeknipte slof in beeld die synchroon met het getik van de stokken voorzichtig de grond raakt.
Ik loop en ik heb nog nooit zo bewust gelopen.
De grond onder me is tegelijkertijd steun en een potentieel gevaar.
De wandelingetjes in Skudeneshavn zijn een verademing na nu bijna 3 weken nauwelijks van boord te zijn geweest.
Het is leeg na het vertrek van onze interim-schipper Bart.
We hebben allebei moeite om ons aan de nieuwe situatie aan te passen.
We zijn een flink stuk opgeschoten naar het zuiden na het vertrek uit Ålesund, ik denk zo’n 500 km.
De drang om door te gaan en op te schieten neemt langzaam af en het “hier en nu “krijgt gelukkig weer de overhand. Hoe snel verval je weer in “als dit en als dat” en”hoe moet het als, en kunnen we dat wel?” “Nu is het mooi weer, eigenlijk zouden we nu moeten gaan, en halen we Nederland wel?” Acceptatie en toelaten, steeds weer toelaten. Verzet tegen wat is en misschien komt, is zinloos, net zo min als het zin heeft om de natuur te willen forceren in het onvermijdelijke.
Ja, als we varen , geef je richting, je staat aan het roer, maar de richting wordt wel bepaald door de omstandigheden. Dat wat je wil heeft een beperkte ruimte, de kunst is om te weten hoe groot die ruimte is en daar een ‘speelruimte’ van te maken.
We zijn het dorp ingewandeld en hebben boodschappen gedaan. Op de markt staan twee mannetjes met groente en bloemen. 3 grote wortels met het zand er nog aan voor 36 cent.
Bij het tweede mannetje(hij spreekt geen woord Engels), kopen we onbespoten pruimen, appels en broccoli van de koude grond. Met een wijdse revérence krijgt Nienke na het betalen een bos Lathyrus in de hand gedrukt. De mannen die staan toe te kijken, zeggen dat hij “crazy” is, hetgeen ik betwijfel, want hij benadrukte dat we wel moesten terugkomen.
Zo wordt je opgenomen en omhuld door de warmte van een landelijk dorpje.
Op het terras bij de COOP zitten de locale pensioen-trekkers opgewekt met elkaar te babbelen, terwijl een stoet van boodschappen-doende moeders, met of zonder kinderwagen aan hen voorbij trekt. Ik zit op het terras en zie dat allemaal gebeuren. Niks moeten, niks hoeven, alleen maar kijken, heerlijk.
Nu begrijp ik een beetje wat die mannen op de leugenbank in Hindeloopen bezielt.
Even voel ik rust in mezelf. Ach, waarom ook niet.
Het is geen straf om hier in dit plaatsje een paar dagen te blijven. Er gebeurt hier niets, maar ook van alles. Het tempo van de mensen, de zon, het bezoek van een wesp in de boot doet denken aan een stadje in Zuid-Frankrijk. Alleen het geluid van de meeuwen past er niet bij.
Het schip is in goede conditie, op het laatst heeft Bart nog wat kleine dingen gerepareerd (de slang van de warm-waterkraan was los geschoten en een elektrisch draadje zat op de verkeerde plek).
Onder het gips zit nu een plaatje aluminium dat meer steun geeft bij het lopen.
“Orthopedisch podoloog” Bart heeft het met gevoel voor techniek en praktisch nut stevig aan het gips gemonteerd. Ondanks dat de montage-kit zijn kleverigheid had prijsgegeven door veroudering en verwaarlozing( jaren zat hij ongebruikt in de rommeldoos) bleek hij toch nog van nut te zijn als stootdemper.
Over een dag of 3 denk ik voldoende kracht in mijn been te hebben om vanuit de kuip van alles te kunnen doen, zonder de krukken.
Alles is gereed voor vertrek. De was is gedaan.
De dieseltank zit nog vrijwel vol en water tanken is zo gebeurd.
Als het weer het toelaat gaan we weer varen.
Het zal spannend zijn.
Ik verheug me erop.
Bij de foto’s
een deel van onze oogst bij de groenteboer
Bart monteert de stootdemper onder het gips.
de kadekat


We liggen in Haugesund aan de kade.
We wachten op beter weer, het waait te hard en de regen spoelt over het dek.
Dat maakt melig en het wachten levert observaties, die je niet zou verwachten van een zeilteam.
Daarom in deze blog de werkelijkheid bezien door 3 verschillende brillen.
Aan de lezer de uitnodiging om te bepalen wie wat geschreven heeft, Nienke, Bart of Rob
De kadekat 1.
De kadekat maakt zijn opwachting.
De kat ziet er uit als een wandelende plumeau, waarschijnlijk een soort Perzische kat.
Bij aankomst in Haugesund verleidde hij ons met zijn inschattende begerige blikken, terwijl hij langs de Nika schoof. Dat hij er geen been in zag om zich grotere vrijheden te veroorloven hadden we op dat moment nog niet door.
Stilletjes sluipt hij aan boord, vooral wanneer het lekker ruikt, dus tijdens etenstijd.
Gisteren probeerde Nienke hem met dringende maar toch vriendelijk stemgeluid van de boot te manen. Er stonden kinderen op de kade en een al te fel geschreeuw zou teveel zijn voor de kinderzieltjes, vond ze.
Dat hielp slechts tijdelijk. Nauwelijks een uur later stond hij al op de eerste trede van de trap naar de kajuit, verlangend uitkijkend naar een hapje en een warm plekje om zich te nestelen.
Zijn vacht ziet er enigszins verfomfaaid uit en we vermoeden dat hij (we denken toch dat het een kater is) de nodige vlooien van huisvesting voorziet. Een niet erg aantrekkelijk vooruitzicht, hoezeer ik ook van katten hou.
Telkens als we zijn schim in het gangboord zien, klappen we luid in de handen vergezeld van een indianen-gehuil, wat gelukkig helpt.
Toen we datzelfde deden toen de havenmeester op het dek klopte, keek de man ons enigermate vreemd aan. Wij mompelden iets over een kat, maar dat begreep hij kennelijk niet, zo snel als hij zich na het betalen van de verschuldigde contanten, van de Nika verwijderde.
Rare Hollanders.
De kadekat heeft zijn stempel op ons gedrukt.
De kadekat 2.
Balancerend over de kaderand komt de zwart/witte pluizige kat ons begroeten. We hebben net 66 mijl met Nika afgelegd. Verder dan we van te voren gepland hadden.
Met een vooruitzicht dat er met 2 dagen harde wind uit het zuiden op komst is ,besloten we om toch maar door te varen naar Haugesund; het stukje zee met kans op hoge golven hebben we dan ook maar weer gehad.
Het is zaterdagavond, de Noren zitten op de terrassen en drinken hun drankje op hun, voor ons inmiddels bekende, luidruchtige wijze. We leggen Nika een stukje verderop, wat verder weg van de terrassen en we hopen daarmee een redelijk rustige nacht door te kunnen brengen.
“Wat leuk, zo’n kat die ons begroet”, denk ik en ik spreek hem vriendelijk toe.
Zonder verder te reageren loopt de kat weg.
Na een redelijke rustige nacht zijn op de zondagochtend de meeste Noren met hun schepen van de kade vertrokken. We leggen Nika wat dichter bij de terrassen (op zondag is het weekend óver), waar we ook een stopcontact voor onze elektriciteitskabel kunnen vinden. Wanneer we in Haugesund een paar dagen moeten liggen om het slechte weer af te wachten, is elektriciteit prettig voor warm water, licht en opladen van de computer.
Op de zondagmiddag wordt één van de overheerlijke stukken kaas, die Bart meenam, aangesproken. En wie staat daar op de boot: meneer de kat. Niet eerst ons begroeten; gewoon aan boord stappen. Ik stuur hem weg .
’s Avonds terwijl we rustig binnen zitten, sluipt hij stilletjes tot bijna op het trapje. Opnieuw wordt hij weggestuurd. De raampjes laten we toch maar wat minder wijd open staan ’s nachts.
De kat laat zich verder niet meer zien. Maandag komt het slechte weer, het regent ’s avonds pijpenstelen en de wind waait door de verstaging. We maken een overheerlijk maal en ja, daar is de kat weer; aangetrokken door de heerlijke geuren.
Met een ferme brul wordt hij weggestuurd en hij trekt zich terug onder één van de geparkeerde auto’s. Komt hij morgen weer?
De kadekat 3.
Veni vidi vici, zonder motto maak je niks. Er is weer een nieuwe boot aan mijn kade, net aangelegd. Aan de lap te zien, die aan de achterkant van de boot hangt, is het een Hollandse boot. Die komen hier vaker en de havenmeester, met wie ik regelmatig optrek, hoor ik ook wel zeggen: ‘daar heb je er weer een’. Persoonlijk heb ik geen vervelende ervaringen met die boten maar genereus zijn ze ook niet. Op deze boot staat de naam Nika. Zal mij benieuwen. Ik vertoon me op de voor mij gebruikelijke wijze door met de voorpoten op de kade-rand de mensen op de boot aan te kijken. Ze zien me en praten in een onbegrijpelijk taaltje met elkaar, halen een camera en maken een foto van me. Een veelbelovend begin.
De volgende ochtend probeer ik het contact wat aan te halen en ga gewoon op de kade staan. Ze roepen tegen elkaar en roepen, kssssst. Die kreet ken ik maar het past niet bij die foto. Tegen de avond maken ze eten en dat ruik ik overal op de kade. Bij de Nika kan ik me niet inhouden en stap op het dek. Gelukkig hoog water, dus ik hoefde niet te springen, want dat horen ze. Toen ik door het gangboord liep hadden ze me al gezien en sprongen uit de kajuit om mij weg te jagen. Belachelijk eigenlijk, alsof ik ze kwaad kan doen. De volgende dag waren ze er nog (zeker slecht weer!) en weer maakten ze eten. Nu was de geur echter zo sterk dat ik me niet kon inhouden en ik ging weer aan boord . De geste met de foto viel definitief door de mand. Weer veel gekrijs aan mijn adres en weer moest ik verdwijnen. Niet een klein stukje van hun overvloed viel mij ten deel. Gelukkig had ik een muis van de middag voorafgaand bewaard. Ik trok me terug onder een warme automotor en dacht: Hollanders . . . . . kssssst.
P.S.
Inmiddels zijn we al weer wat verder. Het is prachtig weer en Skudeneshavn omhult ons als een warme deken.
Bart gaat donderdag met het vliegtuig weer terug naar Nederland.
Een moment van vertrek moest aanbreken, al is het met pijn in ons hart.
Het plan is om hier een paar dagen te blijven, en dan proberen we met ons tweeën verder naar het zuiden te hoppen in dagtochten. Alles ijs en weder dienende.
Bij de foto’s:
de kadekat.
Op een uitzichtpunt bij Haugesund staan Bart, Rob en Jack Brugman, een Nederlandse Noor die ons een stuk van de omgeving liet zien.
Een stukje Haugesund bij binnenkomst vanaf het Noorden
Zeearenden
We zagen ze weer, de zee-arenden.
Twee keer achter elkaar, vrijwel op de dezelfde plek als op de heenweg.
Helaas was ik er de eerste keer niet bij.
Nienke en Bart zagen hoe een zeearend op een groep meeuwen afvloog die in een hele kluit gretig loerden op wat een visserman in het water gooide. Gracieus en heel onopvallend vloog hij naderbij, vlak boven het water, de meeuwen van achteren benaderend. Even later vloog hij vlak boven hen en mengde zich onder de groep vliegende meeuwen . Hij vloog een tijdje mee, als was hij eveneens geïnteresseerd in datgene wat er onder hen in het water te zien was. Dan, plotseling, een snelle beweging en hij had een meeuw in zijn klauwen en vloog rustig weg van de meeuwen, die naar het leek niets hadden gemerkt van het plotseling verdwijnen van één van hun soortgenoten.
Zo doe je dat dus, eerst net doen alsof je in een hapje visafval geïnteresseerd bent en dan pak je gewoon één van je mededisgenoten die, gebiologeerd door al dat heerlijks op tafel niet doorhebben dat hen een groot gevaar boven het koppetje hangt.
Een zeearend is dus blijkbaar niet alleen uit op een vette zalm, maar lust ook wel eens een meeuw of een ander vliegbeest.
De tweede gelegenheid om een zeearend te zien, deed zich de volgende dag voor. Ik zat in de kuip naast de plotter, Nienke zag de arend voor het eerst. De langzame slag, de enorme spanwijdte, de wit-grijze kop en de witte staartpunt.
Hij bleek even later de ‘zij’ te zijn, want een nog grotere arend kwam erbij, en samen vlogen ze in ruime cirkels naar een uitstekende rots halverwege de steile wand van het fjord. We zagen met de verrekijker het nest met daarin één jong, veel lichter van kleur, gelig bruin. Reikhalzend uitkijkend naar wat pappie en mammie nu weer voor lekkers mee brachten.
Dat lekkers, hebben we niet gezien, wel zagen we dat het ouderpaar even later in grote cirkels samen naar de wolken vlogen, waar ze achter de berg, uit het zicht verdwenen.
Wat is het een magisch moment, om deze prachtige vogels door het luchtruim te zien bewegen, de vleugels breed uitgespreid, gebruik makend van de thermiek, steeds hoger en hoger, soms van elkaar weg vliegend, soms raakten ze elkaar bijna.
Een stille en speelse lucht-dans in verbondenheid.
Weer een dag helemaal goed en het gaat ook steeds beter met met gipspoot.
Steeds behendiger maak ik gebruik van wat er in de boot voor steunpunten zijn.
Ook de linker knie, niet bedekt door het gips, is een geweldige stut, waarmee ik mezelf via de bank over drempels heen help.
Een poging om met krukken over de steiger te lopen, zelfs met Nienke en Bart als secondanten, bleek op Florø , 3 dagen geleden nog een onoverkomelijke hindernis, ik viel bijna over mezelf, werd duizelig van inspanning. De weg naar het restaurant 300 meter verderop, was een weg te ver.
Vandaag huppel ik door de kuip en probeer af en toe een landvast los te gooien of vast te maken. De neiging om het stuurwiel te pakken heb ik na een halfslachtige poging weer onderdrukt. Lijkt me ook niet goed voor het moreel van de interim-schipper.
We zijn inmiddels in Bergen aangekomen. We hebben bijna 350 km in 4 dagen afgelegd en dat is best aardig. Bij aankomst langs de kade is er onrust, en veel lawaai. Mensen lopen langs en kijken nieuwsgierig in de kuip. Een paar Nederlanders blijven staan, en vertellen dat ze met de Hurtigrute-boot van Bergen naar de Noordkaap zullen reizen. 6 dagen heen en 6 dagen weer terug. In 12 dagen doen ze meer kilometers dan wij in 3 maanden.
Wij wensen hun een goede reis.
Nienke wordt overweldigd door het lawaai en de uitlaatgassen van de bussen die langs denderen.
Dit is niet de plek waar we de nacht willen doorbrengen.
We gooien de trossen los en vertrekken naar Strusshamn, een beschut stil haventje iets ten noord-westen van Bergen.
Daar is het dan goed toeven, geen golven geen wind, en rust.
De aankomst-slok smaakt groots en een paar chips om de knaagdrang te bevredigen, helpt om weer op aarde te komen.
Morgen zien we wel hoe ver we komen.
Het weer is goed en we schieten lekker op met de wind uit het noorden, in de rug.
De voorspelling is voor de komende dagen is minder goed.
Bij de foto:
een zeearend van een foto overgenomen,
heide bij Eivindvik,een oude vikingplek.
Bergen
schipper met macbook en poot.

Navigare necesse est.
Als een éénbenige aap slinger ik me door het schip.
Overal zijn er handgrepen en steuntjes waar ik me aan kan vastgrijpen dan wel tegen kan afzetten.
Ik moet denken aan het apekooien-spektakel dat astronauten laten zien als ze zich door de space-shuttle verplaatsen.
Gewichtsloos ben ik helaas niet en de zwaarte-kracht maakt me af toe pijnlijk duidelijk dat ik een geblesseerde poot heb.
Heerlijk om weer onderweg te zijn.
De zeelucht, de golven, de wijde blik en de wind die de zeilen doet bollen.
Statt is achter ons, de westkaap waarlangs we op de heenweg door steile golven ploegden.
Nu hadden we een rustig windje schuin van achteren en de, volgens het weerbericht beloofde, hoge golven van 2 meter waren ingezakt tot een lome deining, waardoor ik zelfs een middag-tukje kon doen. De reputatie van de “ dangerous waves” werden deze keer gelukkig niet waargemaakt.
Na de kaap zorgde een aanwakkerende wind voor een mooie 6-7 knopen vaart, eerst aarzelend maar later steeds constanter. De wind valt van de bergen langs het fjord naar beneden en we zien aan de op ons af-stormende rimpelingen op het water dat er weer een vlaag aan komt.
Twee uurtjes varen we prachtig, daarna strijken we de zeilen en gaan op de motor verder, op zoek naar een aanlegplaats.
Het plekje bij het eiland blijkt bij nadere inspectie niet zo geschikt bij deze wind en we besluiten verder te varen naar Selje.
Beurtelings zijn Nienke en Bart interim-schipper en als het nodig is help ik bij het navigeren en de uitkijk.
Met de neus op de plotter loods ik Bart en later Nienke tussen de rotsen door naar het sectorlicht dat ons de weg wijst naar de ingang van de haven.
Ik zit met mijn been omhoog, weggedoken achter de sprayhood, goed genoeg om de aanwijzingen van kaart en plotter aan de stuurman door te geven.
“10 graden stuurboord” of “als je deze volgende rots dwars hebt moet je afvallen”zijn kreten die regelmatig in de kuip te horen zijn. Waarbij die laatste kreet niet een aanbeveling is om af te vallen na het eten van een dikmakend pindarotsje, maar een commando om met het schip van de wind weg te draaien en het zeil te laten vieren, als de rots ter zijde gepasseerd is.
Gespannen kijken we waar de ingang van de gjestehaven (gastenhaven) is. Van afstand is dat vaak slecht te zien omdat er groot verschil is tussen wat je op de kaart ziet en wat je in werkelijkheid ziet.
Een kaart is plat en de contouren van de kustlijn en de hoogtes zijn niet duidelijk weergegeven.
De wind maakt het aanleggen meestal tot een lastig klusje. Tegelijkertijd moet er in de gaten worden gehouden of er voldoende ruimte is om eventueel om te draaien en terug te keren.
Als je het gedrag van het schip op de motor niet kent, is het bepaald niet eenvoudig om een rondje te maken in een smalle haven of met de wind van opzij aan te leggen op de drijvende steiger.
Bart doet dat toch, voorzichtig en vooral rustig, terwijl een vriendelijke Amerikaan van een schip dat voor ons ligt, wacht om de landvast van Nienke aan te pakken.
Het eerste stuk van de terugtocht naar het zuiden is afgelegd en het was een mooie tocht.
52 mijl in 9 uur.
Een bak pistachenootjes, een biertje en daarna een heerlijke spaghetti, door mijn lief bereid, doet ons beseffen dat dit een prachtige start is van een nieuw begin. We zijn er alle drie heel vrolijk van.
Nederland we komen er aan, maar je moet nog wel even wachten, want we vinden het hier in Noorwegen nog steeds wel erg mooi.
Het lijkt erop dat het ‘onder zeil zijn’ de benauwenissen van de laatste 10 dagen doet vervliegen en met Bart aan onze zij, kunnen we weer verder.
De hoeveelheid mails en reacties die we kregen zijn overweldigend en de steun die we daardoor ervaren is grandioos.
Zo “eet ik van mijn poot lekker brood” en dat had ik nooit gedacht.
Bij de foto’s:
boven:onderweg bij Hustadvika en meeuwen die wachten bij de avondzon.
onder: Bart onze interim-schipper en vandaag aangekomen in Florø.

Ålesund.
We wachten.
Het liefste waren we al onderweg, weg-vluchten van deze plek die overhoop gooide wat we in ons hoofd hadden.
Nog 3 dagen, dan kunnen we verder.
Onderweg zijn lijkt haast een voorwaarde voor goed voelen.
En dat terwijl we ons voorgenomen hadden om af en toe een paar dagen te blijven liggen, te kijken en genieten op de plek waar we dan zijn.
Nu liggen we hier noodgedwongen te wachten.
Het zijn knap moeilijke dagen.
Ik lig nog voornamelijk met mijn been omhoog.
Machteloos moeten afwachten en merken dat de pijn niet weg is en af en toe zelfs erger wordt.
Mijn heroïsch roepen dat ik mee naar Nederland wil varen wordt door de afgelopen dagen wel wat gereduceerd tot een bescheiden stemmetje dat zegt, ja graag, maar alleen als de pijn wat minder wordt.
De aanvankelijke ontkenning over de ernst van de situatie, “dat doen we toch gewoon,” werd gevolgd door een groeiende boosheid over de “traagheid’ van het herstel en de machteloosheid van het niets kunnen.
Pijn is iets vreemds, het heeft veel te maken met hoe ik er psychologisch aan toe ben. Als de boosheid toeneemt wordt de pijn erger, en lijkt de zwelling die ik bij mijn voet in de ‘skischoen’ voel, toe te nemen.
Dat boos worden is niet een direct openlijk boos worden maar eerder een innerlijk wroeten, een vreten van binnen, dat zich projecteert op mijn omgeving. Ik krijg een hekel aan de plek waar ik lig en wordt belerend naar Nienke. Alles om de de groeiende onrust en irritatie richting te geven. Dit is nog een relatief onbewust proces. Na een dag van met elkaar kibbelen over kleinigheden, kom ik in een verongelijkt gevoel van slachtoffer zijn, en mezelf tekort gedaan voelen. Mokkend kom ik niet in slaap. De disco-dreun van hiernaast, waar ik eerst gewoon doorheen sliep, onderstreept mijn ongemak, op een haast fysieke manier.
De volgende ochtend pas, nog steeds mokkend, kon ik me, toen Nienke het benoemde dat we contact maakten met de ‘monsters’ in ons zelf en dat we de boosheid moesten toelaten, bewust worden van wat er op een dieper niveau met me gebeurt. Een paar tranen, verscholen onder de boosheid, gaven een enorme opluchting en de ‘fysieke’ pijn in mijn been was vrijwel direct draaglijker .
De zon schijnt vandaag en Nienke komt enthousiast binnen met de woorden,’ het lijkt wel de Mediterrane, zo stralend is het buiten’.
Dit blog gaat niet over zeilen, en niet over mooie plekjes, schitterende tochten.
Toch vind ik dat dit wat ik schrijf er ook bij hoort.
Een man als Eerde Beulaker, een zeezeiler, die meerdere boeken heeft geschreven, en die ik zeer bewonder om zijn openheid en eerlijke beschrijvingen van wat hij allemaal beleeft, is een groot voorbeeld voor me. Zijn reizen verlopen ook niet altijd over gladde zeeën en ook de minder leuke kanten van zijn ervaringen benoemd hij in zijn boeken.
Wat ik nu meemaak doet me denken aan de jaren 80, waarin Nienke en ik allerlei trainingen deden waarin de vele emoties een leidraad waren voor de leerprocessen waar we ons vrijwillig in begaven.
Blijkbaar is de situatie van niet kunnen weglopen voor mezelf en niet kunnen weglopen uit ons varend huis een uitstekende kans om opnieuw een leerproces te ondergaan, ditmaal door een ‘ongelukje’.
Vluchten kan niet meer, minder wordt ik er niet van.
Vluchten kan niet meer, Annie M.G. Smidt zei het al.
Ik ben het hartgrondig met haar eens.
bij de foto’s
een plaatje onderweg
en 2 foto’s gemaakt door Jane van de Tuimelaar
Småvaer 3 weken geleden

Haven-genoegens.



Er ligt een Pools twee-mastertje naast ons met tien jonge mensen aan boord.
Gitaar-muziek met zang van een veel betere kwaliteit dan van de één-deun-spelende accordeonist bereikt mijn oren, zonder de speler te kunnen zien. Onze voor-oordelen over de Polen worden weer eens gelogenstraft; het blijken deze keer rustige aardige jongelui, die hun best doen om ons niet tot last te zijn.
Het uitzicht vanaf de bank beperkt zich tot het interieur van de boot en een blik op de hemel langs de hekstoel, het roer en een puntje van de giek. De pijn aan mijn pootje neemt lang-zamerhand af. Lang met de voet omlaag zitten is er nog niet bij; de stuwing in het wond-gebied neemt dan snel weer toe en het lijkt alsof het gips me begint te knijpen .
Mijn voet lijkt niet meer in de omhulling te passen en ik probeer door subtiele bewegingen met mijn tenen te ontsnappen aan de vermeende kneep van het gips.
Hoog leggen van mijn gekwetste onderdaan brengt meestal na een kwartiertje verlossing.
Morgen komt het definitieve gips om mijn onderbeen.
Ik hoop op een hand(been)zaam gips waar ik me enigszins gemakkelijk mee kan bewegen en waarmee ik mijn been weer snel mag belasten.
Misschien kan er een antislipmatje op gemonteerd worden . De antislipmatjes aan boord zijn onmisbaar voor het onschuifbaar maken van borden, laptops, schaaltjes en andere zaken die op een scheefhangend schip de benen willen nemen.
Er komen hier veel mensen langs en er gebeurt van alles.
Afgezien van een heftige ruzie op het schip achter ons tussen twee behoorlijk dronken Noren, wordt Nienke regelmatig bevraagd waar het schip van ons gebouwd is en men is stelselmatig verwonderd dat het een aluminium schip is. Een Duitser stond met een dromerige blik Nika te bekijken, liep naar voren en naar achteren, en leek haar te bekijken als was het de mooiste vrouw van de wereld; dat is tenminste wat Nienke eraan zag. Steeds weer hoor ik haar in de kuip praatjes maken met voorbijgangers en ben jaloers, dat ik dat nu niet kan doen.
Een Noor kwam speciaal langs om te vertellen dat hij ons op de Lofoten had gezien. Hij woont zelf met zijn vrouw al 5 jaar op zijn boot en ze zeilen ook in de winter door de Noorse wateren. Ze sparen voor een reis van meerdere jaren over de wereldzeeën.
De Polen doen de afwas op de steiger, en stommelen regelmatig boven mijn hoofd over het dek.
Vanavond vertrekken ze weer, eveneens op weg naar Bergen.
Een vader met zijn zoontje zegt in het Nederlands, onze bootnaam en thuishaven lezend , ‘nou die zijn ook ver van huis’. Iets wat voor hun zelf ook geldt. Waarschijnlijk zijn ze op pad met hun caravan of camper.
Campers uit Nederland , Duitsland en zelfs uit Italië zagen we hier veel. Op de Lofoten reden ze naar het zuidelijkste puntje , op de vaste wal naar het uiterste noorden.
De Noordkaap blijft voor veel mensen een magische eindbestemming. De zeilers die we spraken en die de Noordkaap aandeden, waren er niet bijster enthousiast over; een kale boel, overspoeld met foto’s knippende toeristen.
Ik vraag me af , wat me bezielt, om met een gipsbeen verder te willen varen.
Er over nadenkend , denk ik dat ik de verwondering zou missen van al wat we nu meemaken , als ik direct het vliegtuig naar Nederland had genomen. Waarschijnlijk een voortijdig besluit en een gemiste kans.
Hoe het verder zal gaan weet ik niet. Zoals Nienke al eerder zei, stapje voor stapje en elkaar terugfluiten als we te veel gaan fantaseren over de toekomst en hoe het zou moeten gaan.
Op de achtergrond zingt onze jonge Pool een liedje van Leonard Cohen , wat Nienke doet denken aan een ander liedje van hem; ‘dancing till the end of time’ (al zijn we niet zeker van de titel).
Eén van onze vriendinnen, verwoordde dat wat ons overkwam als volgt; ‘wat het leven al niet allemaal gratis in de aanbieding heeft’.
En zo is het maar net.
bij de foto’s
2 maal Nika gefotografeerd door Jane van de Tuimelaar
2 maal onderweg langs Hustadvika
hospitaalschip Nika in Ålesund








