Vogels, ankerrecept en Noorse wijnperikelen.



Het is stil, de boot draait zachtjes van links naar rechts, stevig aan het anker.
De baai waar we liggen is niet groot. Op de achtergrond zien we de 7 Gezusters. Rondom lage rotsen waar alleen wat gras en laag struikgewas groeit. Met behulp van de plotter zijn we tussen de ondieptes door, rechts bij de ingang een rots vermijdend, naar binnen gevaren.
We hebben gezelschap van meerdere sterntjes die met hun dansende vlucht , af en toe biddend boven het water, visjes proberen te vangen.
Het is afgezien van de vogelgeluiden stil , heel stil.
Hjartøy is een eilandje iets ten westen van gebergte van de 7 Gezusters. Vroeger zouden hier mensen gewoond hebben en er zouden een paar vikinggraven zijn, maar die hebben we niet gezien.
We merken steeds meer dat ankeren een fantastische belevenis is .
Zo alleen en zo een met de natuur. De boot draait zich naar de wind en geeft achter de sprayhood een zeer prettige beschutting.
Met het eten worden we steeds creatiever.
Vandaag hadden we bij gebrek aan beter het volgende recept:
gebakken aardappelen met zeespek, ei en groenten .
men neme:
een stuk gerookt spek, minstens een maand opgehangen in de boot , die regelmatig van links naar rechts slingert en daardoor de karakteristieke smaak van zeespek krijgt.
Men snijde de zeespek in dunne reepjes en gooit dat in een wijde koekenpan.
Daarbij voegt met 2 á 3 in dunne reepjes gesneden rauwe aardappels.
Laten bakken op een zacht vuurtje.
Men neme een halve, enkele dagen oude, courgette en een wat rimpelig geworden paprika en snijde die eveneens in smalle reepjes. Met wat olijfolie bakken in eveneens een wijde koekenpan.
Kruiden naar smaak.
Als de aardappels en het spek bijna klaar zijn ( na ± 10-15 min) een ei per persoon toevoegen, in de zelfde pan na het zooitje wat opzij geschoven te hebben.
Naar smaak tabasco en kruidenzout over de groenten.
Eet smakelijk.
Een glas wijn uit een plastic zak van de Vinmonopol maakt het geheel tot een feestelijke maaltijd.
De Vinmonopol is de staatswinkel waar wijn en sterke drank verkocht wordt in Noorwegen. Zelden zo’n grote hoeveelheid verschillende soorten wijn en sterke drank gezien.
Maar wel 3 keer de prijs van wat het in Nederland kost. Een eenvoudige landwijn kost hier €10, een beetje aardige wijn al gauw € 15-20.
Niet vreemd dat hier wijn ook in plastic zakken verkocht wordt, ze lijken aardig door de kartonnen verpakking, maar het is toch echt een plastic zak waar je de wijn uit drinkt.
Deze 2 en 3 liter verpakkingen zijn iets voordeliger en omdat je niet kunt zien hoeveel er nog in zit drink je meer dan wanneer het uit een fles komt. Voor de Noren zijn de pakken niet aan te slepen.
De mevrouw in de winkel zei troostend je moet niet naar de prijs kijken.
Zelf had ze de duurdere wijn uit een doos in de keuken staan . Ben benieuwd wat ze in de kamer heeft staan.
Het laatste glas Argentijnse bocht staat voor mijn neus. Ik neem de laatste slok. De plastic zak , die meer lijkt op een halflege infuuszak zonder slangetje is vrijwel leeg.
Hij is klaar voor de afval.
Morgen varen we naar Brønnøysund, een klein stadje , waar we weer boodschappen kunnen doen en de Vinmonopol gaan bezoeken.
Nog maar weer eens een andere soort plastic wijn uitzoeken, de laatste was te zoet.

Inmiddels hebben we weer een aantal zeearenden gezien, alleen of als paar.
Mooi om te zien hoe twee zeearenden hoog in de lucht hun baantjes trekken, af en toe heel dicht naar elkaar toe en dan weer van elkaar af zwenkend.
Het is koud en we trekken ons terug in ons warme bootje.
Het lijkt erop dat het mooier weer gaat worden .
We zien wel, ik groet U, mede namens mijn echtgenote Nienke,
Rob
bij de foto’s:
aan de steiger bij de Swartisengletsjer, weerspiegeling in het water in Bodø en Parnassia.

Zwart ijs, mosselen en Nika heeft een baard.


21 07 2008
Op de heenweg hebben we hem over-geslagen, te gretig om de Lofoten te bereiken.
De Swartisen (zwart-ijs) gletsjer is de tweede grote gletsjer van Noorwegen.
Hij dankt zijn naam aan de zwarte weerspiegeling in de ochtend als de zon vanuit het oosten er over heen strijkt.
Gisteravond zijn we om 10 uur ’s avonds omhoog geklommen naar het ijs, we konden het net niet bereiken, de rotsen waren te steil en te glad voor de schoenen.
Maar we zagen wel het uiterste puntje, het tipje van de ijs-tong die als een geweldig brede lap over de berg naar beneden hangt. Vlak onder de punt stort zich een brede beek naar beneden met een donderend geraas, smeltwater van de gletsjer, dat zich samen met het water van de andere watervalletjes uit de buurt in een vrij groot meer verzamelt.
Van dichtbij is het ijs doorschijnend blauw-wit, en lijkt op ingeklonken sneeuw met grote smelt-gaten.
De rotsen, waar we zo slecht tegenop konden, hadden de meest fantastische kleuren, haast gepolijst marmer, eeuwen lang bewerkt door het langs-schurend ijs.
We lazen op een bordje dat de Swartisengletsjer niet behoort bij al die andere gletsjers die zich alleen maar terugtrekken. Hij is in de loop van de laatste honderd jaar korter en dan weer langer geworden. Nu schijnt hij weer wat te groeien.
De Lofoten en Bodø liggen achter ons, en we zijn nu echt op onze terugreis.
In Bodø ontmoetten we Sture en Enid Ellingsen, die een Koopmans ( deels door Hutting afgebouwd) hebben . Ze vonden het fantastisch dat een Nederlandse Hutting naar het hoge noorden was gekomen. Ze namen ons mee naar Indyrr en het fjord daarachter, een ongelofelijk idyllische plek tussen een aantal berg-pieken die zich qua schoonheid kunnen meten met die op de Lofoten.
Het hele gebied vinden we puurder en minder overlopen door toeristen.
Sture en Enid organiseren in de periode februari-april zeil-( ja zeil) en ski-toeren. Met de zeilboot naar de sneeuw en dan op de ski’s met geitenvellen eronder de berg op(anders glij je achteruit de helling weer af, niet een prettige manier van afdalen).
Eenmaal boven een ‘topslok’ , de geitenvellen van de ski’s af, muts over de oren, en dan naar beneden skiën, voor zover dat lukt, want daar is wel een speciale techniek voor nodig.
’s Avonds slapen in een comfortabele hut en daarvoor in de sauna en lekker eten.
Lijkt me wel weer eens wat anders als piste-skiën .
Sture en Enid hebben, met hun duikerpakken aan, de baard zeegras die Nika op de waterlijn en de schroef heeft laten groeien, met borstel en spons verwijderd.
Fantastisch , dat scheelt een halve knoop in snelheid.
Een wens om in de winter uit te kijken naar een duikerpak, lijkt me handig als we dit klusje zelf willen doen. Het water is hier echt te koud , om dat in je blote bast te doen.
Met hun maakten we een ruige berg-wandeling door hoog gras en struikgewas, waar we een slaap-plek van een eland met jong vonden. Overal groeien orchideeën, die we al bijna ‘gewoon’ beginnen te vinden. Een steile afdaling langs een beek was wel het mooiste deel van de wandeling; bosbessen snoepen, het geluid van het vallende water en de geur van de bergen.
Daarna de zelf-gezochte ( door Sture en Enid) mosselen gegeten met spaghetti en een glas wijn.

Onze schepen waren tijdens de wandeling vanuit de hoogte goed te zien, terwijl ze voor anker liggen, precies op de rand van de ondiepte. Precies op de rand was dan ook het probleem, want de volgende ochtend zat ons roer vast en dreigden we een beetje droog te vallen. De wind was gedraaid en het was eb aan het worden. Het inhalen en daarmee verkorten van de ankerketting gaf slechts tijdelijk soelaas, zodat we toch maar zijn vertrokken.
De Lille Polaris van Sture en Enid, had hetzelfde probleem.
In Indyrr hebben we afscheid van Sture en Enid genomen en zijn door gevaren naar de gletsjer.
Het is frusterend om in de fjorden steeds de wind tegen te hebben, opkruisen is niet een echte optie, vanwege de breedte van de fjorden en de stroom die vaak eerder tegen dan mee is.
In de pilots staat dat zeilen in de fjorden maar zelden een plezier is. Ik snap goed dat de Noren hier zo gek op motorboten zijn. Het is gewoonweg effectiever en sneller.
Het motortje zoemt op de achtergrond en we zijn onderweg naar Rodøy , misschien nog wat verder.
We zien wel , misschien kunnen we , als we de fjord uit zijn nog even zeilen.
Straks passeren we de zeven gezusters, waar ik in een eerdere blog over schreef.
Nu krijg ik een kopje koffie voor m’n neus gezet, tijd om te stoppen met schrijven.
Rob

bij de foto’s:
voor anker, de baard bewerken en de gletsjer

Een 'gevaarlijk' concert, middernachtzon en enge vissekoppen.


14 07 2008
Op de Lofoten is het mooi, heel mooi. Onze foto-toestellen maken overuren. Al bij nadering van Reine op Moskene-søy, ons reisdoel, zien we de grillige bergkammen omhuld met wolken als witbonte sjaals. De Mosk-straumen, de Maelstroom, een van oudsher tot de verbeelding sprekend wild stuk zee tussen de eilanden, hebben we, door er ruim omheen te varen, zonder veel problemen kunnen omzeilen. Door een combinatie van wind en een sterke stroom kunnen er draaikolken en steile golven ontstaan, waar volgens de oude verhalen hele schepen in konden verdwijnen. Edgar Allen Poe schreef er een eng verhaal over.
De bergkammen zijn steil en rijzen rechtstreeks uit het water op. De bewoonbare kustgedeelten zijn niet breed en de huizen staan deels op palen. Veel bergen zijn omringd door zee en staan min of meer los van elkaar.
’s Nachts worden de bergkammen gedeeltelijk verlicht door de laagstaande middernachtzon.
Ons tijdsbesef is behoorlijk in de war. In Nederland beginnen we meestal rond 11 uur ’s avonds te gapen, hier zijn we om 1 uur ’s nachts nog klaarwakker.
Tegen middernacht zijn we met het gehuurde autootje naar de bergen aan de noordzijde gereden om de zon te bekijken . Het was koud en de zon leek niet anders onder te gaan als op de Waddenzee, alleen dat ze niet onderging maar na een kusje op de horizon, er maar direct een zonsopgang van maakte.
Die avond was er een concert in het kerkje van Moskenes.
Het bleek een ‘gevaarlijk concert’.
We probeerden een plaatsje vooraan in de kerk te bemachtigen en dat lukte.
De kerk had een grondplan dat leek op een kruis, zoals in vele kerkjes die we hier zagen.
De muzikanten , drie violisten, twee hoornblazers en een bas met strijkstok, kwamen al spelend uit de vier hoeken naar het midden van de kerk waar ze zich opstelden voor het concert.
Een vrolijk stuk van Mozart, bedoeld voor feestelijke gelegenheden.
Nienke en ik zaten vlak bij het snijpunt van het kruis in het midden van de kerk.
Nu wilde het gebeuren dat de bassist ( die met zijn bas de rol van een veredelde Hoempapa speelde ) vlak voor me plaats nam. Zijn strijkstok die hij met zwier bediende, was gericht op mijn borstkas.
Nu worden muzikanten meestal niet erg goed betaald en als er iets extra’s aan de strijkstok kan blijven hangen is dat mooi meegenomen. Echter ik wilde niet dat extra’s zijn.
Tijdens het muziekstuk schoof de man met zijn strijkinstrument onder af toe vette knipogen naar het publiek en naar mij, steeds meer naar het midden van het pad. Hij was duidelijk de lolbroek van het ensemble, dat zich behoorlijk moest inspannen met de bepaald niet gemakkelijke partituur. De bassist, leek het niet zo moeilijk te hebben. Ik kon de muziek meelezen en inderdaad het was allemaal veel simpeler dan dat wat de violist te spelen had.
Ik drukte me naar opzij tegen Nienke aan en het moment dat ik aan de strijkstok geregen zou worden kwam steeds dichterbij. Het was een toneelstuk in een muziekstuk.
Een paar zure dames die het gebeuren misschien wel beschouwden als een regelrechte belediging aan het adres van Mozart, zonden afkeurende blikken naar mij, ook al beleefden de bassist en veel anderen inclusief mezelf er veel plezier aan.
Hij heeft me, vaardig als hij was met de strijkstok, geen moment geraakt, al was het op het randje.
Na afloop heb ik de bassist een hand gegeven en bedankt voor zijn fantasievolle interpretatie van het stuk.
Er zijn heel veel musea op de Lofoten, en we hebben er een paar bezocht.
Vikingmusea zijn favoriet en niet te vergeten musea die iets met vis te maken hebben.
In Moskenes zagen we hoe de kabeljauw verwerkt wordt tot stokvis en klipvis (een gezouten gefileerde variant van stokvis).
Een belangrijk uitvoerproduct is de stokvis, waarvan Italië en Portugal de grootste afnemers zijn .
Het droogproces geeft de de belangrijkste meerwaarde aan de smaak van de kabeljauw.
Hangend aan rekken en blootgesteld aan de schone buitenlucht, de zon, en de elementen krijgt de stokvis de typische kwaliteiten die zo geliefd is bij onze zuiderburen.
De enge vissekoppen worden afzonderlijk gedroogd en naar Nigeria verscheept.
Voor gebruik in de keuken worden ze net als de stokvis gedurende een dag of twee geweekt voordat ze in de pan gaan. Het wordt dan een special dish met pinda’s en rode pepers.
Het is maar waar je zin in hebt.
Eigenlijk wordt er maar een paar maanden in de winter en het voorjaar gevist . De kabeljauw trekt dan naar de Lofoten . Er zijn strenge regels en vangstbeperkingen, om te voorkomen dat de zee leeggevist wordt.
In een ander museum zagen we hoe in februari in de dertiger jaren in het halfduister tientallen roeiboten tegelijk uitvoeren om met z’n allen te vissen, deels met netten en deels met lijnen.
Een rauw bestaan, maar zeer winstgevend en voldoening schenkend als je de commentaren van de huidige vissers mag geloven.
Veel van de vissers waren seizoenarbeiders van het vasteland die gedurende het visseizoen in zogenaamde Rorbu’s verbleven, hutten aan het water die gedeeltelijk op palen staan. In het Noors staat ‘Ror’ voor ‘roei’ en ‘Bu’ voor gebouw of plaats. ‘roei-hutten’ zou ik er van maken.

Vandaag zijn we weer naar het vasteland gevaren , 55 mijl, over een rustige zee.
We liggen in Bodø een grote havenplaats en handelscentrum.
Dit wordt het vertrekpunt voor de terugreis.
Er staan 1482 mijl op de teller, dat is ruim 2660 km.
Deze afstand hebben we voor de terugweg eveneens te gaan.
Een beetje heimwee hebben we vooral naar Hollandse kaas, een tompouce van de banketbakker en iets lekkers uit de oven met een goed glas wijn. We hebben een oven aan boord, maar die gebruiken we zo weinig mogelijk omdat het gas hier in Noorwegen in andere tanks zitten dan die wij gebruiken en die tanks passen niet in onze boot. We doen het met de voorraad gas die we meegenomen hebben.
Morgen moet de was gedaan worden en de boot krijgt een schoonmaakbeurt.
Een paar dagen in Bodø en dan gaan we weer op weg.

Bij de foto’s;
wandeling bij Reine waar Nienke een kunstwerk de grond in drukt, het concert, de middernachtzon die de horizon kust en de enge vissekoppen.

De Poolcirkel en 'slecht weer maakt rauwe bonen zoet'.


De oude man in de karig gesorteerde landhandel van Støtt bewoog zich moeizaam en ik kon zijn gebroken duits nauwelijks verstaan. Hij was zichtbaar vergenoegd een paar buitenlanders te mogen verwelkomen. Zijn vrouw schoof nog snel een rek met een paar rotte bananen en oude groente de winkel in, misschien in de hoop dat wij er wat van zouden kopen.
Het brood was wat oud maar bleek van een dergelijke degelijkheid dat het weer lekker was.
Toen de man hoorde dat we van plan waren naar Røst te gaan, de meest zuidelijke eilandengroep onder de Lofoten, bromde hij iets onverstaanbaars, dat het misschien nog niet zo verstandig was gezien het weer. Maar toen we vertelden dat we met nog een ander schip samen zouden varen, knikte hij instemmend.
Zijn vrouw die ons gesprek mede had aangehoord, stond ons uitbundig uit te zwaaien op de kade, toen we langs voeren. Het voelde alsof we afscheid namen van een tante die we bezocht hadden.
Støtt is een vrijwel uitgestorven vissersgemeenschap, waar de oorspronkelijke bewoners geleidelijk vervangen wordt door zomergasten die daar een huisje hebben of laten bouwen.

We waren nog opgetogen over het passeren van de Poolcirkel de dag daarvoor. Er was helaas niets van een streep te zien in het water, zodat we er maar op moesten vertrouwen dat het aangegeven punt op de wal in de vorm van een monument, daadwerkelijk de plek van de poolcirkel markeerde.
Omdat ook onze oudste zoon bijna jarig was, hebben we voor deze ene keer tijdens het varen een glaasje likeur genoten en de beide zonen gebeld over onze passage.

De puntige pieken van de bergen om ons heen benadrukten nog meer het magische karakter van dit gebied. We zien steeds meer trollenachtige gezichten en monsterachtige dierenfiguren in de verweerde kolossen, die door de majestueuze Svartisen-gletsjer op de achtergrond worden overkoepeld.
Van de Duitsers die naast ons lagen op Røst, hoorden we dat het een indrukwekkende gletsjer is waar je met je schip heel dichtbij kunt komen.
De weerberichten waren redelijk, alleen de wind leek uit het noorden te blijven komen. Niet helemaal de goede richting voor Røst maar een Beaufortsterkte van 3-4 moest te doen zijn.
De tocht naar Røst begon verraderlijk kalm met een vrijwel vlakke zee. We hadden 50 zeemijl te gaan rechtstreeks van de wal naar het uiterste zuidelijke puntje van de eilandenreeks .
De luchten met windveren en hoge cumuluswolkjes( schapenwolkjes) veranderden voortdurend en we genoten van de helderblauwe vergezichten.
We hadden niet door wat er ons te wachten stond. De wind veranderde in een kwartier tijd van vrijwel windstilte naar een forse bries. Doordat de wind tegengesteld was aan de stroom , veranderde de zee in een woeste golven-deken die ons de tot nu toe hoogste golven liet beleven. Het zeil er bij zetten durfde ik niet aan, al was Nienke bereid om het te doen. Het schip maakte geweldige schuivers, waarbij het voorschip onder water dook. De afstand tot de eerste eilandjes van Røst was te overzien, en we besloten toch door te gaan, in de hoop onder de bescherming van de eilanden, minder hoge golven te krijgen.
Ik ben blij met onze sterke motor. In geval die ermee ophield( dat kan met een motor) hadden we een plan B die er op neer kwam dat we met de wind achterlijk naar Bodø waren gegaan. Dat was echter nog wederom 40 mijl varen, en niet een aantrekkelijke optie.
Schuin tegen de golven opboksend( ‘a gentleman never sails windwards’; die regel had ik blijkbaar aan de mijn bootschoen gelapt), bereikten we toch wel enigszins ontdaan de aanloop tussen de eilanden waar we in de haven op een goede plek aan een heel hoge kade konden afmeren.
Later lezen we in de pilot, dat “ Vestfjorden can be an unpleasant sea”.
We blijven lessen krijgen van de zee waar we steeds meer respect voor krijgen.
We hebben grote bewondering voor de mensen die hier in deze verlatenheid voor hun boterham, in het duister van zowel dag als nacht tijdens de wintermaanden, de zee op gaan om de visjes te vangen die een paar dagen later voor ons in de vakken bij AH liggen.
We raakten even aan de praat met een visser en zijn vrouw.
In de zomermaanden ligt de visserij stil. Het seizoen loopt van september tot en met maart.
Er wordt met lijnen gevist. Aan de lijnen zitten honderden haken met stukjes aas van haring. Dat aan de haken bevestigen van het aas doet de vrouw aan de wal. De lijnen worden uitgezet met een boei en na 2-4 uur weer opgehaald. Per dag wordt er zo’n 1000 kg vis gevangen, die deels vers , deels als stokvis, na een winter drogen aan stellages op de wal, naar allerlei landen wordt geëxporteerd.
Van een fotograaf op Røst kregen we een stuk stokvis om zomaar op te eten als was het een stuk kauwgom. Ik vond het geen genoegen, te vissig naar mijn smaak.
Vandaag wachten we tot de wind afneemt om daarna met wind uit de goede hoek verder naar het noorden te gaan, het eigenlijke mooie gebied, waar iedere Noor zo lovend over is.
Hier op Røst, gedwongen tot rust, zijn we niet zo gecharmeerd van het landschap, maar wel onder de indruk van de rauwheid van het bestaan.
Veel van deze plekken redden het niet en we zien veel leegstaande en vervallen huizen, vaak in bezit genomen door meeuwen, die met luid geschreeuw hun aanwezigheid kenbaar maken.
De natuur geeft en de natuur neemt, dat is hier goed te zien.
Bij aankomst hadden we geen vers eten meer behalve een koolrabi.
Een blik kalkoenragout van kerstmis en een noodrantsoen aardappelschijfjes van de Lidl om te bakken, smaakte zelfs goed. ‘Slecht weer maakt rauwe bonen zoet’.
Morgen gaan we misschien verder.
bij de foto’s:
het poolcirkel monument op Polarøya
een dwarsgetuigd schip bij Støtt,Røst en stokvis.

Over luchtspiegelingen een gat en veel wind.

Tonnes
Na een goede nacht op Leka , eindelijk prachtig zeilen.
We plannen om ’s nachts door te varen en de poolcirkel te passeren.
Het gaat geweldig, totdat ik rond 11 uur ’s avonds ontdek dat de accu’s bij het varen op de motor niet meer bijladen. We waren net Sandnessjøen voorbij, een grotere havenplaats met een werf.
Heel vervelend, maar doorgaan is niet handig, zo afhankelijk als je toch bent van goed functionerende techniek.
We vinden een plek waar we enthousiast worden opgevangen door 3 dronken Noren, die voordat we er erg in hebben aan boord zijn gestapt om het probleem op te lossen. Terwijl één van hen probeert Nienke te versieren duiken de andere twee de motorruimte in.
De diagnose is snel gesteld, de koolborstels van de dynamo zijn versleten, iets wat nogal onwaarschijnlijk is, omdat de motor nog niet zoveel uren heeft gedraaid.
Maar goed, met zachte hand en vele beloftes voor de volgende dag, hebben we hen van boord gekregen, waarna we toch maar zijn gaan slapen.
De volgende dag op pad voor hulp. Dat is moeilijk in vakantie tijd. Misschien kon er in de namiddag iemand komen kijken. Dus eerst maar eens zelf kijken . De grootste zorg was dat de dynamo kapot zou kunnen zijn. Ik heb een voltmeter, maar die werkte niet omdat de batterij leeg was. Nienke heeft een nieuwe batterij gehaald. Met de voltmeter bleek dat de dynamo genoeg spanning af gaf en de accu’s leken ook goed. Dat was een hele opluchting.
In overleg met trouwe Peter Tromp, die me telefonisch begeleidde, hebben we het euvel kunnen vinden, een slecht functionerend contact in één van de stekkers. Een beetje contactspray en de hele boot overhoop met losse panelen en verplaatste matrassen, loste het probleem op.
De accu’s werden weer opgeladen als de motor draaide.
Inmiddels waren we er allebei behoorlijk af, de stress over de storing had ons optimistisch plan om door te varen behoorlijk ondermijnd.
Tegen de middag krijgen we te horen dat er een stormwaarschuwing was afgegeven.
Omdat het alleen maar minder ging waaien besloten we, nadat we weer wat opgeknapt waren door een goede maaltijd met verse rekers( garnalen) alsnog te vertrekken om een paar mijlen verder te varen en dit niet erg aantrekkelijke plaatsje te verlaten. Rond 11 uur ’s avonds gaan we voor anker in Silen, een prachtige baai, waar we helemaal alleen liggen.
De volgende ochtend slapen we uit.

Maar laat ik eerst vertellen over de tocht voordat we de panne kregen.
De bergen zijn anders, puntiger en grilliger van vorm. We voeren door een gebied waar de oude Vikingen geïnspireerd werden tot het vertellen van verhalen, de oude mythen en sagen die van mond tot mond overgeleverd werden.
De vormen van de bergen liet hen van sommige denken dat het monsters, giganten en trollen waren die, door het ochtendgloren verrast, in steen waren veranderd. De trollen waren alleen ’s nachts actief, en moesten vóór het aanbreken van de dag hun holen weer opgezocht hebben.
Eén van die verhalen vertelt van Lekamøya die met haar 7 zusters, mensetende giganten, een bad nam in zee.
Een trol, Hestmannen, de “paardenman” zag wel wat in het lieftallige monster. Hij besloot om haar zo gauw het middernacht was te ontvoeren en tot de zijne te maken.
Toen de gezusters hem zagen aan komen, schrokken ze zich een hoedje , en namen de vlucht.
Ze raakten echter uitgeput en de 7 zusters van Lekamøya wierpen zich op de grond. Dat was nog niet het ergste , de dageraad brak even later aan en ze versteenden ter plekke tot de bergketen bij Alstahaug.
Lekamøya , had aanvankelijk nog wat puf over , en rende een stukje door.
Hestmannen, zag zijn buit ontsnappen, en dacht ‘ als ik haar niet kan krijgen dan schiet ik haar met mijn pijl en boog dood’, beter dood dan dat een ander haar krijgt.
De koning van de bergen, de beschermer van Lekamøya, gooide zijn hoed vóór de aansuizende pijl en verlegde daarmee de baan van de pijl , die zo zijn doel miste.
Lekamøya werd niet niet geraakt, maar werd evenals haar zusters, Hestmannen , de trol, en de hoed versteend door het ochtendgloren.
Hestmannen werd versteend tot de Hestmannenberg. Lekamøya tot Leka, en de 7 Gezusters tot de bergketen op Alsten. De hoed waar de pijl doorheen ging is Torghatten, de berg met het gat , die tussen de 7 Gezusters en Leka in ligt.
Dit hele verhaal hebben we, er langs varend, mogen aanschouwen en volgens mij klopt het.
De 7 gezusters zijn inderdaad te zien voorover uitgestrekt klampen ze zich vast aan de bodem. En met enige goede wil zie je hun gewervelde ruggen nog uitsteken.
De hoed met het gat is onmiskenbaar een hoed, een beetje groot misschien voor een niet met name genoemde koning van de bergen, mar het is een hoed.
De versteende Lekamøya op het eiland Leka vond ik moeilijker te herkennen, wellicht omdat ze erger dan haar zusters door erosie is aangetast.
Aldus de sage, die ik in verkorte vorm las in de pilot.
Nauwelijks Torghatten, de Hoed voorbij of we werden verrast door een wonderlijk fenomeen dat je eerder in de woestijn zou verwachten.
Het was warm en boven de scheren, de eilanden voor de kust aan de zeezijde, zagen we een weerspiegeling van de eilanden omhoog tegen een warme luchtlaag.
Op de horizon leken bruinachtige rechthoekige gebouwen te staan die in de warme lucht trilden.
Op een warme dag schijn je dit fenomeen bij weinig wind ook wel op het IJsselmeer te kunnen zien. Bootjes in de verte lijken dan een dubbelganger omgekeerd boven zich te hebben.
Het was een schitterde tocht.
Na een prachtige avond waar we in die wijde baai van Silen voor anker lagen en ons verbaasden over de zon die om 12 uur ’s nachts de berg verlichtte, maakten we ons de volgende ochtend op om die middag de poolcirkel te gaan passeren. Slechts 12 mijl waren we ervan verwijderd.
Er was opnieuw een stormwaarschuwing, maar die was er de dag ervoor ook. “Het zal wel weer meevallen, net als gisteren”, dachten we . We haalden de huik eraf en maakten alles zeilklaar. De wind was zelfs zuidwest, een mooi windje.
Nadat we de punt van het eiland hadden gerond, merkten we dat de wind naar het noordoosten draaide, en dat is nu net de kant op waar we naartoe wilden. Dus weer niet zeilen.
Vervelender was dat de wind alleen maar sterker werd. De motor duwde Nika dapper vooruit, maar de golven werden steeds hoger . Toen het te gortig werd, we hadden inmiddels windkracht 9 op de kop, kwamen we tot de conclusie dat het niet prettig meer was. Een plan B hadden we nog niet, en teruggaan naar ons mooie ankerplekje was een optie, maar 9 mijl terug met deze steeds hogere golven leek me minder aangenaam.
We voeren op een kust af die in de luwte van de wind leek te liggen.
Ik zag een paar mastjes en vond een inhammetje op de plotter waar ook een haventje leek te zijn.
Aanvankelijk zagen we geen ingang, het water spatte met geweldige kracht over het schip. Met behulp van de plotter konden we gelukkig de ingang vinden.
De golven waren verdwenen, maar de wind niet.
Een box die ons aangewezen werd door een aantal schippers aan de wal, zag ik niet zitten omdat de wind ons opzij drukte en ik geen ruimte had om het schip er voor te draaien. Bovendien was het een box met wiebelende vingersteigers, die je boot kunnen beschadigen.
Een vissersschip, dat helaas wel aan lagerwal lag, bleek uiteindelijk de beste plek om aan te leggen.
In een loeiende vlagerige wind van opzij, plakten we Nika tegen de visserman en en waren blij dat we het gered hadden.
De zwemvesten af , de pakken uit , en een boterham eten.
Gelukkig geen schade, de stootwillen vangen de klappen op.
Morgen zien we wel weer verder.
De poolcirkel blijft nog wel even liggen.
op de foto’s:
de 7 zusters, de hoed, Hestmannenberg en de luchtspiegelingen( bovenste foto).


Rørvik , Drieteenmeeuwen en Leka.


02-07-2008

Vanochtend vertrokken we uit Rørvik en namen voorlopig afscheid van de 2 duitsers, Manfred en Beate, die hier een paar dagen moeten wachten op een opstapper.
Rørvik heeft een merkwaardige tegenstrijdigheid. Het is erg dorps maar er staat wel een hypermodern museum. We waren er snel uitgekeken. De vorm van het gebouw dekte de inhoud niet; ambitieus van opzet met veel technologische grapjes , maar wat er werkelijk inhoudelijk te zien was viel tegen. We weten inmiddels wel dat er in Noorwegen Vikingen hebben gewoond , die met hun bootjes ver de zee op gingen en dat Noorwegen veel in vis doet, weten we ook. We zijn het meest onder de indruk van het landschap van dit prachtige land. Voor de cultuur moet je ,denk ik, meer in het zuiden van het land of in de universiteitssteden zijn.
Rørvik had iets spookachtigs, de sfeer deed ons denken aan de film “the Birds” van Hitchcock.
Overal om ons heen zaten meeuwen ( Drieteen-meeuwen) op de daken , en hadden daar hun nesten gebouwd. Het gekrijs was doordringend en dreigend. Zeker wanneer je dichterbij kwam. Sommige gebouwen waren volledig overdekt met nesten en leken door de meeuwen in bezit genomen te zijn.
De meeste gebouwen, waar de nesten op zaten, waren gewone huizen. We duiken als ze overvliegen onwillekeurig met ons hoofd weg. Het lijkt mij niet zo prettig om het voortdurende gekrijs op je dak te moeten verdragen. De Noren lijken er zelf geen last van te hebben. Nou zijn de Noren naarmate we noordelijker komen uit zichzelf niet bepaald spraakzaam, misschien hebben ze zich voor dit soort geluiden ook afgesloten.
Kraaien en andere vogels zie je nauwelijks en de vissen maken geen geluid, althans niet boven water.
We liggen op Leka, dat ons in de haven qua geuren en geluiden van de vogels aan een waddeneiland doet denken. Nienke zag een Tureluur, en een ‘museum’, een oud vervallen pandje , met spulletjes , die ‘malle Pietje” , de boezemvriend van Swiebertje, met liefde had willen verhandelen.
Bij eb zien we delen van de kust droogvallen, die lijken op een droogvallend wad. Tot nu toe zagen we bij lage waterstanden alleen maar rotsen.
Het verschil in waterstand tussen eb en vloed is naarmate we noordelijker zijn gekomen, steeds groter geworden en bedraagt hier zo’n 2 meter.
Onderweg zien we solitaire papagaaiduikertjes, Puffins zoals de Engelsen zeggen, een naam die ik veel leuker vind klinken.Echt dichtbij hebben we ze nog niet goed gezien, meestal duiken ze snel onder.
De Puffin behoort tot de familie van de Alken. Ze zijn als volksvermaak op Helgoland uitgemoord. De vogels die naar hun nesten vlogen om hun jongen te voeren werden vanuit bootjes op zee beschoten.
Opmerkelijk is dat een jonge of alleenstaande Puffin, als pleegouder de zorg over het nest overneemt, wanneer de ouders iets overkomt, iets wat ook bij een aantal andere vogelsoorten schijnt voor te komen.
Op de Faroereilanden, worden de vogels bejaagd om ze op te eten. In plaats van kip krijg je dan een gebakken Puffin op je bordje.
Zowat de hele Alkenfamilie is langdurig met uitsterven bedreigd geweest, omdat mensen de eieren raapten, en de vogels vingen ter consumptie. De Alk verweert zich nauwelijks als je ze benaderd en laat zich zomaar pakken.
Pinguins hebben veel van de gewoontes die Alken ook hebben. Alken kunnen vliegen, al is het nog maar net met hun korte vleugels. Met hun vleugels kunnen ze ook onder water goed uit de voeten, waarbij ze die laatsten gebruiken als roer. De Pinguin is zijn vliegvermogen kwijtgeraakt. Ik vraag me af of Pinguins ook tot deze familie behoren.
Mijn ornithologische kennis schiet te kort, wie weet het?
De Puffin heeft ons met zijn onbeholpen gedrag en zijn grappige uiterlijk vertederd. het zijn net kleine eendjes met een gedrongen lijfje, grote zwempoten en een heel karakteristieke felgekleurde gestreepte snavel, die alleen in de broed-periode zo mooi is ( Ik hoop er nog eens een van dichterbij op de prent te krijgen).
De meeste vogelboekjes geven een uitgebreide beschrijving als het je interesseert.
De aardbeien zijn verrukkelijk.
Het water is turquoise van kleur en de lucht heeft een frisse knisperende droogte, nu het niet regent.
Over een paar dagen hopen we de poolcirkel te passeren.

Over hoge golven en havenleed.



Bud 25 06 2008

Statt hebben we achter ons.
Van Maløy voeren we in één ruk door naar Alesund, 62 mijl, meer dan 100 km.
Eigenlijk viel het wel mee, de golven waren hoog, we denken zo’n 2 meter, en de wind was tegen. Jan van Genten begeleidden majestueus vliegend onze tocht. Veel ruimte om te kruisen was er niet en het venijn zat in het laatste stuk bij Statt, waar we een stuk over open zee moesten voordat we de fjord weer in konden duiken.
Nika duikt een golf in en het zeewater spat aan beide kanten van het voorschip uiteen , maar ook in je gezicht als je niet goed uitkijkt en niet op tijd wegduikt achter de sprayhood.
Het zijn enorme klappen en ik probeer me voor te stellen, hoe dat is als de golven nog hoger zijn.
We zijn gespannen maar niet bang, het schip doet het zó goed , dat het, ondanks dat we enorm hobbelen , toch heel veilig voelt. Gelukkig zijn we niet zeeziek. Eigenlijk is het best leuk om te merken dat het schip de golven zo goed neemt. Jeroen zei al, jullie hebben nog niet door hoeveel het schip kan hebben.
Eenmaal voorbij Statt konden we de fok erbij trekken waardoor we een extra steuntje kregen in de golven. Daarna was het het weer ‘zeilen op en zeilen eraf’, wegens de sterk wisselende windrichting en windsterkte. Een moedige Duitser probeerde in de fjord tegen de wind in te kruisen, ik weet niet of hij inmiddels aangekomen is.
Eigenlijk zouden we niet zover doorvaren, maar Alesund kwam steeds dichterbij en de verlokking van een veilige binnenhaven, met slechter weer in het verschiet was te groot. 11 uur aan één stuk doorgevaren, kwamen we rond 9 uur ’s avonds in Alesund aan. De Duitser die een paar dagen eerder voor ons uit was gevaren, diegene met wie we ook het uitstapje in het Sognefjord hadden gemaakt, lag daar ook , ditmaal met zojuist gearriveerde vriendin.
De regen-goden waren in hun nopjes, het regende de hele dag.
Een Noor presteerde het om in de vroege ochtend langszij te willen komen, toen we ons net nog eens lekker in bed omgedraaid hadden, gesterkt om te blijven liggen door het geluid van de aanhoudende regen en de wind. Hij was alleen en klopte met de pikhaak op ons dek.
In dit soort situaties ben ik traag van opstaan.
Nienke repte zich in haar nachtpon naar buiten, en werd kletsnat tijdens het aanpakken van de lijntjes. Wij noemen dit ‘havenleed’. Gelukkig kon ik haar achteraf troosten, iets waar ik meestal minder traag mee ben.
Alesund is een prachtige stad. Nienke moest, als ze naar de gebouwen keek, denken aan Stockholm.
In 1904 is 70 % van de huizen bij een gigantisch brand in de as gelegd. Talloze mensen raakten van het ene op het andere moment dakloos.
Met veel locale en provinciale hulp is de stad in 3 jaar( !) herbouwd met vele prachtige in Jugendstil opgetrokken huizen.
Toch zijn we er niet lang gebleven, we moesten de kans pakken om bij het aanstaande gunstiger weer verder te gaan.
De volgende dag zouden de buren waar we tegen aan lagen om 11.30 uur vertrekken.
’s Ochtends waren we al gewekt door de buitenop-liggende buurman die om 5 uur vertrok, zonder dat aan ons te melden. Gestommel op dek, lijnen die losgemaakt worden en motorgebrom, behoren eveneens tot het havenleed.
Terwijl ik brood haalde bij de bakker, bestond het de buurman om rond 9.30 uur plotseling te willen vertrekken, terwijl zijn vrouw net de jas aan had om nog even een stadswandeling te maken. Manlief en vrouwlief hadden blijkbaar een onenigheidje, waarvan hun gasten konden meegenieten.
Nienke klaarde onder druk in haar eentje de klus en was zeer ontstemd.
Er moest ook nog diesel getankt worden.
Een Noor met een grote motorboot, nam de tijd, zodat we bijna een uur voor de pomp lagen, steeds verontwaardigder, dat het zo lang moest duren.
Toen hij eindelijk weg was , vroeg Nienke de pompman of hij de meter op nul wilde zetten. waarop ze te horen kreeg ‘te moeten wachten’.
Inmiddels was bij Nienke het kookpunt nabij, en begon er al rook uit haar oren te komen.
Nog geen minuut later zien we de man van de rondvaartboot, die achter ons lag, de slang van de pomp afnemen en er mee naar zijn boot lopen.
Nienke was perplex, en ik ontplofte plaatsvervangend voor haar.
De man verontschuldigde zich en Nienke, nog na-rokend, liet een halve liter diesel uit de slang over het teakdek lopen. Iets waar wij niet bepaald blij van werden. Dat alles in de stromende regen, wat uiteindelijk een gelukje bij een ongelukje bleek. De dieselolie bleef op het natte dek liggen en was redelijk makkelijk weer te verwijderen.
Nog mopperend kozen we uiteindelijk het ruime sop.
Ondanks de buien, waar veel wind onderuit kwam, hadden we toch een prachtige zeildag.
Het laatste stuk naar Bud, ging weer over een gedeelte open zee. Met dubbelgereefd grootzeil, en een bulletalie aan de giek, dansten we over soms 3 meter hoge golven met de wind van achteren , richting de haven. Een klein zenuwachtig zwemmend papgaaiduikertje liet zijn kontje zien en dook onder water.
Een prachtige zeildag na een bewogen ochtend, gaf ons een heerlijke uitslaap-nacht, en de volgende ochtend de zon.
Lunch in de kuip, de was gedaan, de boot schoon.
Morgen gaan we weer verder.

Zee-nomaden, of toch een doel.


Maløy 21-06-2008
Tot nu toe hadden we wel de hoop heel noordelijk te komen, maar telkens was er ook weer die gedachte, we zien wel hoe ver we komen. Hebben we een doel of laten we het komen zoals het komt? Proberen we ons zoveel mogelijk aan de omstandigheden aan te passen of richten we ons toch naar een plan?
Zoals ik in het vorige blog schreef; we weten het even niet.
In die min of meer vrijwillig gekozen impasse, gebeurt het dat we, ondanks het deprimerende weer, en misschien wel dankzij de tocht door het , in onze waarneming, meest onherbergzame fjord tot nu toe, een zeearend zien.Een grote roofvogel , bruin met een witte staartpunt.
Hij vliegt met rustige vleugelslag in de richting van de rotswand en lijkt erin te verdwijnen. We zijn er allebei zeker van , een zeearend , en hij of zij brengt ons zomaar in een andere stemming . De kou en de regen, de wind die steeds uit andere hoeken komt, de kluiver uitrollen, de kluiver inrollen, te veel wind , te weinig wind, het maakt niet uit , we zijn even helemaal in het moment. Gefascineerd door het besef dat deze vogel, waarschijnlijk op zoek naar voedsel voor zijn jongen, hier in dit onherbergzame oord kan bestaan. Hij is er gewoon.
Hij heeft een taak , in leven blijven en misschien ook wel leven geven.

Eenmaal in Maløy aangekomen meren we af achter een Norenechtpaar, dat kort voor ons op de steiger afmeerde met hun 37 voeter.
We maken een praatje. Waar komen jullie vandaan? Zij stellen dezelfde vraag.
Ze komen van Bodø een plaats 450 mijl naar het Noorden, vlak bij de Lofoten.
Wij antwoorden met “wij weten nog niet of we dat halen”.
De man vertelt dat hij de Hutting, ons schip, wel kent. Hij doet het motor-onderhoud van een Hutting 44, het schip van zijn schoonzoon. Een maand geleden had Tjerk Hutting ons verteld van deze man, die eveneens in Bodø woont en het fantastisch zou vinden als we met ons schip daar zouden langskomen. Deze mensen, zijn schoonouders, komen tegelijk aan dezelfde steiger liggen, zij vanuit het verre Noorden en wij vanuit Nederland, een ontmoeting als was het afgesproken, ergens op een punt van een lijn die ruim 2000 km lang is.
Ons magisch denken kan dit niet negeren, dit is een vingerwijzing, dat we wel degelijk een doel hebben. Het gesprek met hun is van korte duur, en slechts even later spreek ik hem nogmaals op de steiger, waarbij hij me nogmaals op het hart drukt ,dat we echt verder moeten gaan naar de Lofoten.
“You wil regret it , if you not go there”. Terloops vertelt hij nog even dat het daarboven nog veel moeilijker is om te navigeren, door de sterke stroom, de wisselende winden en de vele ondieptes.
De drukte om Statt glimlacht hij weg met de woorden “no problem”.
We zijn weer een stuk wijzer geworden.

De uitdaging om verder te gaan is als de talloze watervallen die we onderweg zagen, al dat water stroomt en valt naar beneden. Oppervlakkig gezien dient dat geen doel. Nader beschouwd, wordt dat water in de zee opgenomen, verdampt , wordt wolk en regen, en wederom waterval.
We gaan verder om terug te keren tot waar we vandaan kwamen.
Laten we gaan.

We weten het even niet.



Florø 20-06-2008
Twee dagen plenst het en waait het.
Noorwegen op zijn best, volgens de Noren die we spreken.
De wind aan de zuidkant van het eiland zweept de golven hoog op, wij liggen aan de andere kant, heel rustig in de haven. Alles is grijs en de bergen om ons heen worden aan het zicht onttrokken.
We zijn er beide wat donker onder, de snelle daling van de luchtdruk verneem ik aan een toenemende pijn in mijn nek-spieren ,als was het een zware last die ik moet dragen.
We slapen beide niet geweldig. Nienke droomt van zeepbellen die over het water worden uitgeblazen. Ik lig wakker met een terugkerend, niet te vatten beeld van hoe ik een landvast om een bolder leg, zodanig dat die zich niet vastklemt, als ik hem weer los moet maken.
De volgende dag blijkt dat leggen van een landvast om een bolder, wanneer ik het nog eens probeer met een dun touwtje, kinderlijk eenvoudig en ik snap niet waarom ik ’s nachts zo’n herhalende gedachte niet los kan laten. Zijn dit de zorgen van een zeiler, die zich met moeite kan neerleggen bij het idee, niet verder te kunnen door de weersomstandigheden? Of heb ik moeite met het aangaan van een nieuwe uitdaging, het ronden van weer zo’n gevaarlijke kaap bij Statt, een westelijke kaap, waar de golven bij zuidwesten wind zo gevaarlijk zijn dat er door de Noorse reddingmaatschappij
3 keer per week een escorte wordt georganiseerd, voor schepen die de kaap willen ronden?
Ik vroeg het aan een man van de “redningsselskappet”. Hij zei: de meeste Noren zijn motorbootvaarders, die zo snel mogelijk ergens willen zijn via de kortste route.
Bij Statt moet je dat niet willen.
De raarste golven staan daar vlak bij de kust, ook al is de gemiddelde diepte daar voldoende.
10 mijl verder op zee heb je veel minder last van die onberekenbare golven, die veroorzaakt worden door de zeer onregelmatig gevormde zeebodem, een berglandschap onder zee. Al bij weinig wind uit zuidelijke richting, worden de golven bij die kaap gevaarlijk .
Ik denk dat we het beste de veilige weg kunnen kiezen, een flink stuk de zee op en dan met een redelijke wind uit de goede hoek de kaap voorbij varen. Tenslotte hebben we de tijd.

Vandaag konden we gratis mee-eten. In het dorp stonden tientallen tafels aaneengesloten in de hoofdstraat opgesteld. Het is de dag dat de plaatselijke vis-bedrijven de bevolking een gratis “sild-
maaltijd”aanbieden: Haring in sausjes met brood, koude aardappelen in de schil, alcoholvrij bier, water en appelsap met prik.
Iedereen kan aanschuiven en we werden door meisjes met latex-handschoenen aan en lieflijke glimlachjes op bediend.
Een bandje speelde Noorse populaire deuntjes die de mensen meezongen. “What shall we do with the drunken sailor”was het enige liedje dat we konden mee-brullen, al was er in het hele dorp, dat toch krioelde van de mensen, geen enkele dronkelap te zien, maar misschien was die nog niet op de been.
Tijdens het glas wijn dat we ons gunden in de plaatselijke kroeg, maakten we foto’s van elkaar, en lachten ons een kriek om de ingevallen wangen en de uitgezakte onderkinnen, die op onze leeftijd, zijn gaan behoren tot het fysiek. Om ons heen kijkend waren we er nog niet zo slecht aan toe. De meeste Noorse vrouwen hebben de facelift nog niet ontdekt. Gelukkig maar, een rimpeltje hier of daar, laat dan wel zien dat je ouder bent , maar geeft ook het gelaat nu net dat stuk karakter dat het ene mens onderscheidt van de ander. Een lach is dan ook een echte lach en niet een grimas in een glad-getrokken Pierrot-masker.
Na enige tijd hadden we het wel gezien en ik vond het, wat verkleumd door nattigheid en kou, heerlijk om me weer in de warme buik van ons schip te nestelen.
Hoe gaat het verder?
We weten het even niet.
Er is even “niet weten”.
Morgen komt de zon, zeggen ze.

op de foto’s de gratis maaltijd tafel met aanhang en de sterke arm op pad naar het politiebureau.

Een uitstapje en verwarring.


Florø 18-06-2008
Vanuit Leirvik was het het een klein stukje met de bus naar Rysjedalsvika, een gehucht waar de snelboot uit Bergen een bliksem-stop maakt . De kaartjes-mevrouw zorgde ervoor dat we als enige extra passagiers mee mochten. We gaan naar Balestand een oud plaatsje in het Sognefjord, waar Kaiser Wilhelm in 1905 ook al was geweest( hij was dol op Noorwegen net als die man uit de 2 de wereldoorlog met dat snorretje). Hij heeft er een monument laten bouwen.
De loopplank van de snelboot werd razendsnel uitgelegd, wij in draf aan boord, en weg waren we.
We werden vergezeld door Manfred, die even genoeg had van het zeilen en in was voor iets anders.
Hij is met een opstapper op weg naar Alesund, waar een crew-wisseling plaatsvindt , de opstapper eraf en zijn vriendin erop.
De kaartjes waren duurder dan we verwachten, maar de katamaran die ons meenam voor het tochtje van 50 mijl in 1 ½ uur ,leverde wel waar voor zijn geld.
Met bloedstollend geraas en snelheid stuiven we over het fjord, dat volgens de piloten in de cockpit, op sommigen plaatsen 1300 meter diep is. Raar idee , aan beide kanten bergen die hoog oprijzen tot 1500 meter en een zee met een diepte onder je, nog eens 1300 meter naar beneden.
De boot zat vol met Amerikanen en Japanners.
Een wonderlijk uitgedoste oudere Amerikaanse dame( roze hoed over ogen, iets wapperigs om haar lijf en knalrode nagels) betimmerde haar laptop met groot enthousiasme, waaruit we concludeerden dat ze mogelijk reisverhalen schrijft voor een glossy tijdschrift.
Zij leek ook interesse in mij te hebben want ze bleef me hinderlijk aanstaren en sprak me aan of ik wist wat Sognefjord betekende. Nee dat wist ik niet en ik zei dat ik geen Noor was.
Teleurgesteld droop ze af, en verdiepte zich weer in de toetsen van haar laptop.
De Japanners zijn een hoofdstuk apart, als een school vissen met witte petjes en een fototoestel om de nek, zwermen ze bij aankomst uit op de kade. Een onzichtbare schooljuf houdt hen bij elkaar. Voor het hotel moesten papasan en mamasan op de foto, het liefst er ernstig bij kijkend.

Wij maakten een prachtige wandeling en enigszins afgemat , na de vele stijgingen en dalingen lieten we ons de zelfbediende thee op het terras bij de kade goed smaken.
Zelbediening staat in Noorwegen hoog in het vaandel. De etablissement-houdster wijst je aan waar het staat, wel eerst betalen graag. Alles overigens heel vriendelijk , maar wel wat op afstand. Ik ben dan ook niet geneigd om een fooi te geven.
In Noorwegen is de deelname van vrouwen in het arbeidsproces een heilig moeten. In het bedrijfsleven zijn zo’n 40% vrouwen werkzaam, ook op hoge posten. Vrouwen moeten gelijkwaardig zijn aan mannen, en mannen moeten hetzelfde kunnen als vrouwen. Iets als alimentatie na een scheiding bestaat niet voor de vrouw zelf, hoogstens voor de kinderen.
Dat betekent dat het heel gewoon is dat een vrouw na een scheiding volledig voor zichzelf zorgt en in het arbeidsproces betrokken blijft. Zwangerschapsverlof duurt 9 tot 11 maanden en als er geen kinderopvang in het bedrijf is wordt dat een jaar lang door de staat betaald.
De regering bestaat gemiddeld uit de helft vrouwen en de gemiddelde leefttijd is zo’n 15 jaar jonger dan b.v. in Nederland.
Mannen en vrouwen lijken zo zeer op elkaar, dat de erotische spanning tussen de seksen afwezig lijkt. Een buitenlandse vrouw op een hoge post beklaagde zich , dat ze, als ze zich echt vrouw wilde voelen, dat alleen kon, door met een Fransman of een Italiaan te praten.
Dit alles las Manfred ons voor uit een boekje: ‘Gebruiksaanwijzing voor Noorwegen”, gezeten op een bankje na een steile klim.
Gisteren zijn we tot Florø gekomen, een prachtig zeiltocht door een heel gevarieerd landschap.
De wind wisselde voortdurend naar sterkte en richting, maar meestal was hij zuidwest , een unicum na al die noordelijke tegenwind.
Vlak voor Florø werden we nog even in verwarring gebracht.
Twee bakens, één met een groen licht en één met een rood licht en daar tussen een steenhoop met daar eveneens een baken op. De vraag was, hoe moeten we hier langs? Iets verderop staat ook de beroemde vuurtoren Stabben( 61º 36 noord, 4º 57 oost). De regels aanhoudend zou je in dit gebied het groene baken , varend naar het noorden aan stuurboord moeten houden, en de het rode baken aan bakboord. Maar dat zou een aanvaring met de steenhoop betekenen, iets wat ons toch geen optie leek.Na het bestuderen van kaart en plotter, kwamen we tot de conclusie dat het niet uitmaakte langs welke kant we erlangs zouden varen , overal was het diep genoeg, behalve dan bij die steenhoop. Waarom ze daar niet een kardinaal-ton hebben gelegd snappen we niet. Het zou een stuk duidelijker zijn geweest.
Eenmaal er voorbij was het ‘a piece of cake’. Een mooie beschutte haven , mooie steigers, elektriciteit en water . We deden onze gebruikelijke klusjes als we aankomen; grootzeil onder de huik, alle touwtjes opbergen, de instrumenten uitzetten, kaarten en pilots opbergen, controleren of de ballen goed hangen, een extra spring uitbrengen, noteren hoeveel mijl we hebben gevaren en de motor-uren opschrijven.
Voor een happy hour was het te laat, dus eten koken en dan daarbij een slokje.
Gisteravond begon het te regenen.
En dat doet het nu nog, gestaag regent het door en het ziet er grijs uit.
Nienke doet een wasje.
Het dorp verkennen stellen we uit tot het droger wordt.