Teckel Bo

                 Bo, de teckel van onze oudste zoon, heeft een merkwaardig gedrag. Zo gauw we thuis zijn vraagt hij in de buurt van het berghok of hij mag spelen met de bal. Dat doet hij door beurtelings naar de deur van het hok en naar ons te staren. Dat staren kan hij heel lang volhouden, zodat wij onszelf schuldig gaan voelen alsof we een bedelaar geen aalmoes gunnen. In Nepal slaagde een professionele bedelaar, een oudere man met baard, erin ons zo lang aan te staren dat we, het restaurant waar we zaten uitkomend, onmogelijk zijn opgehouden hand konden negeren.  
De bal van massief rubber is in zijn ogen een vluchtend stuk wild dat gepakt moet worden. Jankend van enthousiasme gaat hij er achteraan. Een kat ziet hij niet als prooi, kijkt er verveeld naar en loopt door met geheven staart. 
Als de bal gegooid is heeft Bo hem binnen de kortste keren veroverd en loopt dan triomfantelijk met zijn vangst rond. Daarna krijgt hij een merkwaardig gedrag. Hij laat de bal vallen en gaat zwiepstaartend het spoor besnuffelen waar de bal de grond of de muren heeft geraakt. Dit kan hij rustig 10 minuten volhouden. Het leukste is dan om de bal weer aan je voeten te leggen in de hoop dat je de bal weer wegschopt om daarna het snuffel-ritueel nog eens te herhalen.  
Dat wegschoppen moet met overleg en slimheid gebeuren. Bo laat zich niet makkelijk foppen. Meestal heeft hij de bal in de kortste keren te pakken, op soms nog geen meter vanaf de trappende schoen. Het is het beste  om de bal, glibberig van het speeksel, op te pakken en dan onder de vermelding ‘laatste keer’ weg te gooien. Wanneer ik mijn slijmerige vingers aan een vieze lap in de schuur heb afgeveegd heeft Bo dat ‘laatste keer’ al weer vergeten en de bal opnieuw voor mijn voeten gelegd. 
Opnieuw ‘laatste keer’ zeggen houdt hem dan voor enkele minuten zoet, waarbij het snuffel-ritueel opnieuw kan aanvangen.  Dit heerlijke spel kan eindeloos doorgaan als je Bo niet begrenst. 
Tong uit de bek en heftig hijgend vind hij het dan ook prima als je na verloop van tijd de bal terugneemt en opbergt. Meneer heeft zijn biljart-partijtje genoten en legt zich daarna neer om te loungen, het liefst op de koude vloer of op het witte kleed in de kamer.
Op zijn oude dag, hij is 10 jaar, heeft hij niet door dat al dat rennen en gesnuffel ook consequenties heeft. Als hij te lang en te heftig heeft gespeeld moet hij dat daarna bezuren. Hij kan ineens niet goed meer lopen, zakt door zijn achterpoten en komt moeilijk in of uit zijn mand. Dit kan een dag duren, maar meestal is de volgende dag  alles weer normaal. ‘Het zijn de gewrichten’ volgens de dierenarts om de hoek. De uitgebreide toelichting die hij na het globale onderzoek gaf, deed ons bepaald niet opgelucht de praktijk verlaten. Eigenlijk waren al die woorden niets meer dan een diarree van verklaringen waar we niets mee konden. Medicatie in de vorm van pijnstillers lijken ons niet zinnig, omdat we aan Bo niet merken dat hij echt veel pijn heeft. Het is meer de stramheid waar hij nadien last van heeft. Om hem nooit meer te laten spelen vinden we geen goed plan. Hij lijkt zijn klachten te accepteren, zoals wij maar moeten leren leven met wat Bo aan klachten heeft. 

Aan boord voelt Bo zich vertrouwd, hij weet niet anders. In zijn mandje of op de uitkijk bij de deur op het achterdek is hij volmaakt tevreden.
Op de wallenkant is het zeer interessant om alle muizengaatjes in het gras te onderzoeken. Met zijn neus in het gat en luid snuivend toont hij datgene waarvoor hij is geboren. Een jachthond puur sang, die het liefste een hol van een konijn of een vos inkruipt om het wild daarin op te jagen.
De langste tijd van zijn leven was hij aan boord van de klipper waarop onze zoon schipper was. Het strand van de wadden-eilanden heeft nog steeds een grote aantrekkingskracht en hij vindt het te gek om een stok die je in het water gooit weer op te halen. 
Zo het nu lijkt zal Bo er aan moeten wennen dat hij niet meer met zijn echte baas, onze zoon zal meevaren, 12 weken op een oceaanreis is voor een hondje niet leuk. Hij mag dan soms wel op een zeehond lijken, het blijft een teckel die gaten wil graven en het ‘nieuws’ wil lezen op het plein waar zoveel andere honden hun geursporen hebben achtergelaten. 
Wij vinden het prima, Bo, je hebt onze harten veroverd en voor zo lang het duurt blijf je bij ons. 

Naar het Zuidlaardermeer en Friesland

Wat een ruimte en wat een rust!
Uitkijkend over het Zuidlaardermeer gunnen we ons een boerennacht en een boerendag ofwel  met andere woorden, we zijn een nachtje en een dag blijven liggen. Gisteren hard gewerkt, vandaag alleen wat omhangen en boodschappen doen. Voorwaar een prettige plek om weer wat in het lijf te zakken. 
Zo makkelijk schiet ik door de ervaring van het varen door (te) smalle bruggen naar een plek waar ik niet wil zijn. De spanning in mijn nek, gegenereerd door het langdurig geconcentreerd sturen door de  bruggetjes sloop er langzaam bij me in. Lastig om dat eerst te registreren, daarna te erkennen en vervolgens los te laten. Pas toen ik het roer aan Nienke gaf, merkte ik geleidelijk dat er wat ten gunste veranderde in mijn lijf.
Iets waarvan ik dacht dat het voor haar misschien nog moeilijker is dan voor mij, blijkt haar prima af te gaan. Ze stuurt de Nine Marit feilloos door de bruggen heen en wil niet door mij geholpen worden met mijn aanwijzingen vanaf het achterdek om meer naar stuurboord of bakboord te sturen. Terwijl ik behoefte heb aan bevestiging en terugkoppeling of ik goed stuur en nog voldoende ruimte heb aan de stuurboordzijde, wil zij alles liever op haar gevoel doen zonder mijn corrigerende aanwijzingen. Een bocht invaren en tegelijkertijd het schip recht voor de brug leggen of afmeren naar achteren, gaat haar minder gemakkelijk af. Ze is nog niet helemaal vertrouwd met de manoeuvre-mogelijkheden door de combinatie van boegschroef en klapjes vooruit met het roer opzij, waardoor de kont van het schip een zijwaartse beweging maakt. 
De veel grotere zeilervaring van Nienke zit er van jongs af aan ingebakken en sturen op een zeilschip onder zeil kan ze beter dan ik. Als klein kind zag ze haar vader de boeier zeilen en al vroeg leerde ze de kneepjes van het fijnzinnig sturen op ieder zuchtje wind. Met kleine beetjes roer, lettend op iedere windschifting, wist ze, toen we zelf een zeilscheepje hadden,de Crabber-wedstrijd op het Heegermeer te winnen van de heren-schippers. Gefrustreerd, verslagen te zijn door een vrouw aan het roer, hebben de mannen de vrouwen-wedstrijd die gepland was voor de volgende dag afgelast. 
Pas laat in mijn jonge leven kwam ik in aanraking met het zeilen. Als 16 jarige meende ik met een vriendinnetje een Flits te moeten huren om indruk op haar te maken, terwijl ik nog nooit in een zeilboot had gezeten. Nogal overmoedig duwden we de boot onder vol tuig (we hadden de zeilen wel omhoog gekregen) van de kant. Een Flits is een klein zeilbootje en niet berekend op een ongelijke gewichtsverdeling. Nog geen 50 meter van de kant meenden wij  met ons tweeën aan dezelfde kant op het boord van de boot te moeten gaan zitten, klaar voor de te verwachten druk in de zeilen, zoals we dat wel eens op plaatjes van varende zeilboten hadden gezien. Echter er was geen wind en die kwam ook niet. Het resultaat was dat de boot omsloeg en wij allebei in het water lagen. Zwemmend hebben we de boot naar de kant geduwd, de boot leeg gehoost en opgeruimd om daarna op de brommer te stappen om de kleren te drogen. Met dat vriendinnetje is het nooit wat geworden. 
 Schade en Burgumermeer 
                                  Ons schip kan een stootje hebben, ze is stevig gebouwd. De tik  van de sluiswand die ze vandaag kreeg resulteerde in 2 deukjes in de stootlijst bij de boeg. Omdat  ik dacht dat het grote binnenvaartschip vóór ons inmiddels vast lag in de sluis en de schroef niet meer in het werk stond, voeren we met toestemming van de sluismeester de sluis binnen. Op het moment dat we ter hoogte van het achterste deel van het binnenvaartschip waren, werd zijn schroef nog even hard in het werk gezet, waardoor we zijdelings tegen de kadewand werden gekatapulteerd. De stootwillen konden het niet opvangen en onze boegschroef was niet opgewassen tegen het geweld van het zijwaarts kolkende schroefwater. De matroos zei dat hij nog niet klaar was met het vastleggen van de kont. De schipper moest daarom zijn achterschip nog meer naar de wal drukken. 
Het krasplekje op de punt van het zwemplateau dat we opliepen in een van de smalle sluisjes op de Veenvaart was blijkbaar niet voldoende als maiden-scratch. Was als regel de eerste kras op je nieuwe auto of schip niet een belofte voor een lang leven zonder verdere schade? Ik hoop dat de Nine Marit in de toekomst verschoond blijft van ernstiger schade. 
Het telefoongesprek met Jan Pollard stelde me gerust, het is eenvoudig te repareren. Gedurende de vakantie van de Pollardboys zullen we hen er niet mee belasten. 
Aan een steiger op het Burgumermeer is de rust wedergekeerd en hebben we ons verzoend met het gebeuren. Een glaasje Beerenburg heeft meestal wel een genezende werking op ons verstoorde gemoed.
De reis van de afgelopen weken was er een met hoogtepunten en dieptepunten. We genoten van de landschappelijk mooie plekken van midden en oost Nederland. Het samen optrekken met onze vrienden en hun motorboot gaf ons net dat extra steuntje om steeds meer vertrouwd te raken met het varen op binnenwater. De fouten die we maakten in het vaarverkeer, hebben we onszelf vergeven. Ook de fout die we maakten om vóór een ander schip een aanlegplek in te pikken die wat traag aan het draaien was. Mijn verontschuldiging kwam te laat, omdat ze verder voeren. 
Inderdaad, er waren een aantal kinderziektes, waarvan er één tot nu toe lastig te repareren blijkt, al verzekeren de mensen van Vetus ons dat het goed komt met de motor. Volgens vele nieuwe-booteigenaren hoort dat er gewoon bij. 
Terugkijkend op deze eerste langere trip hebben we veel geleerd, met een grote motorboot varen is iets totaal anders dan het varen met een zeilschip. Op ons zeilschip speelden we met de wind en werden we geleefd door de wind (Al hoewel, tijdens onze zeilreis naar de Lofoten hebben we vaak op de motor moeten varen omdat er geen wind was of wind uit de verkeerde hoek).   
Op onze motorboot zijn we druk met heel andere zaken . De motor is het levende hart, die het altijd moet doen. De dagelijkse controle sla ik dan ook nooit over. En wat te denken van al datgene wat van buiten invloed heeft op je vaargedrag; de grote binnenvaartschepen, de bruggen en de sluizen, de oevers met stenen, de kribben langs de rivier, de diepte en de breedte van het vaarwater, warrelingen en stroming in het water en niet te vergeten de gratis verkregen rommel in de schroef of de wierpot. Van de wind hebben we tot nu toe weinig last gehad, erg zijwind-gevoelig lijkt ons schip niet (we hebben niet veel harde wind meegemaakt op deze trip). 
We doen aan ervarend varen en we varen er wel bij. 
11 scholeksters hebben besloten om op de steiger te overnachten en maken ruzie wie op de beste plek mag slapen. In het westen klaart de lucht. De wolken trekken weg naar het oosten. Vaag lichten de eerste sterren op tegen de invallende duisternis.
Het wordt mooi weer.

Bruggen en sluizen parade

Van meerdere kanten hoorde ik dat een reis door Frankrijk vooral veel sluisjes-varen betekent. We zijn niet in Frankrijk maar in Drenthe en Groningen, iets dichterbij huis. Was de oude gracht in Utrecht al een beproeving in stuurmanskunst, de ‘Veenvaart’ door Drenthe kan in de boeken bijgeschreven worden als zenuwslopend en af en toe gekmakend. Op de nauwe vaartjes bad ik op mijn knieën voor het stuurrad geen tegenligger tegen te komen. 

Een mooi landschap, dat zeker, met de kunstwerken van opgegraven zwerfkeien uit de ijstijd op de  wallekanten, al denk ik dat je op de fiets meer ziet van al dat schoons. 
De route is bijzonder aantrekkelijk gemaakt voor de varensgasten, met plekjes aan de wal, van waar je een wandeling of een fietstochtje kunt maken. De Veenvaart is deels nieuw uitgegraven en op onze plotter,die een oudere kaart van dit gebied bevat, voeren we regelmatig over moerassen en veengronden in plaats van door het water. 
Een paar nieuw gebouwde en unieke sluizen brachten ons meters omhoog en omlaag. Een splinternieuwe dubbelsluis die in de Ardennen niet zou misstaan bracht ons 5 meter naar beneden en een ‘spaarsluis’ gebruikt via een waterbekken ernaast steeds hetzelfde water. Op mijn vraag hoe het werkte, antwoordde de enigszins onverstaanbare man dat het ‘automatisch’ ging, mij in lichte verwarring achterlatend. Ik vermoed dat hij alleen wist op welke knoppen hij moest drukken.
De vaarweg is te bevaren voor schepen die niet hoger zijn dan 3.75 meter en niet breder dat 4.80 meter. Op meerdere plekken had ik het gevoel dat ik mijn billetjes moest samenknijpen om de engte te passeren, niet meer dat een handbreed aan beide zijden van ons schip was ons gegund bij een paar sluis-doorgangen in het Veenpark. Nog langzamer dan in Utrecht, als was het een schildpad met rollator, angstvallig het midden houdend, lukte het om de Nine Marit vrij te varen. 
Bij een sluis met terugwijkende kanten, opdat er drie schepen naast elkaar kunnen liggen, was het lastig om naar buiten te varen omdat de sluisdeuren-opening veel smaller was dat de sluis zelf.

Een compliment is op zijn plaats voor de bruggenwachters en de sluismeesters. Door steeds te bellen naar de volgende brug c.q. sluis, of door zelf per auto of scooter naar de volgende brug te rijden, verliepen de bruggen- en sluizen passages uiterst soepel. 
Drenthe, land van bossen, moerassen, heidevelden, mooie boerderijtjes en idyllische dorpjes. 
Het was mooi en leerzaam. Met ter Apel als tussenstop gaan we richting het Zuidlaardermeer, en daarna richting Friesland. 
Een dag later.
We zijn zo’n 60 bruggen en een stuk of 10 sluizen verder. Ik heb ze niet allemaal geteld. Twee mannen op scooters waren vandaag met ons onderweg om alle bruggen te bedienen. En dat voor twee boten. Het leek wel op een ballet voor 4 dansers, twee op de wal en twee in het water, waarbij de scooter-boys elkaar om het snelst afwisselden wie de volgende brug zou bedienen. Het liep allemaal heel voorspoedig, al waren wij met ons brede schip wat in gebreke qua snelheid. De bruggen waren smal en de vaart was smal en ondiep, waardoor we gedwongen langzamer moesten varen dan onze voorligger die aanmerkelijk lichter en kleiner van afmetingen was. De scooterboys zeiden aan het eind van de bruggen parade, dat ze nu 3 uur nodig hadden om ons te begeleiden in plaats van 2 1/2 uur. 
Het sturen door de smalle vaart ging zo moeilijk dat ik dacht dat er wat mis was met het roer. Op het Zuidlaarder meer, een verademing na al het benauwende gekeutel, bleek er wat in de schroef te zitten. Hard vooruit en hard achteruit had niet het gewenste effect. Handmatig de rommel uit de schroef halen in ondieper water lukte niet. De moedige schipperse, die wel te water wilde gaan, kreeg het niet voor elkaar om bij de schroef te komen. Terugvaren naar de dichtstbijzijnde jachthaven bleek een gouden greep. De havenmeester haalde ons schip uit het water met zijn kraan. Een dikke bos plastic met touw en houten kralen had zich rond de schroefas geklemd als was het een apenbaby aan zijn moeder. Nu ben ik de laatste om een apenbaby van zijn moeder te willen scheiden, maar met dit stuk plastic had ik geen medelijden. Binnen een half uur was alles gepiept en Nine Marit verlost van een lastige verstekeling. 
Moraal: Ga niet te smalle en ondiepe wateren bevaren met een breed schip dat ook nog eens gehinderd wordt door een stuk dekkleed met touw in de schroef.  
We blijven bijleren, motorboot varen is alles behalve saai.

Door de oude gracht en op stroom

Z                         Van tevoren was ik er wel wat onzeker over en de waterkaart gaf niet de aanvullende informatie die ik wilde hebben. Door de oude gracht van Utrecht met een schip van 12 meter lang en 4.10 meter breed zou moeten kunnen volgens de mensen die ik ernaar vroeg. Er zijn16 bruggen, de meesten van het ronde-bogen-soort, waarvan op de waterkaart slechts staat aangegeven dat  ze minimaal 3.25 meter hoog zijn. Hoe breed de doorvaart is, staat er niet bij. 
We bellen toch maar even met de sluismeester van de Weerdsluis in het noorden van de stad. ‘ ja hoor, dat kan best’ zegt de man met een buitenlands accent, dat mijn vertrouwen in een goede afloop niet erg bevordert. 
Uiteindelijk besluiten we te gaan. De vrienden die met ons opvaren hebben het eerder gedaan, al is hun schip bijna een halve meter smaller. In de sluis vergeet ik bij het afmeren de gashendel in de neutraal te zetten. De landvast blijkt ineens heel glad en nauwelijks op de bolder te beleggen, als ik probeer hem wat te vieren. Even schrikken, er staat toch geen stroom in de sluis? Nee, met de sluisdeur open is dat wat vreemd, kom ik wat laat tot de conclusie. Geen schade, gelukkig en het schutten verloopt vlekkeloos. 
Het feest kan beginnen. Met een snelheid die lijkt op die van een bejaarde schildpad, kruipen we naar de eerste brug, twee schepen gaan ons voor, waaronder het schip van onze vrienden. Met de extra bemanning (de zus van Nienke en haar oudste zoon stapten op de sluis aan boord), die we geinstrueerd hebben mede op te letten, schuiven we onder de eerste bruggen door.  
Bij de museumbrug wordt het lastiger, het is een tunnel met een knik erin. Van het felle zonlicht in het donker van de tunnel komend zie ik niet goed hoe ver ik van de wanden vaar. Het plafond is rond en ik ben bang om met het dak van het schip er tegen aan te schuren. Nienke geeft met kreten van af het achterdek aan hoe ver ik van de zijkant vaar. Met de boegschroef bijsturend lukt het om het schip in het midden te houden.  Eenmaal door de tunnelbrug kan ik even opgelucht ademen.
Op naar de volgende brug. Bij de sluis stond een bord dat men bezig was met restauratie-werken aan de beschoeiing. Ik zie dat bij een aantal bruggen de rechter boog is geblokkeerd door een ponton, waardoor ik onder de linker boog moet passeren. 
Uiterst geconcentreerd, ik zie nauwelijks iets van de fraaie kade met terrassen, waar de gasten ongetwijfeld  genieten van bier, rosé en ons moeizaam voortbewegen. We schuiven onder de bogen door, die allemaal ook nog eens van vorm verschillen, sommige Romaans, sommige meer Gotisch van vorm. Verraderlijk zijn de uitgebouwde muur-delen onder de brug die je pas op het laatste moment ziet. We raken heel even een houten paal met een stootwil, maar dat was het enige. De laatste bruggen waren eigenlijk het lastigste door de hoeken in het vaarwater. Zonder verder acrobatisch waterballet varen we de singel op, waar we op een prima plek afmeren. Zeilen op zee is m.i. eenvoudiger, misschien wel omdat we dat gewend waren. Dit was nieuw en razend spannend.

Over de fraaie stad Utrecht zal ik het niet verder hebben, behalve dan dat ik die ene Pizzeria in de Twijnstraat (nummer 65) aanbeveel, waar 3 vrolijke meiden de zaak runnen met een heuse hout-gestookte oven. In tijden geen betere pizza gegeten. 
De volgende dag varen we door naar Culemborg aan de Lek. Door de gigantische sluizen in deze waterweg stroomt het niet hard en we genieten van het rivierenlandschap. Langs de oevers staan koeien en paarden bij de waterkant. Een 5-tal varkens, blije varkens naar ik vermoed, wentelen zich in het loom stromende water tussen de kribben. Kinderen spelen bij de strandjes in het water.
Met een snelheid van ongeveer 10-11 km per uur varen we de volgende dag naar de kop van de IJssel. De sluis bij Driel is een makkie, maar bij het invaren van de IJssel gaat het even fout. We waren gewend aan de traag-stromende Lek en Nederrijn. Nauwelijks de scherpe bocht om, pakt de stroom ons en laat ons scheepje ineens 5 km harder lopen. 
Een binnenvaartschip dat we op de a.i.s. zagen aankomen, kwam erg snel dichterbij, en we zagen pas laat dat hij zijn blauwe bord had uitstaan.( Stroomopwaarts varend nemen binnenvaartschepen de binnenbocht om de sterke stroming in de buitenbocht te vermijden. Ze moeten dan aan hun stuurboordkant een blauw bord tonen) Het knipperlicht in het bord brandde zwakjes en was niet goed te zien in de felle zon. Te laat om naar de linker oever te gaan en hem stuurboord op stuurboord te passeren. We schrikken en houden de stuurboord wal, waar gelukkig nog voldoende ruimte over bleef. Even later roep ik de schipper via de marifoon op om me te verontschuldigen. ‘Ach’, zei de man, ‘ dat gebeurt wel vaker ik ben het gewend’. Verder op de IJssel komen we dezelfde situatie nog een paar maal tegen, maar dan weten we inmiddels hoe het moet. 
Al doende leren we steeds meer, en met wat snelle roerbewegingen lukt het me om de havenmonding van de Vispoorthaven  in Zutphen waar een sterke ‘neer’stroom staat zonder schade binnen te varen. In de almanak van de ANWB wordt ervoor gewaarschuwd.
Het is onstuimig weer, zware buien met veel wind wisselen af met windstiltes en af en toe zon.
Zutphen is een mooie oude stad, waar we in de middag per ongeluk in een vesperconcert belandden. In de waan een mooi orgelconcert te gaan beluisteren, bleek het de bedoeling dat we actief met psalmen moesten meezingen en zouden overgaan tot religieuze bezinning na het voorlezen van bijbelteksten door de locale dominee. Niet direct waar we voor in waren na de schitterende tocht over de Nederrijn en de IJssel van de laatste dagen. 

Zutphen

Waterplanten

Tevreden voeren we weg van de steiger in de Lorentzhaven bij Harderwijk. De dieseltank vol en de diesel voor een gereduceerde prijs. Onze vrienden lagen met hun motorboot bij de gemeente-haven alwaar we snel besloten door te varen naar Huizen. Bij het naar buiten varen volgen we het schip van onze vrienden. J.D. vindt het leuk om stukjes af te steken, we volgen hun schip braaf, denkend dat hij weet wat hij doet. Was het niet de wijze raad van onze zoon, ‘ altijd je eigen vaarplan maken en niet blindelings vertrouwen op wat een ander doet?’ Het is er ondiep en de waterplanten die van goede grond en licht houden vinden er een uitstekende voedingsbodem. Waterplanten met lange taaie stengels laten zich niet zomaar in hun rust verstoren door een draaiende schroef. Zowel het schip van onze vrienden als ons schip werden gegrepen door de stengels als wilden ze ons duidelijk maken; ‘sukkels kunnen jullie niet kaartlezen, dit is ons leefgebied!’ 
Rommel in de schroef, we merkten het direct, doordat er bij een hoger toerental van de motor iets tegen de romp sloeg. Ik dacht eerst nog dat het de schroefas was, maar dat bleek gelukkig niet het geval. De remedie was een paar keer hard achteruit slaan, waardoor de plantenstengels het voor gezien hielden en ons loslieten. J.D. moest te water om de stengels handmatig te verwijderen. 
In de Gouwzee bij Marken en Volendam groeit Fonteinkruid als kool op een pas bemeste akker. Een geweldige plaag voor alles wat vaart en is voorzien van een werkende schroef. Het is daar eveneens niet diep en het water is er helder. Mooi voor de roofvissen die zich daar prima voelen door het goede zicht en de mogelijkheid om je achter een waterplant verdekt op te stellen. 
In Friesland heb ik nog geen Fonteinkruid gezien, ik vermoed dat het water te modderig is. Waterlelies liggen  in de zomer mooi zichtbaar op het wateroppervlak, waar ze met hun brede platte bladeren het zonlicht consumeren.  Er om heen varen is meestal eenvoudig en tevens een lust voor het oog. 
Leuk om met elkaar op te varen, even kijken of we iets harder kunnen en als het vaarwater breed genoeg is om naast elkaar te varen. We zijn op weg naar Loosdrecht en maken in de haven van Huizen een tussenstop. Prima plek, nog erg rustig en een zeer uitgebreide Lidl om de hoek. 
Voorzien van verse groente, croissants en andere victualiën stomen we verder richting Muiden alwaar we na een kwartier wachten door de sluis geschut worden. Het laatste stuk van de traag-stromende Vecht tot aan Muiden  toont zich aan weerszijden volgestouwd met een grote variatie aan woonschepen. In het gedeelte na Nigtevecht verder stroomopwaarts wordt het landschap aantrekkelijker. De rijke mensen van het Gooi etaleren hun bezit breed, gezien de prachtige landhuizen en schitterend onderhouden tuinen met koepelprieeltjes. We zien overal luxe sloepjes blinkend onder het groene lover dat zich uitwaaierend boven het water van de Vecht uitspreidt. 
Er wordt gebaggerd, we mogen niet harder varen van stapvoets, 6 km per uur. Het schiet niet op maar wie heeft er hier haast?
Voor de Mijndensesluis liggen we met 6-7 kleinere en grotere schepen te wachten. Eenmaal in de sluis worden we vergast op publiek dat onder het genot van bier en rosé al datgene wat in de sluis ligt becommentarieert. Men vindt het niet juist dat ik op het voorschip de lijn aan de bolder bevestig en vasthoudt, daar hoort de vrouw te staan. De man-vrouw rolverdeling volgens Gooise sloepen-normen is ongetwijfeld nog wat conservatief, de man stuurt en de vrouw doet de touwtjes. We proberen daar langzamerhand wat verandering in te brengen door van rol te verwisselen. Op het zeilschip was het duidelijk eenvoudiger, Nienke, die het beste kon zeilen, ik, meer de man van de techniek en het navigeren. 
We liggen in één van de trekgaten op de Loosdrechtse plassen bij het huisje van de zus en zwager van Nienke. Er is nog steeds een beetje olielekkage bij de motor. Erg vervelend, maar niet
schadelijk. De monteur van Vetus in Oud Loosdrecht zal het a.s. dinsdag verhelpen. 
De was is gedaan en Nine Marit mag even rusten. 

Op het stromend water van de IJssel

Voor het eerst voeren we op een stromende rivier met de Nine Marit. Vanaf het Zwarte Water eerst door de Goot en het Ganzendiep naar de sluis bij IJsselmuiden. Een mooi ouderwets smal sluisje met hef- deuren. Daarna het stromende water van de IJssel op.  
Valt best mee, ik had het me lastiger voorgesteld. De 2-3 km per uur stroom tégen bleek makkelijk te compenseren met ons schip. Met een op 2000 toeren draaiende motor voeren we 10 km per uur(SOG) over de grond gemeten. Bij de kribben merkte ik dat er veel dwarrels in het water zitten, de opgaande en de neergaande stroom tussen de kribben hebben daar ruzie. Te dicht langs die kribben maakt het sturen lastig.
We varen een stuk verder stroomopwaarts richting Zwolle en Hattem. Beide komen we tot de constatering dat de IJssel vanaf het water nog mooier is dan we dachten. Met onze vrienden uit Hattem varen we nog een stuk verder de IJssel op, een genoeglijk tochtje. 
Geconcentreerd varen is meditatie, volledig in het nu, met aandacht voor de omgeving en de bewegingen van het schip. De grote vrachtschepen die ons tegemoet of achterop komen met hun imposante boeg- en hekgolven vergen al mijn oplettendheid. 
Opvallend is dat we vaak zien dat de vrouw achter het stuurrad zit, gezeten in de stuurstoel hoog in het midden van de kajuit. Blijkbaar is de gelijkwaardigheid qua stuurmanskunst op de binnenvaart groter dan in het wegverkeer. Het lijkt me knap lastig om zo’n monster-groot binnenvaart-schip door de bochtige IJssel te sturen, als ik zie hoe ze scheef wegschuivend een bocht door dweilen. 
Rustig voortglijdend door het afwisselende landschap van de Gelderse IJssel wanen we ons in het buitenland. Wie zei ook al weer dat motorboot-varen saai is?
Ondanks dat de peilstokkoker is gerepareerd blijft er helaas nog wat olie lekken. We hebben er stevig de pest over in, nu we niet verder naar het zuiden kunnen maar eerst in het noorden moeten blijven voor de expert van Vetus.
Toegeven aan de veranderde omstandigheden, kost ons moeite, maar de beloning van een  schitterende aanleg-plek die we vonden in de IJsseldelta, maakt alles weer goed. 
We dachten naar Urk te moeten varen om de monteur van Vetus tegemoet te komen. Onderweg zagen we in de buurt van Ketelhaven een ankerplek die mooi beschut lag. We mochten er echter niet aan de wal. Bo, de teckel, heeft dan een probleem, niet gewend, als hij is, om op ons toilet zitting te nemen. Een vraag aan de schipper van een voor anker liggende kotter bracht licht. Een eind terug zou een aanleg-steiger zijn op een eiland, speciaal voor hondjes en kleine kinderen die uitgelaten moeten worden. 
Iets verder naar het zuiden ligt inderdaad een eiland waar een paar schepen, verscholen achter een dam, het weekend vieren.
Er is plaats voor ons en we worden geholpen bij het aanleggen. 
Urk moet maar even wachten.
Niet het doel maar de weg brengt ons op onverwachte plekken. 
Op het strandje spelen twee blonde meisjes, af en toe gilletjes slakend en eindeloos met elkaar kletsend zoals meisjes van 10-12 jaar dat kunnen. 
Om het even liggen we afgemeerd bij dat strandje op Hasselø in Zweden, waar de kinderen in het water spelen en de barbecues worden opgestookt om worstjes en hamburgers te gaan roosteren.
Wie weet komen we er nog eens met de Nine Marit. 
Lichtvleugelig dansend boven het wateroppervlak komt een visdiefje naar ons toe. Hij strijkt neer op een meerpaal achter ons schip. Hij heeft een visje in zijn rode bek, maar eet het niet op. Na een korte rustpauze vliegt hij weg. Op weg naar?
Een zilverreiger staat roerloos aan de waterkant gefocust op een hapje dat argeloos te dichtbij komt. Twee zwanen schikken hun verenkleed om vervolgens een avondmaal bijeen te scharrelen in het ondiepe water.
De wind gaat slapen, de golven vlakken af. We zien hoe een aantal cumulus-wolken naar het zuiden wegdrijven en plaats maken voor het egale blauw dat hun achtergrond vormde.
Voor het moment zijn we heel tevreden met wat er is. Nederland is mooi.

Steenwijk

Het motregent, de laaghangende wolken zijn donker aan de onderkant, zwaar van het vocht. De jachthaven van Steenwijk ligt er wat troosteloos bij. Er is weinig activiteit te bespeuren. Een man loopt met een bezem de steiger schoon te maken. In de verte schuiven motorboten voorbij richting het Beulakermeer.  We wachten op de monteur van Vetus. Hij gaat de koker van de peilstok, die lekte bij het carter, vervangen. Na de eerste motoruren merkten we dit euvel op, iets wat niet hoort bij een nieuwe motor. Het duurde lang voordat het onderdeel uit Duitsland arriveerde. 
Gisteren hebben Jan en Mark nog een paar verbeteringen aan ons schip aangebracht, waar we erg blij mee zijn, het middenraam gaat nu precies tot aan de onderrand van de ‘hoed’ open, zodat de ruitenwisser-stang er vrij van blijft. De afvoer in de keuken lekt niet meer en door wat extra ballast in de punt ligt het schip nu recht in het water. We zijn erg tevreden met de manier waarop deze klusjes attent en zonder morren tussen het andere werk gedaan werden. De Pollardboys hebben ons hart gestolen. 
Vanochtend realiseerde ik me dat het leven aan boord anders is. De ochtendroutine wordt nu bepaald door de indeling van het schip. Omdat douche- en wastafel-toiletruimte gescheiden zijn, is de volgorde waarin we gewend zijn om ons te wassen en te ontdoen van de afvalstoffen, verzameld gedurende de nacht, volledig in de war geschopt. Wie gaat eerst douchen, wie eerst naar de W.C. en wie mag eerst het optuigen voor de dag voltooien?  Douchen aan boord is een feestje, al mag dat van mij niet al te lang, de watervoorraad is beperkt. De douche is groter dat de douchecabine thuis in de badkamer. Ik heb nog geen aria’s gehoord tijdens het badderen, maar dat gaat zeker gebeuren. 
Vanmorgen kwam het uit dat ik me pas na het uitlaten van teckel Bo ben gaan scheren. Een merkwaardige ervaring. Het ochtendritueel vindt gewoonlijk plaats zonder dat ik mijn gehoorapparaten in heb. Voor het eerst scheren met gehoorapparaten in klonk alsof ik behang van de muur scheurde. Nooit gedacht dat dat zo’n ruwe bezigheid was. Ik overweeg ernstig om een baard te laten staan, dat is sowieso de trend als ik al die bebaarde hoofden zie op de tv. 
Is het niet een 3 dagen groeisel, dan is het wel een vierkant-getrimde volle baard met daarboven een strak van de brillantine staande kuif met daarin een kaarsrechte scheiding. Zo’n kuif kan ik met mijn stoppelkop wel vergeten en een cavia op mijn kop zie ik ook niet zo zitten.
Zo zie je maar, afwijken van de routine brengt veel nieuwe ervaringen en verdieping. 
En wat gaan we nu verder doen?
Het plan is vanuit Steenwijk de wijde wereld in, eerst langs Giethoorn en dan verder. Waar we daarna uitkomen? Wie zal het zeggen. 
De voorraadkast puilt uit van allerlei etenswaar, en als we dat op hebben zijn er nog 4 plakken chocolade om te overleven als we per ongeluk mochten vastlopen of verdwalen in het uitgestrekte waterland dat we Nederland noemen.   
Het wachten is op de peilstok-koker-man.

De dwaalkat

Vanaf ons achterdek, het terras van ons varend onderkomen bezien we het uitzicht achter ons. Er ligt een fraaie overnaadse stalen vlet die er net als de Nine Marit heel nieuw uit ziet. Op de mast zit een professionele windmeter, een marifoonantenne en een gps-antenne.  De leguaan op de boog oogt als een pas geweven kokos-tapijt, vers uit Genemuiden. 
De twee mannen op de steiger (allebei een glas wijn in de hand) proberen met één hand de barbecue aan de praat te krijgen. Gelukkig staat de wind bij ons op de kop en hebben we geen last van de petroleum dampen die vooraf plegen te gaan aan de vrijkomende dampen bij het cremeren van worsten en andere technische delen van het varken of het rund.
Er is een kat aan boord, een oude poes. De oudere man met het glas wijn in zijn hand, legt uit. De poes is 25 jaar(sic) en heeft last van zwerfdrang. Bij voorkeur stapt zij aan boord op andere schepen als het donker is, daarbij de bewoners van die schepen de stuipen op het lijf jagend met zijn ongenode bezoek. Wat zij daar zoekt is onduidelijk, maar dat vind ik wel vaker van katten, ze laten niet gauw merken wat er in hun omgaat. De man vertelt verder; ze nemen daarom op voorhand maatregelen.

De steiger wordt geblokkeerd met een houten plaat, samengesteld uit losse delen, een lastig te nemen schutting, alleen te passeren door het water, een medium waar katten niet dol op zijn. 

Het passeren van die barrière door de opvarenden van het tweede schip achter ons, is dan ook een hele klus. Eerst moet de oude poes gevangen worden om haar in haar bewegingsvrijheid te beperken. Dat lukt redelijk vlot, al geeft het slachtoffer wel luidkeels te kennen er niet van gediend te zijn. Oma poes laat zich niet zomaar aan haar bed kluisteren. Vervolgens moeten de botelingen van het tweede schip de barrière zien te nemen. Met  hulp van de beide mannen met hun glas wijn in de hand, wordt de aanval op de houten schutting op de steiger ingezet. De plaat wordt gelicht en een kwart slag gedraaid, als was het een draaideurtje. De mensen glippen er langs, waarna de twee mannen met hun glas wijn in de ene hand het schot met hun vrije hand terug plaatsen. 
De poes mag weer los.  
Ik vraag me af of de mensen van die vlet de houten schotten met voorbedachte rade aan boord hebben meegenomen. Of zijn het de vloerplanken die nu even in de boot ontbreken?  
Intussen is de jongste telg van het vlet-gezelschap met een totebel bezig het avondmaal voor de poes te verzorgen.
 Als je het presteert om als kat 25 jaar te worden en ook nog de fut hebt om ’s nachts te flierefluiten op naburige schepen heb je een vers visje wel verdiend.  

Vastgelopen

Terwijl we rustig over een uithoek van het Sneeker Meer tuften, hoorden we een kreet, een kreet om hulp. Wild zwaaiend werd onze aandacht getrokken door een al wat oudere dame met een volle bos grijs haar en haar man, die op zijn hoofd slechts spaarzaam begroeid was. 
Ze stonden op het dek van hun Staverse jol die vastgelopen was aan de grond.
De redder in mij sprong verheugd op. We voeren naar hen toe en ik overlegde met Nienke hoe we deze bergingspoging zouden aanpakken.
De vrouw met de grijze bos haar stond al klaar met een tros op het achterdek, maar dat leek ons geen goed idee.  We zeiden dat we liever onze eigen tros wilden gebruiken. Ik manoeuvreerde ons scheepje met de kop in de wind naast de Staverse jol.  De man op het voordek liet de door Nienke toegeworpen tros in het water vallen. Na nog een paar pogingen greep de man eindelijk de tros en belegde hem op de voorste bolder van zijn schip. Op ons achterdek had Nienke de tros inmiddels  bevestigd. 
Tijd om te gaan trekken. Langzaam vooruit varend spanden we de kabel, de tros was tot ‘kabel’ gepromoveerd. De Staverse jol zat goed vast op een hard stuk zand vlak bij de punt van een landje. Eerst rustig trekken, geen beweging. Wat meer gas, nog geen beweging. Vertwijfeld stonden de beide oudjes  hun teleurstelling te verbijten. Ik gaf nog wat meer gas, de motor van de Nine Marit gromde, het schroefwater borrelde woest onder het achterschip. Langzaam zag ik dat we vooruit gingen en zag hoe de jol loskwam. Triomfantelijk gooiden we de tros los en voeren we weer op ons zelf, de twee op de jol blij achter ons latend.
Die nacht droomde ik weer aan het werk te zijn. Ik was arts-assistent chirurgie en had net een kind van zijn blinde darm verlost.
De droom deed me terugdenken aan een gevoel dat ik had toen ik in opleiding was tot arts.
In mijn 5de jaar mocht ik wegens een gebrek aan artsen in Duitsland vakantiewerk doen in het ziekenhuis van Leer, net over de grens bij Nieuweschans. 
Na al die jaren studeren uit de boeken, mocht ik eindelijk praktisch werk verrichten. Voor een jonge arts, nog niet eens echt afgestudeerd, kreeg ik de zorg voor een zaal met chirurgische patiënten. 
Ik draaide mee op de poli en mocht mee opereren. Mijn ego als mensenredder groeide naar grote hoogte en ik voelde me heel wat belangrijker dan de junior co-assistent op de universiteit in Groningen. 
Tot op dié dag dat ik weer met de voeten op de grond werd gezet.
Als gebruikelijk werd er iedere dag door de Chefartzt, de oberartzt en de arts-assistenten zaal-visites gelopen. Ik liep daar ook in mee, achteraan; de hiërarchie moest wel gehandhaafd worden.
Ik bleef staan bij een bed, waarin een man met een been in een halfgips lag. Hij had een etterende wond op zijn scheenbeen. Zo te zien was de wond aanvankelijk gehecht geweest maar secundair ontstoken geraakt. Op het scheenbeen helen wonden slecht, maar dat wist ik toen nog niet. 
Op mijn vraag wie die wond gehecht had, er zeker van dat die persoon een grove fout had gemaakt, zei de man: ‘Das haben Sie gemacht, Herr Dokter’.  
Op die plek, daar voor dat derde bed links in de zaal ben ik van mijn redders-fantasie en mijn hoogmoed genezen. 
Op de polikliniek had ik de wond op het scheenbeen van deze man gehecht zonder de man zelf te hebben gezien. Het been kreeg alle aandacht maar niet de de mens, in de overtuiging dat ik het goede deed.

Niet eerder hebben we de kans gehad een ander schip los te trekken. 

Bij de bouw van ons schip  twijfelde ik of de 85 pk motor wel sterk genoeg zou zijn. Dat het lukte om een schip van 7 ton los te  trekken met de Nine Marit, prikkelde bij mij het oude gevoel van ‘belangrijk’ zijn, van ‘dat kan ik wel, dat fiksen we even’. 
Een oud gevoel dat terug komt in een droom. 
Ik ben blij dat we deze mensen met hun Staverse jol  konden helpen.
Ik weet nu zeker dat onze motor sterk genoeg is.  

Steigerstories

Het is feest op de steiger. Achter ons hebben 3 vaartuigen van onbestemde origine de steiger bezet. Opa, oma, kinderen en kleinkinderen, de hele familie plus een hondje, zwart-wit gevlekt als een Friese koe. De uitgeworpen hengel om een visje te verleiden mocht niet baten. De pianosonates van Chopin, door ons misschien iets te luidruchtig vanaf ons achterdek verspreid maakte geen indruk op hen. 
De twee zusjes leken zo erg op elkaar dat ik ze aanvankelijk voor een tweeling hield. Bij nadere bestudering was het ene zusje duidelijk meer in het vet gestoken dan de andere en ook iets langer. Ik denk dat ze een jaar in leeftijd verschilden. 
Het was een gemoedelijk familiegebeuren, het jongste grut, voorzien van  zwemvestjes, werd regelmatig van de wal in de boot en weer eruit gesleept. Opa gunde zich een biertje in blik en er werden snacks en ander lekkers rondgedeeld. 
Onder luide gilletjes plonsden de meiden in het water elkaar nat spattend onder het toeziend oog van pa, ma en de grote broers, die niet veel zin hadden zich in het water te begeven. 
De wind die aanvankelijk westelijk was draaide binnen 10 minuten 180 graden naar het oosten. De zeewind  die ontstaan was door het opwarmen van het land werd vervangen door de heersende oostenwind die voorspeld was. 
Dit had wel tot gevolg dat we plotseling konden meegenieten van de pas aangestoken barbecue van twee andere steigergasten die een eindje verderop met hun scheepje lagen. Vanonder een parasolletje op het land in het hoge gras kwam een dikke petroleumlucht naar ons die de frisse weidegeuren verpestten. Van de geur van de iets gecremeerde worsten werden we eveneens niet blij.
Het steiger-leven is vol verrassingen. Bo vind het maar niks, al die mensen die langs lopen, vlak bij ons schip en laat dat goed merken door een grom en een ontstemde blaf. Correcties onzerzijds vanaf het voordek waar we een glas rosé dronken waren aan dovemansoren gericht.   
Inderdaad we liggen weer op onze geheime plek. Het blijft trekken, een plek waar je verliefd op bent. De rust werd dan wel even verstoord, maar na een uurtje of twee was de familie al weer op weg naar huis, drie motorbootjes pruttelend achter elkaar, de grootste als hekkensluiter.  
Morgen wordt het slechter weer, harde wind, regen, onweer, en misschien hagel. Althans die kans is er volgens het weermannetje. Waarschijnlijk valt het weer reuze mee, en mocht het zo zijn, we zitten binnen lekker droog en Nine Marit vind een beetje regen niet erg.
In het noord-westen kleurt de lucht paarsrood. De oostenwind sluimert langzaam in slaap. Een moedereend zwemt met haar 4 jongen in kiel-linie voorbij, heel rustig voort peddelend , alsof ze weet waar ze naar toe gaat, het onderkomen voor de nacht.