Saba

Ik moest de kans niet laten lopen, zei Jeroen. Saba is slechts een kwartiertje vliegen. Een schitterend onbedorven eiland. Maar dan moet het vliegtuig wel willen vliegen. Op de airport werd ik met een aantal in witte kaftans gehulde donkere mannen met gehaakte petjes op hun hoofd in een bus geladen om naar het vliegtuig gebracht te worden. De bus maakte een pretrondje om het plantsoen om vervolgens weer voor de dezelfde deur waar we ingestapt waren te stoppen. Allemaal uitstappen graag en weer terug naar de wachtruimte van de gate. Er was iets met het vliegtuig of de piloot, ik heb het kromme koeterwaals van de dame aan de balie niet verstaan. 

Lijdzaam namen we allemaal weer plaats. Weer wachten. Ik vond het al vreemd dat ik mijn vluchtnummer nergens op de borden zag staan, Saba als bestemming werd niet genoemd. Volgens het scherm bij de boarding-desk ging het vliegtuig naar st. Barth. Een eilandje meer naar het zuiden. Maar daar wil ik helemaal niet naar toe. Nogmaals de boardingpas bestudeerd, ik had alleen het kaartje met de gate en het stoelnummer. Er stond niets op wat me duidelijkheid gaf. De witjurken zijn blijkbaar wat gewend want ze keuvelden gezellig met elkaar en leken zich niet druk te maken. 
Ik werd wel heel nieuwsgierig wat de reden van de vertraging was. Er verscheen een nieuwe vertrektijd op het bord. Een uur later. Misschien een ander vliegtuig of een andere piloot. Het leek erop dat we binnenkort alsnog zouden vertrekken. Twee witjurken voor me waren op de stoelen in slaap gevallen. 
Opnieuw werden we de bus ingepropt, het zelfde ritueel. De boardingpassen waren reeds ingeleverd, dus kregen we alleen controle van de paspoorten. De bus reed ons, de strepen op het platform volgend, naar het vliegtuig. Mijn eerste reactie was , moeten we daar met z’n twintigen ik. Ik zag een tweemotorig propellervliegtuig, een minibus met vleugels,  waar ik de leeftijd niet van kon schatten. Enige aarzeling om er in te stappen was ook aanwezig bij de witjurken. Gebukt kroop ik in mijn stoel, er was geen stahoogte. Een vriendelijk kleine man met een blauwe kaftan liet zich zuchtend in de stoel naast me zakken, begroette me en keek me vertwijfeld aan. 
 Voorin zaten de beide piloten routineus aan allerlei knoppen te trekken. Met veel geraas van de motoren, die eerst met een externe generator gestart waren, kwam het vliegtuigje in beweging. 
Terwijl ik met mijn iPhone het vertrek van dit vliegende wonder probeerde te filmen kreeg de man naast me het te kwaad. Ik suggereerde voorzichtig dat Allah ons wel zou beschermen. Het leek niet aan te komen. Zijn vliegangst was de baas over zijn geloof. Even dacht ik nog dat hij aan het middaggebed zou beginnen, maar daarvoor was de zit-positie en de richting waarin we vlogen (naar het westen) niet geschikt. In zichzelf prevelend zat hij gedurende de hele vlucht van 15 minuten voorovergebogen in de houding die je aanneemt voor een crashlanding. Het vliegtuigje vloog niet hoger dan 800 meter, vissersbootjes en zeiljachten duidelijk zichtbaar onder ons. Bij het aanvliegen op airport Saba , maakten we een scherpe bocht langs de rotswand en doken letterlijk naar beneden op de landingsbaan dat het meest leek op een skatebordbaan met de afmetingen van een smal voetbalveldje. Met veel geraas en vol in de remmen kwam het toestel vlak voor het einde van de baan tot stilstand. 10 meter verder en we waren over de rand gekukeld in het schuim van de brekende golven op de rotskust.  Mijn buurman en ik hebben Allah bedankt. 
Saba doet me denken aan dat Canarische eilandje La Palma dat we ooit bezochten. Ongeveer even groot, één groot natuurpark en een relaxte sfeer onder de bewoners. Rasta-mannen schuiven met lichte tred, geroutineerd stoned van hun laatste joint langs de huizen. De overwegende donkere bevolking spreekt geen woord Nederlands. Wel wat vreemd op dit stukje Nederland in de Carieb. Er is veel import van Jamaica en Dominica. Blijkbaar valt hier meer te verdienen dan in het geboorteland. 
Merkwaardig om in dit tropische eiland Nederlandse politieauto’s te zien rondrijden, vaak bestuurd door een donkere gezagsdrager. 
Het is hier vochtig warm, en ik hoor dat het elke dag wel kortstondig regent. Tropische regenwolken die hun natte lading met name op de oost en zuidkust lossen. 
Met twee Duitsers die ook mee waren op de Chronos liep ik 3 trails door het oerwoud. 450 meter omhoog en 400 omlaag over glibberige paden en trappen. De vegetatie is weelderig, ik zag bladeren van een meter of meer doorsnede en overal planten met bloemen in het wild die we in Nederland alleen kennen als kamerplanten. Het moet al miljoenen jaren geleden zijn dat Saba is ontstaan, het puin op de hellingen is zodanig geërodeerd dat er van de oorspronkelijke aslagen en lava niet veel meer te zien is. De top van de vulkaan ligt meestal in de wolken. 
Kletsnat van het zweet  maar voldaan kwamen in de avond weer terug bij de cottage van een Amerikaan, waar we gratis mochten overnachten. Het bleek na afwezigheid van de eigenaar sinds 5 maanden een vochtig en schimmelig lustoord voor insecten, muizen en ratten. Een professionele schoonmaakploeg zou er dagen mee bezig zijn het huisje weer toonbaar te maken. Wij hebben de looplijnen keutelvrij gemaakt en de grootste rotzooi opgeruimd. Water en electra deden het en de bedden, hoewel vochtig, boden ons een horizontale slaapplek na al dat klimmen en dalen. 
Vandaag kruip ik weer in de gevleugelde minibus voor de terugtocht naar St. Maarten.  20 man in een kermisattractie. Één troost, ik voel me deze keer niet verplicht Allah aan te roepen. Vandaag geen witjurken in het vliegtuig.

Marigot op St Maarten

Het was een bezadigd reisje van 110 nm op de motor, geen wind. In het donker varen we de baai in  bij Marigot op St Maarten. 
Na een professionele ankerprocedure die bewondering wekt bij de gasten, wordt iedereen getrakteerd op een 4 gangen captainsdiner. Terwijl de Chronos zachtjes waggelt op de deining in de baai, worden de kaarsjes  op de gedekte tafels ontstoken en zijn gasten en bemanning op hun paasbest gekleed. Om niet uit de toon te vallen heb ik mijn veel te dikke broek en een overhemd aan getrokken waarin ik me kapot zweet. De broek plakt aan mijn benen als een wetsuit.
 ‘Der Heinz von der Schweiz berispte een medepassagier dat hij er voor deze gelegenheid niet goed uitzag in zijn landlopers korte broek en vuile T-shirt. Sociale controle op het schip. Het is een sfeervol geheel en Nadine, met een klein beetje hulp mijnerzijds voor het vleesgerecht, heeft weer een smakelijk diner op tafel gezet. Er wordt geanimeerd gepraat en iedereen is vol lof over de verzorging tijdens de reis. Drie gasten dragen een gedicht voor waarbij elk bemanningslid een persoonlijk dankwoord krijgt. En dan o, wonder, mijn zoon, de captain, houdt een speech. Merkwaardig gevoel, ik realiseer me weer eens hoe volwassen die vent nu is en hoe lastig het is om mijn beeld van dat vroegwijze knulletje toen hij nog klein was weg te poetsen en los te laten als ik hem daar zie staan met zijn epauletten op zijn overhemd. 
Pas de volgende dag zie ik waar we liggen, een grote baai, met op de wal frivool ogende bouwsels die beschenen worden door kleurige lichten, een Frans sfeertje, als of je aan de Cote d’Azur bent. We zijn in het Franse gedeelte. Met de dinghy halen Marius en ik croissants en pain au chocolats voor het laatste ontbijt van de reis.
Een rommelige dag, de bemanning heeft een soort van rustdag zonder rust. De gasten nemen afscheid en vertrekken in groepjes van 2-3.   
Dan is het ineens rustig aan boord, iedereen moet wennen aan de nieuwe situatie zonder de gasten. 
’s Avonds pas ga ik naar de wal waar ik me trakteer op een stuk gegrilde tonijn.
Maandag 1 december.
Met een rotvaart speren we  in de ochtend met de dinghy door de laguna. E moeten door de beide engineers inkopen gedaan worden voor het onderhoud op de Chronos. 
Ik loop wat verloren door de gigantische winkel met scheeps-benodigheden. Om me heen  voornamelijk mannen die speurend rondkijken op zoek naar wat er op hun lijstje staat. Keurige jachteigenaren naast slonzig geklede schippers die het niet uitmaakt hoe ze eruit zien. 
Aan de Nederlandse kant wordt betaald in dollars. Aan de Franse kant, ze zijn daar vasthoudender aan de eigen landscultuur dan in het Nederlandse deel, wordt alles afgerekend in euro’s.
Als goede Nederlandse handelaar of kruidenier richt je je uiteraard op de meestal Amerikaanse toeristen die het eiland frequenteren vanwege de dutyfree winkels.

Antigua

16 dagen na ons vertrek uit Las Palmas varen we de baai bij Falmouth op Antigua binnen. Het anker valt om 14.46 uur precies. De baai ligt prachtig beschut. Na de perfecte anker-manoeuvre springt een deel van de de bemanning gekleed en wel in het water. 
Ik doe het iets later in zwemtenue na mezelf wat moed te hebben ingesproken. Het water is heerlijk warm, een niet te verwaarlozen voorwaarde om Rob het water in te krijgen. 
Met de dinghy vaar ik met  5 Zwitsers en 3 Duitsers naar de wal. De 2 biertjes vallen wat diep na 2 weken geheelonthouding. We eten op de veranda van het restaurant begeleid door reggae muziek. Ik ga er bijna van dansen en kan niet op de stoel blijven zitten. Terloops zie ik dat de sterke arm, met knipperende lichten hun taak verricht door meermalen langs de eettent te komen rijden. De politie is ruimschoots aanwezig om te waken over onze veiligheid. Ik zie niet helemaal waarom, want vreedzaam kuieren de opgedofte heren en dames, zwart en blank langs de luidruchtige bars en restaurants. 
Ik heb last van het lawaai, de gesprekken in soms plat Zwitserduits ontgaan me voor een groot deel qua betekenis.  Met een aantal anekdotes poneer ik mijn aanwezigheid. Er wordt veel gelachen. 
 Door Zwitser Heinz wordt ik ervan beticht gelächelt te hebben tegen twee flanerende negerinnen behangen met glitterende snuisterijen en voorzien van de nodige lichamelijke uitbouwsels op de aandacht trekkende plaatsen. De dames zijn bepaald mijn smaak niet, eerder curieus hoe ze geit-giechelend voorbij lopen. 
In de observatie-modus, zie ik veel waarover ik me verwonder. Het uitgaansleven in de Carieb is eigenlijk niet veel anders dan op afterparty’s onder aan de skihellingen( de temperatuur verschillen daargelaten). Pronken en lonken, glas en/of sigaret in de hand, geanimeerd kletsen onder de dreun van een iets dat moet doorgaan voor muziek. Voor het geval dat je niet zoveel te melden hebt, een uitstekende omgeving, alleen het uiterlijk en of je ‘cool’ bent telt.  Misschien doet het me wel denken aan de tijden dat ik jonger was en meende mijn onvolwassen identiteit te moeten  bevestigen in de relatie-markt. 
Kleurrijk is het wel! Met verbazing heb ik gekeken naar de rastatypes, met hun gevilte haren in een regenboog gekleurd netje of onder een opvallende toeter op hun hoofden. Creoolse vrouwen met glanzend zwarte ontkroesde haren, lopen hooggehakt tussen het barvolk door of roken een sigaret op de veranda. 
Cocktails zijn in zwang, en in vele kleurschakeringen, afschrikwekkend genoeg om er niet te veel van te drinken. Koppijn gegarandeerd. Op Sint Maarten zal ik er eens een proberen. Iets met rum en limoen of zo. Een goed glas wijn, wat hier niet echt te krijgen is, heeft nog altijd mijn voorkeur. 
Vannacht of morgenochtend vroeg varen we uit naar Sint Maarten.Daar gaan de gasten van boord. 
Rust voor de crew is hun maar even gegund, er is nog veel te klussen.
De dag na aankomst bezoeken we met een aantal opvarenden de oude dockyard van Nelson, in een prachtig beschutte baai aan de zuidkant van het eiland. In de 17 en 18 eeuw moet het een drukte van belang geweest zijn, rond deze door de Engelsen beheerde plek. Schepen werden er opgekalefaterd en voorraden opgeslagen. Ideaal beschermd tegen hurricanes. 
We dwalen wat rond op de plek en bekijken het kleine museum. Uniformen bepaalden de rol en status van de zeelui. Tweekantige en driekantige hoeden en veel vergulde knopen en versiersels.
De lunch op het terras van het restaurant is goed. We worden verwend.
Op de steiger aan de wal waar de dinghy ons zal ophalen, worden joekels van vissen schoongemaakt. Twee jonge kerels verkopen vanuit hun schip de vangst van de nacht. 
Het oog in de kop van een Wahoo die zojuist van zijn vlees is ontdaan, staart me verongelijkt aan alsof hij nog leeft en niet beseft welk gruwelijk lot hem is toebedeeld. De overgebleven graten en vellen worden ik het water gegooid, waar grote grijsblauwe vissen om vechten. 
Boven de baai vliegen traagvleugelig pelikanen, hun nekken ingetrokken als reigers. De tropische mussen zien er anders uit maar gedragen zich even brutaal als hun Europese soortgenoten.  
Het wordt donker en eenmaal terug op de Chronos besluit ik in de avond aan boord te blijven.
Morgenochtend om 4 uur vertrekken we en ik heb dan weer de wacht. 

Een beetje geschiedenis

De bulletalie aan bakboord staat naar mijn smaak te strak. Ik hoor in mijn hut hoe hij tegen het want schuurt met een knallend geluid. Er is al een bulletalie gesneuveld door schavielen en deze lijkt er ook naar te solliciteren. De eerste stuurman die nu de wacht loopt haalt zijn schouders op als ik het hem meld. Hij neemt me niet serieus. In onze wacht omwikkelen Mariusz en ik de bedreigde plek op de talie met een lap stof en zetten de lap vast met een lijntje.
Ik ben al wat bezig met aankomen op Antigua. Morgen in de middag laten we het anker vallen in de baai bij de hoofdstad Saint John. 1 1/2  dag om rond te kijken, te weinig om het eiland echt te verkennen. 
In de boeken die aan boord zijn over het Caribisch gebied, lees ik zulke verschillende verhalen over haar geschiedenis dat ik niet insta voor de historische waarde van de volgende tekst.
Ik lees dat er 4000(of 7000?) jaar geleden al mensen woonden, waarschijnlijk overgestoken vanaf het vaste land van Venezuela . Op Antigua woonden rond het begin van de jaartelling de Arawaks, een vreedzame indianenstam, die een merkwaardige schedelvorm kweekten door de hoofden van de jonge kinderen in een soort taps toelopende mal van houten plankjes te plaatsen. Punthoofden als schoonheidsideaal of misschien om religieuze redenen. Het hoofdhaar schijnt op dat punthoofd steil omhoog gekapt te zijn geweest, waardoor het lijkt alsof er een pluim op zit. Hoe de archeologen daar weet van hebben gekregen, stond er niet bij.
 Omdat ik op dit schip door mijn lengte regelmatig mijn kop stoot, lijkt me zo’n uitschuif-schedel niet praktisch. Als het werkelijk bedoeld was als schoonheidsideaal zie ik voor me hoe twee punthoofd-geliefden elkaar minnekozen met de pluimen op hun kop. Elkaar lekker kietelen met de kwast op je kop. Praktisch gezien zou het kunnen zijn dat je met je punthoofd de weg kunt wijzen, terwijl je de aardappels schilt of de baby verschoont. Een kopstandje in de klei zal hun makkelijker af gaan en een tros bananen vastgespiest op een punt blijft beter zitten dan op een ronde bol. Vele mogelijkheden en heel doelmatig. 
Hun vredige levenswijze is in de late middeleeuwen wreed verstoord door aanvallen van indianen- stammen uit het Amazonegebied, de Caribs, oorlogzuchtige kannibalen. Ze hebben de punthoofden uitgemoord. Columbus verloor ook een deel van zijn mannen aan de kookpotten van de Caribs. Veel later deden de Spanjaarden, de Engelsen, de Fransen en uiteraard de Nederlanders er een schepje bovenop, door op de Caribische eilanden geïmporteerde Afrikaanse slaven te laten werken in suikerriet-plantages. Zij legden, vaak onder erbarmelijke omstandigheden uiteindelijk eveneens het loodje, door slechte voeding en uitputting. 
27 11 , 6.30 uur
De wind laat het afweten, we maken nauwelijks voortgang en de zeilen klapperen. We kruipen te veel naar het noorden als we zo doorgaan. Het wachten is op de kapitein die beslist of we gaan gijpen of de motor bij zetten. 
De Volvo Penta zoemt zachtjes op de achtergrond, 600 Pk op sokken, de bezaan, de binnenkluiver  en het staysail als steun erbij.  We varen recht op de zuidkant van het eiland af uit noord-oostelijke richting. ETA 1600 uur.

Filosofie op zee

23 november
Zigzaggend speren we op Antigua af. Ongeveer om de 12 uur maken we een gijp. De wind is oost  tot noord-oost. Nog 600 mijl te gaan, hemelsbreed. In de praktijk  wordt dat door het telkens gijpen meer.
De huidige VMG, ofwel velocity made good (de snelheid waarmee we afstevenen op het doel) geeft een gemiddeld lagere snelheid aan dan de gemiddelde ‘speed on the ground’. Zouden we recht op het doel af kunnen gaan, zou de VMG samen vallen met de SOG. De VMG is een handig instrument om te kijken of je eventueel over de andere boeg niet sneller bij je doel komt.
Er is deze maandagnacht weer veel meer wind dan gisteren.  30 knopen wind(Bf 6-7) vinden we hier aan boord normaal, het geeft ons op deze voordewindse koers een snelheid van ruim 10 knopen. 
We schatten nog 3 1/2 dag te moeten varen. 
De gasten doen mee aan een gokspelletje, waarbij ze voorspellen op welke dag en welk tijdstip we aankomen op Antigua en de ‘spijker’ overboord gaat. 
Het slapen was vannacht  beroerd door het schommelen van het schip. Hoe preciezer we proberen voor de wind te varen zonder de kans te lopen door een onverwachte gijp overvallen te worden, des te meer schommelen we van links naar rechts op de schuin achter op komende golven.  
Blijkbaar hebben de gasten hier ook last van. Als donkere zwijgzame schimmen verschijnen ze op het achterdek, slechts een slaperige groet mompelend. Ik herken ze aan hun stem.
Zo langzamerhand begin ik trek te krijgen aan vaste grond onder mijn voeten. Bij aankomst zijn we 16-17 dagen op zee geweest. De langste tijd aan één stuk varen die ik ooit meemaakte. 
25 november 
Boven mij staat een heldere sterrenhemel, langs het schip schuiven witte plakkaten schuim. We varen weer rond de 10 knopen. De wind gaat regelmatig naar de 30-35 knopen.
 De temperatuur is aangenaam, vannacht voor het eerst niet de lange broek aangedaan. 
 Er wordt minder wind voorspeld vanaf morgen. De gasten laten zich vandaag niet zien in de wacht. Ze missen de prachtige sterrenhemel. De maan is alleen in het begin van de avond te zien, laag in het westen. Een dunne sikkel, het eerste kwartier van een nieuwe cyclus. 
Ik realiseer me weer eens dat ik niet kan bevatten hoe groot het heelal is.  Sterren die honderden lichtjaren van ons af staan. Wat ik zie is niet wat er nu is, maar jaren oud. Ik kijk naar iets wat er misschien niet eens meer is. Ik zie geschiedenis. Varend op de Atlantische oceaan met twee weken alleen maar water om me heen is de afgelegde afstand van ons schip niet meer dan een ademtocht in het oneindige van het heelal. De beleving van tijd tijdens deze reis is al zo anders door het ontbreken van nieuws, internet en de drukte van het landleven. Ondanks het voortdurend in beweging zijn (er is geen moment dat we stilstaan) lijkt het ritme van golven en wind een soort basisrust te creëren. Op deze basisrust, zijn de dagelijkse routines en de taken die verricht moeten worden als peilers die vastigheid bieden. Door de beperkte ruimte, het schip, en de opzettelijk gecomprimeerde mogelijkheden, zijn we een maatschappij in het klein. Het contrast tussen het kleine en de onmetelijkheid om ons heen, scherpt mij en ik denk ook de andere opvarenden in het ervaren van bescheiden aanwezig zijn. 
Mijn taak en rol aan boord is op deze reis beperkt tot meelopen in de wacht en een beetje dokter zijn.  De neiging om alles mee te willen controleren kon ik door de competente en vooral verantwoordelijkheid nemende bemanning wat loslaten en af en toe een beetje gast zijn. Er waren  enkele medische probleempjes, die vlot op te lossen waren. Twee keer heb door kunnen slapen omdat de tweede engineer graag een wacht wilde meelopen.    
We verwachten morgenavond of overmorgen  aan te komen op Antigua. De motor heeft alleen de eerste uren vanaf Gran Canaria en een paar uur tijdens de eerste week gedraaid omdat er geen wind was. Twee weken lang voeren we over dezelfde boeg, alleen de laatste dagen zijn we voor de wind aan het afkruisen. Jeroen zei dat als we een breefok (zoals op de Wylde Swan)hadden gehad, we er al geweest zouden zijn. 

Lekker varen

Een nachtje doorgeslapen, heerlijk. John de tweede engineer die op de volgende trip de taak van Mariusz overneemt, heeft mijn wacht een keer over genomen.
Twee dagen later, we zijn inmiddels aanbeland op zondag 23 november.
Net nadat ik weer begonnen ben aan de wacht, komt één van de gasten ons gezelschap houden. 
Op de radar zijn wat buien te zien die waarschijnlijk achter ons wegtrekken. Vannacht leek het dreigender, waarbij tijdelijk de zeilen gestreken zijn, zoals ik hoorde bij de overname van de wacht. Rond 3 uur ben ik uit mijn bed geklommen om te zeggen dat de ze koers wat moesten verleggen, de olifanten waren weer terug. Wanneer de koers iets te veel voor de wind is, gaat de giek van de voorste mast in de schoot klappen. Dat gedreun hoor je niet op het achterdek maar wel in het voorschip, irritant als je nog wat wil slapen. Slechts 5 graden opsturen in de wind lost het probleem op. 
Ons eerste doel, Antigua komt in steeds naderbij. Nog 750 mijl te gaan. 
De laatste dagen voeren we meer dan 200 mijl per dag, met een topdag van 225 mijl. 
Op dag 12 voor het eerst tijdens deze reis een gijp gemaakt waarbij we tijdelijk over de stuurboord- boeg kwamen te liggen. De wind draaide zo ver naar het zuidoosten dat we in veel noordelijker richting voeren dan gewenst.  
We zijn twee haken met kunstaas kwijt, de vis was te groot en de lijn te zwak. Als ze de haak niet helemaal inslikken, hoorde ik van een bemanningslid, overleven ze het doordat de haak eruit groeit. Wishful thinking, denk ik dan. 
De opgetogenheid van de man die de grote vis  kortstondig aan zijn werphengel had, was goed beschouwd wat merkwaardig in mijn ogen. Lachend en druk pratend verloor hij zowel kunstaas als  vis. De opwinding een prooi aan de haak gehad te hebben prevaleerde over het verlies. 
Veel leven is er niet te zien om ons heen. Af en toe een paar dolfijnen en scholen vliegende vissen is het enige wat aan de oppervlakte komt. Hier midden op de oceaan zien we ook geen vogels.
Na dagenlang slechts water en luchten zagen we zowaar een cargoschip, dat zich op de horizon  aftekende tegen het licht van de ondergaande zon. Meestal is alleen een enkel schip op de radar of op de AIS te zien en  te ver weg om met het blote oog te zien. Hoe anders is dat op de Noordzee of in het Kanaal, waar je moet oppassen niet overvaren te worden. 
 
De zeelucht voelt vochtig aan. Het lijkt een warme dag te worden ondanks de vele donkere wolken die in deze vroegte pakketten ‘cats and dogs’ meedragen. Het zal nog wel een paar keer flink plenzen.
Ik schat dat we woensdag of donderdag a.s. op Antigua aankomen. Aan boord wordt al gefantaseerd over een pinacolado op een wit strand onder een palmboom. 
 De gasten nemen alvast voorproefjes en slurpen giftig lijkende cocktails in de meest rare kleuren naar binnen. Happy hour on board.
De sfeer is goed en de gasten die de ‘moeite’ nemen om in de zon te gaan liggen zijn al behoorlijk bruin. Als ik nu kijk naar de gezichten van de gasten ten opzichte van wat ik zag 2 weken eerder toen ze aan boord kwamen, is er veel veranderd. De gespannen trekken van de stress en de waan van alledag zijn verdwenen en hebben plaats gemaakt voor de ontspannen en haast serene blik van een mediterende monnik. Al moet ik erbij zeggen dat de verkregen ontspannen uitdrukking, voor een deel van de clientèle werd vooraf gegaan door meerdere sigaretjes op het achterdek.    
Kortom, hoe het komt is niet belangrijk, de trip doet de mensen blijkbaar goed.  
De twee vislijnen hebben er een warboel van gemaakt, letterlijk. Volledig in elkaar gedraaid lijkt de kluwen op het achterdek het meest op een bos wellustige glasaal, innig in elkaar omstrengeld . Twee uur puzzelen en knopen ontwarren hadden de beide mannen nodig om er weer een bruikbare vislijn van te maken.
Ze hebben niets meer gevangen. 

Squalls en wachtlopen

4 uur 
De wind in de bui stuwt de Chronos naar een snelheid van 14 Knopen. 
Het was een rot nacht. Nauwelijks geslapen door de beweging van het schip. De vorige wacht meende het schip meer downwind te moeten sturen waardoor de bekende dronkemans-waggel ontstaat. De giek van de voorste mast dreunt telkens met een klap in de schoot als het stayzeil weer wind pakt. Onderdeks klinkt het alsof er een olifant in je hut uitglijdt. 
Omdat we tijdens onze wacht een iets noordelijker koers aanhouden, varen we   2-3 knopen sneller en veel prettiger doordat het schip niet meer waggelt en met haar zeilen klapt. 
Met de muziek aan en de gratis rugmassage die ik krijg door het trillen van het schip bij deze snelheid kom ik iets bij van de slechte nacht.
Tussen de squalls waaruit niet veel regen valt neemt de wind weer wat af. In de buien kruipt de wind naar de 40 knopen. Het is dan zaak om goed voor de wind weg te lopen. Opletten dat de wind niet schift. Het houdt je bij de les.
Ruim over de helft van de af te leggen afstand koersen we met een gemiddelde snelheid van 10 knopen af op Antigua, waar we in eerste instantie hopen aan te komen. Als het zo doorgaat hebben we tijd over om dit zijstapje te maken, het schijnt een erg mooi eiland te zijn. Antigua ligt een kleine 100 mijl  ten zuiden van Sint Maarten, een dag zeilen. 
Voorlopig zijn we druk met de boel heel te houden, regelmatig dekrondjes, inspecties, bovendeks en onderdeks. 
Ik merk, nu ik dit schrijf, dat de wind  afneemt. De squall

is gepasseerd. De snelheid van de Chronos loopt terug tot een magere 7-8 knopen. 

10 minuten later.
De volgende bui kondigt zich aan, de wind trekt aan en nu regent het wel fors, ik zit achter een zeil terwijl Mariusz bij de stuurstand staat, klaar om op de stuurautomaat de koers bij te stellen. De harde wind duurt maar enkele minuten.Van 35 knopen wind naar 8 knopen wind. Het contrast is weer erg groot en maakt duidelijk hoe belangrijk het is voortdurend allert te zijn. 
Ik realiseer me dat wij met ons tweeën wakker zijn terwijl 20 man slapen, althans dat hoop ik voor hun. Mariusz de Poolse engineer, hij kan welwillend knikken als zijn landgenoot paus Johannus de tweede, neemt zijn taak heel serieus en geeft het roer alleen over als er in zijn ogen elders wat moet gebeuren, wat hij niet aan mij wil overlaten.

Inmiddels is de maan aan de horizon in het oosten opgedoken. Er staat nog een smal sikkeltje, het kommetje is een liggend banaantje met anorexie geworden.
     
 Het was niet alleen de giek die me uit de slaap hield, er schuift ook iets heen en weer onder mijn bed in de hut, een plank of iets anders massiefs, helaas niet synchroon met dat geluid als van een vallende olifant. 
Om niet in slaap te vallen tijdens minder aandacht vragende omstandigheden, zijn we tijdens de wacht uitgerust met een soort elektronische wekker en een elektrode(de Waker, Naptronics BV) op een naar keuze zelf te bepalen lichaamsdeel. Wordt er geregistreerd dat er te weinig beweging is, volgt een klein schokje dat je weer klaarwakker maakt. Ik had wat moeite met de keuze van een lichaamsdeel voor het bevestigen van de elektrode. Inmiddels doe ik het zelfde als Mariusz, hij heeft hem aan zijn bakboord-oorlel, ik aan de mijn stuurboord-oorlel. Omdat het vernuftige apparaat is uitgerust met Bluetooth, krijgen we beide een schokje als één van ons mocht wegzakken in een onbeweeglijke staat. Wat ze al niet ter beveiliging uitvinden! Niet goedkoop, maar misschien ook wel te modificeren voor ongehoorzame hondjes of kinderen die op school in slaap dreigen te vallen. 
De dag verloopt rustig en we klokken 225 mijl in 24 uur.

Een stevig zeetje

4 uur in nacht.
Met 30-35 knopen wind op de kont van het schip denderen we door het water. Behalve de fischerman staan alle zeilen bij. Het schip siddert als we met een snelheid van 12 knopen door het water stuiven. In het donker zie ik niet hoe hoog de golven zijn. De maan is nog slechts een dun sikkeltje en verschuilt zich regelmatig achter donkere wolkenplukken. Tot nu toe trekken de buien net achter ons langs. Als we de wind wat schuin van achter houden maakt ze nauwelijks de heftige slingerbewegingen die opvarenden en inventaris zo verassingsvol kunnen plagen. 
Het gaat hard, de Chronos sleurt door de golven als een renpaard met een stuk gember in zijn gat. Af en toe geeft het log een snelheid van 13-14 knopen aan.
Het geraas van de wind in mijn gemotoriseerde oren probeer ik te temperen door mijn gehoorapparaten zachter te zetten en af te schermen met mijn capuchon. Een beetje maf om met een capuchon op in de lauwe lucht een blog te schrijven terwijl het niet eens regent. De klassieke muziek die Mariusz heeft opgezet komt nauwelijks boven het lawaai van golven en wind uit. Wat er wordt gespeeld, geen idee, iets met violen, en mogelijk van een Russische componist. 
Af en toe hoor ik de klagelijke piep van de  ‘windmolen’ in de mast weer. Vannacht heb ik (later hoor ik dat ook van anderen) onrustig geslapen. Om 3 uur werd ik wakker, heen en weer geslingerd in mijn bed. Het is niet zo erg dat ik bijna naast het bed gekatapulteerd werd, zoals dat op de Wylde Swan gebeurde tijdens de storm op de reis naar de Azoren.
De Chronos lijkt een droog schip, er komt nauwelijks water aan dek, op de Swan stond het middendek regelmatig onder water. Het vrijboord van de Chronos is in het midden van het schip wat hoger. Hoe het is met het overslaan van vast water bij veel hardere wind, weet ik niet. 
Het begint aan de horizon te gloren en ik zie dat de golven een hoogte van ongeveer 4-5 meter hebben. Dat is nog te doen en niet bepaald angstwekkend. De muren van water tijdens de storm bij de Azoren waren indrukwekkender, volgens de heren aan het roer, minstens 9 meter. Ik schatte dat ze nog hoger waren, want ik wil wel eens een beetje overdrijven in tegenstelling tot echte zeelieden, die  meestal niet graag praten over hoe erg het was.
Mariusz bekent dat hij bij storm een voorkeur heeft voor magistrale klassieke muziek, bv. iets van Wagner die er een sport van maakte om zijn deuntjes behoorlijk zwaar aan te zetten, het liefst met grote koren en donderend koper- en slagwerk. Als ik zie hoe de golven zich onder de windvlagen opbouwen en het schuim van de golftoppen waait kan ik me die muziek als zeer passend voorstellen. 
In de verte zie ik regen in brede gordijnen onder de grijze wolken hangen. 
Na het ontbijt, met vers gebakken broodjes, bouwden de golven zich verder op. De wind nam bij  vlagen toe tot 35 -38 knopen, een Beaufort 7-8. Het was een indrukwekkend gezicht, hoe het schip bruisend haar weg zocht door de spitse waterbergen. Om de zoveel tijd, er zit een ritme in, kwamen er een paar hoge golven langs die het schip een stevige zijdelingse oplawaai gaven. De stuurautomaat had het even moeilijk om haar weer op koers te krijgen en de koffiezetapparaten in de bar verwisselden hun standplek op ooghoogte voor een lagere wat minder toegankelijke plek, de vloer. Niet stuk, goede nespresso-kwaliteit. Er sneuvelden een paar bordjes en een armetierig plantje dat al langer geen levenslust meer vertoonde en kwistig haar voedingsbodem door de salon strooide alsof het pepernoten waren. Gedurende de dag zou de wind weer wat afnemen. We zien wel, niemand is zeeziek. Gasten en bemanning lijken te genieten ondanks de ongemakken die dit ruwe zeetje veroorzaakt. 
De zon schijnt, het log tikt de mijlen af, nog 1500 mijl te gaan, we zijn net over de helft van de afstand Gran Canaria- St. Maarten.

Rare geluidjes en brandalarm-oefening

     Het klagelijke geluid als van een oude windmolen, zoals ik dat voor het eerst hoorde in de film ‘Once upon in the west’ hoor ik ergens hoog in de mast. Een windmolen hebben we niet, daar kan het niet van komen. Echt ongerust maak ik me niet. Een rondje over het dek, het is nog donker, geeft geen uitsluitsel, waar het geluid precies vandaan komt. 
5 uur, het is nog donker. De  wolken en regenbuien van gisteren zijn verdwenen. Het was al voorspeld door kapitein Jeroen, helemaal droog houden we het niet tijdens de overtocht. De wind viel volledig weg en wat overbleef was een vervelende deining, waardoor de Chronos met klapperende zeilen begon te waggelen als een dweil in een emmer klotsend water. Pas na het strijken van een deel van de zeilen en het starten van de motor vond ze haar evenwicht enigszins terug. Gisteren gedurende mijn wacht van 4 tot 8 rond de schemering, bleef het modderen. We hadden de zeilen er  weer bij gezet en de motor gestopt.  Er was wel wat wind maar niet genoeg.  Op de radar zagen we de buien op ons afkomen. We voeren door een regen-front waarbij een eigenzinnige wind ons verraste door uit steeds wisselende richtingen te komen. Voortdurend allert op wat er gebeurde was ik blij dat om 8 uur de wacht overgedragen kon worden.  
6 uur.
Het  gejammer in de mast is over, in het oosten wordt het lichter, de zeilen klapperen zo nu en dan en Mariusz de engineer, mijn leidsman en muze in de wacht, staat achter het roer. Mariusz is Pool van geboorte. Hij heeft deze oversteek naar de Carieb al 20 keer(!) gemaakt. Een ervarener persoon kun je je niet wensen en dat doe ik dan ook niet. Als zijn maat ben ik erg blij dat hij zijn taak zo serieus neemt en hij het schip door en door kent. Ik lees de instrumenten af in de stuurhut, vul ieder uur het logboek in en maak controles-rondjes over het dek. Af en toe neem ik het toezicht over aan het roer op het achterdek, wat de belangrijkste plek is tijdens de wacht. Mocht de stuurautomaat ontregeld raken, wat 3 dagen geleden plotseling gebeurde, moet er snel in- gegrepen worden. Het schip is loefgierig, wat op zich goed is, maar het reageert naar mijn smaak traag op het stuurrad.   
Achterom kijkend zie ik aan de oostelijke horizon zwarte wolken opdoemen tegen het licht van de opkomende dageraad.  Krijgen we daar mee te maken of laten we dat juist achter ons?
Ach, we zien wel, ik heb vertrouwen in bemanning en schip.
Het daglicht en de zon hebben het druilerige weer verjaagd, met een rustig gangetje van 6-7 knopen komt de Chronos weer in zijn ritme. Ze nestelt zich licht op haar bakboord zijde, waardoor het slingeren voorbij is. 
Brandalarm! Precies om 1400 uur gaat het brandalarm, de oefen-drill is begonnen en snel loop ik met het zwemvest dat ik uit de kast heb gegraaid naar het achterdek, waar we geacht worden te verzamelen. Kapitein Jeroen verdeeld de taken aan de bemanning, en houdt contact via de marifoon met de stuurman in het voorschip waar de ‘brand’ is uitgebroken. De voorgeschreven oefening verloopt vlekkeloos en kan in het logboek worden bijgeschreven. 

Sterren en mensen

16-11-2014
De wind is geschift en dan bedoel ik niet dat geschifte van sommige lieden die er afwijkende meningen en gedragingen op nahouden.  We hebben de koers moeten bijstellen naar een iets meer noord-westelijke richting omdat de wind pal oost is geworden. Nog steeds met een bakstag wind en af en toe een klapperend grootzeil varen we toch min of meer in de goede richting. Zullen we nog meer naar het noorden moeten door een verder ruimende wind, moeten we een gijp  maken naar een meer zuidelijke koers om ons doel te bereiken.
Op de plotter vordert het symbool van ons schip stroperig langzaam in westelijke richting. We zijn nog niet op 1/3 van de afstand Gran Canaria tot st. Maarten.Voor de komende dagen wordt er minder wind verwacht, jammer, want het ging zo lekker. Op het klokje tikten we regelmatig de 10 knopen aan, overeenkomstig met een snelheid op de fiets, waarbij je stevig moet trappen. 
Het is nog donker als ik om 4 uur aan de wacht begin, de maan staat er merkwaardig bij. De sikkel, het is nog net geen nieuwe maan, zie ik als een horizontaal kommetje hoog boven ons in de donkere nacht. Je zou er een kopje thee uit kunnen drinken.  Omdat de maan zo hoog aan de hemel staat raken we de ons bekende oriëntatie kwijt. Vanuit een gezichtspunt veel verder naar het noorden in Nederland zien we de maan lager aan de horizon. er naar kijkend staat de maan-sikkel  recht op. De maanfase met de naam ‘laatste kwartier’ onthouden we door de term ‘dernier’, waarbij het buikje van de ‘d’  net als de bolling van de sikkel naar links kijkt. Omgekeerd noemen we de eerste maanfase, het eerste kwartier ook wel ‘premier’ naar de eerste letter ‘p’ die de bolling naar rechts heeft. Op het zuidelijk halfrond ver naar het zuiden zien we de maan in de noordelijke hemel, waardoor de regel ‘dernier/ premier’ niet meer opgaat. Aan de maan is niets veranderd maar we kijken er anders tegen aan. Het sterrenbeeld Orion, dat karakteristieke beeld  in de winter aan de zuidelijke horizon in Nederland staat hier dichter bij de evenaar hoog aan de hemel. De poolster zien we veel lager in het noorden en de kleine beer zit op deze breedte-graad aan het eind van de nacht  grotendeels verscholen onder de horizon.
Het leven aan boord krijgt iets bekends, en de wederzijdse contacten beginnen persoonlijker te worden. Ik zie hoe er interacties zijn die ik ken van een langer bestaand groepsproces. Er is een duidelijk scheiding tussen de groep bemanning en de groep gasten. Eén gast overschrijdt die scheiding  door de kok te helpen met het schoonmaken van de groenten. Aan de zeilvoering hoeft niet veel te gebeuren en aan de wachten namen tijdens de eerste dagen van de reis meerdere gasten deel. Een kleine week verder is dat niet meer het geval. Voor een wacht ’s nachts je bed niet zien is aanvankelijk  leuk. nu ligt iedereen behalve wij op één oor of misschien wel twee, want de kussens zijn erg zacht.
Voor en tijdens het diner worden cocktails, bier en wijn gedronken, die aan het eind van de trip afgerekend moeten worden. Een leuke extra inkomstenbron voor de rederij.  De gasten lijken de genuttigde alcohol goed te kunnen hebben en er zijn gelukkig geen doordrinkers. De bemanning drinkt geen drup tijdens de overtocht. Tot nu toe mis ik mijn glas wijn bij het eten niet. 
Ik ben niet de oudste aan boord, er is een gast die 69 jaren oud is, muizengezicht, snorretje, maar uiterst vitaal. Later blijkt een veel jonger uitziende Zwitser 72 jaar te zijn. Dat moet de berglucht zijn.  
Het is een bont gezelschap, duidelijk een groep mensen in hun tweede levenshelft. Sommigen zijn financieel binnen en werken niet meer, sommigen werken nog, maar willen misschien wel wat anders. 
De dageraad is aangebroken en zowaar, er zijn 3 gasten vroeg opgestaan om de zonsopgang te zien.
Weldra gaan de beide vislijnen met de ‘lekkere’ hapjes over de reling. Misschien vangen we vandaag nog wat.