Boot Holland

                       Als ervaringsdeskundige mocht ik een een paar dagen op de stand van Pollard staan. De Pollard 38 voet Coastliner lijkt erg op ons scheepje. Iets korter maar erg slim ingedeeld.

Leuk om te merken hoe enthousiast bezoekers reageren, al komen er ook wel zeurpieten op het schip.
 
Neem bijvoorbeeld  het 60+ echtpaar, wat casual gekleed, hij met een rode broek van het soort dat watersporters op die leeftijd menen te moeten dragen, zij in een glimmende zwarte broek waarvan gemorste koffie of een klodder mayonaise gemakkelijk kan afglijden. Op haar zwaar gevulde topje van gebreide mohairwol, hangt een sieraad dat het beste is te omschrijven als een vergulde W.C. trekker. Terwijl ze beide met kritische blik het interieur bekijken, hoor ik hen zeggen dat ze het helemaal anders zouden willen. Ik probeer hen duidelijk te maken dat iedere indeling in een Pollard door de klant bepaald kan worden, al zeg ik er dan bij, dat ze ook op de adviezen  en ervaring van de timmermannen moeten afgaan, die heel goed weten wat wel en niet kan.
Alsof ze niet hebben gehoord wat ik net zei, beginnen ze hun kritiek te spuien; ‘De keuken is veel te donker en wij zouden hem nooit onder in het schip willen’. ‘Het Franse bed was veel te groot en onhandig want je moet er van opzij in stappen via een trapje en dat is lastig als je een versleten knie hebt’. ‘Wat moet je nou met zo’n grote tweede hut, wij varen alleen maar met ons tweeën.’ Waarbij ik dan stiekem denk ‘dat lijkt me wel het beste, want gasten houden het vast niet lang bij jullie uit’. 
Op mijn vraag of ze nu een schip hebben, krijg ik te horen dat ze een schip hebben waar alles veel beter aan is, waarop ik hen antwoordde dat ik me kan voorstellen dat ze liever in hun eigen schip blijven doorvaren en dat vooral moeten blijven doen. Terwijl ik hen met een vriendelijk gezicht en een klopje op de schouder het schip uit werk, word ik nog even bevreemd door de vrouw aangekeken, alsof ze het gevoel kreeg niet helemaal serieus bejegend te worden. 
Gelukkig zien de meeste bezoekers vrij snel hoe fraai de schepen zijn gebouwd en laten dat goed merken. Het strakke laswerk, de gebruikte materialen, de massieve en ronde afwerking van het interieur, de slimme en rijkelijk aanwezige opbergmogelijkheden, een gescheiden douche en toiletruimte, het zijn allemaal sterke punten, die een beetje geïnteresseerde direct opvallen. 
Ons eigen schip, de Nine Marit, ligt in de startblokken in het water en zo gauw het weer het toelaat varen we ermee. In de afgelopen winterperiode, hebben we  een paar keer een mooi tochtje gemaakt in de omgeving van Sneek. Wat is alles stil, en wat is dat lage licht prachtig vanaf het water. 
Het was weer een drukke en ik geloof ook een gunstige Boot Holland voor de Pollard werf. 
Nu eerst de voorbereiding op een langere tocht afmaken en de reis naar Denemarken plannen.
Ik hou U op de hoogte.
P.S. Het verhaal van het echtpaar in dit blogje is niet echt, maar geinspireerd door een aantal voorbij komende bezoekers met hun eigenaardigheden en berust derhalve niet op de feitelijke waarheid. 
IJs in de haven van de Domp in Sneek.

Winter bij de Holle gracht, Sneeker meer.

En weer terug zonder boot

De Povlakte waar we door reden op weg naar het tweede adres, Villa Tacchi bij Padova , heeft zijn naam eer aan gedaan. Het hemelwater kon geen kant op en vulde gaten in de weg. Het vocht in de lucht verdichtte zich tot een grijze mist waardoor we niet veel van het landschap zagen. Alles leek grijs en we vreesden het ergste voor onze tweede bestemming. Dat bleek niet terecht.

Midden in het vlakke land, slechts hier en daar onderbroken door wijngaarden, of een boerderij, was daar ineens Villa Tacchi. Een groots buiten in klassieke stijl met daarom heen een fraai aangelegd park.
 Volgens de manager was het hotel ‘fully booked’.  Terwijl ze ons van top tot teen monsterde, melde ze dat er een probleem was. De voor ons gereserveerde kamer zou een formaat bed hebben waar wij niet in zouden passen. Dat klopte, een test-lig overtuigde me volledig, ik lag zowel van boven als van onderen klem. Door de knieën achter mijn oren de duwen kon ik me zijdelings wegrollend aan de wurggreep van het bed ontworstelen. Slapen in deze kamer was geen goed idee.
Na enig overleg kwam de manager met een ander voorstel. Voor €20 per nacht extra, had ze een groter bed en een grotere kamer voor ons. Als zuinige Hollander zat dat me niet lekker en ik zei dat ik dat geen goede deal vond. Ik begreep dat het vast zat op de betaling van de schoonmaakster. Uiteindelijk kon ze de kamer aanbieden voor de helft van het geld zodat we nu vorstelijk slapen in een suite met een groot bed en een ligbad. Bo vindt het goed, hij ligt lekker in zijn mandje en zijn brokken met wat extra vlees smaken hem als vanouds. 
Na een goede nacht werden we verrast door een stralende zon en de Dolomieten in de verte.
Een uitstekend ontbijt maakte het begin van de dag  tot een feestje. We zijn er inmiddels achter dat je de beste cappuccino in de meest eenvoudige bar langs de weg krijgt. 

Cittadella is een volledig ommuurde stad waar we vrij snel uitgekeken waren. 
Bassano del Grappa, was een interessantere plek. We zagen de oude houten brug, de ‘ponte vecchio’, uit de 13 e eeuw  die in de 16 e eeuw wel een keer opgekalefaterd moest worden, onder het toeziend oog van een beroemde architect, Andrea Palladio. De brug ligt over de rivier de Brenta, die zijn naam ontleent aan het gebergte dat bekend staat als de Brenta Gruppe.  
Leuke smalle straten, mooie oude huizen, gebouwen en pleinen. 

Onder een fris zonnetje bezochten we op de laatste dag  Piazolla, een dorpje op 16 km vanaf het hotel. Er was markt.
De kleding- en schoenen-stalletjes waren in grote getale aanwezig. Italiaanse mama’s met permanent en gebloemde jurken onder donkere overjassen bekeken en betastten de uitgestalde waren. Tussen de stalletjes door kijkend ontwaarden we een Palazzo dat eveneens gebouwd werd door Andrea Palladio. Een gebouw dat qua grootte niet onderdoet voor paleis Soestdijk. Protserig versierd met tientallen manshoge beelden en een galerij als een trein met 20 wagons.

We waren er zo door geïmponeerd dat we onze plannen om later nog een aantal gebouwen van deze architect in Vicenza te bekijken, maar hebben overgeslagen. De geslaagde wandeling langs een meertje,  even zitten in het februari-zonnetje naast een paar bijenkasten en een fantastische lunch in een trattoria langs de weg waren een uitstekend substituut. 
Nadien de Migross bezocht. Een supermarkt van formaat. Het is altijd weer leuk om in een buitenlandse supermarkt rond te struinen, zeker als je van plan bent om lekkers mee te nemen voor thuis. 
Als toetje van de dag stond er nog een wijnproeverij op het menu. 

Daarvoor reden we bijna een uur over smalle bergweggetjes om uiteindelijk op een zuidhelling bij de wijnboer onze opwachting te maken. De boer heeft een wijngaard die zowel witte als rode wijn produceert. Met zijn welluidende naam, Pegararo, heeft hij een vermelding in een Italiaanse Slowfood wijngids, waar de man heel trots op is. Hij exporteert zijn wijnen niet en alles wordt door lokale wijnliefhebbers geconsumeerd en dat snap ik best, want de wijn was erg lekker. Het was even puzzelen om de 4 dozen wijn in onze auto te stouwen, terwijl Bo zag dat hij wat plaats moest maken en ons bestraffend aankeek. 
Nog een nachtje geslapen in het grote bed en Italië was al weer geschiedenis.
Met een tussenstop in een hotelletje bij Mulhouse zijn we zonder problemen weer in Sneek aanbeland. Een ervaring rijker en een gevoel lang weg weg geweest te zijn. 

Naar Italië zonder boot

Eigenlijk idioot om in januari 1200 km te rijden naar een hotel in het noorden van Italië.
2 dagen regen onderweg en eenmaal ter plekke een temperatuur om je jas bij aan te houden.
Het hotel is Italiaans ingericht, de bedden zijn te kort en het sanitair heeft een spiegel voor dwergen en andere kortbenige mensensoorten. De wc-rolhouder heeft last van impotentie waardoor het wc- papier aan de wandel gaat als bij  het uitrollen van de loper voor koninklijke gasten.
De douche is zo krap dat bij binnenkomst en sluiten van de deurtjes, de kranen spontaan voluit in werking treden, terwijl de temperatuur van het water lijkt op die van een nieuwjaarsduik in de poolzee. Er bestaat dus ook zoiets als de Italiaanse slag naast de Franse slag
.
Het is een charmant hotel en de ontvangst was allerhartelijkst. Het zou een oud landhuis zijn van een graaf die in de 19 e eeuw hier en daar wat plafonnetjes en schoorsteentjes uit een oud kasteel heeft gejat en in zijn optrekje opnieuw heeft ingebouwd.
 Het oudste deel zou dateren uit de 16 e eeuw en daar slapen we in. Heel romantisch met een bakstenen plafond, waar ik af en toe angstig naar opkijkt of er niet een steentje loszit dat me gedurende de slaap gaat verrassen als gevolg een neerwaarts traject door de altijd aanwezige zwaartekracht. 
En laat ik nog even doorgaan en met enkele kritische kanttekeningen: Italianen zijn idiote chauffeurs. Nauwelijks de grens over werden we in de St. Bernardtunnel  door een witte Fiat min of meer aangerand. Heftig knipperend en toeterend, zowat met zijn bumper op de onze, gaf hij te kennen gaf dat we 3 km te langzaam reden, maar vond het blijkbaar te riskant  ons te passeren over de doorgetrokken witte streep. 
Italianen, als geile hanen springen ze met hun opgevoerde mobielen op je achterklep, liefst ook nog luidkeels toeterend. Zelfs de kleinste Fiatjes brullen je, op gevaar van een frontale botsing met een tegenligger voorbij.
Bekaf en met het zweet in de handen, uitwijkend op paralelle wegen en vluchtstroken, hebben we tot nu toe de schade weten te beperken tot een nachtmerrie en een woedeaanval op een oud vrouwtje dat niet uitkeek bij het oversteken, en toch al bijna niet meer kon lopen. 
Teckel Bo vind alles prima. Staand tussen ons in op de middensteun, ondersteunt hij de chauffeur door op het juiste moment een blaf of een grom uit te delen aan iedere zich misdragende weggebruiker onder overigens enthousiast gekwispel. 
Kortom we genieten geweldig en oefenen ondertussen ons Italiaans aan de hand van opschriften, verkeersborden en advertenties langs de weg. 
Het moet gezegd, de koffie is grandioos, nooit een lekkerder cappuccino gehad en dat voor €1.30!
Aan de espresso moeten we wennen, het is als of je een klap tegen je kop krijgt wanneer je argeloos het donkere brouwsel zonder suiker probeert te consumeren. Thuis drinken we de espresso zonder suiker, hier is dat niet te doen. Merkwaardig genoeg zijn ook de kopjes veel kleiner dan in Nederland en zit er niet voor de helft koffie in. Dat doen ze denk ik express, zit hem in de naam vermoed ik. 
Vandaag hebben we op aanraden van de hotelier, een tochtje gemaakt. Eerst naar een meertje, dat we met Bo half hebben gerond, daarna zijn we op advies van een vriendelijk oude heer die goed Engels sprak het dal van Gressonnay in gereden. Een romantisch dalletje, al was alles nog wel erg bruin en de sneeuw-resten lieten zich eveneens niet van hun beste witheid zien. Het is triest maar waar, er is te weinig sneeuw om goed te kunnen skiën. De pistes lijken meer op pap en een spaarzame skiër die we langs de weg zagen keek niet blij. 
We weten nu ook hoe polenta smaakt.  De lunch die we in het romantische dalletje nuttigde bestond uit gele polenta met gesmolten kaas, de locale specialiteit. Deze kleverige, draden-trekkkende substantie was niet aan ons besteed. De smaak was laf, en eenmaal in de mond weigert de polenta achter onze tanden de normale weg te kiezen. Het lijkt me een uitstekend middel om een vervallen muur te repareren en ik heb getwijfeld of niet wat zou meenemen voor het plafond in in onze hotelkamer. De uiterst vette zware hap was volgens de kok met minder boter toebereid als gebruikelijk uit consideratie met ons. Advies, niet eten, maar meenemen in de doggybag en er een andere bestemming voor bedenken. 
Vanavond wordt het helemaal anders, eerst een wijnproeverij daarna een exquis diner, volledig in overeenstemming met de geldende Italiaanse culinaire normen.
We verheugen ons op dit diner, waarover later meer. 

De grens over, we zijn weer in Nederland

Terwijl ik in een soort bootsmanstoeltje aan een vreemd soort kraan hang, wordt ik langzaam naar een eilandje in de plas getransporteerd. Om de plas zie ik bomen en strandjes. Ik heb geen idee wat ze met me willen. Het water tien meter onder me ziet er helder blauw uit en ik realiseer me dat het er schoon uitziet. Met een plotseling geratel voel ik dat ze de kabel waar ik aan hang laten zakken tot vlak boven het wateroppervlak. Vlak voor me vliegt een rode wouw. In de verte zie ik de hoge koeltorens van het Ruhrgebied en vind ze niet eens lelijk. Het water van de plas is veranderd in een kanaal en scherend over het water vlieg ik onder tientallen bruggen door die vrolijk geschilderd zijn in felle kleuren. De sluis waar ik invlieg loopt leeg en voor me gaan de schuifdeuren open. Ik wordt wakker en draai me nog eens tevreden om.
Op de  Bijlandplas bij Lobith liggen we met onze vrienden gebroederlijk naast elkaar voor anker. Het Duitse land hebben we verlaten en als  Batavieren zijn we op moderne boomstammen over de Rijn ons land binnen gevaren. Met de stroom mee voeren we in 4 1/2 uur van Duisburg naar Lobith. 
Terwijl de motor op 1600-1700 toeren draait komen we op een gemiddelde snelheid van 16 km per uur. 
De grote vrachtschepen stuiven je voorbij met 18-20 km per uur. Het is opletten en we spreken af beiden op te letten wat er van achteren aankomt. 
Het zijn niet de grote jongens die de meeste golven maken. Het zijn de snelle grote speedboten die zonder op hun hekgolven te letten voorbij scheuren. Opsturen in de hekgolf is dan de enige manier om niet alle huisraad door het schip te laten vliegen. Op mijn boze reactie over de marifoon wordt niet gereageerd. Mijn woede en neiging alles wat los is geraakt overboord te gooien, verdampen gelukkig snel door stukjes troost-chocolade, klaargelegd door mijn lief. 
   
Het Mittellandkanaal is ons ondanks een paar saaiere stukken meegevallen. Er is veel te zien onderweg en de sluizen houden je scherp. Het in bedwang houden van ons schip tijdens het stijgen en dalen in de sluizen ging steeds makkelijker door samen vanaf onze middenbolder met een lijn beurtelings een bolder in de sluiswand over te nemen en te beleggen. 
Enkele sluizen maakten het ons helemaal gemakkelijk door de aanwezigheid van Schwimmpollen, of wel ‘zwem-bolders’ die met het waterpeil mee stijgen of dalen. Vastmaken, bij het begin, even opletten of lengte van de lijn goed is afgesteld, en je kunt met een half oog op het gebeuren een kopje thee gaan drinken. 
Duitsland heeft veel te bieden qua waterwegen en we hebben maar een klein stuk bevaren. Er moeten nog veel prachtige gebieden te ontdekken zijn in het achterland tegen de grens van Polen in het voormalige Oost Duitsland. 
Vanwege het onstabiele weer kozen we dit jaar voor het binnenwater. De lage waterstand van de Elbe was een probleem. Hele stukken waren niet te bevaren en pas in de buurt van Hamburg dat alleen via het Elbe-Seitenkanaal te bereiken zou zijn, kon er op de Elbe gevaren worden. Het Duitse wad was ons niet gegund. De Oostzeekust lijkt ons, nu we het schip beter kennen, een mooi nieuw reisdoel. Misschien volgend jaar?
De Duitsers die we tegenkwamen waren meestal heel vriendelijk en behulpzaam. Als het gaat om netheid en opruimen vond ik Berlijn en Potsdam aan de smerige kant. Vuilnis werd laat opgehaald waardoor er veel rotzooi op straat om de vuilnisbakken lag. 
Brood bakken kunnen ze als de beste, en de plaatkoeken met vruchten zijn heerlijk. 
Misschien moeten de Nederlandse bakkers eens op cursus bij hun Duitse collegae. 
Samenvattend: Duitsland heeft veel te bieden voor de gemotoriseerde watersporter. De waterwegen zijn goed onderhouden en op veel plaatsen, al is het soms tegen stalen damwanden, kun je gratis je scheepje parkeren. De vele soms primitieve jachthaventjes worden bevolkt door aardige behulpzame mensen, al zijn de havens nog al eens ongeschikt voor grotere schepen met een breedte van meer dan 4 meter. 
Een belangrijke les die we leerden is om niet eerder een smalle haveningang naar binnen of naar buiten te gaan dan dat je zeker weet dat er niet een vrachtschip net voorbij gaat of is voorbij gegaan. De zuiging in de kleine havens is gigantisch en je schip beweegt zich in alle richtingen die je niet wilt. Een rollende pinball in een flipperkast is er niets bij. 
In de grote sluizen maakten we veel gebruik van de marifoon waarbij we de sluismeester of het voorliggende schip opriepen om te melden wanneer ze klaar waren met afmeren en hun schroef hadden uitgezet. Bij het uitvaren wachten we tot het vrachtschip de sluis heeft verlaten zodat je niet als een stuiterbal in zijn schroefwater door de sluis vaart. 
De komende dagen gaat het richting de IJssel, nog even genieten van dikke stroom mee en geen sluizen. 
In de haven van Doesburg schuift een grijze dame op leeftijd over de steiger. Ze loopt serieus en kijkt ook serieus, waarschijnlijk bang om op de gladde steiger te vallen. Op de tegenoverliggende motorboot hangen de bloempotten in de mast en de geraniums aan de reling. De volslanke oudere schipperse heeft een niemendalletje aan dat haar losse delen nauwelijks kan verbergen. Het regent zachtjes en we zijn helemaal tevreden met een Duveltje en een bakje sushi.
De Geldersche IJssel 

Van Munster naar de Rijn

In Münster lopen de delicatessen, vrolijk met elkaar kletsend of loerend op hun mobieltjes, over de kade van de Stadthafen. Al moet ik bekennen dat ze lang niet allemaal om op te eten waren.
Mijn preoccupatie met lekker eten en oog voor vrouwelijk schoon worden hier genoegzaam bevredigd. De pijn in mijn nek van het omkijken, heb ik maar voor lief genomen.  
Het ziet er hier in de Stadthafen van Münster bij binnenvaren niet erg aantrekkelijk uit. Aan de zuid-oever overheerst industrie in al zijn lelijkheid, de noordoever is bezet met restaurants. 
Jonge mensen zitten met een fles bier en een dönerbroodje op de kademuur en kijken naar het water. Gelukkig komt er regelmatig een vrouw met een kinderwagen langs die ze vult met lege statiegeld- flessen en blikjes, zodat het over het geheel redelijk schoon blijft. Een  man met een bakfiets, iets minder toegerust wat betreft opslagruimte dan de vrouw met de kinderwagen, nam dankbaar 3 lege witbierflesjes van ons in ontvangst. Bijverdienste met een nuttig kantje. 
De kloof tussen arm en rijk wordt weer eens benadrukt in het oude centrum van Münster. Designwinkels en haute couture galerijen, die in Parijs niet zouden misstaan, worden op hun stoep bevolkt door bedelaars en werklozen die van de voorbijgangers wat geld proberen te vangen. 
Münster heeft een fraaie Altstadt met prachtig gerestaureerde gevels. De Dom en de St Pauli kerk konden ons niet direct bekoren, wat kaal en leeg. Ontzag voor de bouw is wat overblijft.
    
We voeren over het Dortmund-Eeemskanaal richting Datteln en maakten een stop bij Gasthaus Peters, waar we mijn neef en zijn vrouw,die in Duitsland wonen, hadden uitgenodigd een schnitzel te komen eten op het terras van het restaurant met onze naam. Een raar idee zo dichtbij hun woonplaats te kunnen komen met ons eigen schip. 
Onderweg zien we steeds vaker Sicherheitstören, een soort grote schuifdeuren die men naar beneden kan laten vallen, ingeval het kanaal, dat meestal hoger ligt dan het land, ergens zijn water zou verliezen vanwege een dijkdoorbraak. Je moet er niet aan denken dat het kanaal ineens leegloopt. Je schip gaat 3-4 meter naar beneden en je staat geparkeerd op de kanaal bodem als stond je drooggevallen op een wantij omdat je er te laat over heen ging. 
De Eems hebben we gekruist over een kanaalbrug. Het is verplicht om je over de marifoon te melden om doorvaart toestemming te krijgen. Als  een binnenvaartschip voor je vaart vraag je hem of je mee mag in konvooi, als er van de andere kant vrije doorgang  is. Indien  er geen binnenvaartschip is om achteraan te varen, moet je eerst toestemming vragen op het algemene marifoon- kanaal voor dat stuk van het kanaal. 
Vanwege het hete weer is het heerlijk om weer te varen, de wind om je kop door het open raam, de omgeving die langs glijdt, kinderen die in het water spelen en het zachte zoemen op de achtergrond van de motor. Af en toe kan de stuurautomaat aan op de rechte stukken al moeten we erg opletten als er iets van een metalen damwand, een stalen brug of iets anders van ijzer in grote hoeveelheden op de kant staat. Het kompas van de stuurautomaat is dol op grote stukken ijzer en stuurt het schip er graag naartoe. Nine Marit lijkt dan het meest op onze Bo die in de speurmodus plotseling van richting verandert bij een interessant luchtje dat zijn neus bereikt.
Afwisselend sturen we of doen een powernapje. Bo slaapt in de mand.
 We zien slechts sporadisch binnenvaartschepen en veel pleziervaart  is  er ook nauwelijks. 
Volgende week bereiken we de Rijn, waar ik verwacht dat het heel wat drukker zal zijn. 
De keuze om over het Datteln-Eems kanaal te gaan werd ons afgeraden. Er varen erg grote schepen en de wachttijden voor de sluizen lopen er meestal op tot soms meer dan een uur.
Vandaar de route naar Duisburg over het Herne-Rhein kanaal  dat veel rustiger is. Vanaf Duisburg is het over de Rijn niet meer dan 85 km tot de grens met Nederland. Bij een snelheid van 15-16 km per uur, stroom mee, ben je in 5-6 uur in het vaderland. 
Als we op de Rijn varen, zijn er

geen sluizen meer, nou ja, één dan, als het meezit bij Stavoren of Lemmer. 

  

Passeren van een engel

Voor ons varen twee binnenvaartschepen. De achterste heet Grimbaard, vrij vertaald uit het Duits  en de voorste  M.S.Angelus Dei, een diep beladen zwarte vaarbak met op het achterdek een auto een schotelantenne en een kerstboom. Hoe je een schip dat er zo uit ziet, de naam ‘Engel Gods’ kunt geven is me een raadsel. De Engel doet het rustig aan met net geen 9km per uur. Dit vind Grimbaard niet leuk. Hij is groter en wil harder. De beide heren achter het roer gaan in overleg op de marifoon. In plat Duits wordt er een en ander uitgewisseld. Ik versta de helft niet maar de toon is enigszins geïrriteerd. De Engel gaat langzaam naar de rechterkant van het kanaal. Grimbaard mag erlangs. Dat doet hij onstuimig, met veel schroef geweld.
De Engel worstelt met de gevolgen en ligt even later bijna dwars in het kanaal. 
Vloekend als kapitein Haddock, geeft de schipper van de ‘Angelus Dei’ op marifoonkanaal 10 een veeg uit de pan aan de schipper van de Grimbaard. Zijn woede wordt alleen maar groter als de ander niet antwoord. Van een afstandje zien we de schipper van de Angelus wild gebarend door de stuurhut stampen. Hij begint te gooien met alles wat voor het grijpen ligt en wij vrezen het ergste, als hij ook zijn vrouw, die hem probeert te sussen, over boord dreigt te gooien.
Niet zijn vrouw maar de kat is de pineut. Gelukkig weten we de kat met een snelle actie uit het schroefwater te redden. Misschien is de schipper van de M.S. Angelus Dei wel een ‘wraakengel’ en kunnen wij eveneens een dosis engeltoorn over onze masten verwachten. 
De kat had tijdens zijn onvrijwillige tewaterlating een Voorntje gevangen die we hem als troost hebben gelaten ondanks de begerige blikken van Bo die dol is op vis en niet op katten. 
Nadat we de kat weer aan boord van de Angelus Dei hadden gegooid besluiten we met onze twee scheepjes achter het schip te blijven hangen. We waren bang dat de schipper zijn woede als een oversprongreactie op ons zou bekoelen. Met een sukkelgangetje van 9 km per uur( meestal varen we net één tot twee kilometer harder) kachelen we relaxed over het Mittellandkanaal. 
Passeren van een binnenvaartschip op een niet al te breed kanaal met stalen damwanden, is niet eenvoudig. Door het schroefwater van zo’n grote jongen verandert het water achter het schip in een wervelende klotsbak waarin wij, met ons lichtgewicht scheepje dichterbij kruipend, een min of meer rechte koers moeten zien te varen. Wanneer het achterschip gepasseerd is moet je opletten dat je niet naar het schip gezogen wordt. Het gaat allemaal zenuwslopend langzaam. We zijn geen speedboot, en onze rompsnelheid is onze beperkende factor. 
Eenmaal langs het middendeel van het binnenvaartschip is er nog een hindernis te nemen, de boeggolf, die als een berg  beklommen moet worden. Voordat we aan een dergelijke actie beginnen, overleggen we met de schipper, de ‘Buurman’, over de marifoon of we kunnen passeren. Als hij ons dan wat ruimte geeft lukt het meestal te passeren, maar spannend is het steeds weer.
    
Omringd door bomen en hoge oevers zien we op dit deel van het kanaal niet veel van de omgeving.  
Inmiddels regent het weer en zitten we lekker droog beurtelings in ons schip te sturen. Het lijkt een dóór-regendag  te worden. De boot wordt er mooi schoon van en met de wisser vuil en water er af schuiven is geen onaangename bezigheid.  Als het niet te raar lijkt met het eventuele onweer dat voorspeld wordt, parkeren we vanavond gewoon langs het kanaal bij een van de vele sportboot steigers. 
Veranderlijk in onze plannen als we zijn, hebben we besloten zuidwaarts over het Dortmund-Eems kanaal naar de Rijn te varen om onderweg nog een dagje Münster te doen. Via de Rijn en de IJssel gaat het dan zonder sluizen naar huis. Het weer blijft wisselvallig en de Elbe moet maar een andere keer op het programma komen. 
Op een damwand langs het kanaal stond een spreuk. Met witte letters op het ijzer gekalkt: ‘Ein Man ohne Frau ist als Sisyphus ohne Stein’. Wij maakt er een variant op: ‘Een man zonder vrouw is als een sluis zonder deuren’ of een tweede: een vrouw zonder man is als een boot zonder mast( bv. een roeiboot?)

Ratio en gevoel

Voor de sluis van Hohenwarthe hebben we de hogerwal opgezocht, een beetje in de luwte van een bos en een talud bij de oprit naar de brug van de Schleuse Niegripp.
Aan de ‘sportanlieger’ liggen we met 3 scheepjes. Klaar om morgenochtend geschut te worden.
De harde wind uit het noord westen, maakte het lastig om af te meren. De wind blies de kop weg en met flink gebruik van de boegschroef lagen we even later vast aan de kade. 
Het weer is omgeslagen en twintig graden onder de 37 graden is een stuk aangenamer. 
We zijn op de terugweg en hebben het mooie gebied rond Berlijn en Brandenburg verlaten. We varen op het Mittellandkanaal richting Wolfsburg en verder. 
Het plan om via het Elbe-Seitenkanal naar de Elbe te varen hebben we losgelaten gezien het onbestendige weer, en belangrijker, we hebben genoeg indrukken gehad. We zijn “vol”. Inmiddels staan er 125 motoruren op de teller sinds onze start op 13 juni vanuit Sneek. Bij een gemiddelde van 10 kilometer per uur is dat een dikke 1000 km gevaren. Onze ambitie was bij aanvang van de reis dat we niet naar Berlijn zouden gaan maar eerder zouden afslaan naar de Elbe, om daarna via Hamburg weer richting Nederland te gaan. 
Met onze vrienden opvarend hebben we onze plannen geleidelijk bijgesteld en zijn heel tevreden met wat we uiteindelijk hebben gedaan. Berlijn met omgeving was mooi. De hittegolf heeft ons een paar dagen uitgeput, maar het schone water was heerlijk om in te zwemmen en af te koelen. 
Vandaag probeerde onze vriend ons met rationele argumenten te overtuigen dat een afsteek over het Elbe-Seitenkanaal en de Elbe goed mogelijk is. Maar wij zijn niet zo rationeel. Gevoelsmatig klopte het niet meer om de onzekere kanten van de omweg over Hamburg te accepteren. Het onbestendige weer, de Elbe zelf die in zijn benedenloop heel nauwkeurig bevaren moet worden en de kans dat bij ongunstige wind de golven na Hamburg dermate kunnen opspelen dat motorbootvaren gaat lijken op een rodeo-rit met een wild paard. Zelf ben ik vanaf Brunsbüttel 8 keer naar zee gevaren met grote zeilschepen en met de zeilboten die we hadden, bijna steeds bij rustig weer. Ik wordt gelukkig niet zeeziek, maar die ene keer toen we met de Loth Loriën van Holtenau naar Rouen voeren waren er aan boord mensen die zeker een dag de vissen hebben moeten voeren. 
Het is niet voor niets dat men in Cuxhaven de slogan koestert, ‘bis tonne Elbe 4 bei windstarke 4 aus Nordwest’. Veel verder kom je niet met je schip, dan wordt het zeer onaangenaam door de golven die ontstaan bij stroom tegen wind. 
Nu is er voor motorboten en zeilboten met gestreken mast een uitwijk mogelijkheid. Bij Otterndorf, een dorpje vóór Cuxhaven kun je als het schip niet hoger is dan 2.70 meter, het Elbe-Jade kanaal in, waarbij het stuk over zee in de Duitse bocht wordt vermeden. Vandaar kun je dan weer ofwel over een stuk zee naar Wilhelmshaven of terug naar Elsfleth waar je binnendoor naar de Eems kunt varen via het Küstenkanaal ( voeren we al door op de heenreis).
Zoals ik zei, we zijn “vol”. Een nieuw schip, de sluizen met gigantisch verval tot meer dan 20 meter, het wisselvallige weer en  nog niet weten wat het schip doet bij een onverwacht knobbelige zee, door wind of door snel langs varende grote zeeschepen. 
Het gevoelsmatige won het van het rationele. Zijn we nu te voorzichtig? Of juist heel verstandig?
Berlijn invarend over de Spree vanuit het oosten was er de vraag waar we in verband met het komende onweer met zware windstoten, een veilige haven konden vinden. Rationeel zochten we op het internet en in de pilot naar een haven. De eerste geschikt lijkende haven bleek vol na  telefonische raadpleging. De tweede haven leek te passen. De havenmeester zei dat hij twee boxen had waar we in zouden passen. 
Toen wij eerst maar eens op de langssteiger afmeerden was meneer direct al geïrriteerd. Even later werd hij nog geïrriteerder toen bleek dat onze vrienden niet direct in de juiste box waren gaan liggen. Met grote moeite was het gelukt om hun schip tussen de palen te parkeren. Op mijn beurt geloofde ik zo te zien( niet erg rationeel)  dat de box volgens de man 4.30 m breed was. Hij zei dat hij er al eens in was geweest met een schip dat 4.25 m breed was.  Bij nameten ( een heel rationele actie van onze vriend) was de box nog geen 4.10 meter breed. Zelf hadden Nienke en ik voordat we deze feiten voorgeschoteld kregen al het gevoel in deze haven willen we niet liggen, laat staan dat we probeerden ons schip (4.10m breed) in dat keurslijf te prutsen. Op voorstel van een paar geparkeerde Duitsers in een naastliggende box zijn we toen verhuisd naar een plek aan de andere kant van de Spree, waar we een prima gratis ligplaats vonden en waar de wind en het onweer geen vat hadden op onze schepen. 
  
Ratio en gevoel, hoofd en hart, kunnen strijdig zijn, welke volg je?  Een beetje van de een en een beetje van de ander? Voor ons is het belangrijk om de eventuele discrepantie tussen die twee te onderkennen en daarna pas te beslissen. 
Begeleid door onze mascotte op deze reis, de rode wouw nemen we het wat saaie stuk Mittellandkanaal voor lief en dan zien we weer verder. 
Morgen door de sluis, ‘zur Tal’…..

Berlijn

De een na de andere beglaasde vlees-praam met toeristen laat ons schip schommelen met zijn hekgolven. De rondvaartboten op de Spree in Berlijn varen naar mijn smaak veel te snel. 

Ja, we liggen aan de kade midden in Berlijn en kijken uit op het Hauptbahnhof en op de Fernsehturm die als een middeleeuwse toernooi-lans omhoog priemt. Vlakbij de Alexanderplatz op Oost-Duitse grond is de ‘Turm’ het symbool geworden van het verenigde Berlijn. 
Het kost me moeite om alle indrukken te verwerken. De ‘megalomane gebouwen’ prikkelen mijn verwondering maar ook mijn afschuw als ik bedenk wat er in de eerste helft van de vorige eeuw hier allemaal is gebeurd met nadien de nare gevolgen van de oorlog. Van de muur tussen oost en west Berlijn ( gebouwd in 1961 en afgebroken in 1989), is ter nagedachtenis opzettelijk een deel intact is gelaten. De muur heeft het geruïneerde Duitsland na de oorlog nog jaren lang een natrap gegeven.  
Het liedje over de vogels die in het verscheurde Berlijn onbekommerd tussen oost en west konden vliegen klinkt voortdurend op de achtergrond in mijn hoofd. 
Peddelend op onze fietsjes zien we voornamelijk classicistische, tempelachtige gebouwen bij het  museum eiland en indrukwekkende architectonische staaltjes van ‘Neubau’ bij de Potsdamer Platz. 
Morgen varen we langs de Reichstag, de plek waar Angela haar kopje Kaffee drinkt als er weer eens over Griekenland gepraat moet worden. 
Bij een Metropool als Berlijn horen ook verslaafden en daklozen. Tegenover onze ligplaats achter een gat in de kademuur liggen twee mensen half verscholen onder een zeil naast hun schamele bezittingen. Tot voor kort was er geen beweging te zien, nu zijn ze wakker. De vraag is of wakker worden prettig is of moet er zo snel mogelijk gescoord worden voor de volgende roes?

We waren stil toen we door het joodse monument liepen. De in rijen opgestelde betonblokken, die naarmate je verder het monument inloopt, hoger worden, gaven me een gevoel van afstand door de lange lege doorkijk en als contrast een gevoel van plotselinge nabijheid wanneer iemand je pad kruist. De betonblokken blijken behalve hun wisselende hoogte ook niet gelijkvormig ze zijn. Op het eerste oog staan ze strak in het gelid, maar als je goed kijkt, staan ze allemaal een beetje scheef ten opzichte van elkaar. Schijnbaar eenvormig geordend heeft elk blok een eigen identiteit. 
Lopend langs een hele rij foto’s uit de Nazi-tijd en de koude oorlog zag ik hoofden van zowel daders als slachtoffers, waarbij ik me erover verbaas dat ik ze regelmatig met elkaar verwarde, doordat ik de bijgevoegde tekst nog niet had gelezen. Het kwaad is niet te destilleren uit een gezichtsuitdrukking, een oogopslag.

Achter de Nine Marit ligt een motorboot uit Nederland uitgerust met een schotel antenne en twee mannen. De beide heren zien we nauwelijks in de kuip en we fantaseren over hun relatie. Twee mannen die hun vrouw hebben verloren? Ze lijken niet op erg elkaar, dus twee broers is niet waarschijnlijk. De boot komt uit Waspik ( na enig puzzelen kwamen we erachter welke -pik bedoeld werd omdat er twee stootwillen voor het eerste deel van de naam hingen). Moet er misschien regelmatig wat gewassen worden? We zullen het niet weten…
De holbewoners in de kade aan de overkant zijn met elkaar op de vuist gegaan en Bo slaat aan omdat een familie chinezen langs de boot loopt. 
Wij voelen ons goed beschermd.
Wir sind Berliners ….
P.S. 
Excuus, de twee mannen blijken een man en een vrouw te zijn. De vrouw had een nogal mannelijke coupe en in haar fysiek waren niet veel vrouwelijke rondingen te onderscheiden.   

Hond aan boord

Het is warm, nee zeg maar heet, bloedheet. Het wijzertje  van de thermometer twijfelt tussen de 32 en 35 graden en zal vanmiddag nog wel wat meer aanwijzen. De komende dagen wordt er hier rond Berlijn 37-39 graden verwacht. Van het ene uiterste in het andere. Tot voor een week was het te koud en nu kun je Berliner bollen bakken op het voordek. Teckel Bo heeft het ook warm. Zijn mand is hem te heet en hij zoekt voortdurend de koelste plekjes op. Wij kunnen wat uittrekken, Bo heeft zijn jas altijd aan. Met de tong uit de bek probeert hij wat te zweten via zijn tong. Het allerliefst gaat hij zwemmen of met zijn buik in het koele water hangen. Tussen de middag is hij er als de kippen bij als we onze boterhammetjes smeren, hij mag niet bedelen en na het stukje brood met leverworst  zoekt hij na enkele aanmaningen onzerzijds de koele vloer weer op. Toen Bo nog bij Jeroen op de klipper met gasten op de Waddenzee en het IJsselmeer tochten maakte, moest hij zijn behoefte ophouden of heel snel lozen op de wal in de sluis. Als wij  hem ’s ochtends uitlaten worden de plasjes uitgebreid gedoseerd over alle interessante plekken, en verbazen we ons hoeveel hij er telkens weer uitperst. Dit gaat gepaard met veel gesnuffel en hem roepen heeft geen zin. De ‘krant lezen’, het plaatselijk nieuws, is veel belangrijker als luisteren naar de baas. Zijn we echter in de sluis, dan moet het anders. Jeroen heeft hem geleerd om dat vlot te doen. Als we vast liggen in de sluis er er is een mogelijkheid om hem even op de wal te laten, ‘gooien’ we hem op de kant met de mededeling ‘ alleen een plas Bo en dan weer snel terug komen’. Dat snapt hij, o wonder. Hij zoekt een object, een bolder of de fiets van de sluismeester en dan volgt een lang aangehouden plas, waarna meneer weer bij de boot komt staan om door ons opgevangen te worden. 
Hij heeft wat hoogtevrees, ik denk dat dat alle teckels eigen is als je bedenkt dat je zo laag bij de grond leeft, maar het vertrouwen in ons is groot. Hij springt ons min of meer in de armen alsof hij blij is weer mee te mogen. Jeroen heeft hem dat in zijn jonge leven allemaal geleerd. Het was ons niet gelukt, want het blijft een eigenwijze teckel. Wij plukken de vruchten van zijn goede opvoeding want het is een geweldig makkelijk beest aan boord. 
Tijdens het varen hoor je hem niet. Zijn natje en zijn droogje zijn belangrijk en desnoods even spelen met een blokje ijs of de bal in de kuip maakt hem gelukkig. Op de wal na het afmeren is het mooiste spel om met een bal, die door ons wordt weggegooid, het geurspoor dat de bal met de grond heeft gemaakt te volgen. Dit gaat gepaard met heftig staart-zwiepen en af en toe de bal verleggen. Nog mooier vind hij het als wij telkens de door hem gebrachte bal weer weggooien. Als we hem niet begrenzen zou hij alsmaar doorgaan. Het enige wat hij aan boord niet leuk vindt is wanneer golven hard tegen de boot slaan. Dat was al zo op de klipper. Dan kruipt hij in zijn mand en begint te hijgen. Zo gauw het wateroppervlak  weer vlak wordt of de boot ligt op één oor, is meneer weer helemaal gerust. 
Op het Teltow kanaal is het rustig de sluis was een makkie, 3 meter omhoog en een natte regelkast op het sluis-terrein door een lange plas van Bo.   
We zien veel Nederlanders in dit gebied en wederom maffe voertuigen, waaronder  gemotoriseerde huisjes op het water in de meest uiteenlopende uitvoeringen. Een drijfgedeelte met een 15 Pk motor en daarop een primitief huisje. Op de veranda van het huisje is het geheel te bedienen. Erg wendbaar zijn die vaarhuisjes niet en ik zag vaak hoe de tijdelijke bewoners er mee worstelden hem de goede kant op te krijgen. Er zijn nog simpeler uitvoeringen die bestaan uit een soort kalverhok op een paar lege olievaten met een 5pk motortje als voortstuwing. Als je maar lol hebt en dat leek er wel op met de meestal jonge mensen die het geval hadden gehuurd. 
We liggen voor anker, bij Grunau iets ten zuidoosten van Berlijn. Volgens het weerbericht zou het misschien kunnen gaan onweren, maar daar lijkt het nu nog niet op. 
Over een paar dagen gaan we weer op de terugtocht, veel ervarener en wijzer, en waarschijnlijk ook wat meer relaxed. Het is nog een heel eind naar Nederland.
De opvliegroute van de vliegtuigen uit Berlijn naar het oosten, loopt over onze ankerplek. En dat terwijl we net zo mooi liggen, uitkijkend over de plas naar het noord-westen. 
Op het strandje aan de kant blijven een paar mensen slapen. Er zijn opvallend weinig insecten  dus ook voor hen een rustige nacht met alleen af en toe een overkomend vliegtuig. 

De Zen van het motorboot-poetsen en Mindfull varen

Sluis art

                         Terwijl mijn lief meditatief de boot zwabbert, stuur ik het schip zo ‘Mindfull’ mogelijk over het Mittellandkanaal. Het valt niet mee om niet afgeleid te worden, telkens als de zwabber met Nienke langs komt ben ik weer afgeleid en merk ik wederom dat ik niet in het ‘hier en nu’ ben. Die benen van haar, die zwabber en  weg is de concentratie. Zij zwabbert in Zen en ik stuur Mindfull de boot. Dit is niet eenvoudig zeg ik U, het is hard werken. ’s Avonds zijn we beide bekaf van het Zennen en het Mindfullen. De ballen die uitgehangen moeten worden, de lijntjes die klaar moeten hangen, de boegschroef die aangezet moet worden, al dat gedoe voordat je de sluis invaart vergt de uiterste concentratie en vreet energie. We zien het dan ook als zware kost voor lichaam en ziel. Jazeker, Mindfull en Zen varen brengt je in een totaal andere toestand. Een toestand die heel wat anders is dan een avondje ‘Boer zoekt vrouw’ kijken of een potje patience op de computer. De stilte en het vage gebrom van de motor dat werkt als een ondertoon voor diepere gedachten brengt me als een zweefvliegtuig in hoger sferen. De zintuigen staan helemaal open, en het oordeel staat op nul. Alhoewel, Ik moet zeggen, het wordt wel lastig als de maag knort. Dan gaat het licht uit en is er alleen maar toekomst en speeksel bij de gedachten aan wat we gaan eten en wat we als aperitief zullen drinken.  
Motorboot-varen is een weg …….een vaarweg naar innerlijke verrijking. Het zich splijtende water voor de boeg van het schip dat zich opent als het nat van de aarde, om je doorgang te verlenen naar nog meer nattigheid. En dat hadden we genoeg, de laatste dagen, het heeft heel wat geregend. 
Het Mittellandkanaal wordt mooier naarmate we meer naar het oosten komen. 
Wolfsburg was in die zin niet de mooiste plek, wel interessant, want daar heeft onze VW Tiguan het  licht gezien, nadat hij door een keur aan robots en mensenhanden in elkaar gezet was. 
We bezochten Autostadt, een pretentieus project met een groot toeristisch gehalte om de grandeur van het Volkswagen concern ten toon te stellen. Design-gebouwen in overvloed met daarin evenzovele design projecten moeten je overtuigen dat ze daar bij Volkswagen heel goed bezig zijn. 
Ik wist niet dat automerken als Lamborghini en Bugatti door VW zijn ingelijfd. 
De stand van Lamborghini bezochten we, omdat we hoorden dat daar ieder half uur een audio visuele show was. Nu moet ik bekennen dat ik helemaal niets heb met zo’n plat scheurijzer, al was het alleen maar dat het erin en eruit stappen je een hernia bezorgt. Maar die show wilde ik wel zien. Het bleek niet om het zien te gaan. Als een stel makke, kwijlende schapen werden we in een soort kooi geleid, waar een juffrouw ons mededeelde dat we er ook weer uit konden via de deur met het lampje. Door de tralies keken we uit op een platte auto die tegen een zwarte wand was gemonteerd. Ik vermoed dat we moesten denken dat die auto bezig was met een potje steile-wand rijden. Nadat de juffrouw via de luidspreker had gemeld dat het geluid tijdens de show nogal stevig zou worden, zei ze nogmaals dat we de kooi konden verlaten via de deur met het lampje. 
Toen begon de show. Nou, ja eigenlijk begon er niet zo veel, behalve knipperende lichten en kleuren waarin de Lamborghini, voor als je dat zou willen, te koop is. Witte rookwalmen en veel, heel veel lawaai. Dat lawaai was bedoeld om te laten horen hoe een Lamborghini klinkt als je je oren dicht bij de uitlaat houdt. Dat wil ik dus niet. Het deed mij het meeste denken aan een aantal brullende leeuwen die synchroon gecastreerd worden zonder verdoving. Nee, voor mij geen Lamborghini, geef mij maar een Pollard met haar bescheiden motorgeluid, waarmee we zachtjes door het water glijden. 
Inmiddels zijn we Berlijn aan het naderen, en als gezegd het landschap wordt steeds fraaier. 
We zagen tot drie maal toe een rode of zwarte Wouw, een roofvogel, die in Nederland nogal zeldzaam is. Het voormalige Oost-Duitsland lijkt veel natuurschoon te bieden en ons is, volgens de boeken, meren met kristal helder water beloofd. 
Brandenburg wordt de volgende stop. Daar blijven we een dag. Vanaf nu gaan we langzamer aan doen. Nog mindfuller en nog meer de omgeving vieren….

Zo kan het ook