Nu eens niet vanaf het water

Comares, zuidkust van Spanje

Vlak bij het huis

Nee, we voeren niet met de Nine Marit naar Spanje. Ze ligt rustig in haar overdekte box te wachten op het voorjaar. Achterstevoren met een zeiltje over haar voordek om de meerkoeten te ontmoedigen haar als openbaar toilet te gebruiken.

Inmiddels zitten we al weer drie weken in de bergen 20 km ten noord-oosten van Malaga. Nogal een contrast met het vlakke Friesland. Het huis dat we huren ligt op een rotspunt vanwaar we uitkijken over het dal en de zee. De zon rijst bij opkomst aan de horizon als een goud gelokte zeemeermin uit zee en duikt in de avond achter de contouren van het bergen. Vrij snel daarna, als de schemering is overgegaan in het duister, zien we de lichten van Velez-Malaga twinkelen tussen de nog net zichtbare glooiende bergwanden aan weerszijden van het dal. Een enkele lamp bij een huis op een helling verraadt de aanwezigheid van bewoning.

Het is stil in de bergen. De talrijke vogel-geluiden van het laatste uur van de schemering zijn verstomd. Na de warme zon van overdag wordt het hier snel koud. Binnen gaat de gaskachel of de open haard aan. De laatste weken heeft het nauwelijks gewaaid en afgezien van een paar bewolkte dagen hebben we meestal een zonnetje boven het huis. De uitdagende omhoog kronkelende paden en weggetjes die we zowat iedere dag beklimmen lijken met de dag minder steil. Onze conditie is flink verbeterd. Eigenlijk ervaren we het verblijf als een retraite, geen andere mensen, niets anders dan de natuur.

Helemaal in afzondering weg van het wereldgebeuren zijn we niet. We hebben internet en Nederlandse televisie. De oudejaarsconference van Claudia was top.

De oven in het huis hebben we meermalen gebruikt om koeken en taarten te bakken. Een taart die er heerlijk uitzag maar vies smaakte, bleek behept te zijn met de smaak van een rot ei. Blijkbaar had ik een van de eieren bij de voorbereiding vergeten te besnuffelen .

Overdenkend hoe het is om te varen met de Nine Marit of te verblijven in de bergen bij Comares, merk ik dat een vergelijking lastig is. Varen met ons schip over de meren rond Sneek en in Duitsland en Denemarken of ver van huis wandelen in de Spaanse bergen vanuit een luxe vaste plek in de winterzon. Het maakt nogal wat uit of je je in een varend schip ‘blootstelt’ aan een voortdurend veranderende omgeving of vanuit een vaste plek de omgeving verkent door zelf de kuierlatten te nemen. Consumptie versus moeite doen, kijkend varen versus actief zelf bewegen, ontspanning versus inspanning. Een opleider tijdens mijn studie zei; ‘de zomer is voor ontspanning en de winter is voor introspectie, in de zomer is de natuur uitbundig in de winter trekt alles zich terug’. Het zijn de verschillende seizoenen die meestal onbewust de neigingen en stemming van ons mensen beïnvloeden. In de zomer de bloemetjes buiten zetten en in de winter werken aan de innerlijke mens en het lijf om in conditie te blijven. Ik vind het opmerkelijk hoe snel ik in deze maand teruggetrokken leven ‘los’ kwam van een vaak aanwezige onrust en gejaagdheid, alleen maar door hier op deze mooie plek te wandelen en te ‘zijn’. Niet bezig zijn met wat er moet, niet bezig met anticiperen op mogelijke beren op de weg, geen malende zinnige of onzinnige gedachten.

Ja, straks moeten de koffers gepakt worden, en moeten we de koelkast leeg hebben, maar dat zijn overzienbare kleinigheden. Een reiziger te zijn met slechts een koffer, ver van eigen haard, op een tijdelijke plek waar je slechts summier zorg voor hoeft te hebben. Het is een bijzondere luxe.

En als we volgende week gaan inpakken voor de terugreis, is er het groeiende verlangen naar het eigen bed, de eigen douche, het eigen servies, de eigen scherpe messen in de keuken, het bezoek aan zoon, schoondochter en kleinkinderen, boodschappen doen bij de AH, de buren die de post uit het vak hebben, de blik op het water en de Waterpoort, een wandeling langs het Sneekermeer, zelfgemaakte nasi goreng en vooral even kijken hoe de Nine Marit het heeft in haar winterverblijf……

De amandelbomen zijn net in bloei

Thuis

Niet thuis, niet ons huis. Wel vlakbij, Epemastate

Een eitje en een ontbijtje, op zondag, gewoon thuis. Het valt ons niet mee om na 2 1/2 maand weer gewoon thuis te zijn. Het bootleven even loslaten en constateren dat tientallen spinnen op onze ramen aan de voorgevel driftig op jacht zijn geweest en hun fecaliën lustig op onze kozijnen hebben gedeponeerd, was niet direct het ‘welkom thuis’ dat we verwachtten. Een miereninvasie via de kieren van de achterdeur hebben we net weten te voorkomen met een ontmoedigings-beleid bestaande uit het strooien van een nogal onsympathiek wit poeder voor de drempel.

Omschakelen van vrijwillig in beweging zijn naar in beweging te moeten voelt als een verplichting. Het huis en alles wat daaromheen belangrijk is, heeft een bredere basis dan het relatief eenvoudige bootleven. Voordat je vertrekt is er het nodige werk om je schip bewoonbaar en leefbaar te maken, eenmaal onderweg ligt de focus op het varen en de steeds wisselende aspecten van de buitenwereld die de knop van verwondering ingedrukt houdt. Laat ik me niet al te negatief uiten over weer thuis zijn. Ik merk slechts dat het overschakelen moeite kost. We slapen langer dan aan boord en overdag vallen er gaten in de dag waarop we anders achter het roer zouden zitten. Aanvankelijk in beslag genomen door het lezen van de stapel post, de was, boodschappen, de roos die de achterdeur probeert te omhelzen en de badkamer die muf ruikt, ontstaat er na een paar dagen achterstallige zaken wegwerken een situatie waarin het meeste ‘klaar’ is. De verdere invulling van het ‘normale leven’ moet dan nog geschieden. Ik vraag me dan wel af wat het ‘normale leven’ is. Want niets blijkt normaal als je het nader beschouwt. Tijdens onze afwezigheid is er veel gebeurd, vrienden en buren hebben hun verhalen. Niet alles heeft onze belangstelling. Belangrijker vonden we het om eerst de sociale contacten aan te scherpen, na te praten over onze reis, vrienden te bezoeken. Stiekem denk ik al weer aan gaan varen, wat we zeker gaan doen, al is het nu en dan voor enkele dagen.

Het ontbijt op zondag, net als aan boord, is een ritueel dat we ook tijdens ons werkzame leven plachten te handhaven. Klassieke muziek, een pianoconcert op de achtergrond. Heel ‘normaal’ en rustgevend, een moment om plannen te maken en de week in te gaan. Het is bepaald een luxe de vrijheid te hebben om accenten te leggen waarmee we ons gepensioneerd bestaan opleuken en invulling geven. We zijn bevoorrecht. Aandacht voor het wereld-gebeuren stemt me vaak somber en ik weet dat het niets uithaalt me er druk over te maken. Daarentegen besef ik donders goed dat we hier in Nederland een goed leven hebben. Tijdens het varen kwamen we in arme streken zoals in Polen en in het noorden van Duitsland, waar je iets proeft van vroegere tijden. Het lijkt me niet makkelijk om in deze afgelegen contreien de touwtjes aan elkaar te knopen. De huizen zijn soms niet goed onderhouden, en je ziet verlaten en vervallen gebouwen langs het water. De walkanten langs delen van de kanalen in Oost Friesland verdienen het nodige onderhoud.

Bijna overal waar we kwamen hebben we ervaren dat de mensen ondanks alles uiterst behulpzaam en vriendelijk waren.

Onderweg lagen we soms op plekken waar we in de verte de auto’s hoorden razen in een voor ons andere luidruchtiger wereld. Misschien is het aantrekkelijke van het varen wel, dat je gedompeld wordt in een werkelijkheid die gemakkelijker stemt tot introspectie in wisselwerking met de opgedane indrukken vanaf het water.

De mieren hebben sinds het witte poeder de invasie via de achterdeur afgeblazen. Nu bouwen ze een aanval op bij het slaapkamerraam. We blijven alert en moeten de grenzen bewaken, Gut, waar heb ik dat eerder gehoord?…..

Emden en de Eems. over een ongelukkige snoekbaars en het Groninger Museum

De Kesselschleuse

Met drie motorboten voeren we achter elkaar het Ems-Jadekanaal op. Met Een Staverse kotter en een Amerikaanse motorboot met 3 Engelsen en later voegden zich nog 2 motorboten bij ons waarmee in kiel-linie westwaarts voeren. Afgezien van een tijdje wachten voor een spoorwegbrug werden we vlot door de brugwachters bediend die telkens belden naar de volgende brug of voor een paar bruggen met ons mee fietsten. De paar sluizen die we passeerden waren soms wat aftands, maar wel bediend door uiterst behulpzame sluismeesters. Het kanaal door Oost Friesland is 72 kilometer lang. Komend vanuit Wilhelmshaven ligt ongeveer op 1/3 van de afstand het gehucht Marcardsmoor en op 2/3 het plaatsje Aurich. Het eind van het kanaal ligt bij Emden aan de Eems. Het gebied is landschappelijk zeer afwisselend, bossen, heuvels, laagland, voormalig moeras. We waanden ons in verloren tijden met de gemoedelijke sfeer van de jaren 50-60 van de vorige eeuw zoals je die nog zelden tegenkomt in ons overvolle land. In Marcardsmoor betaalden we voor nacht aan de langssteiger €7.50 en daarvoor konden we de keuken, de wc’s gebruiken, alles keurig schoon en jaren 60 ingericht.

In Emden is er nog één sluis op het kanaal, de Kesselschleuse. De sluis ziet eruit als een berenkuil gevuld met water en op de vier windstreken een sluisdeur. Bij aankomst voeren we eerst in een voorsluisje. Het water in de ketel stond lager en in verbinding met het haaks erop staande kanaal naar het noorden en het zuiden. Om de sluis door te kunnen richting de Eems, moet de ketel zich eerst vullen tot het niveau van het Ems-Jade kanaal dat enkele meters hoger ligt. Een leuk spel met sluisdeuren die open en dicht gaan, vooral als de jongeman het verkeerd uitlegt en er misverstanden ontstaan. Na de sluiskolk moesten we in een gedeelte van de sluis afmeren die op twee manieren af te sluiten was. Dat deden we verkeerd. We moesten achterwaarts in sluis terugvaren achter een paar extra sluisdeuren. Twee jonge eenden waren te laat om de sluis uit te peddelen. Moedereend keek stoïcijns vanaf de kant toe terwijl haar kroost in paniek rond krabbelde in het van alle kanten opborrelende sluiswater. Zij waren als eerste de sluis uit. Emden zomaar uitvaren was er niet bij. Het wachten was op de Eisenbahnbrücke en de zeesluis, die op vaste tijden draaien. Over een gladde Eems bereikten we aan het eind van de middag Delfzijl en voeren we na de zeesluis door naar de Groevesluis bij Appingedam waar we aan de wachtsteiger hebben overnacht. We lagen er nog maar net of de vrouw van een hengelaar kwam met de vraag of we een snoekbaars wilden hebben. Haar man had hem als eerste gevangen. Het was zijn gewoonte de eerste terug te gooien. Deze snoekbaars had echter een haak in zijn bek die er al langer in gezeten moet hebben en de vis zou volgens de man sowieso overlijden. Daarom de vraag ‘Of we interesse hadden?’. Hij heeft hem

ook nog voor ons schoongemaakt, een maaltje culinair, verse Snoekbaars, gratis ende voor niets. Na het bakken gaven we hem en zijn vrouw een stuk vis ter goedkeuring. Wij smulden van de rest, lekkerste zoetwatervis volgens onze zoon, de schipper.

Inmiddels liggen we weer in Groningen op de vertrouwde plek, de Oosterhaven, waar naast de haven bij het vallen van de duisternis een lachgasfestijn gaande was. We hoorden hoe de ballonnen gevuld werden met lachgas. De plek waar dit allemaal gebeurde lag de volgende dag bezaaid met lege ballonnen.

Als we in Groningen zijn bezoeken we meestal het museum. Daan Roosegaarde bracht met zijn lichtexpositie ‘Presence’ vele kinderen tot verrukking. Kreten van plezier klonken in de grote zaal waar ze met blote voeten door lichtgevende korrels gleden. Fascinerend hoe het opleggen van een hand, een voet of alleen je schaduw op de verschillende voorwerpen en de vloer een naijlende beeld creëerde dat vervolgens langzaam verdween. Op de bovenste verdieping hebben we langdurig een videoinstallatie bekeken van P. Struycken waarbij muziek van Pierre Boulez en Schkrabin met abstracte overvloeiende beelden tot een eenheid waren samengevoegd, eveneens indrukwekkend en betoverend. Tenslotte bezochten we de tentoonstelling over vrouwenkiesrecht die uitgebreid het verloop laat zien van hoe vrouwen rond het begin van de vorige eeuw tegen de heersende normen vochten voor gelijkwaardige rechten.

Groninger Museum, werk van Chihuly leuk object voor aan je muur.

Plan A, plan B, plan C van Cuxhaven naar Wilhelmshaven

De sluis van Wilhelmshaven

Lekker weer op komst in de jachthaven Germania

Cuxhaven. Even na de middag, een half uur na hoogwater gooiden we de trossen los. Wangerooge zou het reisdoel zijn. Ondanks de noordoosten wind en ondanks de ebstroom die we mee hadden was de verwachtte vlakke zee verder de Elbe af niet helemaal zo vlak als we hoopten. We rekenden op een tocht van ongeveer 6-7 uur. 42 mijl. Ter hoogte van de Weser- en de Jademonding in de Duitse bocht, werden de golven onaangenaam waarbij Nine Marit af en toe de horlepiep ging dansen. Liever hadden we een rumba of een Engelse wals gehad, maar dat kun je van te voren niet bestellen. Een onderweg opgehaald weerbericht had het over een windsterkte van Bf 4 in plaats van 2-3. Een Engelse motorboot zagen we afbuigen naar de Jade. Omdat we bij de weersvoorspelling zagen dat het de volgende dag zou gaan onweren met windbuien tot 30-35 knopen stapten we over op plan B, niet naar Wangerooge maar naar Hooksiel aan de Jade. Wel wat verder varen maar de stroom naar binnen zouden we mee hebben. Dat wel, echter de golven bleven van opzij komen, dus nog meer waggel- waggel horlepiep. De flessen en glazen in de kastjes waren met kussentjes gezekerd en zijn allemaal heel gebleven. Wij ook, zonder kussens. Bakboord uit voor de oostpunt van Wangerooge, langs Minseroog naar het zuid-westen. Met 8 knopen, 15-16 km per uur stoven we de Jade op. Een naderend baggervaartuig met in de mast 2 ballen en een ruit ertussen om aan te geven dat hij beperkt manoeuvreerbaar was, ontweken we door ruim aan zijn stuurboordzijde voorbij te varen.

Inmiddels was het bijna 20 uur. Plan B naar de binnenhaven van Hooksiel lukte niet omdat de sluis al dicht was. De buitenhaven was een optie. Nadat we vanwege de doorzettende vloedstroom, als een krab scheef naar binnen waren gevaren, vonden we aanleggen aan de stalen hoge spundwanden geen aantrekkelijk idee. Afmeren langszij één van de twee schepen had gekund als we bereid waren om 2 uur in de nacht op te hoepelen, omdat ze op dat tijdstip zouden vertrekken. Wat overbleef was Plan C, doorvaren naar Wilhelmshaven. We verlieten de haven, in eerste instantie nog flink opzij gezet door de vloedstroom, om naar Wilhelmshaven te varen. 7 mijl met 8 knopen SOG(snelheid over de grond). Langs grote loskades met kranen om containerschepen van hun lading te verlossen, jakkerden we verder terwijl de zon aan zijn laatste stukje naar de horizon begon. Het wateroppervlak van de Jade kwam geleidelijk tot rust en nog geen uur later draaiden we de voorhaven van Wilhelmshaven in. Een uur eerder hadden we de sluis opgeroepen of we erdoor konden. Tot onze verbazing voeren we af op een gigantische sluisdeur van bijna 60 meter breed die zich traag voor ons opende. Voor ons uit lag de op een na grootste sluis ter wereld(Antwerpen is een paar meter langer), 390 meter lang een 62 meter breed. Rechts naast ons een tweede sluis met dezelfde afmeting. Om de sluis zijn werk te laten doen moet je geduld hebben. Al met al voeren we pas 20 minuten later de sluis uit. De zon was onder en het werd al donker. Het vinden van een plek voor de nacht koste wat zoekwerk. Een paar mannen op de kant wat verder in de haven stonden te zwaaien en wenkten ons naar een aanlegplek. In een box van de Hochsee Yachtclub Germania meerden we achterwaarts af geholpen door vele handen. In totaal voeren we 9 uur vanaf Cuxhaven. Een beetje trillerig op de benen en moe doken we het bed in, heel tevreden met wat we hebben gepresteerd.

Nine Marit hebben we een klopje op haar flank gegeven om haar te bedanken voor de veilige overtocht.

Wilhelmshaven is niet de meest inspirerende stad. Aanvankelijk opgezet als een Marinegarnizoen in de tweede helft van de 19 e eeuw is het geleidelijk uitvergroot tot een stad met veel rechte straten. Erg veel kan ik er niet over zeggen omdat we er alleen even doorheen zijn gefietst en een wandeling langs de boulevard maakten. Het maritiem museum, groots opgezet met in de ‘tuin’ aan de waterkant een onderzeeër, een fregat en een torpedojager was het bezoek waard. Een ‘Rundgang’ door de onderzeeër was een aparte ervaring. Overal buizen, kranen, afsluiters en openers van kleppen en ventielen. Bij ieder instrument of iedere hendel stond een bordje met een tekst waarvoor het dient. Een vergissing is zomaar gemaakt. Lijkt me niet handig om diep onder water per ongeluk het gat voor de periscoop open te zetten. Een vrouw die voor ons door de enge pijpenla van de boot liep kreeg het claustrofobisch benauwd.De film ‘das Boot’ geeft een aardige impressie. Mij lijkt het helemaal niets in zo’n ‘onderwater-doodskist’.

De onderzeeër

Het dagje rust in Wilhelmshaven heeft ons goed gedaan. De volgende dag doken we het Ems- Jade Kanal in. Bruggen en sluizen zijn vaak handbediend. Het gaat langzaam, maar ook heel gemoedelijk met uiterst vriendelijke en behulpzame mensen. Landschappelijk een zeer fraai kanaal, al is er hier en daar wat achterstallig onderhoud. Aurich, halverwege het kanaal, is zeer de moeite waard om er een dag te blijven. Goede aanlegmogelijkheden, de eerste nacht is gratis en de jachthaven heeft een mooi toiletgebouw waar als je binnenkomt een muziekje te horen is…..

Deze sluisdeur heeft het moeilijk

Cuxhaven

‘Raucher Kneipe, nicht Raucher sind auch willkommen’. Een rook café, waar ook niet rokers welkom zijn, lees ik op de ruit van een kroegje in Cuxhaven. Daar gaan we maar niet naar toe, dacht ik zo.

De weersvooruitzichten lijken motorboot-vriendelijker te worden. De twijfel is weg, we gaan de Elbe af, naar Wangerooge met een tussenstop in Cuxhaven, waar we nu zijn.

De harde oostenwind was gisteren wat afgenomen en met het aflopende tij hobbelden we vlot naar Cux. Doorvaren was niet aan de orde, bij de uiterton Elbe 1 woei het nog Bf 4-5 en stonden er golven van een meter of meer. In de veronderstelling slim te zijn en geen zin in de gebruikelijke jachthaven af te meren, floepten we de Amerikahafen binnen, een stukje oostelijk van het centrum. Na twee keer op een andere plek in de jachthaven te hebben aangelegd, merkten we dat het door de oostenwind behoorlijk deinde. Toen we ook nog merkten dat de drijfsteiger kraakte en piepte als een oude windmolen groeide het besef dat dit geen goede keus voor een rustige nacht was. Brunsbüttel was niet fijn, de Amerikahafen was belabberd, zeker nadat we van een toevallige passant op de steiger hoorden dat er naast de jachthaven achter de grote muur een overslag- terminal was waar men grind, gruis en zand pleegt over te hevelen in vrachtschepen. Soms ook ‘s nachts. In combinatie met een stevige oostenwind, loop je de volgende dag over een grindpad in je gangboord naar voren om de lijntjes los te gooien. De nacht daar doorbrengen, en het vooruitzicht een tuintje van je dek te maken leek ons geen goed idee. Dus belden we naar de grote jachthaven. Er was misschien wel een plek, maar de invalster van de havenmeester wist niet of we in de box zouden passen. Er bleef nog een optie over. De city marina Cuxhaven. Daarvoor moesten we door een openstaande sluis met een joekel van een klapbrug, overigens zonder veel geklap, of het moesten de mensen zijn die applaudisseerden toen we er onderdoor voeren. De havenmeester die we hadden gevraagd of er plek voor ons was, had ons een plaatsje aan een langssteiger aanbevolen, vlak onder een bouwterrein waar heel optimistisch een rood bord stond dat er wel eens wat bouwmateriaal over de rand kon vallen. Op je schip wel te verstaan. Terugvarend vonden we een plek gewoon in de marina, in een box. Prima plek, al gebruikte de havenmeester wel zijn expertise om te stellen dat we een erg groot schip hebben en dat we daarom voor twee boxen liggeld moesten betalen. Alsof we een catamaran zijn, potverdrie. De volgende dag ging ik met de man in discussie, waar hij me fijntjes wees op een bepaling in de voorschriften van de haven: ‘De havenmeester bepaalt hoe lang of breed het schip is’. Hij was zelfs bereid om het schip zelf te komen opmeten om aan te tonen dat de Nine Marit groter is dan de 11.90 meter die ik had gezegd. De ellende is dat hij dan wel gelijk krijgt, want een nauwkeurige meting die ik een paar geleden met onze vrienden uitvoerde kwam uit op 11.97,5 m. Dus dat voorstel heb ik maar laten schieten. Na enige zelfreflectie moet ik bekennen dat dit gesjoemel met de lengte van ons schip me niet vreemd is. Eerlijk gezegd heb ik vaak met het ietsje afknijpen van de lengte mijn voordeel bij het betalen van het havengeld gehaald. Ten onrechte, ik beken. Met deze gemankeerde moraal geconfronteerd is het meer dan logisch dat ik een keertje betrapt ben voor mijn misleiding, hoe klein en onbeduidend ook. Misschien moet ik de man maar bedanken voor dit inzicht…..

,‘waar Duitse Bakkers al niet toe bereid zijn’

Brunsbüttel, harde oostenwind en twijfel, naar zee of binnendoor.

Alweer harde wind. Wat hebben we een pest aan harde wind. De wind raast me om de kop en trekt me figuurlijk uit het lijf. Alsof ik minder stevig sta en minder goed kan focussen. Zo welkom als een windje rond de Beaufort 4-5 was toen we nog zeilden, zo onrustig worden we van diezelfde wind bij het idee met deze wind het grote water op te moeten gaan. In het haventje van Brunsbüttel liggen we te deinen achter de golfbreker in een vlagerige harde oostenwind. Volgens onze zoon en een enkele local, is met oostenwind Bf 6 de Elbe afvaren bij aflopend tij een ‘eitje ’. Wind, golven en stroom mee, zou het wateroppervlak plat als een dubbeltje maken. Ons principe ‘met onze motorboot op ruim water niet uitvaren bij Beaufort meer dan 4’ is daarmee in tegenspraak. We gingen vanochtend even kijken op de kop van de sluis. Van een afstandje lijkt het een rustig zeetje. De actuele wind in Cuxhaven was vandaag 6-7 Beaufort uit het oosten. Niet lollig als je dwars met je motorboot recht moet oversteken van de rechter naar de linker oever. Beide ons onrustige gevoel credit gevend, besloten we rond het middaguur vandaag niet te gaan. Dan maar nog een nachtje hobbelen in de haven met misschien wederom een zware langkieler van 15 ton aan de loefzijde van je schip. Want dat was wel vreemd. Afgelopen nacht was het een Hutting( ons vorige zeilschip) die ons uitzocht langszij te komen. Mooie uitzonderlijke scheepstypes zoeken elkaar onbewust op, naar het schijnt. De toevallige ontmoeting met de Hutting 45 in Leeuwarden 1 jaar geleden was een vergelijkbare situatie.

Brunsbüttel is niet het meest inspirerende plaatsje, al zijn de ijsjes van de twee Italiaanse ijssalons niet te versmaden bij dit idiote hete windmolen-weer.

Nadat we, inmiddels 4 dagen geleden, over een gladde zee van Rudkøbing in Denemarken waren overgestoken naar Stickenhörn in de Kielerförde en een dag later het Noord-Oostzee kanaal waren ingedoken vonden we een uitstekend alternatief voor de gebruikelijke jachthaven in Rendsburg . Bij km-paal 67.5 ligt verstopt aan de noordzijde van het kanaal een leuk haventje. Jachtwerf Schreiber is tevens een plek voor motoronderhoud, en winterstalling. Een familiebedrijf gerund door de vrouw en de dochters van de werfbaas die inmiddels 97 jaar is en nog steeds helder van geest is( al zat hij toen ik het bureau binnen kwam te slapen in een stoel).

Vanuit de haven zie je tussen de bomen door de grote schepen door het kanaal varen.

Het blijft indrukwekkend om die kastelen van schepen aan je voorbij te zien schuiven. Op een verwijd stuk in het kanaal kwam een sleep- combinatie ons achterop. Een grote metershoge logge vrachtvaarder werd door een voorste sleepboot gesleept en achter afgeremd en op koers gehouden door een achteruitvarende tweede sleepboot. In de veronderstelling dat ze ons wilden voorbij lopen lieten we onze snelheid teruglopen om het span sneller voorbij te laten gaan. De sleepboten bleken andere plannen te hebben. Ze minderden ook vaart en kwamen van midvaarwater steeds dichter naar de kant, juist daar waar wij voeren. Met een luide stoot op de hoorn werd ons duidelijk gemaakt dat ze plan waren tegen de dukdalven af te meren. Schielijk stuurboord tussen de dukdalven doorschietend konden we, ongeplet en niet gemangeld aan de veilige kant onze weg vervolgen.

Intussen lijkt de wind alleen maar harder te gaan blazen, een bevestiging dat we de juiste keuze hebben gemaakt. De binnenlopende schepen hebben moeite om af te meren. De wind duwt de koppen van de polyester schepen van hun koers als ze geen boegschroef hebben. De truc om achterwaarts met de kont in de wind vanochtend de smalle doorgang van de havenmond naar buiten te verlaten werd door een aantal jachten met succes gedemonstreerd. Het blijft merkwaardig om te zien hoe zeilers, maar ook sommige motorboot schippers, onhandig met hun schip afmeren. Zelf was ik met ons zeilschip ook niet altijd even handig bezig. Manoeuvreren op de motor is toch een vak apart. Sinds we met de motorboot varen heb ik veel bijgeleerd en kan er nu aardig mee overweg. Over die deuk aan de stuurboord kant, 5 jaar geleden, wil ik het maar liever niet meer hebben….

We zitten aan het ‘vikingbrot’, een ontdekking in de Lidl van Rendsburg. We mogen graag rond sneupen in een buitenlandse supermarkt. Wat je daar al niet aan nieuw spul kunt tegenkomen. Een uitnodiging om nieuwe spul aan te schaffen en te proberen. Zo ook het ‘ vikingbrot’. Langwerpige platte stroken gebakken deeg, bedoeld als toastjes, vol met onduidelijke ‘gezond vogelzaad’, een mus zou ervan gaan watertanden. Bovendien gekruid met Rozemarijn, waarvan ik vermoed dat Vikingen nog nooit gehoord hebben, tenzij ze terugkerend van rooftochten in het mediterrane gebied geproefd hebben van de Italiaanse keuken. Wel lieve vrienden, niet kopen hoor! Ze zijn zo hard als de Vikingen zelf waren, om je tanden op stuk te bijten. Pletten met een hamer en dan als pap nuttigen zou misschien kunnen. Voor een toastje met brie zijn ze niet geschikt. Ik dacht nog even ze in de lengte te kunnen splijten en te gebruiken als eetstokjes. Het resulteerde slechts in een soort gruis geschikt om je dek gemengd met verf antislip te maken. Moraal; ‘Niet alles in de supermarkt wat nieuw is en lekker lijkt is dat ook.’…..

Toch hebben we wel een aantal smakelijke ontdekkingen gedaan. Niet verkrijgbaar bij de Lidl in Nederland . Ik noem er maar een paar. Frischkase en haring ingemaakt in diverse sausjes. Heerlijk op een toastje bij de 5 uur( in de middag) borrel. Het mischbrot, van zuurdesem-deeg met rogge en tarwe is van dat brood dat beet heeft en 2-3 dagen eetbaar blijft.

Varen is mooi, afmeren is mooi, zeker als dat gevolgd wordt door een culinaire traktatie en een glas koele witte wijn of een biertje.

De sluis in bij Brunsbüttel.

Femø, Rudkøbing en een akelig kopje koffie.

Femø

De wind (Bf 6)poeierde gisteren over de haven van Rudkøbing. We lagen te schommelen ondanks de grote dam voor de haven. Op de kopsteiger strak tegen de houten palissade-wand voelen we ons veilig beschut. Eergisteren vertrokken we bij vrijwel windstilte uit Troense een plaatsje in de buurt van Svendborg waar we ‘s nacht prachtig voor anker hebben gelegen samen met onze vrienden die we daags tevoren op Femø ontmoetten. Zij zeilden vanuit Stege op Møn naar Femø. De dag ervoor waren we vanuit Stubbekøbing naar Femø gevaren. Het haventje aan de westzijde van Femø is in de zomer meestal vol. Wij planden er al vroeg op de dag te zijn en vonden zowaar een plek aan een langssteiger. De volgende dag, na overleg met de havenmeester, een aardige jonge dame, bijna net zo lang als Nienke, mocht ik op persoonlijke titel de plek langszij ons schip proberen vrij te houden voor onze vrienden met de Hutting die later in de middag zouden arriveren. Voor deze havens geldt dat je geen plek kunt reserveren. Wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Steeds meer schepen kwamen de haven binnen. Aan onze zeereling hadden we een stuk papier opgehangen met het verzoek niet langszij te komen omdat we vrienden uit Nederland verwachtten. Met dit vriendelijk verzoek lukte het om de plek vrij te houden ondanks dat de meeste open plekken inmiddels bezet waren. Het warme weerzien mondde uit in een gezamenlijk bij elkaar gescharreld maar heerlijk diner met risotto, verse doperwten en een stukje entrecote van de Cobb.

Met de fietsjes, waar we de pedalen af en toe flink moesten belasten, fietsten we voordat onze vrienden arriveerden in anderhalf uur het eiland rond. Graanvelden, sommige al geoogst, deden ons denken aan Bornholm, het grote Deense eiland meer naar het oosten in de Oostzee.

De volgende dag voeren we, zij grotendeels zeilend, wij pruttelend over een rustig zeetje naar Troense. Ons gedachte reisdoel, de haven van Lohals op Langeland, bleek stampvol met schepen te liggen zodat we genoodzaakt waren verder naar het zuiden te varen. We ankerden eerst met onze twee schepen tegen elkaar zodat we wederom een gemeenschappelijke maaltijd in elkaar knutselden, waarna wij voor de nacht, het was windstil, een eigen ankerplek opzochten.

De volgende dag zou de wind in de loop van de dag al weer gaan toenemen. Voor ons een reden om vroeg op te staan. Rond 6 uur vertrokken we naar Rudkøbing, 8 mijl varen. We waren bang daar ook geen plek te kunnen vinden voordat het aangekondigde slechte weer zou beginnen. Tot onze verrassing waren er veel plekken vrij, zelfs aan een langssteiger waar we nu nog steeds liggen.

In de box naast ons ligt een oude Taiwan klipper met een kunstenaarsechtpaar en hun 3 jonge kinderen, 3 dochters. Daan en Maaike zijn beide fotograaf en trekken met hun kinderen naar afgelegen oorden met een dubbel doel; Het gezin natuur-ervaringen bieden en werken aan projecten die uitmonden in tentoonstellingen en opdrachten. Hun website en blog vind je op www.zuijver.nl . Ze zijn op weg naar Zweden waar ze mogelijk ook in de winter gaan blijven om te werken aan nieuwe projecten.

Haven van Rudkøbing na de onweersbui

Rudkøbing is een aardig vissers-stadje met een leuke levendige hoofdstraat, veel oude gevels in de zijstraatjes en stokrozen, veel stokrozen. Als ze ouder worden, de stokrozen, neigen ze voorover te vallen op de stoep, een erehaag voor de voetganger, slagbomen op je pad als ze zijn gevallen. Het restaurantje in de hoofdstraat leek ons wat voor een kopje koffie. Nu is koffie drinken rond 11 uur, buiten de deur, in Denemarken niet de keuze die je zou verwachten. Vrijwel Iedereen drinkt tegen het middaguur bier of lebbert aan een oversized bol ijs in een wafel-hoorn ter grootte van een bloemenvaas. De espresso die ik bestelde was bruin, een cremorlaag ontbrak. De cappuccino die Nienke bestelde had de grootte van een soepkom met daarin een soort bruine melk, zonder schuim, die enigszins naar koffie smaakte. Belachelijk duur(op een terras in Florence betaal je evenveel) en alles zo waterig dat een Italiaan zich diep zou schamen en zich onmiddellijk vrijwillig zou laten kaalscheren bij het per ongeluk leveren van een dergelijk bocht. Toen ik na het tweede slokje ( ik was na de eerste slok in verwarring door wat ik proefde) mijn espresso terugstuurde, was het commentaar dat ze het altijd zo deden, maar dat ze voor mij de machine op standje 3 zou zetten in plaats van op standje 2. Ik had beter een glaasje bier kunnen bestellen.

Haast niet voor te stellen, het is koud, het regent continue en we krijgen een ‘Wetterwarnung’ voor extreem warm weer niet ver van hier bij Bremerhaven. Het weer is echt in de war.

Voor de oversteek naar Kiel wachten we op een rustig wateroppervlak. 7-8 uur varen met een snelheid van 5-6 knopen, inderdaad bij rustig weer…..

De Luciana onder Nederlandse vlag bij windkracht 5-6 Bf

Hesnaes, Stubbekøbing en het Fuglsang museum

Aanvankelijk dacht ik dat ze in een boodschappentas aan het aqua-joggen was. Woest stampte de vrouw in een tas gevuld met water op de steiger. Af en toe, het spetterde nogal, vulde ze uit een slang water bij. Zij bleek de was aan het doen. Met haar krachtige voetenwerk in de met sop gevulde tas bewerkte ze fanatiek de sokken en de kussenslopen. Tegelijkertijd wrong ze de pas gewassen stukken uit met haar vriendin die tegenover haar stond. Als je geen wasmachine hebt en geen gebruik wilt maken van de wasmachine in het toiletgebouw moet je creatief zijn. Beide vrouwen verrichtten hun taak met ernstige gezichten als was het de gewoonste zaak van de wereld, geen moment gehinderd door de blikken van voorbijgangers op de steiger. Al met al zal ze, op de plaats stappend, zowat een rondje om de haven hebben gerend, gezien de blozende kop die ze kreeg van het stampen. We liggen in de haven van Stubbekøbing. Een naam waarbij ik vrij associërend denk aan tobbedansen al had de act op de steiger meer iets van ‘tobbe-soppen’ of de ‘tas-was’ doen.

Hesnaes

Gisteren vertrokken we in alle vroegte, 9.30 uur, uit Hesnæs, een pittoresk vissersplaatsje op de oostkust van Falster. Een plek om te onthouden, maar waar je vroeg moet komen anders is de haven vol. De havenmeester komt langs, de pet op zijn hoofd en de geldtas op zijn heup. Er is in de haven vrijwel niets, voor de stroom heb je een halve mijl verlengsnoer nodig als je net als wij aan het eind van de mole( dam) ligt. Water kun je bemachtigen bij de steiger voor het toiletgebouw. Voor de tweede dag zijn we om onze accu’s te voeden meer midden in de haven gaan liggen zodat we met onze verlengkabel de afstand tussen de elektra-zuil en ons schip konden overbruggen. Een paar huizen in oude stijl en een schuur met locale kunstnijverheid zijn de enige attractieve objecten rond de haven. Het achterland is daarentegen zeer aantrekkelijk qua landschap. Als de zon schijnt doen de steile kust en een lang smal strand je denken aan een plek bij de Middellandse zee. De bomen, steunend op kale wortels, hangen voorover op de rand van de klif en lijken ieder moment te kunnen vallen.

Pomle Nakke is een geliefd restaurant dat hoog op de klif, iets ten zuiden van het dorp, vanuit een beukenbos over de Oostzee uitkijkt.

Zaterdag bemerkte ik wat onrust in de haven. Opeens begonnen mensen met emmers en lege tassen richting een zojuist afgemeerde vissersboot te lopen. Verse vis te koop, direct van de visser. Toen ik er ook naar toe ging bleek de meest interessante vis al verkocht. Een koper toonde me trots haar aankoop, een flinke kabeljauw, die ik ook graag had gekocht. Wat overbleef waren wat bruine platvissen waarvan ik de naam niet verstond. Ze leken op schar of bot. Lafaard die ik ben, heb het niet aangedurfd om ze te kopen, de bereiding ervan zou wel eens lastig kunnen zijn met de kleine koekenpan die we aan boord hebben. Op de dag dat we aankwamen in Hesnaes kwam er even na ons een groenig schip binnen. Het model kwam me niet bekend voor. Het logo op de zijkant onder het dak, kende ik wel. Alweer een Polllard. De Charly uit Hamburg! Gebouwd iets later dan de Nine Marit. De aardige eigenaren waren vol lof over het schip, maar nog geen lid van de Pollardvaarders, dus moest er door ons dringend gelobbyd worden.

Varen in dit gebied is alsof je door een groot merengebied vaart. De golven worden nooit erg hoog. De fraaie kust, met hoge wallen en kliffen waarop kleine nederzettingen en mooie kerkjes, is een lust voor het oog. Als je binnen de goed betonde geulen blijft is het navigeren even makkelijk als brood snijden. Wanneer het hard heeft gewaaid uit het noordwesten of uit het oosten, kan er tussen de eilanden stroming ontstaan die kan oplopen tot 4-5 knopen. Tot nu toe hebben we er niet veel van gemerkt.

Met de bus reden we vandaag naar Nykøbing, waar we op onze vouwfietsjes sprongen en richting de brug over de Sund naar Lolland fietsten. Met het Fuglsang-museum op Lolland als reisdoel, fietsten we 8-9 km door een glooiend landschap aan de rand van de Guldborgsund. Het oudste kunstmuseum van Denemarken ligt verstopt achter een bosschage maar kijkt uit over de Sund. Behalve de huiscollectie schilderijen en beelden van Deense kunstenaars uit de 19e en de 20e eeuw was er een tijdelijke tentoonstelling met 56 houtsneden van Edvard Munch en gedichten van Emanuel Goldstein waarmee hij een langdurige vriendschap onderhield. Munch heeft een geschiedenis van hypochondere depressies met opnames in psychiatrische ziekenhuizen, hetgeen in zijn werk duidelijk tot uiting komt. Vrolijk werd ik er niet van, indrukwekkend en interessant vond ik het wel. De vriendschap met de dichter Emanuel Goldstein droeg bepaald niet in positieve zin bij als het gaat om de zon tussen de wolken te kunnen zien. Beide heren versterkten elkaar in hun melancholie en een zwarte kijk op menselijke relaties. Er waren veel vrouwen maar tot een vaste relatie kwam het bij hen niet. Goldstein presteerde het om slechts 3 uur getrouwd te zijn geweest, een rappe spijtoptant. Hun beider broze gezondheid en sombere kijk op de wereld hebben de mannen in hun expressionistische werk tot uitdrukking gebracht, waarbij Edvard Munch bekende dat hij zijn levens-angst en ziektes niet had willen missen. Zonder die angst voelde hij zich als ‘een schip zonder roer in een storm, zich afvragend waar hij zou stranden’….

Museum Fuglsang op Lolland

Kloster op Hiddensee en over groot water naar Denemarken

Het hotel bij de haven van Kloster op Hiddensee

“ We mochten er gaan liggen, als we maar er voor zorgden dat we de hoek van de kade vrijhouden” zei de havenmeester van Kloster. Een locale kleine visser wil goed zijn box kunnen verlaten of er in terugkeren. De jachthaven was vol met zeilboten, de enige plek die overbleef was een plek aan de kade voor het hotel en vlak voor de Raucher-kutter waarvan de rookwalm in de ochtend bij de westelijke wind gelukkig in oostelijke richting wegwoei. Gebroederlijk lagen we met onze vrienden langszij aan de kade. Onze nieuwe vrienden van de Tiberius, Aad en Ria lagen met hun schip 20 meter verder net om de hoek. Ze wonen op hun schip, dat eveneens is gebouwd door Pollard. Als Nederlandse enclave genoten we van incidentele bezoekjes bij elkaar waarbij we ervaringen uitwisselden en samen de voetballende leeuwinnen de finale zagen verliezen.

Kloster ligt in het noorden van het eiland Hiddensee tegen de zuidflank van een hoog en bebost kalkplateau. De meeste huizen tussen het geboomte hebben rieten daken. Geen spoor van moderne woningbouw. Het natuurpark is beschermd gebied en we zagen nergens anders op de Duitse eilanden zo’n variatie aan plantengroei. Heb je het plateau beklommen tot het hoogste punt, kijk je uit over Rügen en het ondiepe binnenzee gebied. Naar het noorden kijkend zagen we de witte kliffen van Møn, het Deense eiland met de haven bij Klintholm.

De tot ‘restaurant’ omgebouwde kotter achter ons ziet eruit alsof hij ieder moment kan zinken. Een bilgepomp slaat af en toe aan om de zaak drijvend te houden. De houten romp, waarvan de naden tussen de planken gevuld zijn met uitpuilende Pur, lijkt begroeid te zijn met een vreemd soort paddestoelen. Delen van het rotte potdeksel zijn bedekt met dunne donkerrode plastic platen om inwateren door de regen te voorkomen. Vanwege de locatie vlakbij de kade is de gammele oude kotter zeer in trek bij de toeristen die een Fischbrötchen willen eten. De ‘frischer Fisch aus dem Rauch täglich ab 11.30 Uhr’,wordt ‘s morgens in bevroren toestand per diepvries-koerier bij de kotter afgeleverd en dan gerookt, maar dat weten de mensen die hier om een broodje komen niet.

Gerookte vis is erg populair in de Duitse kustplaatsen. De gerookte haring die ik op aanraden van de verkoopster bij een rokerij verderop in de haven kocht, kreeg onze waardering niet. Voor het fileren van gerookte haring moet je volgens mij een cursus hebben gevolgd, zodat het resultaat van mijn pogingen uitmondde in een schamel restje visvlees nog steeds stikvol kleine graatjes. De smaak was zo rokerig dat ik meer het idee kreeg een pas gedoofde sigaar te eten dan een stukje vis.

Het gebied aan de oostzijde van het eiland Hiddensee is erg ondiep. Iets buiten de betonning loopt je met een diepgang van 1 meter geheid vast. Bovendien staan er nogal wat visnetten van locale vissers. Op een ton zagen we een meeuw een kleine platvis verorberen die hij in zijn geheel naar binnen wist te werken.

Om Kloster te bereiken vanaf zee zijn er twee toegangsmogelijkheden: één bij de zuidelijke punt van het eiland en één vanuit het noorden, beide langs goed betonde geulen.

Waar we aan de kade lagen staat een prachtig gerenoveerd hotel in vakwerkstijl dat ons deed denken aan een even fraai hotel in Dyvig, Denemarken. Het terras kijkt uit over de haven. Voor ons, aan de kade, in de hoek lag een motorbootje met een oudere heer. Prominent op zijn hekstoel stond een suggestief tonnetje waarvan je zou kunnen denken dat het een voorraadje spiritualiën bevat. Niets was minder waar. Het was een creatieve en veilige oplossing voor het herbergen van een gasfles. De man ligt er met zijn boot zowat de hele zomer. Een mooi plekje op een mooi eiland.

Na een paar winderige dagen kregen we een weergat met weinig wind. Niet Zweden, maar Denemarken lag nu binnen de gewenste mogelijkheden.

Op de fietsjes peddelden we de dag voor vertrek naar het meest noordoostelijke punt van het eiland. Na een hobbeltocht over kleine keien en betonplaten waarbij we ernstig twijfelden of onze klapperende tanden heel zouden blijven, bereikten we de kust die net als op Mön onderhevig is aan erosie, iedere oostelijke storm laat een stuk steile kust afkalven. Het losse kalkhoudende zand belandt als langgerekte zandbanken in de zee die daar erg ondiep is. In de steile wand hebben tientallen zwaluwen nestgaten gemaakt voor hun kroost.

Terwijl ik dit schrijf zijn we al een stuk op weg over de Oostzee naar Gedser. Via de noordelijke uitgang verlieten we het binnenwater ten oosten van Hiddensee. Als gebruikelijk stond er bij de kaap een knobbelige zee. Het had tot gisteren behoorlijk gewaaid. Naarmate we verder op zee kwamen vlakten de golven af en werd het veel aangenamer. De korte golfslag lijkt op die van het IJsselmeer. Door de tegenwind uit het westen die in het oosten waarschijnlijk nog stevig was, merkten we dat we wat stroom tegen hadden. 51 zeemijl, 92 km, 8- 9 uur varen. Gedser is in zicht. Nu nog een plek in de haven…..

Verwaaid in Stralsund, Rügen en een orgelconcert

Verblijven in de haven van Stralsund als tussenstop is geen straf. Dat de wind en de regen ons dwars zitten, is nu eenmaal zo. De Deutsche Wetterdienst is heel duidelijk over de komende dagen in dit gebied, westelijk van Rügen op de Oostzee Bf 5-6, af en toe zelfs Bf 7-8.

Gek dat we dat in de luwte van Stralsund nauwelijks merken.

Stralsund is de moeite waard, een mooie compacte stad met veel oude panden en imposante bakstenen kerken. Het is een Hansestad (zoals o.a. Lübeck en Wismar) met een rijke welvarende geschiedenis, waardoor het een aantrekkelijke stad was om te veroveren en te bezetten. Daar hebben de Zweden en de Fransen veel moeite voor gedaan. Hoe ze dat deden valt uitvoerig te bekijken in het museum dat afgeladen is met wapens, prenten van veldslagen en belegeringen en portretten van veldheren die, zelf op veilige afstand, de soldaten zo gek kregen om oorlog te voeren.

Vanwege het overwegend koude, winderige en natte weer, hebben we met onze vrienden een auto gehuurd, waarmee we Rügen hebben verkend. Lekker warm en droog in de auto tuften we dwars over het eiland naar het noordoosten en het zuiden. Afgezien de stevige wind was het best een aardige dag, redelijk droog en af en toe zelfs zonnig. Het landschap is heuvelachtig. Graanvelden worden onderbroken door stukken bos. De dorpen doen ons denken aan Denemarken, de badplaatsen aan oude vergane glorie. In Sellin, een badplaats aan de oostkust, wordt het strand gesierd door een pier die al meer dan 100 jaar met haar natte voeten in de branding staat.

Een oudere heer sprak ons aan, terwijl Nienke net aan een ijsje was begonnen en wij de moede benen rust gaven: ‘Of we hoorden dat hij iets verkeerds gezegd had’. ‘Nee hoor, niets gehoord’, zeiden we in koor. Maar, wilde hij weten, of we dan konden horen waar hij vandaag kwam. Daar was ons antwoord wederom een neen, we konden niet horen waar hij vandaan kwam al deed ik een gooi en zei dat hij mogelijk uit Berlijn kwam. ‘Fout’, het was aan zijn gezichtsuitdrukking te zien, haast een belediging. Hij kwam uit Neurenberg, wat bij mij direct de associatie opriep of hij misschien aan de processen was ontsnapt. Door zijn vreemde en opdringerige manier van doen vermoedde ik dat hij niet helemaal spoorde. Moest ik hem nu serieus antwoorden of moest ik hem met een grap van repliek dienen? Iets aardigs zeggen over het autorace-circuit, de Neurenberger Ring en dat je daar heel hard met je eigen auto een rondje kunt scheuren, leek me een meer gepaste reactie, maar die gedachte duurde te lang. Hij redde me door te melden dat hij direct wist dat we Hollanders waren. Zo gek was hij dus niet. Omstandig, met veel gebaren, namen we wat ongemakkelijk afscheid waarop we hem even later met een andere oudere heer babbelend op een bankje opnieuw hebben moeten begroeten en snel door liepen.

De pier aan het strand van Sellin is een trekpleister. Boven op de duinweg heb je er goed zicht op. Veel mensen blijven er staan om een foto te maken. De steile trap naar beneden is op een aantal plekken naar opzij uitgebouwd tot een zitbankje, waar men, al dan niet verliefd, een wijle kan verpozen of uithijgen tijdens de klim naar boven. Voor slecht mobiele of gewoon luie mensen is er een lift naar het strand en terug, een soort goederenlift dat lijkt op een wachthokje op rails waar je gratis gebruik van mag maken.

Aan het eind van de dag bleken veel horeca-gelegenheden op Rügen de tent al te hebben gesloten. De benzine juffrouw van het tankstation gaf ons de tip. Het werd een zeer smakelijke diner in Stralsund bij Brauerei de Störtebeker. Uiteraard met Störtebeker bier………

Het orgelconcert in de Marienkirche de volgende dag vond ik geen succes. Aan het orgel uit 1659 lag het niet. Dat staat er al een tijdje en was kortgeleden nog gestemd en gerestaureerd. De organist wist het eerste en het laatste stuk dat hij speelde zo te verbroddelen dat ik er geen melodie of thema in kon ontdekken. Zwaarmoedig persten de orgelpijpen de onbestemde brij van geluid uit, waarbij ik steeds meer het idee kreeg naar een concert voor fluitketels te luisteren, bespeeld door een enthousiaste stoomtrein-machinist die er zijn hobby van heeft gemaakt. Toch waren er mensen die met gesloten ogen en in vervoering leken te luisteren….

Nu meen ik te weten dat je niet hoort te klappen tussen de delen van een gespeeld werk. Pas als het stuk klaar is wordt er geklapt. Daarom vond ik het merkwaardig dat er helemaal niet geapplaudisseerd werd aan het eind van een stuk. Of hoort dat niet in een kerk? Een beetje sneu voor de bariton die geen waardering kreeg voor zijn luidkeelse inspanningen in het middengedeelte van het concert bij het kleine orgel. Toen de zanger bijna de kerk uit was, wist de mevrouw achter de kassa door zelf te gaan applaudisseren de toehoorders aan te moedigen een blijk van waardering te geven……

De pier van Sellin op Rügen

Marktplein Stralsund