Op zoek naar een lampje

Vandaag waren we op zoek naar licht, om precies te zijn naar licht op tafel en licht in huis. Voorwaar geen lichtvaardig voornemen. Lampen genoeg, maar zijn er die passen in onze kamer?
In de winkel, een licht-designwinkel, ontdekken we telkens meer modelletjes; hangende lampen, staande lampen, muurlampen, rare lampen en ook best mooie lampen.

Vanochtend was de man van de winkel bij ons aan huis, opgetuigd met een glimmende aluminium design-koffer, waar hij met enige zwier een meetlint en tekenpapier uit tevoorschijn toverde. Een lichtplan maken bleek niet zo eenvoudig, en we zagen hem meerdere malen diep peinzen over de mogelijkheden ons tamelijk hoge optrekje van licht te voorzien. 5 meter hoogte is voor een licht-designer geen alledaagse kost. We hoorden de designraderen in zijn hoofd knarsen en ratelen. Het door ons aangeboden kopje koffie (wij hadden nog niets gehad en er zelf duidelijk zin in), sloeg hij af, wellicht zou de machinerie in zijn hoofd oververhit kunnen geraken.
Al peinzend rolden er een aantal ideeën uit zijn mond, waar wij zelf ook al eens aan gedacht hadden. Vanaf het plafond een lamp naar beneden laten zakken leek ons wel wat, al zouden daar nogal veel technische escapades aan te pas moeten komen. Een steiger in de kamer om een spanning-rail vanaf een ver verwijderde plek te monteren, waar dan de lamp zijn voeding van moest krijgen.
De spotjes die hij ook wenselijk achtte, zouden dan niet afzonderlijk regelbaar zijn tenzij er voor een voorzichtig door mij geopperde oplossing gekozen zou worden, waar ik direct spijt van kreeg; er bestaan kastjes waarmee je spotjes op afstand kunt bedienen, een zoveelste afstandsbediening in huis.
Alles kan, maar gelukkig moet niet alles.
Geleidelijk groeit de verwarring bij ons en we kijken elkaar af en toe vragend aan. Ik denk dan ‘dat kaarslicht van gisteren was toch heel gezellig’. Blijkbaar heeft de lichtman goede voelsprieten, want opeens is daar weer het idee van de booglamp, een mooi verpakt peertje aan een kromme hengel op een marmeren voet. Voordeel; een stuk goedkoper, geen gesol met steigers en je kunt hem ook nog eens een keer verplaatsen. Zelfs is het mogelijk om de tafel ergens anders te zetten, wat ik overigens liever niet doe omdat hij verrekte zwaar is en daarna poot-putten in het kleed zichtbaar worden. Deze middag in de winkel krijgen we een aantal booglampen op plaatjes te zien, de ene nog verder reikend dan de ander, een soort super Sint Maarten-lampion met een dimbaar lampje voor de sfeer. Onze verwarring neemt andermaal toe en ik begin spontaan te dribbelen, andere lampen scannend met een half oor luisterend naar het betoog van onze lichtman. Hij komt op het idee om ons een booglamp te laten bekijken bij een bevriende meubelzaak om de hoek. Braaf laten we ons bewegwijzeren, nadat ik voor de tweede maal de parkeermeter gespekt heb.
De meubelman is alleraardigst en laat ons zijn hele lampen- en meubelcollectie zien, totdat we blijven hangen aan een booglamp zonder boog. Tot nu toe het beste wat we zagen. Een staander met een rechte hengel voorzien van een contragewicht om de eigelijke lamp boven de tafel te laten zweven.
Toen de meubelman ons vertelde dat hij voor deze lamp het alleenverkooprecht heeft, waarmee hij in één klap onze loyaliteitszin volledig onderuit haalde, raakten wij inmiddels zo verward dat wij ons vreemd gingen gedragen ( ik huppelde op mijn linker voet de trap op en af met de hond van onze zoon onder de arm terwijl Nienke zich verstopte achter de gordijnen die daar rijkelijk hingen onder het slaken van kreten als ‘kiekeboe’ en ‘pak me dan’). Pas buiten op de stoep in de frisse lucht kwamen we weer enigszins tot bezinning.

Reeds lang koesteren we het adagium: bij twijfel niets doen. Dat lijkt nu ook het beste. Terug bij onze lichtman spreken we af dat hij een plan mag maken en dat we er later op terug zullen komen. So be it, de rust daalt neer in onze hoofden. De rit naar huis via een omweg om de opstopping bij de wegwerkzaamheden bij Deersum te vermijden, bleek onnodig omdat ze inmiddels klaar waren met de weg.
Wat een mens al niet kan meemaken , op zoek naar een lampje voor in de kamer.

een verbijsterend geval


Verbaasd kijken we de man aan. Het vlaggetje van Groningen in zijn ene hand, een tanden-borstel in de andere en een pet op zijn hoofd met het woord ‘Havenmeester’ in gouden letters. Hij komt voor ‘overnachting’ zegt hij met een duidelijk Gronings accent. ‘Hoe bedoelt U’, vraag ik beleefd. Hij antwoord ‘zoals ik het zeg’ en laat me het bordje zien dat hierboven is afgebeeld op de foto. ‘Maar komt U dan niet om het havengeld te innen’, vraag ik, nog steeds beleefd maar ook enigszins wantrouwend. ‘Dat uiteraard, maar ik kom ook voor overnachting. Havenmeesters zijn gekort op hun loon sinds de crises en ik heb mijn huis verkocht, zodat ik tegenwoordig bij de passanten aan boord slaap, en aangezien U vandaag de eerste passant bent en me het schip wel aanstaat, bent U de gelukkige, die me vannacht onderdak mag bieden’. Verwilderd kijk ik Nienke aan, zoekend naar passende woorden. Nu is assertiviteit niet een van mijn beste eigenschappen, zodat ik lafhartig tegen Nienke stamel of dat wel kan, en of we er wel de ruimte voor hebben. Ze kijkt me beteuterd aan en mompelt dat er in de achterkajuit een groot deel van onze spullen ligt zodat er niet zo veel plek is. Ik zeg: ‘ beste havenmeester, we zijn er niet zo op ingericht om zomaar een gast aan boord te huisvesten, dat wordt een plekje op de bank naast de tafel als het niet anders kan’. Het is duidelijk dat Nienke het met deze toezegging niet eens is,want ik krijg, buiten het zicht van de havenmeester, een schop tegen mijn kuit. Voordat ik er erg in heb zijn we plaatsvervangend in een woordenstrijd verwikkeld elkaar uitmakend voor ‘onverdraagzame havenmeesterpester en slappe makreel’. De havenmeester ziet dat het menens wordt en ik vermoed dat onze woordenstrijd hem te denken geeft, want hij doet van schrik een iets te ruim bemeten stap achteruit, zodat hij ruggelings van de steiger in het water valt. Inmiddels zijn we ’t middelpunt van de belangstelling geworden want de halve dorpsbevolking staat applaudisserend aan de kade mee te kijken. Even later rukt zelfs de brandweer uit met een reddingssloep omdat de ongelukkige havenmeester, die moeite heeft om boven water te blijven, niet wil zwemmen zonder zijn vlag en zijn tandenborstel los te laten. Wij staren aanvankelijk zwijgend naar het tafereel, maar allengs moedigen we, net als het publiek op de wallenkant, de redders aan om de drenkeling aan boord te hijsen. Eenmaal op de wal, druipend van het water en hier en daar een paling uit zijn zakken vissend, pakt de havenmeester dankbaar een droge handdoek van ons aan. Een forse mollige vrouw uit het publiek, dat nog steeds staat te applaudisseren, dringt zich naar voren en ontfermt zich over de havenmeester. Een kans, naar we later hoorden, om eindelijk haar al lang bestaande stille liefde kenbaar te maken. Blij met deze goede en gunstige afloop voor hem én voor ons, hebben we een feestvlag gehesen en het publiek opgeroepen tot een driewerf ‘hoezee’. Onze raad: ‘een ieder die geen havenmeester aan boord wil hebben voor een overnachting, kan een donatie doen aan de door ons opgerichte stichting ‘ Help de noodlijdende havenmeester onder dak’ (giro 1234567890), zodat er binnenkort een comfortabel onderkomen voor hem gecreëerd kan worden, naast de haven.

Van bruinvissen, garnalen, schol en schrijvers.



Slechts even lieten ze zich zien, we voeren net het Huibertsgat uit richting de ‘Fischerbalje’ van Borkum. Nienke zag ze als eerste. Twee zwarte vinnen en een deel van de ruggen doorsneden kort het wateroppervlak, dat inmiddels door het gebrek aan wind vrijwel vlak was geworden. Net als destijds bij Lista in Noorwegen kruisten twee bruinvissen onze koers van enige afstand op weg naar hun visstekkie of naar huis. Hebben ze wel een thuis? En als het niet hebben hoe bakenen ze dan hun territorium af? Ooit had ik een patiënte, een biologe, die het gedrag van bruinvissen bestudeerde. Ze ging dan voor haar werk met vissersschepen op pad om bruinvissen te tellen en te beschrijven wat ze deden. De vraag blijft me plagen wat je met die weinige gegevens kunt en wat dat toevoegt aan de bestaande kennis. Dat vak van marine-bioloog lijkt me wel wat, mooie zeetochtjes en interessante studieobjecten. Al zal de werkelijkheid minder romantisch zijn zoals dat met veel wetenschappelijk onderzoek is; hypotheses opstellen, registreren, tellen, in kaartbrengen, litteratuuronderzoek, gegevens uitwerken en conclusies formuleren. Gewoon hard werken waarvan het observatie-deel maar een klein stuk is. Maarten ’t Hart besteedde ruim 20 jaar aan het onderzoek naar het gedrag van stekelbaarsen en heeft nog het gevoel niet alles te weten. Hij vertelde in ‘Zomergasten’ eigenlijk nog best wel verder onderzoek te willen doen, maar het schrijven van boeken heeft nu prioriteit. Boeiende man, die Maarten, beetje vreemd, bevlogen en zeer geëngageerd als het gaat om het voorkómen van onnodig dierenleed. Nog roder in zijn gelaat dan hij normaliter al is, maakte hij zich kwaad over het ruimen van 260.000 koeien tijdens de mond- en klauwzeer epidemie, die voor het grootste deel gewoon gezond waren, of weer gezond zouden worden na het doormaken van de ziekte. En dat alles alleen maar om de export-belangen zeker te stellen.
Op ons tochtje van Lauwersoog naar Borkum varen we langs Rottumerplaat en Rottumeroog. Rottumeroog, waar ooit in de jaren 60 Jan Wolkers gedurende een week alleen op het eiland heel gelukkig was en Godfried Bomans het eind van de week niet haalde uit heimwee naar de vaste wal. De radio-uitzending over dit experiment gaf een mooi beeld van hoe een natuurmens als Jan Wolkers verschilt van de intellectuele landrot-schrijver Godfried Bomans.
Een garnalenvisser, de netten aan weerszijden uitgevierd komt ons achterop. Een paar honderd meter van ons vandaan keert hij om en haalt zijn netten op. Tientallen meeuwen loeren op hapjes die in het kielzog van de visser boven komen drijven. Hun gekrijs klinkt als een kinderfeestje, waar de taart wordt binnengedragen. Hoe ervaart de visser dat gekrijs? Hoort hij het nog wel? Toen we nog in de buitenhaven van Lauwersoog lagen hoorden we op zondagavond tegen 11 uur de eerste vissersschepen al vertrekken. De kotters ogen minder groot dan vroeger, maar misschien vergis ik me en zijn deze schepen niet uit op de grote vissen, maar alleen op garnalen. Lauwersoog is tenslotte één van de belangrijkste aanvoerhavens van garnalen, die na pellen en conservering (voor een deel in Marokko), vanuit Zoutkamp worden gedistribueerd naar al die plekken waar men gek is op de grijze noorzee-garnaal.
We liggen nu voor de tweede dag op Borkum in de ‘Yachthafen Port Henry’. de naam is wel wat deftig voor dit samenraapsel aan gammele steigers die met de getijde-bewegingen langs roestige palen omhoog en omlaag schuiven. toch heeft het wel wat, er ligt een rommelige oude, tot plezierboot omgebouwd vissersscheepje. Een paar onduidelijke, geheimzinnige dozen en kisten en een sleepnet liggen op de achterplecht. De verfpot is al jaren niet meer opengeweest zodat het kale hout zijn weerbarstigheid dankzij zon, zeewater en wind uitbundig toont. Het schip heet ‘Fiedje’ en de schipper is een toonbeeld van toepasselijkheid op zijn schip; een witte warrige baard, de ruim bemeten barret plat op de kop, een niet al te schone blauwe kiel en geweldige knuisten die uit de mouwen steken. Als ik langs het schip loop, zie ik een chaos van spullen, zowel buiten op dek als in de stuurhut die tevens dient als dagverblijf. Ja, het heeft wel wat. De mensen zijn vriendelijk en een praatje op de steiger is gauw gemaakt. De havenmeester, af en toe in een plat Oost-fries dialect dat op Gronings lijkt, vergiste zich in het havengeld dat hij nog baseerde op de lengte van ons vorig schip. Toen ik hem dat vertelde wuifde hij met een genereus gebaar zijn vergissing weg, met de mededeling dat we dat ‘das folgende Mal’ zouden recht trekken.
Eén ding is zeker, vis bakken kunnen ze hier, de Kutterscholle zoals ze die bereiden in het havenrestaurant is de lekkerste schol die ik ooit at, alleen een in roomboter gebakken slibtong of een tong kan er mee wedijveren. Binnenkort gaan we de ‘matjes in dille-roomsaus ook maar eens proberen.
Genoeg om te beleven, we blijven nog een dagje.

bij de foto’s: Borkum, haven en wad


keutelen op de meertjes bij Grou


Het gaat maar net, de diepte houdt niet over. Op de plas bij Grou vertrouw ik de slappe modder niet om er ons anker uit te gooien. We zijn wel wat groot voor dit gebied, de dieptemeter, waarvan we het alarm hebben uitgeschakeld, zou hier het hoogste lied zingen. Wat bevreemd worden we aangekeken of genegeerd, als zijn we van een ander ras. De vrouw en de man die ons vuil aankeken toen we nogal vlak langs voeren omdat we dreigden vast te lopen, blijken even later toch bereidwillig om ons te melden dat de plek waar zij hadden aangelegd waarschijnlijk te ondiep was voor ons. Na wat heen en weer gescharrel lukt het om een paar honderd meter verderop aan de kant te komen tussen twee motorboten. De drie ontluikende meiden van de motorboot achter ons, vermaken zich met zwemmen en op de buik liggen in de resterende warmte van het door steeds meer wolkensluiers verstrooide zonlicht. Pa en ma komen even later met het rubberbootje aan varen, waarschijnlijk na in Grou boodschappen te hebben gedaan. Ma nestelt zich op de campingstoel op de wal en schilt een appeltje terwijl pa probeert de tv aan de praat te krijgen door allerlei gehannes met draadjes en antennes. Een bootje met twee jongens komt langs als parlevinker in ijs, slaatjes en paling. Ze plannen hun tour in ons geval iets te vroeg omdat de rijst nog op staat. Een half uurtje later hadden we het ijsje niet laten lopen, pardon, laten varen. Het van weelderig rood haar voorziene meisje, ik schat haar op een jaar of 8, dat gilletjes slaakte, toen ze samen met haar broertje in het rubberbootje steigerde op de aanrollende golven, probeert even later een radslag op de wal te maken.Haar ronde billetjes herhalen zich als twee onderkinnetjes vanonder haar hoog opgetrokken broekje.
Langzaam worden de wolken dikker en het zal wel spoedig gaan regenen. We proberen nog even buiten te eten, ondanks de druppelende zachte warme zomerregen. Op deze wateren, vertelde Nienke, veroverde haar vader, 50 jaar geleden, met hun Zeeuwse boeier de 5de plek in een wedstrijd met de snelle Friese boeiers, gebouwd door de befaamde boeierbouwer Eeltje Baas van der Zee uit Joure. Haar vader kreeg de complimenten van de wedstrijdleiding dat hij zo goed had gezeild. Het wedstrijdveld liep door dat van de skûtsjes, die tegelijkertijd een wedstrijd voeren. Op de Peanster Ie en het Pikmeer verbaas ik me hoe hier een wedstrijd gehouden kan worden. De vaar- ruimte op de nauwe passage tussen de beide meertjes houdt bepaald niet over. Ik stel me voor dat er heel wat af gevloekt wordt tijdens zo’n wedstrijd, vooral als er gekruisd moet worden op het scherp van de snede. Het moet een spectaculair gezicht zijn om de skûtsjes bij harde wind door deze smalle wateren voorbij te zien stuiven, elkaar voortdurend de loef afstekend om die begeerde eerste plek te veroveren.
De meiden van achter hebben hun zeilbootje opgetuigd en laten zien dat ze in het lopende avond-windje goed met de touwen overweg kunnen. Het lijkt erop dat ze er gauw genoeg van hebben want nauwelijks een kwartier later zijn ze al weer terug, of is het omdat zo dadelijk GTST begint?
De rust daalt neer over de plas, de meeste zeilboten en motorboten hebben hun activiteiten neergelegd. Alleen de eendjes en de meerkoeten zwemmen nog bedelend langs de boten, in de hoop nog een korstje brood of dat overgebleven restje macaroni te mogen verorberen.
In de verte hoor ik de schrille kreet van een meeuw, de wind is aan zijn avondslaapje begonnen, een zeilbootje probeert nog dat laatste beetje wind te benutten om de overkant te halen, z’n rustplaats voor de nacht.

Flip



Voor anker op de Grote Brekken hebben de meeste mede-ankeraars het rond een uur of vijf wel gezien. De één na de ander hijst de spijker weer aan boord, de modder wordt afgespoeld en de terugtocht naar de thuishaven wordt ingezet. We liggen vrijwel alleen in dit hoekje van het meer.
Af en toe schommelen we licht door een aanrollende golf van een binnenvaartschip dat laat in de avond nog zijn voren trekt door de vaargeul van het Prinses Margrietkanaal. De zwementhousiast van ons twee, ik dus niet, heeft de waterlijn van Nika gepoetst, één arm gehaakt in de reddingboei, die ik van boven aan een landvast rond de boot trok. Met haar andere hand bezigde ze driftig de halve bezem alsof ze aan het tandenpoetsen was.
Het was een warme dag en onze velletjes zijn weer een tintje roder dan wel bruiner geworden. Jaloers ben ik wel een beetje op Nienke die haar kleurtje beter vasthoudt dan ik. Mijn indianen-rouge heeft nauwelijks de neiging bruin te worden en als het al bruin wordt is het 2 dagen later al weer verdwenen. Vooral in de avond lijk ik hoge koorts te hebben of zie ik er uit alsof ik op de barbecue heb gelegen. Als ik dan de volgende morgen mezelf in de spiegel zie moet ik constateren dat ik afgezien van een paar slaapogen er heel normaal uitzie en dat er niet veel meer te zien is van de vermeende opgelopen zonneschade van de vorige dag.
Langzamerhand komen we in het ritme van het bootleven. ’s Morgens redelijk op tijd opstaan, wat poedelen, scheren (alleen ik) en tandenpoetsen, even kijken of er nog voldoende stroom in de accu’s zit en dan een ontbijtje met muesli en fruit. Dat deden we vanochtend ook. De luiken gaan in de beschermhoes en een eerste verse blik en eerste snuif frisse lucht worden respectievelijk naar buiten geworpen en opgesnoven. Nienke slaakt een kreet als ze de kuip in stapt; er zit een kikkertje in de kuip op de slordig achtergelaten lege hoes van het tafeltje achter op de bakskist.
Hoe heeft dit minikikkertje, we doopten hem direct tot ‘Flip’, het voor elkaar gekregen om in onze kuip te komen? Kikkers kunnen goed springen maar om vanuit het water met een ferme afzet van zijn zwempoten meer dan anderhalve meter omhoog te springen lijkt ons een godswonder. Het was geen godswonder. De zwemtrap hing nog uit van de dag van gisteren, de toegangsweg vanuit het water naar boven voor Nienke. Het kan niet anders dan dat onze Flip hiervan gebruik heeft gemaakt om daarna zijn hoge plek bij de bakskist in te nemen om zo de wereld eens van een andere kant te bekijken. Als ik me probeer voor te stellen hoe Flip van sport naar sport de ladder heeft beklommen, kan ik niet anders dan grote bewondering voelen voor zijn prestatie. Omdat de ladder loodrecht naar beneden hing heeft hij toch rare sprongen moeten maken, sprongen die me doen denken aan het bestijgen van die bewegende trap van een kermisattractie. Of heeft Flip zuignappen aan zijn pootjes waarmee hij zich vast kon zuigen aan het gladde roestvrij staal van de zwemtrap? We zijn trots op Flip al zit er dankzij zijn prestatie geen huldiging door de grachten van Lemmer in want we hebben hem na een loflied gezongen te hebben weer te water gelaten, zodat hij zijn broertjes en zusjes aan de kant, die zich gisteravond luid kenbaar maakten, over zijn avonturen kan vertellen.
Flip, dappere kikker, zij die gaan varen, groeten je!

Fries ankerplezier



We zijn verslaafd, verslaafd aan een plek, een waterplek om precies te zijn. Wat is er mooier dan alleen met je scheepje voor anker te liggen op een meertje? De zuidwesten-wind blaast door het want dat in de vlagen een aanzwellende fluittoon produceert terwijl Nika onzichtbare zigzaglijnen schrijft in de golven achter het anker. Het fluiten wordt in de hardste vlagen begeleid door het geroffel van de veiligheidsbanden op het dek. We voelen ons geborgen in de wetenschap dat we een goed anker hebben dat zich diep in de modder heeft ingegraven.
Door de bewegingen van Nika verandert het uitzicht voortdurend, alsof het landschap beweegt en niet wij. Een ander zeilschip schuift voorzichtig naar ons toe ( het is hier niet diep) en laat het anker vallen op 30 meter afstand naast ons. Een afstand die net prettig genoeg is om ons exclusieve
gevoel van ‘alleen op het meer’ niet te bederven. Verderop varen doelgericht schepen in de vaargeul naar hun bestemming en slechts af en toe waagt zich een open zeilboot buiten de vaargeul onze kant op.
Het vogelverkeer is levendig. We zien meeuwen, scholeksters, visdiefjes, een enkele buizerd en een kiekendief, allemaal op de een of andere manier bezig om zich een maaltijd te verschaffen. Langzamerhand neemt de wind af en schuiven de wolken die wat regen beloven dichter bij. Het 100 jaar oude skûtsje de Lytse Lies uit Gaastmeer voer gisteravond over het Grote Gaastmeer richting de Yntemasloot, het grootzeil onder de huik, mogelijk op weg naar een andere ligplaats ter voorbereiding op de komende zomerwedstrijden.
Het kleine Gaastmeer, de plek waar we nu voor anker liggen kennen we al heel lang. We voeren er met alle schepen die we hadden voordat we Nika kregen. De Oudegaaster Brekken kunnen we door de iets grotere diepgang van ons schip helaas niet meer bevaren.
Het valt ons op dat vrijwel alle plekken waar we vroeger kwamen en waar volgens de nieuwste waterkaart voldoende water zou moeten staan, veel ondieper zijn geworden. De voorgespiegelde diepten zijn veel optimistischer dan onze dieptemeter aangeeft. Misschien wel omdat onze dieptemeter de losse modderlaag op de bodem beschouwt als de werkelijke bodem. Op de plek waar we nu liggen meent de dieptemeter dat het 1.30 m diep is, terwijl we met onze eigen diepgang van 1.35 m schommelen en duidelijk niet aan de grond zitten. Aan het einde van de Houkesloot en het begin van de vaart naar de Gossepalen aan het Sneekermeer zou er volgens de kaart voldoende water moeten staan om ons door te laten varen. Nog geen 10 meter buiten de geul liepen we een week geleden vrij plotseling vast in stevige modder. Hier zijn kaart en werkelijkheid dus ook niet met elkaar in overeenstemming. Dankzij onze sterke motor konden we langzaam ploegend de ondiepte weer verlaten.
Zoals het weer zich onzeker kan tonen ondanks technisch goed onderbouwde voorspellingen, zo blijkt een betrouwbare recente waterkaart eerder schijn dan werkelijkheid voor de argeloze zeilers. Al wat onzeker lijkt en blijkt te zijn, is ons bootjes-mensen bepaald niet vreemd. Misschien dat ervaren zeilers juist daarom vaak overkomen als stabiele figuren die met een berustende blik in de ogen de wereld tegemoet treden. Als je met zoveel onzekerheden te maken hebt is zo’n grondhouding misschien wel de beste overlevings-strategie.
Omdat wij zeker niet in alle opzichten voldoen aan dat beeld, liggen we nu lekker voor anker, de koelkast vol met lekkers, zeer tevreden uitkijkend over het meer, wachtend op een rustiger windje dat ons verder brengt naar onverwachte oorden.

Noorderzon, droomreis naar de Lofoten

Het is zover, mijn boek, of beter gezegd, ons boek ligt in de boek-handel. “Noorderzon, een droomreis naar de Lofoten“, maakt z’n titel waar. Het is een prachtig boek geworden. De vele foto’s uit het bestaande blog zijn aangevuld met nog meer juweeltjes en de tekst is grondig bewerkt zodat het echt een geheel is geworden. Uitgeverij Hollandia heeft een prachtig werkje afgeleverd.
Vrijdag 18 juni was de presentatie van het boek op de Huttingwerf, een genoeglijk gebeuren met vrienden, kennissen, mensen van de werf en mede-Hutting-eigenaren. De catering van Vigilante verwenden de aanwezigen met hapjes en drankjes, werd aangeboden door de werf en de uitgever. De toespraak van Klaas Jan Hoeve, de uitgever, was gericht tot al die mensen die dromen van zo’n reis maar het niet durven, hij vindt dat er in de zeil- en zee-litteratuur te veel sprake is van stoere verhalen. ‘Dat schrikt mensen alleen maar af’. ‘We willen ook verhalen van mensen die bereid zijn om hun twijfels en onzekerheden te tonen en het toch aandurven om de zee op te gaan’. Ik denk dat dit boek daarvan getuigt. We waren echt geen helden toen we de tocht naar het hoge Noorden ondernamen en onderweg hadden we best wel momenten van twijfel waar we mee bezig waren. Door steeds weer terug te keren naar het moment slaagden we erin om alle spookgedachten te relativeren en los te laten. Naast de vele column-achtige observaties van landschap, zee-schap, de Noren, hun gewoontes en eigenaardigheden, beschrijf ik de grappige gebeurtenissen en met zelfspot doorspekte belevenissen tijdens de reis. Het ongeluk van de gebroken enkel voegt aan het boek nog een extra dimensie toe van moeten omgaan met een ongewenst lichamelijk ongemak en hoe aan de hand daarvan de bijbehorende emoties een plek krijgen.
Bijna 5000 kilometer voeren we met ons schip ‘Nika’. Als ik er nu over denk, is het haast niet voor te stellen. De tijd die we ervoor namen ( 4 1/2 maand) lag buiten het besef van haalbaarheid en was in ons beleven voorbij voordat we het wisten.
De gebeurtenissen van destijds vervagen in mijn herinnering, worden minder kleurrijk, althans zo werkt het bij mij. De combinatie van foto’s en teksten die ik toentertijd vers uit de observatie schreef helpt me nu om de reis levend te houden. Dromen hoeft niet meer, hoewel? Is het niet zo dat het lezen van een boek iets weg heeft van je laten meevoeren in een droom?
Naar buiten kijkend vanuit onze nieuwe plek, een appartement aan het water bij de Sneker Waterpoort, zie ik allerhande bootjes voorbij varen, van pieremagoggeltjes tot luxe varende flatgebouwen en prachtige gerestaureerde eikenhouten botters. Het begint te kriebelen en al die vaarbewegingen van anderen doet het verlangen om aan boord te stappen groeien. Nog een weekje en dan laten we ons weer dragen door Nika varend naar bestemmingen waar de heersende winden ons brengen.

Huisje boompje bootje*



Het wordt tijd voor een nieuw bericht. Er is veel gaande, en de tijd om te schrijven nam ik niet. De overgang van een zwervend bestaan naar een vaste plek gaat niet zonder slag of stoot. Terug van onze retraite in de Provence, lijkt alles in een stroomversnelling te komen. Eenmaal weer aan boord beleven we de eerste warme dagen gevolgd door koude nattigheid. We liggen in Sneek en vanuit de kuip zien we de Waterpoort en ons nieuwe huis. De kandidaat-notaris loodste ons vanmorgen door de ambtelijke taal van het leveringscontract en de hypotheekacte onder het bedenkelijk genot van een kopje oploskoffie van mindere kwaliteit. Regelmatig moest ik haar onderbreken omdat ik er niets van snapte en even regelmatig legde ze me alles geduldig uit wat het betekent. Wat een beroep, notaris, ik zou er niet gelukkig van worden. Het stuk grond dat we bij het huis kochten blijkt groter te zijn dan we dachten, moet ik toch nog de schoffel ter hand nemen. Gelukkig heeft Nienke groene handen zodat ik mijn handen in de zakken kan houden, nou ja, in de aanslag kan houden, want een stekje planten of een takje knippen durf ik nog wel aan. Zullen we dan toch nog in het najaar, op een bankje, in ons tuintje, onder het genot van een glaasje de zon achter de carport zien zakken? We zijn helemaal gelukkig met het appartement, dat door de gigantisch ruimte in de woonkamer het gevoel van een wijds landschap geeft met uitzicht op het water. Misschien is een wolkje en een molentje geschilderd op het raam al genoeg om de illusie extra vorm te geven. De overkant, met een paar verwaarloosde panden, krijgt volgens de vorige bewoner, een opknapbeurt. Het wordt door de stichting’ Oud Sneek’ aangepakt en in oude glorie hersteld.
Het voelt vreemd om weer een eigen plek te hebben, een plek die we ons nog eigen moeten maken, waar we de oude vertrouwde spulletjes in een nieuw kader moeten zetten, binnen een andere sfeer.
Nee, zonder slag of stoot gaat het niet, het enthousiasme wordt onderbroken door momenten van neerslachtigheid als ik denk aan de beslissingen die genomen moeten worden en de keuzes die gemaakt moeten worden. Het ingewonnen advies van een bevriende raadgever, ontaarde in verzet mijnerzijds over de haalbaarheid en in boze gevoelens overruled te worden. De goede man heeft het door. Bij het bespreken van de plannen 2 dagen nadien, heeft hij duidelijk mijn bedenkingen verwerkt in het concept. Ik voel me een stuk opgelucht en ben nu enthousiast over de plannen voor de inrichting. Langzaamaan komt er structuur in de plannen en zie ik hoe het kan gaan worden. De toch subtiele veranderingen zullen het appartement een nieuw elan geven met betere zichtlijnen en looplijnen. Het idee om de zithoek, traditioneel gepland in de woonkamer, nu boven op de vide te plaatsen geeft veel meer ruimte in de al ruimtelijke kamer. De keuken iets meer afgeschermd van de woonkamer door een werkblok, krijgt door de dubbele doorloop erlangs een verbindende functie met de eetkamertafel, die dwars in de ruimte van de woonkamer komt te staan.
Bij de ramen aan de voorkant wordt de vensterbank een stuk breder, zodat je er kunt zitten en kunt uitkijken naar de waterpoort en het water. De twee kleinzonen hadden het al snel ontdekt als een geliefkoosd plekje.
Ach, wat zit ik hier nu te vertellen, kom gewoon maar kijken over een paar maanden. ik kook graag een potje en een glas wijn is snel ingeschonken. Jullie (zoveel mensen volgen mijn blog nu ook weer niet) zijn welkom.
* met dank aan Jeroen voor de titel

Laatste dagen in de Provence




We verheugen er ons op om weer naar huis te gaan. Naar Nederland en naar ons schip. Dit jaar zagen we niet hoe ze te water ging. Volgens Tjerk, de “werfbaas”, is de zon gaan schijnen vanaf het moment dat Nika haar waterig nest tussen de palen heeft ingenomen. Het zonnetje heeft zich hier in de Provence tijdens ons verblijf naar onze smaak te weinig laten zien. We hadden het bij tijd en wijle koud.
De Var, de streek van de Provence waar Flayosc ligt, hebben we gedurende onze vele uitstapjes een beetje leren kennen. De veelal nog in middeleeuwse sfeer verkerende dorpen zijn telkens weer verrassend met hun smalle steile straatjes, huizen met deuren die van ouderdom uit hun sponningen dreigen te vallen en verborgen pleintjes met een fontein in het midden. De elekticiteits-kabels en de telefoon-kabels hangen heel on-middeleeuws kris-kas over de straat, hier en daar slordig vastgeknoopt tegen de gevels. Onbegrijpelijk hoe men er in slaagt om er nog een auto weg te drukken in de uithoeken van de al zo smalle straatjes. De luiken van de huizen zijn meestal dicht. Aan een gespannen lijntje of een rek hangt de was. Op een stoepje zit een grijs gestreepte kat die ons lodderig en onverschillig aankijkt. Een oude gebogen vrouw gaat haar huis binnen met een tas vol boodschappen van de markt. Klokslag 12 houdt de markt ermee op, de stalletjes worden leeg geruimd en een ieder spoedt zich naar de lunch. Bij de plaatselijke Tabac zitten een paar donker getinte mannen koffie of een biertje te drinken, een oude hond snuffelt tussen de achtergelaten resten van de markt. Als de laatste rolluiken van de winkels zijn neergelaten, wordt het stil in het dorp. We dolen wat rond en halen nog vlug een paar ‘pains au chocolat’, nog geen trek in een copieuze lunch na het late ontbijt van die dag.

Het is tijd om boodschappen te gaan doen, boodschappen voor de terugreis en boodschappen voor het thuisfront. De ‘Dia’ en de ‘Carrefour’ zijn onze favorieten als het gaat om supermarkten. De ‘Intermarché’ die we destijds zo goed vonden op onze wintersportvakantie heeft voor ons afgedaan. De winkel die we bezochten was verlopen, slecht onderhouden en de groente die er lag, lag er al lang, zo te zien. Afgezien van de wijn die we kochten om mee te nemen, zijn er nog een paar producten, die onze belangstelling hebben gewekt en die hoogstwaarschijnlijk niet te koop zijn in Nederland. Neem die verrukkelijke Corsicaanse marmelade gemaakt van Clementines en wat te denken van de Creme de Cassis van de ‘noir de bourgogne-zwarte bes’. Het viel me op dat op de huismerkproducten van de Carrefour ook een Nederlandse tekst staat gedrukt, hetgeen me doet vermoeden dat het tevens een Belgische keten moet zijn. Over het geheel zijn de kruidenierswaren beduidend goedkoper dan in Nederland. Een kopje koffie (espresso) in een bar of restaurantje kost hier gemiddeld € 1.20 en een menu van 2 gangen tijdens het middaguur een tientje. Toch leuk als je bedenkt dat je Nederland bijna het dubbele kwijt bent. Misschien heeft het prijsniveau wel te maken met de gretige bereidheid van de Fransen om in staking te gaan. We zagen in Draguignan een ‘grève’, een staking van leraren, wegwerkers en mensen uit de zorg voor meer loon, minder lang werken (tot 60 jaar) en nog zo wat niet nader te omschrijven wensen. Een pick-up met schreeuw-toeter, brandende rookfakkels en dreunende house muziek rijdt voorop. Een grote stoet mensen trekt voorbij, vrolijk met elkaar babbelend met een sigaretje in de ene hand en de rode vlag in de andere. Een traditie met veel weerklank, stammend uit de Franse Revolutie van het einde van de 18e eeuw. Destijds vielen er letterlijk koppen, nu houden ze het netjes met een ellenlang voorgelezen manifest en een enkel gedempte strijdkreet. Omzoomd door agenten in blauwe pakken, te voet en op de ‘moteur’, schuift de stoet aan ons voorbij. Onze auto staat langs de weg waar de stoet langs moet. Ik vraag een agent of ik tegen de rijrichting mag wegrijden omdat de weg verder op is afgezet. ‘Pas de problem’, we worden keurig langs de hekken geloodst en kunnen het strijdtoneel van de ‘grève’ verlaten. “Vive La France”!
We zijn verbaasd over de vriendelijkheid van de mensen, zo anders als bv in Parijs, waar de obers nog wat te leren hebben in geduld en klantvriendelijkheid. Van de Parijzenaars moeten ze hier niet zo veel hebben, zoals ik las in het ontzettende leuke boek van Peter Mayle, ‘Een jaar in de Provence’. Het schijnt een ander slag mensen te zijn, net zo anders als de Provençalen zelf. Ik kan het niet echt beoordelen, daarvoor moet je hier langer verkeren.
Nog 2 dagen, het vertrek is nabij. Het was een boeiende tijd met veel afwisselende belevenissen, anders dan we dachten. We hadden het niet willen missen.
bij de foto’s:
Draguignan
een poes
een poortje
de staking

Degustation en de kapper



We zijn eruit. De Rosé die we meenemen naar Nederland is die van Château des Clarettes. We hebben van alles geproefd en deze Rosé is de beste die we proefden, fruitig, jong, zoals je een Rosé moet drinken met een bittertje in de afdronk en vooral droog. De kleur is haast als die van witte wijn met een vleugje rood/orange erin, zoals ze hier zeggen, een couleur Melon. We waren vandaag op het château, nou ja, eigenlijk meer een schuur bij een huis. Er staan vaten met wijn in de schuur en volgens de emblemen op de muur hadden ze al meerdere medailles d’or gewonnen. We waren rond half 12 terplekke tegelijk met een paar Fransen die de flinke rit van Antibes naar Les Arcs voor lief hadden genomen. We raakten al snel met elkaar aan de praat. De eigenaar van het château was elders, hadden ze vernomen, maar de vrouw des huizes zou spoedig arriveren. Het Franse echtpaar en hun vrienden vertelden dat de Rosé goed is en dat ze hier speciaal naar toe waren gekomen omdat ze de wijnboer persoonlijk kenden. Volledigheidshalve moet ik zeggen dat we er al eerder waren geweest en dat we toen eveneens vaststelden dat de wijn goed is, beter dan wat we ervoor hadden geproefd. De wijnboer, bij de orthopedist in behandeling, gezien zijn geharnaste tanden, heeft een sympathieke bescheiden uitstraling en scoorde bij ons na de degustation door ons een met de hand uitgeschreven rekening voor het proefpak, de Bib, de 5 liter Bag-in-box te overhandigen. De hele cave heeft een prettige uitstraling, geen luxe, geen opgeprikte bedoening met mannen in voorschoten die je deftig in telkens andere glazen de wijn laten proeven. Neen, gewoon een slok uit de Bib en de fles en zelf als wijnboer ook een glas meedrinken. Bij iedere aankoop hoort uitgebreid proeven, ook al koop je uiteindelijk niets. Dat is duidelijk een gewoonte die de Fransen uitbundig ter harte nemen, met name rond 11.30 uur, vlak vóór het middaguur waarop de ‘heilige lunch’ zal beginnen. Onze mede-proevers hebben er verstand van. De rode wijn wordt bij voorbaat met de mededeling ‘ce n’est pas la region’, ter zijde geschoven. Over de Rosé en de witte wijn zijn ze enthousiaster, zeker de duurdere soorten die al gauw 10-15 euro kosten. Wij moeten bekennen dat we, afgezien van het mooiere bouquet het er niet aan af proeven. Onze smaakpapillen zijn dergelijke nuanceverschillen niet toevertrouwd. Lekker, dat wel, maar is het nu zoveel lekkerder dan die wat goedkopere wijn in de box?
We zijn tevreden met de vin ‘en Bib’ en nemen er 6 van mee voor ons zelf en het thuisfront.
Het is duidelijk, de wijn van hier is de Rosé en daar kom je voor. De Fransen blijven wat na om nog meer wijnen te proeven en de spuugbak staat nu, na de eerste glazen, ook op tafel. Men houdt hier dus toch nog rekening met de rijvaardigheid die hun tenslotte nog naar de lunch moet brengen. Er wordt hier bij de lunch flink ingenomen, ik meldde het al eerder. Een gedreven politieman zou hier een fortuin aan boetes kunnen innen, maar dat lijkt nauwelijks te gebeuren, omdat de meeste gerechtsdienaren zelf vrolijk meedoen aan het dagelijks innemen en niet in staat zijn om nuchter na de lunch een alcoholcontrole volgens de regels der kunst af te nemen. We hebben ze zien staan, langs de weg, maar nooit op het tijdstip dat de controle effectief zou zijn. Op zondagen na de lunch hoorden we dat het zeer riskant is om de weg op te gaan, niet alleen vanwege de politieambtenaren die net getafeld hebben, maar ook door de vele lieden die achter het stuur kruipen na een extra ontspannen en rijk begoten maaltijd. We weten hoe het gaat hier in de Provence, het goede leven wordt hoog geëerd, en dat heeft nu eenmaal zijn voordelen maar ook zijn nadelen en dat nemen we voor lief.
Om maar even op een ander onderwerp over te stappen, de kappers zijn geweldig. Om mijn weinig resterende haar in een fatsoenlijke coupe te krijgen, bezocht ik de kapper van het dorp. Ik kon bij gebrek aan verdere clientele direct plaatsnemen. Zorgvuldig werd ieder haartje op lengte gebracht en tot mijn verrassing moest daar een lavage, een wasbeurt, op volgen om de haartjes rechtop te krijgen en de prikkende afgeknipte restharen te verwijderen. Niet onaangenaam die masserende handen op mijn nu kalere bol, wel dat het duurder bleek dan alleen knippen. Nu ja, de middenstand heeft het in de dorpen toch al zwaar, dus we doen er niet moeilijk over. Nienke heeft een afspraak gemaakt bij een kapper in Draguignan, die ze 6 weken eerder ook bezocht. Sugrid wist direct hoe Nienke het wilde, als was ze helderziend. In rap Frans legde ze uit wat ze van plan was. Na de wasbeurt volgde een knipseance van ongekende schoonheid, ik zat erbij en ik keek er naar. Heur haar werd in laagjes gescheiden en geknipt. Het föhnen was als een dans om het haardvuur en de afwerking met een mesje deed de finishing touch. Haar beloftes kwamen volledig uit. Nooit eerder is ze zo zorgvuldig geknipt. Nienke was zelfs blij en tevreden na het knippen, iets wat ik niet vaak heb meegemaakt. Zo zie je maar waar een mens gelukkig van kan worden.
We nemen een glas Rosé en gaan straks lekker slapen.
bij de foto’s:
de kerk in Aups
stoeltjes in Moustiers
de oude en de nieuwe manier om wijn op te slaan