Naar en op Cuba

Langs een smal trapje daal ik verder het schip in. Het ziet er wat ouderwets uit, gelige lampjes en bruine leuningen met aan het eind een koperen knop. Bij het passeren van de mensen die naar boven gaan, bekijk ik de gezichten en zie dat ze nog jong zijn. Een glimlach en een knikje geven een vertrouwd gevoel. Dan sta ik opeens in het motorruim, waar een paar mannen bezig zijn met de motor. Het lijkt me een kleine motor voor zo’n groot zeilschip, en ik zie hoe de mannen met een ketting proberen de motor op te starten. Verbaasd sta ik te kijken en vraag me af waarom er geen startaccu gebruikt wordt. Mijn zoon en ik lopen verder en komen in een grote ruimte waar allemaal beelden staan. Jeroen zegt dat er een beeldhouwgroep aan het werk is geweest, maar dat de cursus nu afgelopen is. Even later zijn we in de stuurhut en kijken uit over de zee. In de verte zie ik een paar visserscheepjes op de tintelende turkooise zee. Een oude dame gaat op een sofa in de stuurhut zitten, als was ze van plan om naar een voorstelling te gaan kijken.

Dan word ik wreed gewekt door de wekker. Ik droomde al op het schip te zijn.
5.45 uur staan we op na een korte katterige nacht. De gebruikelijke ochtendrituelen doen ons op aarde komen voordat we zeulend de zware reistas in de auto zetten en op weg gaan naar Schiphol. De reis loopt gesmeerd, geen files of oponthoud. We zijn mooi op tijd.

Een lastig moment, afscheid nemen. Tenslotte zie ik mijn lief zo’n 6 weken niet meer. Ik beloof te sms’en en te mailen. De grote reistas waar we van dachten dat die ideaal was, blijkt bij het inchecken te zwaar. Ik wordt gedwongen een extra tas kopen, zodat de inhoud over twee stuks bagage verdeeld wordt. Opnieuw naar de incheckbalie krijg ik toestemming om de bagage af te geven. Wat vervreemd loop ik nog even lang alle luxe die me maar matig kan bekoren. Al die mensen die in zich zelf gekeerd langs je heen schuiven, op weg naar de gate of zoekend naar iets wat ze denken nodig te hebben. Ik troost me met een kopje koffie. Hoe anders zijn mijn buren die op dit vroege tijdstip al aan de sushi met champagne zitten. Het nieuwe geld pakt even uit. Op dit moment vliegen we boven een van de zuidelijke staten van Amerika. De route naar Cuba is niet rechtstreeks maar gaat over New York door midden Amerika naar het zuiden. Mogelijk om uit veiligheidsoverwegingen minder lang over open zee te hoeven vliegen. Mijn buurvrouw komt uit Zweden en is op weg naar haar aanstaande die op Cuba woont. Ze heeft lang geslapen, de vlucht van Stockholm naar Amsterdam was een voorafje dat ze nog moest verteren. Inmiddels vormen er zich in het vliegtuig staande groepjes mensen die het lange zitten beu zijn. Nog 1 1/2 uur en dan landen we in Havana. Ben benieuwd of ik met al die medicijnen voor de boordapotheek zonder kleerscheuren door de douane kom.
Ik ben aan boord, de douane heeft me na een grondig onderzoek doorgelaten. Op de foto gezet en meerdere malen gecontroleerd zit ik hier buiten onder een zeiltje met een harde wind uit het noorden te wachten op het avondeten. Jeroen heeft me het hele schip laten zien. De kinderen zijn aan de wal en komen pas morgen terug. Het stukje Cuba dat ik zag tijdens een wilde rit in een aftandse Lada, die bijna door zijn veren is gezakt, doet me erg denken aan een oostblokland als Slowakije. De vegetatie klopt dan weer niet want dat is meer Spaans. Van een grote motorboot in de buurt stelen we met toestemming internet.
Ik krijg trek op dit tijdstip. De klok wijst 8 uur aan , maar voor het gevoel ben ik nog op om 2 uur na middernacht.

Hersenspinsels en mooi weer

25-28 ° C en alleen ’s avonds een sweater, schrijft onze zoon Jeroen. Cuba is aangenamer qua temperatuur dan de zuidelijke Carieb. Als het allemaal meezit staat er een welkomscommitée op het vliegveld. Ik verwacht minstens een taxirit per Dodge uit 1954 naar de haven. Het lijkt erop dat ik een tweede taak ga krijgen, behalve scheeparts zijn, krijg ik ook een taak in de wacht van 8 tot 12 uur en van 20 tot 24 uur. Dat wordt dus geen duimen draaien of relaxed op het zonnedek naar de dolfijntjes kijken.
Het voorbereiden spits zich nu toe op de laatste aankopen van zonnebrandmelk tot het kijken of de onderbroeken die ik mee wil nog voldoende elastiek hebben. Onderweg zal wel een wasje gedaan moeten worden, want meer dat 7 hemdjes en onderbroeken wil ik niet meenemen. De Belgische methode om de onderbroek na twee dagen omgekeerd aan te trekken lokt me niet. Dus ik hoop wel dat er wat te wassen valt. Mijn hemdjes in een netje overboord zetten en dan hopen dat het weer schoon wordt is eveneens niet zo handig. Voordat je het weet, meent een dorade of een tonijn, dat het een lekker hapje is. Als ik die dorade er mee kan vangen heb ik er wel een hemd voor over. Waarschijnlijk moet er dan wel een haak in verstopt worden, die ik voordat ik hem weer schoon aantrek, verwijderd moet worden. Aan de haak geslagen worden in mijn eigen hemd lijkt me nu ook niet de bedoeling. Ik vraag me af of we nog haaien zullen zien. Van jongs af aan heb ik respect, zeg maar angst voor haaien. Het idee dat zo’n beest vanuit de diepte omhoog schiet en me in mijn grote teen bijt is mij een gruwel. Ik wordt dan ook meestal heel blij als ik me voorstel een kopje haaienvinnensoep te mogen eten. Die haai gaat mijn teen tenminste voorbij. Ze schijnen nuttig te zijn, lees ik in de vakbladen. Het zijn de stofzuigers van de zee die veel opruimwerkzaamheden verrichten in de dierenwereld, als het gaat om verzwakte en zieke meezwemmers.
Genoeg gefantaseerd, terug naar het hier en nu. Nog een paar dagen te gaan en dan stap ik op het vliegtuig. Ik laat mijn lief een aantal weken achter en hoop dat ik het aankan om haar zo lang te missen . Jullie horen nog van me.

Oeps

8 02 2013Naast me zit een man, eigenlijk eerder een mannetje, want hij is klein. Hij heeft iets met zijn linker hand. Later zie ik dat die hand kleiner is dan zijn rechter en dat hij hem ondersteunt. Het Cafe waar we in zitten dateert uit lang vervlogen tijden. Oude schilderijen en antieke prullaria versieren het etablissement. Dat we we hier in Brugge zijn neergestreken past niet in het verhaal van een scheepsarts. Ik zal uitleggen hoe het zit:Vóórdat duidelijk werd dat ik in februari op de Wylde Swan zou gaan meevaren, hadden we, om de winter te breken, een reisje naar Turkije afgesproken. Naar achteraf bleek was het wel wat dicht op elkaar. Één dag terug uit Turkije en dan het vliegtuig in naar Cuba. Maar ach, ik denk dan, het moet kunnen, we zijn nog jong en we willen ook eens wat anders. We stonden om 10 minuten voor zes op, het was nog stikdonker, de koffers stonden klaar. Ongeveer 1 1/2 uur rijden naar Schiphol om rond 10 uur het vliegtuig naar Antalya in Turkije te nemen. Die 1 1/2 bleek ruim 2 1/2 uur te zijn. Men was bezig de wegen bij de Coentunnel te herstructureren en dat kost tijd, ook voor ons. Tijdens het stroperig voortkruipen ontstond bij ons het vermoeden dat we misschien wel eens te laat zouden kunnen komen. Dat vermoeden bleek zich te transformeren tot een waarheid, toen we na het parkeren van onze auto en de gehaaste reis naar de vertrekhal, met onze koffertjes voor een reeds gesloten incheckbalie stonden. Allerlei pogingen tot een alternatieve weg naar het vliegtuig liepen op niets uit. Vanwege mijn onbehoorlijk aandringen en het aan de haren trekken van een grond-stewardes, zijn we met harde hand door de Schiphol-politie van het terrein verwijderd. Een telefoontje naar de reisorganisatie bleek eveneens geen soelaas te bieden, we zouden op eigen kosten een last minute naar Antalya kunnen boeken, waarop we dan voor € 100 extra door de reisorganisatie van het vliegveld naar het hotel gebracht zouden worden. Daar hadden we geen zin in.Ontgoocheld en verbijsterd stonden we met onze koffertjes op het parkeerterrein. Dat dit ons overkomt, terwijl ik toch meestal zo’n zorg tentoonspreid om niet te laat te komen en alles van te voren goed te plannen. Mijn anticipatie-neurose heeft me in de steek gelaten, terwijl ik er zo aan gehecht ben.Gelukkig heb ik een vrouw die minder last heeft van vooruitdenken en alles willen plannen.Zij zag er wel de voordelen van in, dat we nu ineens een extra week hebben ter voorbereiding op mijn reis naar het westen en weer terug. Wat ik eerder niet kon verkroppen zag zij als een nieuwe vrijheid om nog wat leuke andere dingen te doen.Eerst maar naar haar zus en man in Utrecht om af te reageren. Die zus is daar erg geschikt voor, zij ziet ook altijd wel weer een lichtpuntje in de duisternis. Een taart als troost met, volgens de bakkerse, kersen onder het schuim waar geen kersen in bleken te zitten, moest al het leed verzachten.Daar ontstond het idee om een paar dagen naar een stad te gaan. Mijn bokkenpruik en zelfverwijten waren inmiddels al wat weg gesmolten en na wat speuren op het internet vonden we een slaap-adresje in Brugge. Daarom zijn we nu in in Cafe de Vlissinghe, het oudste Cafe van de wereld volgens zeggen. Ik spreek het mannetje aan, hij legt me met zijn ronde Vlaamse tongval uit waar we nog meer naar toe moeten in Brugge. Zijn vrouw begint mee te praten en we zijn beide gecharmeerd van dit vriendelijke tweetal.Wat een onverwachte gebeurtenis al niet teweeg brengt. Het leven is vol van verrassingen en ik kreeg al weer een lesje in flexibel blijven.

Wat als ??? en nog wat

Wat als er iemand uit de mast valt en wat als iemand een blinde darmontsteking krijgt? En wat als er een epidemie aan boord uitbreekt? Dit zijn slechts een paar van de vele vragen die bij me opkomen. Ik besef, nu de reis dichterbij komt, dat mijn verantwoordelijkheid best groot is. Zoals ik al vermeldde, is mijn kennis over de diagnostiek best in orde. Eerder maak ik me zorgen over de beperkte mogelijkheden om in te grijpen. De boordapotheek bevat slechts het hoogst noodzakelijke, een medisch pakket samengesteld volgens internationale regels. Op advies van een collega huisarts en mijn apotheker neem ik een paar extra medicijnen mee naast de voorraad medicijnen die mee moeten als aanvulling. 40 kilo bagage mag ik als aspirant scheepsarts en “zeevarende met een monsterboekje” in het vliegtuig meenemen. De medicijnen worden verpakt met een pakbrief van de rederij, waarin staat wat er in zit en waar de medicijnen naar toe gaan. Dit alles om te voorkomen dat ik wegens drugshandel in een Cubaanse gevangenis beland en tot het communisme wordt bekeerd met behulp van beproefde hersenspoel-technieken. In Cuba moet ik eveneens een retour-ticket laten zien om te bewijzen dat ik het land weer verlaat. Wel enigszins merkwaardig, als je bedenkt dat er steeds meer Cubanen het land ontvluchten nu het ineens mag. Een buitenlander erbij lijkt me juist een welkome aanvulling op de bevolking of hebben ze misschien een bevolking-overschot in Cuba, waarbij een mindering van het aantal mensen eigenlijk de bedoeling is? Mijn zoon Jeroen zal Cuba, na zijn taak als stuurman te hebben afgerond, gedurende twee weken gaan verkennen. Een reisje waarop ik hem helaas niet kan vergezellen, omdat het schip 2 dagen later al weer vertrekt. Het gebied van de Bahama’s dat we vanaf Cuba doorkruisen is ondiep. Gisteren sprak ik een medewerker van een Duits cartografie bedrijf dat er vorig jaar metingen had gedaan en van Jurgens van de rederij hoorde ik dat ze de splinternieuwe kaarten net aan boord hadden gekregen. Volgens die Duitse medewerker is het gebied nog niet echt gedetailleerd in kaart gebracht. De grote scheepvaart vermijdt dit gebied meestal. Ingo en Adriaan nemen als respectievelijk kapitein en eerste stuurman de taak over van de huidige leiding. In Panama is er al een crew-wisseling geweest. Op Panama heeft het schip ruim 2 weken stil gelegen voor onderhoud en inslaan van proviand. De leerlingen zijn onder leiding van de leraren aan land gegaan voor een project in het binnenland. Wat dat precies inhoudt weet ik niet, maar hoop dat te horen als ik aan boord ben. Het is prettig dat de vorige scheepsarts van alle bemanningsleden, de leraren en de kinderen een medisch dossier heeft gemaakt, waarin ik kan nalezen wat er tot nu toe met een ieder is gebeurd op medisch vlak. Ik moet nog uitzoeken wat ik allemaal mee moet nemen aan kleding, schoeisel en verdere noodzakelijkheden.

In Nederland is het zo!














Voorbereiding 3 

Het visum voor Cuba is per aangetekende brief door de post bezorgd. Ik moet hem in tweevoud invullen zonder ook maar één foutje te maken en ze moeten beschreven worden met dezelfde pen . Het voelt alsof ik weer naar een oostblokland ga. In de jaren 70 reisden we naar Oost-Duitsland om familie te bezoeken. Daarvoor moest ook van alles ingevuld worden en we passeerden 3 zwaar-bewaakte posten met dreigend overkomende Vopo’s met stenguns in de handen. Nu zal het wat dat betreft in Cuba wel meevallen. Toch ben ik enigszins op mijn hoede omdat ik zoveel medicatie bij me heb. Op dit moment is het schip onderweg naar Cuba waar ze rond 10-11 februari hopen aan te komen. Op maandag 18 februari, ik ben dan net aan boord, vertrekken we. Jammer dat ik niet langer op Cuba kan rondkijken, het lijkt me een interessant land. Naar wat ik op plaatjes heb gezien en wat ik erover las lijkt het me een aangenaam oord als je niet al te beperkt wordt door de fratsen van het communistische regiem. De tekorten aan voedsel en luxe artikelen zijn vooral vervelend voor de lokale bevolking, die overigens steeds meer persoonlijke initiatieven mogen tonen. Kleine privé handeltjes en bedrijfjes worden steeds meer toegestaan. Het tourisme wordt flink bevorderd en oude gebouwen die door geldgebrek nog veel van hun oude glorie bezitten worden geleidelijk opgeknapt of gerestaureerd. De oude Amerikaanse auto’s zijn een bezienswaardigheid en in het hele land is er muziek te horen. Ik verheug me er op een glimp van dat alles mee te krijgen voordat we uitvaren naar Bermuda. 

Voorbereiding op de reis

Het is al weer een tijdje geleden dat ik in functie was. Om als scheepsarts te functioneren heb ik gelukkig nog veel basiskennis paraat al merk ik dat ik qua medicatie-kennis wel wat mag bijspijkeren. Gesprekken met een bevriende huisarts en een apotheker hebben wat dat betreft veel opgeleverd naast de vele mogelijkheden op het internet om mijn kennis op te frissen. Behalve dat, heb ik op de spoedeisende hulp van het Antoniusziekenhuis een paar dagen mee gelopen om mijn diagnostische skills op te warmen. Wat me te wachten staat is onzeker en afgaande op wat ik te horen heb gekregen over wat er aan boord is qua medicatie en instrumentarium, zal ik me moeten voorbereiden op een taak met beperkte middelen. Gelukkig is er satellietcommunicatie aan boord zodat overleg met de radio-medische dienst aan de wal altijd mogelijk is. Het is te hopen dat ik dat niet nodig zal hebben. Het schip is een topzeil-schoener die naar ik begreep van mijn zoon Jeroen( hij is daar nu eerste stuurman)best wil lopen, 12 knopen snelheid zit er zeker in als het bij een gunstige wind niet meer is. Ik verheug me op de reis en hou jullie als er een internet verbinding is op de hoogte. Ik vertrek 16 februari naar Cuba, waar ik dan aanmonster.

voorjaarskriebels

Over zeilbootjes kan ik alleen maar spreken aan de hand van een bezoek aan Boot Holland en de HISWA. En daar heb ik niet veel nieuws over te vertellen, behalve dat ik daar een presentatie mocht geven in het zeiltheater over ons boek “Noorderzon, droomreis naar de Lofoten”.
Ons schip ligt nog steeds in de loods, klaar om weer te water te gaan. De jongens van de werf zijn al bezig met de andere schepen. De lente kriebelt ons in het emotie-brein. Kieviten legden hun eerste ei, scholeksters verklaren elkaar de liefde en bereiden zich voor een nest te bouwen en de eerste crocussen staan al in bloei.

We hadden besloten om ons schip te verkopen en ze ligt nu bijna een jaar te koop. Nu we er iets beter voorstaan, bekruipt ons de twijfel. Er waren wat lichamelijke ongemakken tijdens de laatste tochten. Kunnen we dat accepteren en kunnen we er oplossingen voor vinden? Doen we er wel goed aan om afscheid te nemen van onze beauty? Of is het toch verstandiger om de Nika nog een paar jaar te houden?
Eén ding is zeker, we gaan niet meer van die heel lange tochten maken. Dichter bij huis is het ook mooi. Wat genieten we alleen al van voor anker liggen op het Gaastmeer, van de vogelgeluiden, de stilte, het wijdse uitzicht over de weilanden, de altijd wisselende Nederlandse luchten, die het gevoel van ruimte nog meer versterken.
Vorige zomer heeft Nika het water niet gezien, haar blik op het water vanuit de loods was erg beperkt. En dat terwijl ze mooier is dan in tijden. Opnieuw gespoten, de opbouw vers in de lak en een set nieuwe voorzeilen, die de wind nog niet hebben mogen proeven.
Klaar voor het seizoen kunnen we het niet over ons hart verkrijgen, haar nog langer in ledigheid te laten rusten. ‘Navigare necesse est’, zei men vroeger, er moet gevaren worden( al was dat vroeger in een ander verband, onder de druk van voedseltekort).

Gesetteld in ons huis aan de Geeuwkade hebben we genoten van de winter. Op de schaats stappend vanuit onze voordeur, maakten we mooie tochtjes over de Geeuw, de Zwette en de Brekken. Al die mensen op het ijs stemt tot verbroedering, onderweg spreken wildvreemde mensen je aan. Wij vragen een ‘voorbij-schaatser’ hoe het ijs verder op is. Met de Waterpoort als stille getuige boven het ijs van de Kolk is het winters plaatje er één van lang vervlogen tijden. Peuters die op dubbele schaatsen achter een keukenstoel krabbelen, hun eerste pogingen om op het ijs vooruit te komen. Nieuw en niet van oude tijden zijn de moeders, vaders en opa’s en oma’s achter de kinderwagen op het ijs. Op de slecht sporende en heen en weer zwaaiende slee, voortgetrokken door paps, kraait zijn dochtertje van plezier terwijl mams enigszins bezorgd er achter aan schaatst.
Een elfstedentocht kwam er niet van, al werd er ijverig sneeuw geschoven om de baan vrij te maken voor de eventuele tocht.
Het was mooi , net als de ski-vakantie die er op volgde. Zonovergoten hellingen in de Franse Alpen en voldoende sneeuw. We waren met de hele familie op de ski’s, al was het voor het jongste kleinkind nog niet helemaal weggelegd om er van te genieten. Volgend jaar gaat het vast beter.
Als klap op de vuurpijl, bood onze oudste zoon ieder van ons een vliegtochtje van 20 minuten met een 2 persoons ultra-light vliegtuig aan. Met een noodgang skiet het vliegtuigje de helling af om zich daarna in de lucht te verheffen. De piloot, merkte droogjes op na de take-off, dat ik mijn ogen nu wel weer open mocht doen. Die waren al die tijd wel open gebleven, maar het juiste knopje indrukken van mijn fotocamera, om er een filmpje mee te maken lukte me helaas niet.
Wat een ervaring! Vlak over een besneeuwde bergkam scheren om daarna een 1000 meter kloof onder je te zien verschijnen. De piloot maakte een korte landing op een bergtop, gevolgd door een doorstart na een U-bocht. Een vaardigheid die hij moet hebben, omdat hij ook wordt ingezet bij reddingsoperaties in de bergen. Met de motor uit landt de deltavlieger op de helling vanwaar we eerder vertrokken.
Het is als je geen last van hoogtevrees hebt een aanrader om een keer mee te maken.
Maar nu eerst weer de ogen gericht op het zeilen. Hoe het gaat komen vertel ik over een paar weken.

Motoren of zeilen

Als opstappers mee aan boord bij vrienden varen we richting Dene-marken. We hadden het bedenke-lijk genoegen, bij gebrek aan wind, tot en met het Noord-Oostzeekanaal door de Duitse Bocht te moeten motoren. Motoren met een zeilschip is zoiets als fietsen met een brommer. De vergelijking is wat krom, om fietsen te vergelijken met motoren en brommeren met zeilen. Je komt vooruit met je scheepje op de motor en je bereikt mits het motortje blijft draaien je bestemming, dat dan weer wel. Maar is het een genoegen?
De slappe deining ten gevolge van een wind-rijkere plek ergens verder op de Noordzee doet het schip rollen. Het grootzeil dat we uit luiheid hebben laten staan of laten we het positief melden, dat we in afwachting van wind alvast hadden gehesen, laat zich wat bollen door de vaarwind. Regelmatig kijk ik om me heen om steeds weer tot de ontdekking te komen dat er vrijwel niets te zien is behalve de vrijwel gladde zee en door vage nevel omhulde eilanden in de verte. Stilletjes hoop ik de vinnen van een paar bruinvissen te zien. Maar nee, het stukje zee waar we varen is blijkbaar niet interessant voor een vismaaltje. De jonge makreel is in deze tijd van het jaar nog spaarzaam in de zeegaten tussen de eilanden.
Eigenlijk is de nacht op zee het aardigste. Je ziet ondanks het duister veel. De volle maan verlicht het water met een brede lichtweg naar het schip en wanneer je naar het Noorden kijkt is er het flauwe licht van de zon achter de horizon. De zon, die haar reis onder de Noordpool door, naar haar opgang in het Oosten maakt. Op onze reis naar Noorwegen 3 jaar geleden werd dat licht van de zon in het Noorden steeds helderder totdat we op de Lofoten de zon niet meer onder zagen gaan.
Samen, Nienke en ik, lopen we, of beter gezegd, zitten we in de nachtwacht van 11 tot 2 en van 5 tot 8 uur. Samen knus achter de sprayhood met een dekentje over de benen. Om de beurt scannen we een 360º-rondje over het wateroppervlak, waarbij we ook de lichten van de schepen proberen te koppelen aan de AIS gegevens op de plotter. Telkens als we het volgende waypoint bereiken stellen we de koers op de stuurautomaat bij naar het volgende waypoint. Ieder uur noteren we de positie van het schip in het logboek.
Behalve het geluid van de motor is het stil om ons heen, de wolken glijden als groteske grijs-zwarte bloemkolen lang de hemel, aan één kant verlicht door de maan. Het schip trekt felgroen fluorescerende strepen in het donkere zeewater. Een gratis lichtspel van het plankton. We zijn ons terdege bewust van onze nietigheid in dit vredige wijdse zeelandschap, dat bij harde wind zomaar een vijand kan worden.
Onze vrienden liggen tijdens onze tweede wacht te slapen. We laten ze een uurtje langer slapen, het is immers geen straf om zo de wacht uit te zitten. Het motorgeluid dat op de achtergrond te horen is ervaar ik als een muziekinstrument dat melodieën lijkt voort te brengen, melodieën met een zich herhalend thema, dat ik niet uit mijn hoofd krijg. Niet dat ik oververmoeid was of hallucineerde, maar mijn waarneming veranderde in die nacht op zee.
Na een welverdiend rustdag in Rendsburg op 2/3 afstand in het Noord-Oostzeekanaal en een volgende etappe naar de Engelse Yachtclub, vlak bij Holtenau, kunnen we voor het eerst lekker zeilen. Met een rif in het grootzeil, stuiven we met een flinke bries de Kieler Bucht uit, richting Sonderborg. Er zijn zeil-wedstrijden vanwege de Kieler-Woche. We moeten af en toe uitwijken voor de boten in het wedstrijdveld.
Wat een genot, het schip ligt op haar stuurboord-oor en haar hekgolf slaat bruisend om bij de spiegel. Het log laat een snelheid door het water zien van 7.5- 8 knopen. Voortdurend kijken we of de zeilen niet bijgesteld moeten worden.
‘s Nachts varen op de motor mag dan een bijzondere ervaring zijn, voor het blije gevoel kies ik liever voor het varen onder zeil met een mooie westenwind, de zeilen strak en de schoten vast.
Ik ben nog niet toe aan een motorboot is mijn conclusie, maar over een aantal jaren, misschien, en dan ook eens vaker ‘s nachts varen?
bij de foto’s: Sonderborg en onderweg naar Augustenborg

Pas op de plaats

Met verbazing be-schouwen we de rust op de motorboot voor onze wal. Nee,er beweegt echt niets behalve de vlag in de stevige Oostenwind.
De laatste dagen was de man, de schipper nemen we aan, constant bezig zijn schip te reinigen van stof, vogelpoep en andere ongerechtigheden. Met grote ijver zagen we hem, enigszins gestoord door zijn overmaats buikje, over het dek kruipen met emmers, sponzen en lapjes. Eerst moest de schaduwzijde van het schip gepoetst worden, vervolgens de zonzijde en de bovenkant. Vol verwachting keken we toe wanneer hij aan het onderwaterschip zou beginnen. Begrijpelijk dat hij daar geen heil in ziet, omdat het daar nogal nat is. Als beschouwende toeschouwers bloeien bij ons allerlei fantasieën op over hoe de relatie tussen schipper en schipperse zou kunnen zijn. Vindt hij dat ze niet goed kan schoonmaken of heeft hij smetvrees en is zijn vrouw eigelijk zijn zuster waar hij al jaren mee samenwoont? Heeft hij zijn motorboot gekocht om zijn vrouw/zuster te pesten omdat ze al jaren een zonneallergie heeft? Het enige wat we van de vrouw zien is een vage schim die af en toe in het stuurhuis voorbij schuift. Wat doet ze zoal de hele dag en hoe communiceren die twee?
Het ‘Voorntje’, zo heet de boot, ziet er bepaald niet uit als een klein visje en ik vermoed dat de motorboot splinternieuw is. Ze ontneemt ons het uitzicht op de bloeiende sering aan de overkant van het water en zo langzamerhand beginnen we te hopen dat ze na 5 dagen toch eens een keertje zal oprotten om plaats te maken voor een ranker scheepje met mooiere lijnen dan die van het Voorntje.
Tijdens het ontbijt op zondagochtend zien we tot onze verbazing een ander motorscheepje voorbij schuiven met de naam ‘Ruutvoorn’, inderdaad ‘Ruutvoorn’, waarbij we dan wederom aan het fantaseren slaan. Heet de man Ruut? Of had de schilder last van dyslexie? Bootnamen zijn een voortdurende bron van verwondering en vermaak. Het is toch raar om een joekel van een motorboot te zien afmeren met de naam ‘Potje’ of nog erger ‘Mientje’. Laatst voer er een merkwaardig vaartuig voorbij dat leek op een gammel drijvend wc-hokje met de naam ‘Titanic’, misschien wel gegeven op het binnenkort te verwachten einde. In Friesland is een huis op varend onderstel te huur. Tijdens het varen sta je binnen in de huiskamer aan een ondermaats roer te draaien terwijl je vrouw en kinderen aan het scrabbelen zijn. Op afstand bekeken leek het ook mogelijk het varend huis te besturen vanaf de veranda, zittend op een stoel die met recht een schommelstoel genoemd mag worden. Gezien de platte bak waar het huis op staat, kan ik me niet voorstellen dat je daarmee een knobbelig vaarwater op comfortabele wijze oversteekt zonder natte voeten te krijgen op de drempel van je huiskamer. De schilderijen aan muren moeten dan ook goed bevestigd zijn, willen ze niet bijdragen aan het ontstaan van zeeziekte op het Snekermeer bij windkracht 4-5.
Vanuit ons huis aan de Geeuwkade, zo vlak bij de Waterpoort genieten we van al dat gene wat zich op het water meent te moeten voortbewegen. Daar zijn we nog lang niet op uitgekeken.
Ons schip de ‘Nika’ staat te koop helaas, maar we hebben ons ermee verzoend. Na de verkoop zijn er weer volop mogelijkheden voor nieuwe projecten. Of we ooit in een motorboot zullen stappen valt nog te bezien. Misschien een kleintje voor “erbij”. Eerst maar even pas op de plaats.

Signeren op Boot Holland

Voor de stand van Datema op Boot Holland bladert een oudere dame in mijn boek ‘Noorder-zon, droomreis naar de Lofoten’. Tijdens het bladeren kijkt ze af en toe naar de mensen die haar passeren en lijkt daar meer in geïnteresseerd dan in de foto’s van mijn boek. ‘Daar hoef ik voor mijn praatje niet naartoe’, concludeer ik.
Signeren van een boek is voor mij een nieuwe bezigheid waarbij ik moet inschatten of iemand wel of geen belangstelling heeft voor het boek. Regelmatig maak ik die inschatting verkeerd. Een ongeïnteresseerd lijkende jongeman komt aanlopen, kijkt terloops naar het boek op de tafel, slaat 2 bladzijden om en zegt ‘doet U er maar een, ‘t is voor mijn vader’. Ik kreeg nauwelijks de kans om een toelichting te geven of aanstalten te maken om een verkooppraatje te houden. Het was ‘zo maar” goed, moeite hoefde ik niet te doen.
Een belangstellend echtpaar, beide zeilers, naar ze me vertellen, was al eerder die kant van Noorwegen op gevaren. Ze beginnen een uitvoerig gesprek met mij en lijken erg enthousiast over mijn boek. ‘Erg mooie foto’s’ zegt de vrouw, waarna ik te horen krijg waar ze allemaal geweest zijn. Dan, heel abrupt groeten ze mij en lopen door zonder mijn boek te kopen. Mij in lichte verbijstering achterlatend. Heb ik daar nu een kwartier mijn best voor gedaan? Geïnvesteerde tijd mijnerzijds is blijkbaar geen garantie voor de aankoop van mijn boek. Je kunt er niets van zeggen, is mijn conclusie en al mijn opgebouwde mensenkennis gedurende mijn werkzame leven als arts blijkt hier op de beurs een pijnlijke misvatting als ik zie hoe er door de verschillende beursgangers gereageerd wordt. Verwachtingen hebben lijdt hier tot frustraties. Pas op de derde dag krijg ik het een beetje door. Niet te snel op de mensen afstevenen en niet direct je hele hebben en houden vertellen. Een vraag als ‘ bent U er al eens geweest’ of ‘was U van plan om eens naar Noorwegen te gaan’ zijn goede openingen voor een gesprekje. Het maakt het allemaal wat relaxter en minder vermoeiend, ontdek ik.
Vorig jaar op de natte Hiswa, vond ik het erg lastig om mijn eigen handel aan te prijzen. Waarom zou iemand mijn boek moeten kopen? Afgezien van het feit dat het bij een gerenommeerde uitgeverij is uitgegeven kreeg ik geen commentaar anders dan van kennissen en vrienden. Die zullen niet snel tegen mij zeggen dat ze het boek waardeloos vinden. Echter, waardering voor wat je hebt gemaakt lijkt waardevoller als die uit onverdachte en onverwachte hoek komt.
Ik moet zeggen dat nu er op het boek de sticker met ‘beste reis-fotoboek 2010’ prijkt, het me beter lukt om het boek aan te prijzen en te verkopen. Dat ik er wat in mag schrijven is voor aantal mensen een smaakmaker. Grappig is dat Nienke die 2 dagen mee signeerde erg goed was in het aanprijzen van het boek en de verkoop ervan. De juiste toon, de juiste overtuiging en goed in staat om haar enthousiasme over te brengen. Van een afstandje bekeek ik de geanimeerde gesprekjes van haar met de potentiële klanten.
Het doet je goed als er mensen langs lopen die even de duim opsteken en melden dat ze het boek al gekocht hebben en het het mooi vinden.
Een apart gebeuren zo’n beurs, ik heb weer veel geleerd over mensen en over mezelf.
Zal ik ooit nog eens een boek schrijven? Ik weet nu wat er allemaal aan vast zit.
De inspiratie zal het bepalen.

Schaatsen vanuit je voordeur

Ja,dat kan als je aan het water woont. De voordeur open en met in de woon-kamer al onder gebonden schaatsen de weg oversteken, bijna struikelen over het lage hekje en dan voorzichtig op het tot ijs getransformeerde water stappen. Een beetje eng,vooral als nog niemand voor je over het ijs is gegaan. Toen wij de ijzers onder bonden (helaas waren we vergeten ze te laten slijpen) waren er gelukkig al een paar eerstelingen onze voordeur gepasseerd. Een dun laagje sneeuw verhult de bobbels en de scheuren zodat we bepaald onbezorgd de benen uitslaan. Het valt ons mee, we komen redelijk vooruit en verder op wordt het schaatsgenoegen alleen maar beter als ook de sneeuwlaag door de wind blijkt weg geblazen, een spiegelgladde ijsvloer strekt zich uit voor ons. Zwierend glijden we over de Geeuw richting IJlst. Een waterig zonnetje doet zijn best om door de nevelige winterwolken het onderland te belichten. De landerijen zijn wit van de sneeuw, de spaarzame bomen en struiken langs de Geeuw wit berijpt.We genieten van de omgeving die zich zover het oog reikt van haar mooiste kant laat zien. Bij IJlst slaan we na de Molen links af het vaartje in, waar we moeten klûnen bij de brug.Vandaar rijden door naar de Wijde Wijmert. Het ijs is even van mindere kwaliteit door de verwaaide takjes riet en door de wind opgeworpen ribbeltjes. Naar IJlst ‘om de west’ is het ijs weer prachtig en we wanen ons op ijs dat zojuist is geprepareerd voor een WK. Vóór de brug lijkt het ijs niet vertrouwd, de optie om 300 meter te klûnen verwerpen we en we keren om op onze glij-ijzers en nemen de dezelfde weg terug.Er staat vrijwel geen wind en we horen alleen het krassen van de schaatsen. Op de Geeuw is het nogmaals genieten, als we steeds beter in balans op Sneek afstuiven, langs de eendjes en de meerkoeten die een groot wak openhouden bij het aquaduct, langs het schoongemaakte ijsveldje van een paar enthousiaste ijshockeyers, langs de ‘koek en sopie’ van een paar slimme jonge ondernemers en langs een kindje dat ondersteund door haar moeder op haar dubbelijzers probeert overeind te blijven.Vreemd idee daar waar we anders varen, ‘lopen we schaats’ over het ijs. Zal het deze winter er toch dan weer een keer van komen? Een elfstedentocht langs onze voordeur? We zijn er klaar voor, de stoelen op de kade, een pan met warme chocolademelk op het vuur, zicht op de stempelplaats, wat wil een mens nog meer?