Over oude heren, aftandse bootjes en gladde sluis-vlonders


De oude Duitse heer stommelt moeizaam over zijn motorboot in de box naast ons. Hij is één van de voor het grootste deel de haven van Rendsburg bevolkende bejaarden op meer of minder aftandse bootjes. Hij vertrouwt me wat mopperig toe dat zijn bootje al te lang niet meer heeft gevaren en dat ze nodig beweging moet hebben. Met wat gebrekkige handigheid weet hij zijn laatste landvast met een pikhaak onder de onze uit te frummelen en vaart weg. Na een klein uurtje is hij weer terug. Heel langzaam vaart hij, frequent de boegschroef gebruikend, zijn motorboot weer naast ons in de box. Terwijl hij achter zijn boot aan de paal probeert vast te maken, merkt hij niet dat de kop van de boot bijna tegen ons schip stoot. Met wat geduw en op de juiste plaats een stootwil voorkomen we schade. Hij heeft zijn boot even uitgelaten.
In een recordtijd zijn we van Delfzijl naar Norderney gevaren. Prachtig gezeild, met de stroom mee op de Eems met af en toe bijna 10 knopen op de teller. De wat onstabiele lucht met donkere regenwolken zorgde af en toe voor veel wind. Aanvankelijk maakte ik me zorgen dat we niet voldoende gereefd hadden, maar in de regenbui nam de wind telkens af, zodat we de zeilvoering konden handhaven.
De dag erna verliep de reis van Norderney naar Brunsbüttel rustiger maar wel voorspoedig. Met de motor bij, het grootzeil op, af en toe de kluiver bij, voeren we onder een veranderlijk zacht windje op de kont naar het Oosten. Pas bij de Elbemonding kon er even met vol tuig gezeild worden bij een zuidwestelijke blijvende wind. De Bruinvissen die ik onderweg meende te zien deed Nienke af als waren het golfjes, al moest ze toegeven dat ze ook even meende een vinnetje te zien.
Geduldig maakten we een rondedans voor de ingang van de sluis bij Brunsbüttel, waar een aantal grote jongens voorrang kregen. Pas als het witte knipperlicht als enige brandt mag je naar binnen varen. De houten vlonders aan beide zijden van de sluis zijn voor een deel groen van de algen en spekglad. Menig op de vlonder springend bemanningslid heeft daar het harde hout van dichtbij leren kennen. Ons stukje vlonder was duidelijk nieuw en de landing verliep perfect. Een sluisfobie hebben we gelukkig niet, maar we vinden het altijd wel spannend. Het schijnt vooral een rottige sluis-binnenkomst te zijn bij een harde Zuidenwind, waardoor er een flinke deining in de sluis staat. Hoe leg je een hobbelpaard in een groot golfbad vast op een bewegend stuk glibberig hout? Misschien is liggend op je buik kruipend van ring naar ring met de landvast over je schouder wel de beste optie. In mijn fantasie kan ik me er allerlei leuke taferelen bij voorstellen. Zelfs bij het rustige weer dat we hadden waren er achter ons in de sluis al een paar schepen flink in de stress. De preekstoel op een schip is een dankbaar mikpunt of andersom een instrument om de vlaggenstok van het voorliggende schip te attaqueren. Met een verdwaalde vloek, veel geduw en getrek liggen de meeste jachtjes na verloop van tijd vast en daalt de rust over de bemanningen neder. Veel zakken we niet in de sluis, het is op dat moment een uurtje voor hoogwater. Bij het verlaten van de sluis begint de run op het haventje links naast de sluis. Een snelle blik op al het gedoe in het haventje doet ons besluiten om aan een steiger verderop af te meren. Niet helemaal een rustige plek door de voorbij komende vrachtreuzen, die gedurende de nacht wel mogen doorvaren in het Noord-Oostzeekanaal. Een regenbui vanuit een dreigende donkere wolkenformatie doet de wind 180º draaien nét nadat we vastgemaakt hebben.
Behoorlijk moe zoeken we vroeg het bedje op.
De tocht door het N-Oostzeekanaal is eigenlijk best aardig. Omringd door vogelgeluiden, veel jong groen en witte meidoorn-bloesem torren we met een kleine 6 knopen naar Rendsburg. We zien de prachtige spoorbrug met een ‘onderhangsel’ aan kabels , de zwevende pont voor fietsers en voetgangers.
Rendsburg is een geliefkoosde rustplek voor Oostzeevaarders op 2/3 afstand van het kanaal richting Holtenau. Het kanaal is 100 km lang , een dagtocht motoren. Af en toe kon de kluiver bij, al was de wind nogal ‘kwispelturig’, waardoor de kluiver niet wist aan welke zijde hij zich kon ontplooien.
Het regent nu en onweersdonder klinkt vanuit het oosten. De pas gewassen was krijgt niet de kans om te drogen en hangt nu binnen in de boot. Vanaf de kaartentafel waar ik zit te typen zie ik de bank aan de andere kant niet. Dat wordt vanavond een toneelstuk met diner voor twee spelers tussen de coulissen.
Het is maar goed dat we hier veilig in de haven liggen want het het onweer barst nu in alle hevigheid los. Het lijkt wel of we in de wasstraat liggen.
Tijd voor een glaasje, het is happy hour.

bij de foto’s: een binnenvaartschip uit Makkum op weg naar Eemshaven en de beroemde brug bij Rendsburg

Groningen hoog en Groningen laag


Ziezo, dat is gelukt! Onze bootnaam staat nu op alle stootwillen en ook op de nieuwe, pas aan-geschafte sluiskloot, de skippybal onder de fenders. We denken dat ze daardoor minder aantrekkelijk zijn om te stelen. Vanochtend ontdekte Nienke dat onze grootste bolfender ontvreemd was. Hij hing aan de waterzijde aan de achterpreekstoel. Een snelle zoektocht op ‘Marktplaats.nl’ leverde geen recent aanbod op van een blauwe bolfender in de stad Groningen. Want dat zou volgens de brugwachter een voor de hand liggende plek zijn waar het gestolen goed zou kunnen opduiken. Ons rooskleurige beeld van Groningen is in één klap verziekt en het kost moeite om ons enthousiasme weer terug te krijgen. Wat bezielt een mens om te stelen van een ander? Ik heb dat nooit goed begrepen, laat staan dat ik mezelf zou kunnen inhouden om fysiek in actie te komen bij het zien van het misdrijf. In mijn fantasie had ik de dief op zijn minst z’n pet of vervoermiddel in het water gegooid of op zijn best een moralistische preek toebedeeld die een strikte dominee zo in zijn zondagspreek tot thema van de week had kunnen gebruiken. We weten niet wanneer het precies gebeurd is, misschien was het wel eergister in de nacht toen ik wat hoorde, opsprong en bijna vanuit ons verhoogde bed in de voorpunt zo’n 1 ½ meter voorover naar beneden donderde. Met een snelle greep naar voren wist ik de val nog net te stuiten. Een run naar de kuip liet echter niets verdachts zien, ik hield het erop dat iemand, waarschijnlijk in beschonken staat op weg naar huis, onze landvast aanzag voor een bierblikje op de kade, te aantrekkelijk om er een flinke trap tegen te geven. Je weet dat niet. Het zal een raadsel blijven.
In de verfwinkel vlak naast de Museumbrug, hebben we ons laten voorlichten hoe we het beste onze stootwillen van de bootnaam kunnen voorzien. Na een uitgebreide uiteenzetting over verfsoorten en watervaste stiften (die hij niet in voorraad had) kwamen we zelf op het idee om een sjabloon te maken en met witte verf uit de spuitbus onze 8 stootwillen van een naam te voorzien. Afgezien van een paar verfuitzakkers zijn we tevreden over het resultaat. Speurend keken we nog een tijdje rond waar we nog meer een naam op konden spuiten, zo zeer hadden we de smaak te pakken om onze frustratie vorm te geven. Een voorbijganger weigerde beleefd ons voorstel zijn paraplu met onze bootnaam op te leuken. Nienke opperde nog om een strook namen rondom onder het potdeksel te spuiten als afschrikwekkend middel, maar daar hebben we toch maar van af gezien.
De kermis die deze week het centrum van Groningen met gebruikelijke drukte en lawaai vulde, bleek een voor ons attractief speeltje te hebben. Even waren we weer kind en stapten in een zweefmolen die ons tot een hoogte van 60 meter bracht. Je zou er haast zeeziek van worden. Meestal heb ik niet veel last van hoogtevrees, maar het idee dat zo’n bakkie, waar je met zijn tweeën inzit, losraakt van zijn bevestiging gaf me toch wel een vreemd gevoel in mijn buik. Zelfs na weer op aarde nedergedaald te zijn, bleef ik hetzelfde gevoel van wiebeligheid als na een langere zeereis een tijdje houden.
De boodschapen zijn gedaan en we genieten van al wat de Groninger markt aan heerlijks te bieden had. Na deze winderige en regenachtige dagen lijkt het weer op te knappen en de tijd rijp om weer een stukje verder te varen.

Petje af voor Groningen




Door de patrijspoort zie ik het jonge groen van de bomen aan de overkant. De Museum-brug in Groningen is de poort voor de roeiers van de Hunze roei-vereniging naar het Reitdiep. Om de hoek ligt het Groninger Museum, het veel-kleurige wonder van de Italiaanse architect Alessandro Mendini, dat bij de aanbouw de nodige kritiek te verduren kreeg. De laatste dagen hebben we ons over de Dokkumer Ee en het Reitdiep tegen de harde ijzig-koude oostelijke wind richting Groningen geworsteld. De weg over zee boven de waddeneilanden lokte ons niet. Windrichting, windsterkte en hoge golven leken niet prettig om vrijwillig te trotseren.
Op de Dokkumer Ee verloor ik mijn pet. De wind had hem met een plotse ruk van mijn hoofd geveegd. De mooie nieuwe pet dreef hulpeloos in het midden van de vaart. Ik wend de steven en met de wind in de rug wist Nienke met een handige pikhaakmanoevre de drenkeling vlak voor het ten ondergaan op te vissen. De draai terug in de goede vaar-richting bleek veel lastiger. De Ee was daar smal en ondiep en dat maakte het terugdraaien in deze wind onmogelijk.Verder dan maar achteruit varen door een smalle vaart naar Dokkum na het pet-ongeval? Daar zaten we nou niet op te wachten. Door terug te varen naar een in de luwte gelegen breder gedeelte van de vaart, was de draai van 180º gelukkig wel mogelijk. In Dokkum meren we af bij de molen. De volgende morgen leggen de tuinmannen van de gemeente een grastapijt op ons dek. Door de wind, die nog flink doorblaast, wordt al het vers gemaaide gras over het schip geblazen. Het ruikt lekker , maar daar is ook alles mee gezegd.
Op het Lauwersmeer kregen we nog even een flinke bult wind en water over ons heen. Met alleen de fok bij lag Nika in de vlagen van 35 knopen wind flink schommelend op één oor.
Bij Zoutkamp kozen we ervoor om niet in de jachthaven te gaan liggen, maar in het dorp zelf. Als het op een dag een keer tegenzit is dat bij ons meestal niet eenmalig. De landing aan de kade verliep bepaald niet vlekkeloos. Door een plotselinge windvlaag verlijerde de boeg van het schip en lukte het niet om de draai met het achterschip naar de kant te maken. Om schade aan het voorschip te voorkomen gaf ik volgas achteruit, waardoor de boeg nog meer zijdelings weggleed en ik bijna een motorboot ramde. Ik had de kracht van de wind op het voorschip volledig onderschat en niet de rust genomen om de manoevre van te voren rustig te overdenken. Achteraf weet ik hoe het wél had gemoeten, maar dat is achteraf. Het is goed afgelopen.Dit soort gebeurtenissen blijven lang bij me hangen en ik kan het mezelf, stil en mokkend maar moeilijk vergeven.
De volgende dag al vroeg richting Groningen. De bruggen worden op het Reitdiep centraal vanuit Lauwersoog voorbeeldig bediend. Telkens als we voor een brug liggen melden we dat over de marifoon. Het rood-groenlicht gaat branden als teken dat er gedraaid gaat worden.
Wat is het toch een mooi landschap,slingerend tussen de hoge wallen en de glooingen van het Groninger platteland. Talloze vogels van kleine Karekieten tot breedvleugelige Kiekendieven versieren onze tocht. Het is koud, de oostenwind doet ons verkleumen en we wisselen elkaar af bij het sturen. De boot op koers houden bij de harde wind is lastig, vooral als we wat langer voor de bruggen moeten wachten. Voortdurend met kleine klapjes de motor in de vooruit of de achteruit, houden we de kop van het schip in de wind, soms helemaal scheef in de vaart liggend. Als het wachten te lang duurt leggen we de kont van het schip in de wind, lekker makkelijk. Met de motor zachtjes in de achteruit liggen we zo comfortabel te dobberen tot we verder kunnen varen.
Na Garnwerd wordt het Reitdiep minder interessant, de oevers raken meer bewoond en het landschap wordt vlakker. Bij het van Starkenborghkanaal wachten we voor de sluis samen met twee mannen in een roeiboot met buitenboordmotor. Ze hebben een leuke klus volgens hun eigen zeggen. Ze moeten de meldknoppen bij de bruggen en de sluis controleren voordat het vaarseizoen begint. Na het vollopen van de sluis en nadat het waterpeil 2 meter is gestegen halen ze met een trailer hun bootje uit het water. Hun taak zit erop, tijd voor een bakkie.
Eenmaal de sluis uit, varen we door de nieuwbouwwijken van Groningen. De ene brug na de ander gaat zonder dat we het melden voor ons open. Groningen begroet ons met wijdopen armen.
Na de Museumbrug zien we een plekje aan de wal. Het kost wat moeite om de mast vrij te houden van de bomen. Maar dan liggen we dan toch op een prachtplek, vlakbij het centrum en kunnen we genieten van de kleurrijke verscheidenheid aan langslopende mensen.
In een motorboot, van boeg tot achterschip omkleed met ballen en planken, komt een dolende Duitser met zijn waarschijnlijk ook Duitse vrouw langszij geschoven. Hij ramt ons net niet wanneer hij met de kaart in de ene hand en het stuurwiel in de andere ons de ‘weg naar Amsterdam’ vraagt. Wat verbrouwereerd wijs ik hem vaag naar de de richting waar we vandaan kwamen, waarop hij, hevig wiebelend, de boltjalk achter ons aan de kade een boegzoen geeft. Een paar tellen later verdwijnen ze door de geopende Museumbrug.
Groningen, de stad waar we beide studeerden, bekoort ons nog steeds. Vroeger fietsten we over de bruggen waar we nu doorheen varen. Het is een levendige stad en telkens wanneer we er komen is er wel wat veranderd. We blijven hier een paar dagen liggen tot de harde Oostenwind is uitgewaaid en de wind gunstiger is om onze tocht naar de Oostzee voort te zetten.

Wachten op een gunstige wind en maar goed dat we nog niet weg zijn.



Het waren een paar mooie dagen, een zacht lopend windje en een paar leuke bestem-mingen.
Na Stavoren kwamen we nog in Edam, Hoorn en Enkhuizen, waar we voor anker lagen voor het Zuiderzee-museum. De prachtige geveltjes en het vele jonge groen laten Noord Holland, in deze tijd, van haar mooiste kant zien.
Het lijkt wel of de werf een te prettige plek is geworden. We liggen hier prima van alle gemakken voorzien. De auto nog binnen loopafstand schept de mogelijkheid tot laatste klusjes als luxe aankopen bij de Hanos en nuttige zaken als een volle tank gas halen.
Toch is onze aarzeling om echt te vertrekken niet vergeefs geweest.
Na een heerlijke tocht over het IJsselmeer met vrienden was er ’s avonds (op de zaterdagavond) zowaar een turks bad te nemen in de achterkajuit. De hele ruimte stond plotseling vol stoom.
De aandrang om gelijk uit de kleren te gaan hebben we onderdrukt want het is wel raar als er daar stoom is. Omdat de waterpomp doorliep vermoedden we dat er ergens een slang losgeraakt was, en dat was vast niet de koud-waterslang. Een snelle graai naar de waterpomp-schakelaar zorgde er in ieder geval voor dat de stoomontwikkeling en de lekkerij ophield. Het was al een tijdje zo dat de temperatuur van het warme water wel erg hoog was; een eitje onder de warme straal zou er niet lang over doen om gekookt te worden. Zoiets opmerkelijks zou me aan het denken moeten zetten. De vorsende blik in de motorruimte had ik vanaf de tewaterlating in maart nog niet geworpen en het beetje water in de bilge duidde ik als zijnde condens-water. Gek was wel dat de waterpomp midden in de nacht af en toe zomaar aansloeg, een veeg teken dat er waarschijnlijk ergens een lek in het systeem zit. Het bed is lekker warm en blijkbaar een belemmering voor helder inzicht of daadkrachtige acties. De heetwater-slang was bij de aansluiting op de boiler opengebarsten en zag eruit als een kunstwerk. In ietwat gewijzige opstelling zou het in een modern museum niet hebben misstaan. De (te) hoge temperatuur van het water uit de boiler en de te hoge waterdruk hadden de slang tot zijn huidige niet functionele toestand gebracht. Ik neem het de slang niet kwalijk, hij heeft het ondanks de jarenlange marteling heel lang goed gedaan.
Goede Peter, de monteur en alleskunner van de werf, heeft de slang vervangen en ons voorzien van een paar reserve slangen, voor het geval dat. Maar ja, een probleem komt meestal niet alleen. De volgende dag moest de thermostaat van de boiler nog een paar graadjes lager gesteld worden om te voorkomen dat hetzelfde nogmaals zou gebeuren. Roel, de electroman, heeft dat keurig gedaan maar ontdekte aldoende dat er te weinig druk in het watersysteem werd opgebouwd. De hydrofoor bleek eveneens de geest te hebben gegeven. ‘Alles komt goed’ volgens de beide mannen en dat geloof ik.
Zo langzamerhand worden de grijze plekken van ons schip in kaart gebracht en begrijp ik steeds beter waar wat zit en waar het voor dient. Eén les heb ik er weer bijgeleerd. Alleen het oliepeil controleren en een blik in de bilge is niet voldoende en het is verstandig om tijdens het varen op de motor de waterpomp uit te zetten, want die pomp hoor je niet aanslaan wanneer de motor loopt. Water drinken uit de bilge, vanonder uit het schip, lijkt me iets minder lekker als uit een schone watertank. Wonderlijk is dat de aarzeling om onze veilige thuishaven te verlaten, nu vertaald is naar een voorgevoel over een ongemak dat hier op de werf gelukkig eenvoudig te verhelpen is.
Omdat Nienke zich nog niet zo vertrouwd voelt met het manoevreren van het schip op de motor heeft ze vandaag les gehad van onze zoon Jeroen. Al te dichtbij-staande gezinsleden zoals echtgenoten zijn slechte lesgevers en bereiken in het algemeen niet meer dan een verslechtering van het scheepshumeur. De keuze voor een les van onze zoon, die tenslotte van het varen zijn beroep heeft gemaakt, viel bij haar ruim binnen het acceptabele. Ik vond het heerlijk om te zien hoe ze rustig en steeds beter onder begeleiding van Jeroen ons schip keurig achterwaarts tussen de palen van de box schoof, terwijl ik van een afstandje op de wal toekeek.
De proviand is ingeslagen en verder lijkt alles te functioneren .
Het weer wordt alleen maar beter.
Wie weet, gaat het lukken om aan het eind van deze week het zilte nat op te zoeken.

foto’s: Hoorn en Edam

De eendjes van Stavoren



In Stavoren is het goed toeven. Een mooie gemeente-haven, van alle gemakken voorzien én niet te vergeten ‘Doede Bleeker’. De laatst genoemde is alom beroemd om zijn vis zijn verschij-ning en zijn zangstem. Hij is dit voorjaar weer een beetje dikker geworden. De omega-3-vetzuren hebben hem geen voordeel opgeleverd en zijn haren en morsige uiterlijk doen je aarzelen op de drempel van zijn visboetiek. Toch moet je je niet laten misleiden, zijn vis is van uitstekende kwaliteit en ik heb horen zeggen dat de bemanningen van de bruine zeilvaart zijn winkeltje veelvuldig bezoeken en volksstammen oosterburen aan de haring krijgen. De haven ligt vol met bruine schepen. De schippers schuiven kundig hun lange schuiten ,desnoods achterwaarts, langszij een vakbroeder die er al eerder aan de kade lag. Met hun roer dwars en tijdig de motor in de vooruit of de achteruit weten ze de kont van het schip precies daar te krijgen waar ze hem hebben willen. Opvarend in de spring( een lijn van de boeg naar de kant) en met gas vooruit, het roerblad van de kade afgekeerd duwt de schipper de achterkant van het schip naar de kade.
En daar staan waarempel vader en moeder Duck op de kaai. Verwachtingsvol loeren ze over de kaderand in ons schip. Even zijn we bang dat ze, wat al te familiair, ons in de kuip komen begroeten, maar ze blijven keurig op de kaderand staan. Moeder Duck, wellicht bevrucht maar nog niet op haar eieren, is het meest gretig en staat ons smachtend aan te kijken. Haar blik is zo intens dat we besluiten haar pre-eier-toestand te ondersteunen met het spenderen van een (verse) boterham. Het mannentje, vader Duck, blijft bescheiden op de achtergrond om zijn zwangere vrouwtje de ruimte te geven. Een kokmeeuw bekijkt het tafereel vanaf een lantaarnpaal, later op een metertje afstand, in de hoop een stukje brood mee te kunnen pikken. Dat is niet gelukt, mede omdat we eendjes leuker vinden dan meeuwen, die we genoeg hebben gezien op de reis naar Noorwegen.
Wat is het heerlijk om weer te zeilen. Er was niet veel wind en dat noopte tot het hijsen van de genaker. Na de minicursus van vriend Frank en de wijze woorden van onze schipper-zoon Jeroen
was dat net zo makkelijk als het aantrekken van je onderbroek bij een windje Beaufort 2. Glorieus en zeer vergenoegd hebben we de stuurautomaat het verdere werk laten doen, zelf genietend van de voorjaarszon en een kopje thee.
Voor onze geplande reis naar Zweden zijn we nu wel de verkeerde kant op gevaren. Het Nederlandse voorjaarszonnetje houdt ons nog even in de greep.


Een lekkende pomp en onderhoud van de lieren



We zijn weer even met NIKA op de werf, al was het niet nodig voor de falende toiletpomp. Met zweet en een pijnlijke nek, door de scheve houding waarin ik moest liggen om de schroeven er goed in te kunnen draaien, heb ik de pomp gerepareerd.
In het najaar had ik de toiletpomp gedemonteerd om schoon te maken. Een wat viezig, maar noodzakelijk klusje. Verteerde voedselresten, zoals een mens die nu eenmaal produceert en kalk hebben een voorkeur om zich vast te zetten op de pompmembraan en de binnenzijde van het pomphuis. Bij het weer monteren van de pomp zag ik, liggend op mijn rug, met mijn hoofd in een kromme hoek, ‘bijna’ wat ik deed. Het resultaat was dat de pomp bij gebruik nog bleek te lekken. De te hulp gesnelde monteur draaide de schroeven met meer kracht dan ik wist op te brengen, vaster. Door hem was ik mede gerustgesteld dat alles in orde was.
Het voorjaar is aangebroken en nu we weer aan boord leven, merkte Nienke een vreemd geurtje op in de achterkajuit. De pomp lekte opnieuw, en niet zo zuinig ook. Er is niets zo ergelijk als een niet goed functionerende WC. Ik had goed de pest in; de pomp opnieuw gedemonteerd en geprobeerd een diagnose te stellen. Met mijn hoofd in een nog onmogelijker bocht en mijn nek rijp voor de manueel therapeut, zag ik het probleem: een schroef zat naast het daarvoor bedoelde gat en de rubberen membraan hing er gedeeltelijk naast. Dit alles buiten het zicht van de oppervlakkige beschouwer. Na alles nogmaals losgeschroefd en wederom gemonteerd te hebben, met de schroeven nu wél in de goede gaten, bleek het probleem opgelost.
Ik verbaas me erover dat een onhandig geboren en getogen mens als ik zo langzamerhand in staat is om sommige technische problemen zonder hulp aan te kunnen. Wat is een schip prachtige lesstof. Als ik bedenk dat we op de Universiteit leerden om een weigerend apparaat eerst een doffe dreun te verkopen alvorens de technische dienst te laten komen, heb ik, sinds ik booteigenaar ben, mijn klusjesman-diploma een stuk dichterbij gebracht. Het duurt allemaal wat langer en ik moet nog leren om mezelf te belonen voor alles wat me na de nodige inspanning uiteindelijk lukt. Met genoegen mag ik kijken naar Jacob die een kromme lat passend maakt in de kuip van een schip. Scheepstimmerwerk vergt veel passen en meten of zoals Jacob zegt ‘timmeren is veel meten en vooral veel heen een weer lopen’.
Voor het eerst heb ik twee lieren ( de eerste met hulp) uit elkaar gehaald, schoongemaakt en weer gemonteerd. Het lijkt allemaal moeilijker dan het in de praktijk is.
We wachten op de monteur van Sailtron die de haperende radar op de buitenplotter nieuw leven in zal blazen. De buiten-plotter was vorige jaar nieuw, maar gaf op de terugweg vanuit Noorwegen geen radarbeeld. Gelukkig deed de radar op de binnen-plotter gewoon zijn werk.
Zoals ik bezig ben op de werf zie ik nauwelijks hoe mooi de natuur haar prille kleuren etaleert.
Nienke maakte tussen het vullen en leeghalen van wasmachine en wasdroger op een wandeling langs de Makkummerwaard prachtige foto’s. ’s Avonds, uitkijkend over het water van onder de sprayhood, zie ik de lichten van de werf aan de overkant weerspiegelen in de rimpelingen van het wateroppervlak. Het lijkt wel of de sterrenhemel er een concurrent bij heeft. De baggeraar aan de overkant heeft net als wij zijn huis in zijn schip. De ramen van de roef zijn verlicht, een glimp van gezelligheid op een langgerekt werkschip met een hijskraan en deels openstaande roestige dekplaten.
Er is weinig wind, de rust en de stilte, onderstrepen mijn tevreden gevoel over de dag.

Aan boord maar nog wel koud en nat.

Twee nachten waren voldoende om te wennen. Eigenlijk was het geen wennen maar een aaneenschakeling van herkenningen. We bewegen ons aan boord als waren we niet weg geweest. Op het juiste moment bukken onder de beugel van de sprayhood en net dat richeltje missen bij het omdraaien in de badkamer zijn de inmiddels ingeslepen patronen van vorig jaar die er voor zorgen dat we ons zonder blauwe plekken kunnen vertonen op het bovendekse, daar waar we eerder de kans lopen om onze tenen te stoten aan rails, scepters en ander noodzakelijke uitsteeksels die een zeilschip nu eenmaal nodig heeft om zijn taak te vervullen.
Ja, we zijn blij weer in de vertrouwde omgeving van het schip te verblijven. Het vakantiehuis was prima, maar het zijn toch niet je eigen spullen en die beginnen we na zo’n aantal maanden wel te missen.
De kou en de nattigheid drukken nog wel het enthousiasme om uit te varen, maar Nika, in topconditie, trappelt van ongeduld om weer uit te varen. Een paar kleinigheden die nog moeten gebeuren: de juiste spanning moet op de verstaging ingesteld worden en het dek moet nog een keer geschrobd.
René Vleut heeft een nieuw boek geschreven over de Oostzee. Wat hij tijdens zijn lezing bij Datema in Amsterdam vertelde over de oostelijke staten, Letland, Estland en Litouwen, sprak ons niet erg aan. De gebrekkige havens, vaak in de buurt van industrie en vervallen gebouwen, deden ons te veel denken aan de Oostbloklanden die we in de jaren 80 en 90 bezochten in verband met lesgeefactiviteiten (een te groot contrast met al dat moois dat we in Noorwegen zagen). Enthousiaster waren we over wat René ( helaas naar onze smaak te summier) vertelde over Gotland en de oostkust van Zweden en Finland, het gebied waar we dit jaar naar toe willen.
Het is druk op de werf, alle schepen moeten voor Pasen het water in. Buitenlandse bezoekers en potentiële kopers frequenteren de werf om te kijken en te informeren. De 45voeter in aanbouw is vrijwel klaar en gaat volgende week voor het eerst in haar prille leven natte voeten krijgen. 45 voet blijkt een populaire maat, dit is het derde schip van dit formaat in nog geen 2 jaar.
Om ons heen groeit de populatie Futen en Scholeksters met liefdesperikelen. Er wordt heel wat ‘kopjegeschud en buikjegedrukt’ door de Futen . Wat de Scholeksters in hun erotisch tweespel doen behalve eensgezind naast elkaar op één poot op de nok van de daken staan en af en toe een gil slaken is me niet duidelijk. Op het vakantiehuisterrein hebben de konijnen hun vruchtbaarheid al weer bewezen. De eerste jonkies, niet groter dan een uitgestrekte hand, namen hun eerste aarzelende hapjes gras om daarna snel weer in hun hol te verdwijnen.
Deze maand blijven we nog in Nederland. De bezoeken bij de tandarts ter restauratie van onze gebitten moeten nog afgerond worden en mijn nieuwe ‘beter horen-wonder’ moet nog afgeregeld worden gedurende een mij nogal ruim bemeten lijkend aantal bezoeken aan de audicien.
Als het weer en de wind het toelaat vertrekken we in de eerste helft van mei naar Thyboron, om van daaruit door te steken naar de ander kant van Denemarken. Daar zakken we langs de westkust van Zweden af naar het zuiden. Vervolgens om de zuidpunt van Zweden weer naar het Noorden waar we in juni/juli Stockholm willen bezoeken. Vandaar steken we dan over naar Finland langs de Aland-Archipel, die erg mooi moet zijn. Of het allemaal zo zal gaan, weten we niet, er is in ieder geval wel het plan om zover te komen.
Er wordt de komende week mooi weer voorspeld, dat wordt de lappen hijsen en zeilen. Het werd tijd.
bij de foto: Nika op weg naar haar element, ze gaat te water.

lentewerk op de werf


Het is zover, ze ligt er weer in. Nika heeft haar winterslaap goed doorstaan. Het in de loods verzamelde stof op haar dek en potdeksel is weggeveegd, haar romp glanst als een zojuist ontdopte tamme kastanje en na haar opgelegde zweefvlucht in de hefkraan heeft ze zich als een prinses in haar element neergevlijd. Nog verstoken van haar zeilen ligt ze in de voorjaarszon tussen de palen in haar box. Een passerend vroeg zeilschip geeft haar met zijn hekgolf een gemoedelijk duwtje, waardoor haar spiegel zachtjes omhoog komt. Een beweging naar voren wordt verhinderd door de landvasten die haar op haar plaats houden.
Opnieuw ben ik verrukt van haar lijnen als ik naar haar kijk, zonder buiskap is ze nog mooier. Er is veel gepoetst en geklust door ons beide, zowel binnen als buiten. Een schip is uiteraard niet meer dan een ding, maar door wat ze ons het afgelopen jaar heeft geboden is Nika meer dan een ding geworden. De zorg voor haar conditie kunnen we niet afdoen als onnodig, als onbelangrijk, tenslotte verlangen we van haar dat ze ons opnieuw gedurende 7 maanden gaat dragen. In de hectische periode die de werf ieder jaar in de lente doormaakt, zijn we slechts een eenling onder de schepen die allemaal , liefst voor de Pasen, het water in moeten.
Met onze neus erboven op volgen we de toch best ingewikkelde handelingen die Geert en Thijs moeten verrichten om het schip vaarklaar te maken. Het opzetten van de mast vergt de grootste nauwkeurigheid en oplettendheid. Zonder teamwork zou dat niet lukken.
Deze week en de volgende bereiden we ons voor om het vakantiehuisje dat we deze winter bewoonden te verlaten en het schip bewoonbaar te maken. Dit jaar zal het wat makkelijker gaan, we deden het eerder, en we hebben minder spullen om op te ruimen. Het leven is in materieel opzicht simpeler geworden.
Door het volgen van een meditatie cursus hebben we een nieuwe dimensie aan ons dagelijks leven toegevoegd. Ik merk dat zoiets eenvoudigs als ‘bewust lopen’ een effect op mijn gemoedsrust kan hebben. In een wereld waar we overstroomd worden door informatie zijn de momenten van bewuste aandacht als honing voor de geest.
Vóór het eind van de maand is Nika weer ons varend huis.
Daar houden we het op.

Het aankomst-gat en wat gaat komen.

Een week zijn we in Nederland en liggen in onze voor-malige woon-plaats.
Het voelt vreemd en vertrouwd tegelijk.
Ons oude huis staat er nog en is nog even leeg als toen we er uitgingen, een jaar geleden.
Ons huidige huis, het schip, ‘us Nika’ is op een verwarrende wijze even minder thuis als tijdens de reis in Noorwegen. Het lijkt wel of we haar ontrouw zijn door in Sneek te verkeren.
Het lopen door de straten, de gang naar de markt, de mensen, zelfs het anders zo veranderlijke weer lijkt op afstand.
De ervaring van ‘thuiskomen’ en ‘er weer zijn’ is anders dan wanneer we terugkwamen van vakantie.
We hebben nu de neiging om gauw door te varen, alsof we hier in iets vastgezogen worden wat we niet meer willen, iets wat zich aan ons opdringt.
Het vertrouwde met andere ogen bekeken, een andere werkelijkheid.
Op de markt staan dezelfde stalletjes , met dezelfde mensen. Ik loop er tussendoor en vermijd de mensen, de blik afgewend om niet aangesproken te worden, of herkend te worden.
Is dit het gevoel van een zeiler die na maanden zijn oude woonplek weer bezoekt?
Na de verwerking van de ergste vermoeidheid van de 48 uur durende overtocht en de blijdschap over het zonder kleerscheuren bereiken van Lauwersoog, kwam het besef dat er een eind is gekomen aan een schitterende reis en ook het besef dat er iets van het gewone leven ons zeilers-bestaan binnendringt wat we al die tijd niet hebben gemist.
Inmiddels hebben we wat van deze verwarrende gevoelens een plek gegeven, en zijn nu , eerder dan we een paar weken geleden dachten, aan het zoeken naar een vakantiehuis voor de winter.
Een nest waar we, als het kouder wordt, en de boot te dampig, ons warm kunnen verschuilen tegen najaarsstorm, natte sneeuw en vorst.
Het schip gaat in november in de loods, voor een welverdiende rustperiode. Haar buik krijgt een nieuwe laag antifouling de gelakte delen boven op het dek een opfrisbeurt. De motor krijgt een beurt en kan zich verheugen op een verse slok olie.
Afgezien van wat kleine storingen aan de elektronica heeft het schip nauwelijks problemen gehad. De UV-stroken ter bescherming van de opgerolde voorzeilen, vertonen overal scheuren en gaten waar het goede zeildoek doorheen schemert. In de winter mag de zeilmaker de voorzeilen weer voorzien van een nieuw randje, het gerafelde jasje wordt weer als nieuw.
Nika heeft het vertrouwen niet beschaamd, en volgend jaar mag ze ons weer dragen naar andere oorden.
In 2009 overwegen we naar Schotland te gaan. Er wordt gezegd dat het qua landschap vergelijkbaar mooi is met Noorwegen. En dan bedoel ik vooral de westkust. Alleen het zal meer vergen van onze zeilkunst omdat het weer er wisselvalliger is en de stromingen langs de kust grilliger zijn. Noorwegen was wat dat betreft een makkie, zeker boven de poolcirkel.
De tijd hebben om rustig slecht weer af te wachten zal in ons voordeel werken.
Eerst maar eens wat aarden, zou ik zo zeggen.
Een vaste plek zoeken voor de komende 5 maanden.
Een plek voor de winter, een plek voor overpeinzingen, een plek om van daaruit mooie wandelingen te maken. Een plek om de kinderen, de kleinkinderen te ontvangen. Een plek om met vrienden samen te koken, een plek om van daar uit trips te maken, een museum te bezoeken, om te lezen en te studeren. Ons Engels kan nog best wat uitgebreid worden met een grotere woordenschat.
We hebben onderweg nieuwe vrienden gemaakt, mensen die in een vergelijkbare situatie verkeren. Zeezeilers en kustzeilers die er in het voorjaar met hun schip op uittrekken, om dan in de herfst de wal weer op te zoeken. Mensen die niet naar de Carieb willen, niet naar de Middellandse zee willen, omdat er dichterbij nog zoveel moois te ontdekken valt.
Noorwegen staat voor natuur. De cultuur hebben we wat gemist. Dat zal in Schotland anders zijn, denken we.
Alles ligt weer open.

De terugreis naar Nederland



Om 10.30 uur vertrokken we uit Farsund met 290 mijl voor de boeg.
Een afscheid van Noorwegen en de Noren.
Het kost moeite om het los te laten.
Het kost moeite om onszelf weer voor te stellen in het drukke Nederland.
We kijken nog even goed om ons heen, Farsund verdwijnt achter ons tussen de spaarzaam bebouwde heuvels.
Nog even moeten we intensief op de plotter de route tussen de eilandjes en de scheren door volgen daarna varen we de zee op met hogere golven dan we verwacht hadden. De harde wind van de laatste dagen heeft zijn sporen achtergelaten. Het is een rommelige zee. Door de stevige wind en de onregelmatige golven van alle kanten, maakte Nika flinke schuivers. In evenwicht blijven met name binnen in het schip en in het halfdonker, was een kunstje dat meer in het circus thuishoort. Een grote belasting voor mijn nog niet genezen pootje. Fijn dat er in het schip zoveel handgrepen en randen zijn waar je je aan vast kunt houden.
Geen moment hebben we twijfels gevoeld over het schip. Het was meer de vermoeidheid die ons parten speelde. Veel van dat wat er aan boord moest gebeuren kwam op de schouders van Nienke neer. Zij heeft de belangrijkste rol gespeeld in de overtocht. Haar zus was tijdens de eerste 24 uur erg zeeziek. Erg vervelend voor haar. De tweede nacht was eveneens heel vermoeiend al ging het beter door het rif dat Nienke gezet had, waardoor we wat rustiger door de golven gleden.
Het zicht was goed en de volle maan verlichtte de zee, zelfs als de maan achter het wolkendek schuil ging. Tot 3 maal toe bezocht een uitgeput vogeltje ons dek. Totaal niet bang om dicht bij ons te zijn. In de luwte van de wind kwam het wat op verhaal om dan weer weg te vliegen. Wat heeft zo’n klein vogeltje zo ver op zee te zoeken?
De Noordzee is een druk bevaren zee. Het betekent voortdurend opletten. Een visser had de onhebbelijke neiging om recht op ons te varen net toen wij zelf voor hen een uitwijk-manoeuvre hadden gemaakt. Toen zijn we maar even stil gaan liggen. Wat doet ie nou ? Ja, dat weet je niet.
Blijkbaar vond hij ons niet meer zo interessant want hij verdween na een poosje aan ons gesnuffeld te hebben in westelijke richting.
Het grootste deel van de tocht hebben we kunnen zeilen. De windsterkte varieerde nog al, maar de richting van de wind uit het oosten -zuidoosten was goed. Regelmatig liepen we ruim 7 knopen en een enkele keer bijna 8. Dat schiet lekker op en het is heerlijk om het schuim, opgeworpen bij de boeg, bruisend langs de boot te zien schieten.
Ons schip was in haar element en danste over de golven. Nauwelijks komt er water over het dek en moeiteloos verheft ze zich ieder keer weer uit een golfdal van 2-3 meter.
De stuurautomaat deed de hele overtocht zijn werk. Beter sturen kunnen we zelf niet. Het enige wat we doen is de koers, de stand van de zeilen en de omgeving in de gaten houden om in te grijpen wanneer dat nodig is.
Door gebruik van de apparatuur er tijdens zeilen stroom gebruikt, waardoor de accu’s leeg raken. 3 keer hebben we de motor 2 uur moeten laten draaien om de accu’s weer op te laden.
Na passage van de shippinglanes, toch iedere keer een stressvol gebeuren, konden we aansturen op de uiterton bij Schiermonnikoog.
Er lag een schip (volgens de AIS zonder naam en dat is een beetje raar) een beetje te dobberen, waarvan we dachten dat het wel eens een schip van de kustwacht zou kunnen zijn. We worden geobserveerd. Ieder moment verwachtte ik dat er een grote snelle rubberboot met 6 mannen in zwarte overlevingspakken ons zouden komen enteren om het hele schip te doorzoeken op contrabande.
Niets van dat alles. Dat schip bleef gewoon dobberen, geen zoeklichten, geen sensatie.
Het laatste stukje naar Lauwersoog doen we op de motor, we hebben geen zin meer om te kruisen en we zijn inmiddels bekaf.
De sluis nemen we in stijl met alleen een lijn aan de middenbolder en de motor zachtjes in het werk naar voren.
Op het Lauwersmeer, gaan we dan toch nog in de fout. Na 4 ½ maand Noorwegen en geen rotsje geraakt te hebben, lopen we op de zandplaat voor Oostmahorn aan de verkeerde kant van de rode tonnen bijna vast.
1 ½ uur later meren we af in de Lunegat-haven.
Wanneer ik na 48 uur mijn beide voeten weer op Nederlandse bodem zet, word ik toch nog heel even misselijk. Van vermoeidheid, denk ik.
Een middagslaapje van 2 uur en een uitgebreide douche doen ons goed.
Die nacht slapen we als zee-marmotten.
De terugreis was een stuk zwaarder dan de heenreis.
Alles bij elkaar genomen niet helemaal onbegrijpelijk.
De handicap, de zeeziekte, de hardere wind, de onregelmatige golven, al die factoren waren anders dan op de heenweg, die zelfs nog 20 mijl langer was( Harlingen-Mandal 310 mijl).
Het was een schitterende reis en een beetje weemoedig kijken we terug op wat er was.
Nederland was in eerste instantie haast een cultuurshock. Een kop koffie op een terras in Leeuwarden en een loopje door de Prinsentuin en de mooie gerestaureerde straatjes hielp om ons weer wat thuis te voelen.

Wat het blog betreft stel ik me voor het iets kalmer aan te doen in de komende tijd.
we hebben veel leuke en bemoedigende reacties gehad van veel mensen die het blog lazen.
Dank daarvoor, het was heel stimulerend.

Ik neem me voor om tijdens de voorbereidingen van de volgende reis in 2009 het blog in de wintermaanden te onderhouden. Mensen die geïnteresseerd zijn maar niet telkens willen kijken of er wat nieuws bij is gekomen, raad ik aan om zich op het blog te abonneren. Ergens onder aan de website staat iets waar je dat kunt doen. Je krijgt dan een email als er weer wat nieuws geplaatst is.
Indien er naar aanleiding van de blog vragen mochten rijzen, mail dan naar rob.g.peters@gmail.com

Het ga een ieder goed!

Rob en Nienke Peters
a/b zeilschip Nika