Aan boord maar nog wel koud en nat.

Twee nachten waren voldoende om te wennen. Eigenlijk was het geen wennen maar een aaneenschakeling van herkenningen. We bewegen ons aan boord als waren we niet weg geweest. Op het juiste moment bukken onder de beugel van de sprayhood en net dat richeltje missen bij het omdraaien in de badkamer zijn de inmiddels ingeslepen patronen van vorig jaar die er voor zorgen dat we ons zonder blauwe plekken kunnen vertonen op het bovendekse, daar waar we eerder de kans lopen om onze tenen te stoten aan rails, scepters en ander noodzakelijke uitsteeksels die een zeilschip nu eenmaal nodig heeft om zijn taak te vervullen.
Ja, we zijn blij weer in de vertrouwde omgeving van het schip te verblijven. Het vakantiehuis was prima, maar het zijn toch niet je eigen spullen en die beginnen we na zo’n aantal maanden wel te missen.
De kou en de nattigheid drukken nog wel het enthousiasme om uit te varen, maar Nika, in topconditie, trappelt van ongeduld om weer uit te varen. Een paar kleinigheden die nog moeten gebeuren: de juiste spanning moet op de verstaging ingesteld worden en het dek moet nog een keer geschrobd.
René Vleut heeft een nieuw boek geschreven over de Oostzee. Wat hij tijdens zijn lezing bij Datema in Amsterdam vertelde over de oostelijke staten, Letland, Estland en Litouwen, sprak ons niet erg aan. De gebrekkige havens, vaak in de buurt van industrie en vervallen gebouwen, deden ons te veel denken aan de Oostbloklanden die we in de jaren 80 en 90 bezochten in verband met lesgeefactiviteiten (een te groot contrast met al dat moois dat we in Noorwegen zagen). Enthousiaster waren we over wat René ( helaas naar onze smaak te summier) vertelde over Gotland en de oostkust van Zweden en Finland, het gebied waar we dit jaar naar toe willen.
Het is druk op de werf, alle schepen moeten voor Pasen het water in. Buitenlandse bezoekers en potentiële kopers frequenteren de werf om te kijken en te informeren. De 45voeter in aanbouw is vrijwel klaar en gaat volgende week voor het eerst in haar prille leven natte voeten krijgen. 45 voet blijkt een populaire maat, dit is het derde schip van dit formaat in nog geen 2 jaar.
Om ons heen groeit de populatie Futen en Scholeksters met liefdesperikelen. Er wordt heel wat ‘kopjegeschud en buikjegedrukt’ door de Futen . Wat de Scholeksters in hun erotisch tweespel doen behalve eensgezind naast elkaar op één poot op de nok van de daken staan en af en toe een gil slaken is me niet duidelijk. Op het vakantiehuisterrein hebben de konijnen hun vruchtbaarheid al weer bewezen. De eerste jonkies, niet groter dan een uitgestrekte hand, namen hun eerste aarzelende hapjes gras om daarna snel weer in hun hol te verdwijnen.
Deze maand blijven we nog in Nederland. De bezoeken bij de tandarts ter restauratie van onze gebitten moeten nog afgerond worden en mijn nieuwe ‘beter horen-wonder’ moet nog afgeregeld worden gedurende een mij nogal ruim bemeten lijkend aantal bezoeken aan de audicien.
Als het weer en de wind het toelaat vertrekken we in de eerste helft van mei naar Thyboron, om van daaruit door te steken naar de ander kant van Denemarken. Daar zakken we langs de westkust van Zweden af naar het zuiden. Vervolgens om de zuidpunt van Zweden weer naar het Noorden waar we in juni/juli Stockholm willen bezoeken. Vandaar steken we dan over naar Finland langs de Aland-Archipel, die erg mooi moet zijn. Of het allemaal zo zal gaan, weten we niet, er is in ieder geval wel het plan om zover te komen.
Er wordt de komende week mooi weer voorspeld, dat wordt de lappen hijsen en zeilen. Het werd tijd.
bij de foto: Nika op weg naar haar element, ze gaat te water.

lentewerk op de werf


Het is zover, ze ligt er weer in. Nika heeft haar winterslaap goed doorstaan. Het in de loods verzamelde stof op haar dek en potdeksel is weggeveegd, haar romp glanst als een zojuist ontdopte tamme kastanje en na haar opgelegde zweefvlucht in de hefkraan heeft ze zich als een prinses in haar element neergevlijd. Nog verstoken van haar zeilen ligt ze in de voorjaarszon tussen de palen in haar box. Een passerend vroeg zeilschip geeft haar met zijn hekgolf een gemoedelijk duwtje, waardoor haar spiegel zachtjes omhoog komt. Een beweging naar voren wordt verhinderd door de landvasten die haar op haar plaats houden.
Opnieuw ben ik verrukt van haar lijnen als ik naar haar kijk, zonder buiskap is ze nog mooier. Er is veel gepoetst en geklust door ons beide, zowel binnen als buiten. Een schip is uiteraard niet meer dan een ding, maar door wat ze ons het afgelopen jaar heeft geboden is Nika meer dan een ding geworden. De zorg voor haar conditie kunnen we niet afdoen als onnodig, als onbelangrijk, tenslotte verlangen we van haar dat ze ons opnieuw gedurende 7 maanden gaat dragen. In de hectische periode die de werf ieder jaar in de lente doormaakt, zijn we slechts een eenling onder de schepen die allemaal , liefst voor de Pasen, het water in moeten.
Met onze neus erboven op volgen we de toch best ingewikkelde handelingen die Geert en Thijs moeten verrichten om het schip vaarklaar te maken. Het opzetten van de mast vergt de grootste nauwkeurigheid en oplettendheid. Zonder teamwork zou dat niet lukken.
Deze week en de volgende bereiden we ons voor om het vakantiehuisje dat we deze winter bewoonden te verlaten en het schip bewoonbaar te maken. Dit jaar zal het wat makkelijker gaan, we deden het eerder, en we hebben minder spullen om op te ruimen. Het leven is in materieel opzicht simpeler geworden.
Door het volgen van een meditatie cursus hebben we een nieuwe dimensie aan ons dagelijks leven toegevoegd. Ik merk dat zoiets eenvoudigs als ‘bewust lopen’ een effect op mijn gemoedsrust kan hebben. In een wereld waar we overstroomd worden door informatie zijn de momenten van bewuste aandacht als honing voor de geest.
Vóór het eind van de maand is Nika weer ons varend huis.
Daar houden we het op.

Het aankomst-gat en wat gaat komen.

Een week zijn we in Nederland en liggen in onze voor-malige woon-plaats.
Het voelt vreemd en vertrouwd tegelijk.
Ons oude huis staat er nog en is nog even leeg als toen we er uitgingen, een jaar geleden.
Ons huidige huis, het schip, ‘us Nika’ is op een verwarrende wijze even minder thuis als tijdens de reis in Noorwegen. Het lijkt wel of we haar ontrouw zijn door in Sneek te verkeren.
Het lopen door de straten, de gang naar de markt, de mensen, zelfs het anders zo veranderlijke weer lijkt op afstand.
De ervaring van ‘thuiskomen’ en ‘er weer zijn’ is anders dan wanneer we terugkwamen van vakantie.
We hebben nu de neiging om gauw door te varen, alsof we hier in iets vastgezogen worden wat we niet meer willen, iets wat zich aan ons opdringt.
Het vertrouwde met andere ogen bekeken, een andere werkelijkheid.
Op de markt staan dezelfde stalletjes , met dezelfde mensen. Ik loop er tussendoor en vermijd de mensen, de blik afgewend om niet aangesproken te worden, of herkend te worden.
Is dit het gevoel van een zeiler die na maanden zijn oude woonplek weer bezoekt?
Na de verwerking van de ergste vermoeidheid van de 48 uur durende overtocht en de blijdschap over het zonder kleerscheuren bereiken van Lauwersoog, kwam het besef dat er een eind is gekomen aan een schitterende reis en ook het besef dat er iets van het gewone leven ons zeilers-bestaan binnendringt wat we al die tijd niet hebben gemist.
Inmiddels hebben we wat van deze verwarrende gevoelens een plek gegeven, en zijn nu , eerder dan we een paar weken geleden dachten, aan het zoeken naar een vakantiehuis voor de winter.
Een nest waar we, als het kouder wordt, en de boot te dampig, ons warm kunnen verschuilen tegen najaarsstorm, natte sneeuw en vorst.
Het schip gaat in november in de loods, voor een welverdiende rustperiode. Haar buik krijgt een nieuwe laag antifouling de gelakte delen boven op het dek een opfrisbeurt. De motor krijgt een beurt en kan zich verheugen op een verse slok olie.
Afgezien van wat kleine storingen aan de elektronica heeft het schip nauwelijks problemen gehad. De UV-stroken ter bescherming van de opgerolde voorzeilen, vertonen overal scheuren en gaten waar het goede zeildoek doorheen schemert. In de winter mag de zeilmaker de voorzeilen weer voorzien van een nieuw randje, het gerafelde jasje wordt weer als nieuw.
Nika heeft het vertrouwen niet beschaamd, en volgend jaar mag ze ons weer dragen naar andere oorden.
In 2009 overwegen we naar Schotland te gaan. Er wordt gezegd dat het qua landschap vergelijkbaar mooi is met Noorwegen. En dan bedoel ik vooral de westkust. Alleen het zal meer vergen van onze zeilkunst omdat het weer er wisselvalliger is en de stromingen langs de kust grilliger zijn. Noorwegen was wat dat betreft een makkie, zeker boven de poolcirkel.
De tijd hebben om rustig slecht weer af te wachten zal in ons voordeel werken.
Eerst maar eens wat aarden, zou ik zo zeggen.
Een vaste plek zoeken voor de komende 5 maanden.
Een plek voor de winter, een plek voor overpeinzingen, een plek om van daaruit mooie wandelingen te maken. Een plek om de kinderen, de kleinkinderen te ontvangen. Een plek om met vrienden samen te koken, een plek om van daar uit trips te maken, een museum te bezoeken, om te lezen en te studeren. Ons Engels kan nog best wat uitgebreid worden met een grotere woordenschat.
We hebben onderweg nieuwe vrienden gemaakt, mensen die in een vergelijkbare situatie verkeren. Zeezeilers en kustzeilers die er in het voorjaar met hun schip op uittrekken, om dan in de herfst de wal weer op te zoeken. Mensen die niet naar de Carieb willen, niet naar de Middellandse zee willen, omdat er dichterbij nog zoveel moois te ontdekken valt.
Noorwegen staat voor natuur. De cultuur hebben we wat gemist. Dat zal in Schotland anders zijn, denken we.
Alles ligt weer open.

De terugreis naar Nederland



Om 10.30 uur vertrokken we uit Farsund met 290 mijl voor de boeg.
Een afscheid van Noorwegen en de Noren.
Het kost moeite om het los te laten.
Het kost moeite om onszelf weer voor te stellen in het drukke Nederland.
We kijken nog even goed om ons heen, Farsund verdwijnt achter ons tussen de spaarzaam bebouwde heuvels.
Nog even moeten we intensief op de plotter de route tussen de eilandjes en de scheren door volgen daarna varen we de zee op met hogere golven dan we verwacht hadden. De harde wind van de laatste dagen heeft zijn sporen achtergelaten. Het is een rommelige zee. Door de stevige wind en de onregelmatige golven van alle kanten, maakte Nika flinke schuivers. In evenwicht blijven met name binnen in het schip en in het halfdonker, was een kunstje dat meer in het circus thuishoort. Een grote belasting voor mijn nog niet genezen pootje. Fijn dat er in het schip zoveel handgrepen en randen zijn waar je je aan vast kunt houden.
Geen moment hebben we twijfels gevoeld over het schip. Het was meer de vermoeidheid die ons parten speelde. Veel van dat wat er aan boord moest gebeuren kwam op de schouders van Nienke neer. Zij heeft de belangrijkste rol gespeeld in de overtocht. Haar zus was tijdens de eerste 24 uur erg zeeziek. Erg vervelend voor haar. De tweede nacht was eveneens heel vermoeiend al ging het beter door het rif dat Nienke gezet had, waardoor we wat rustiger door de golven gleden.
Het zicht was goed en de volle maan verlichtte de zee, zelfs als de maan achter het wolkendek schuil ging. Tot 3 maal toe bezocht een uitgeput vogeltje ons dek. Totaal niet bang om dicht bij ons te zijn. In de luwte van de wind kwam het wat op verhaal om dan weer weg te vliegen. Wat heeft zo’n klein vogeltje zo ver op zee te zoeken?
De Noordzee is een druk bevaren zee. Het betekent voortdurend opletten. Een visser had de onhebbelijke neiging om recht op ons te varen net toen wij zelf voor hen een uitwijk-manoeuvre hadden gemaakt. Toen zijn we maar even stil gaan liggen. Wat doet ie nou ? Ja, dat weet je niet.
Blijkbaar vond hij ons niet meer zo interessant want hij verdween na een poosje aan ons gesnuffeld te hebben in westelijke richting.
Het grootste deel van de tocht hebben we kunnen zeilen. De windsterkte varieerde nog al, maar de richting van de wind uit het oosten -zuidoosten was goed. Regelmatig liepen we ruim 7 knopen en een enkele keer bijna 8. Dat schiet lekker op en het is heerlijk om het schuim, opgeworpen bij de boeg, bruisend langs de boot te zien schieten.
Ons schip was in haar element en danste over de golven. Nauwelijks komt er water over het dek en moeiteloos verheft ze zich ieder keer weer uit een golfdal van 2-3 meter.
De stuurautomaat deed de hele overtocht zijn werk. Beter sturen kunnen we zelf niet. Het enige wat we doen is de koers, de stand van de zeilen en de omgeving in de gaten houden om in te grijpen wanneer dat nodig is.
Door gebruik van de apparatuur er tijdens zeilen stroom gebruikt, waardoor de accu’s leeg raken. 3 keer hebben we de motor 2 uur moeten laten draaien om de accu’s weer op te laden.
Na passage van de shippinglanes, toch iedere keer een stressvol gebeuren, konden we aansturen op de uiterton bij Schiermonnikoog.
Er lag een schip (volgens de AIS zonder naam en dat is een beetje raar) een beetje te dobberen, waarvan we dachten dat het wel eens een schip van de kustwacht zou kunnen zijn. We worden geobserveerd. Ieder moment verwachtte ik dat er een grote snelle rubberboot met 6 mannen in zwarte overlevingspakken ons zouden komen enteren om het hele schip te doorzoeken op contrabande.
Niets van dat alles. Dat schip bleef gewoon dobberen, geen zoeklichten, geen sensatie.
Het laatste stukje naar Lauwersoog doen we op de motor, we hebben geen zin meer om te kruisen en we zijn inmiddels bekaf.
De sluis nemen we in stijl met alleen een lijn aan de middenbolder en de motor zachtjes in het werk naar voren.
Op het Lauwersmeer, gaan we dan toch nog in de fout. Na 4 ½ maand Noorwegen en geen rotsje geraakt te hebben, lopen we op de zandplaat voor Oostmahorn aan de verkeerde kant van de rode tonnen bijna vast.
1 ½ uur later meren we af in de Lunegat-haven.
Wanneer ik na 48 uur mijn beide voeten weer op Nederlandse bodem zet, word ik toch nog heel even misselijk. Van vermoeidheid, denk ik.
Een middagslaapje van 2 uur en een uitgebreide douche doen ons goed.
Die nacht slapen we als zee-marmotten.
De terugreis was een stuk zwaarder dan de heenreis.
Alles bij elkaar genomen niet helemaal onbegrijpelijk.
De handicap, de zeeziekte, de hardere wind, de onregelmatige golven, al die factoren waren anders dan op de heenweg, die zelfs nog 20 mijl langer was( Harlingen-Mandal 310 mijl).
Het was een schitterende reis en een beetje weemoedig kijken we terug op wat er was.
Nederland was in eerste instantie haast een cultuurshock. Een kop koffie op een terras in Leeuwarden en een loopje door de Prinsentuin en de mooie gerestaureerde straatjes hielp om ons weer wat thuis te voelen.

Wat het blog betreft stel ik me voor het iets kalmer aan te doen in de komende tijd.
we hebben veel leuke en bemoedigende reacties gehad van veel mensen die het blog lazen.
Dank daarvoor, het was heel stimulerend.

Ik neem me voor om tijdens de voorbereidingen van de volgende reis in 2009 het blog in de wintermaanden te onderhouden. Mensen die geïnteresseerd zijn maar niet telkens willen kijken of er wat nieuws bij is gekomen, raad ik aan om zich op het blog te abonneren. Ergens onder aan de website staat iets waar je dat kunt doen. Je krijgt dan een email als er weer wat nieuws geplaatst is.
Indien er naar aanleiding van de blog vragen mochten rijzen, mail dan naar rob.g.peters@gmail.com

Het ga een ieder goed!

Rob en Nienke Peters
a/b zeilschip Nika

Cadeautjes en terugtocht naar Nederland


het is zover.
Morgen, zondag gaan we de overtocht naar Nederland beginnen. Ten minste 48 uur.
We hebben versterking van de zus van Nienke, Annelies die vandaag met het vliegtuig in Kristiansand is aangekomen.
Een prettig idee. 2 ½ man in plaats van 1 ½ man.
De 5 weken gips zijn bezegeld met het verwijderen ervan.
Het ding begon zo te irriteren, dat dit blijk van gezondheid beloond diende te worden. Als een afgedankt relikwie ligt het nu in de kaartenbak.
De enkel voelde als verdoofd zonder die stijve jas, een wasbeurt en een massage met olie bracht weer een levend gevoel. Wat wil je ook na 5 weken in het duister.
De eerste stappen waren onwennig en het was alsof ik de beperking van het gips nog voelde.
Met een zwachtel en een gewone schoen voelt het als een koning op rolschaatsen.
Met ooievaars-passen en duidelijk nog belemmerd, stap ik parmantig door de supermarkt. Het moet er vreemd uitzien, een man met een wonderlijk loopje, maar aan de voet is niets te zien.
Ik ben er blij mee.
Farsund blijft cadeautjes geven.
Van de mevrouw van het café bij de supermarkt krijgen we spontaan twee gebakjes voor bij de koffie. Op de één of andere manier vond ze mijn gehompel aandoenlijk en meende daar wat aan te moeten doen.
Na een plasje kijk ik toevallig uit het badkamer-raampje naar het water. Een zwarte vin schuift voorbij.”Een haai” dacht ik, gevolgd door de gedachte , “dat kan niet”. Ik strompel (toen nog met gips) de trap op naar buiten, struikel bijna over het opstapje en zie de vin opnieuw. Even later springt de vin met dat wat er aan vastzit omhoog uit het water. Een dolfijn met een witte buik begroet de wereld boven water.
Meerdere malen herhaalt hij dit kunstje. Vist hij, of is hij gewoon aan het spelen? Nienke en ik zijn beide opgetogen over dit speelse schouwspel.
Het lukte twee keer om een sprong te vereeuwigen.
Onderweg hoorden van verschillende medezeilers dat ze dolfijnen en walvissen hadden gezien, alleen wij niet! Niet goed uitgekeken of gewoon geen geluk gehad?
Wat doen die dieren toch met je ( ik ben in het algemeen niet zo sentimenteel met dieren, behalve dan als het gaat om het aanbod walvis-vlees te eten)? Is het omdat ze naast de boeg van het schip je nieuwsgierig aankijken? Of omdat ze de bewegingen van de boot imiteren, door op te springen en zich met veel gespetter weer languit in de golf te gooien? Of is het de spreekwoordelijke intelligentie die ze hebben en lijken ze te willen communiceren met de mens?
Ik weet het niet. Wat ik wel weet is, dat ik er blij van wordt.
We zijn er klaar voor, de overtocht, het weer lijkt goed, het schip hebben we nagelopen op los-zittende harpjes, schroefjes en moertjes.
De motorolie is gecheckt, iets bijgevuld, de wierpot is geïnspecteerd, ook heb ik in de motorruimte alles wat aan te draaien is aangedraaid.De slangenklemmen zijn gecontroleerd, de dynamo-riem is op spanning en met een blik, als wist ik er alles van, leg ik het motorluik op zijn plek, concluderend; “het ziet er goed uit”.
Er is voldoende leeftocht voor meerdere etmalen op zee aan boord, niet te vergeten alle tussendoortjes en lekkernijen die in een mandje voor het grijpen liggen.
Morgen nog water tanken en de gastank voor een nieuwe verwisselen.
Ik zei het al, we zijn er klaar voor.
188º wordt de koers, als de wind het toelaat.
De waypoints staan in de plotter.
We laten ons dragen.

Generaliseren over Noorwegen en de Noren, een tweede terugblik



Het schip schommelt in de windvlagen.
Ik hoor het deurtje van het keukenkastje tikken.
Farsund is een prettige plek.
We liggen hier gratis, inclusief stroom en water en de COOP naast de deur.
De weersvooruitzichten zijn niet best, harde wind op de Noordzee tot en met a.s. zaterdag.
De twee Zwitsers die voor ons liggen willen morgen, in een tegen-windse koers langs kaap Lindesnes varen. Gezien de hoge golven ter plekke lijkt mij dat niet een aangename bezigheid.
Farsund is evenals Ålesund in het begin van de vorige eeuw volledig afgebrand. Een aantal van dezelfde architecten die Ålesund hebben helpen opbouwen hebben ook Farsund een nieuw gezicht gegeven. De huizen, in steen gebouwd, doen erg denken aan die in Ålesund ,met hun gekleurde gevels en deels Classicistische- en Jugenstil elementen.
Een gallerie-houder legde het ons ons allemaal geduldig uit.
De sfeer in dit deel van Noorwegen is totaal anders dan de Lofoten en het hoge Noorden. Ruige en ongenaakbare natuur is hier veel minder duidelijk aanwezig en de huizen, gebouwd tegen de hellingen, ogen vriendelijk en zijn gevarieerd in bouwstijl. Alles ademt een sfeer van gemoedelijkheid en toont gevoel voor schoonheid. Er wordt hier veel gebouwd, maar de planologie laat een zorg voor leefbaarheid en toegankelijkheid zien.
Op straat lopen de mensen er anders bij, de kleding is losser, artistieker. Het terras van het Pakhuset nodigt uit om er langer te blijven zitten. Een café is een bruin café en niet de kale sobere ongezellige drink- en eet-plek, die we vaak in het noorden in de kleinere plaatsen, zagen.
Geweldig om niet zelf je koffie bij de balie te moeten halen en eerst te moeten afrekenen, maar gewoon vriendelijk bediend te worden. Gek dat ik waarde hecht aan dit soort kleinigheden.
Zorg voor de ander zal zich in Noorwegen meer uiten in familieverband, al merkten we, als je een beroep op een Noor doet, dat de bereidwilligheid om te helpen groot is, maar je moet er wel om vragen.
Ik vermoed dat de familiebanden heel sterk zijn gezien de neiging om massaal aan tradities mee te doen zoals we zagen op 17 mei in Skudenes, de nationale onafhankelijkheidsdag.
Ik begin ook te begrijpen waarom er zoveel boerenfamilies uit Nederland naar Noorwegen emigreren. De levensstijl sluit aan bij een sterke familiecultuur en een degelijke kerkelijke achtergrond. De grotere vrijheid op het gebied van het landbouwbeleid is aantrekkelijk om zich hier te vestigen. In dit grote land is in allerlei beroepen werk te krijgen en het verdient goed.
Het schijnt wel zo te zijn dat Noorwegen steeds meer voorschriften en regels overneemt van de Europese Unie, maar wel zodanig dat hun onafhankelijkheid onaangetast blijft. Al was het alleen maar om te kunnen vissen wat je wilt of waar je wilt.
We kregen meerdere malen walvisvlees aangeboden om te proeven.
We eten vlees, maar walvisvlees gaan eten voelt net zoals het aanbod krijgen om hond te eten.
Nee dank je, de emotionele binding met dat zeedier is ons te groot.
Het vissen en jagen is voor veel Noren een levensbehoefte en ze kunnen vol vuur daarover spreken. Bedekte twijfel onzerzijds over ‘of dat nou allemaal zo nodig moet’, wordt met een minzame glimlach terzijde geschoven. Mijn instinct om te jagen is vervormd tot het kopen van een biefstukje bij de slager.
Het idee zelf een vis aan de haak te slaan geeft me een ongemakkelijk gevoel, al eet ik graag vis.
Daarentegen staan de meeste Noren dicht bij de natuur. Van jongs af aan gaan kinderen met opa, vader of oom mee op jacht of uit vissen.
We verbaasden ons over de luidruchtige alcoholische uitspattingen van Noren met name in de weekenden. Het werd ons uitgelegd als een tegenwicht voor het harde werken gedurende de week en als protest tegen het strikte alcohol-beleid van de regering.
In de mogelijkheid tot het gebruik van een bredere variatie andersoortige drugs, kijken naar soaps, zwelgen in emotie-tv en het lezen van sensatie-bladen, zijn we in Nederland misschien wel, zij het in ‘geaccepteerde’ vorm, evenzeer geneigd tot uitspattingen.
Aanvankelijk sloten we, zoals we in Nederland gewend zijn, de boot zorgvuldig af als we even weg gingen. Die gewoonte verloren we snel. De criminaliteit is laag en zeker in het noorden van Noorwegen is iets stelen een ongerijmdheid. De keren dat we in al die maanden politie zagen schat ik op een keer of 6-7. Misschien overdrijf ik een beetje, maar het was zelden.
Eerlijkheid lijkt, als principe, hoog in het vaandel te staan.
In de meeste havens wordt er van je verwacht het havengeld in de zogenaamde honesty-box te deponeren. In Nederland lijkt me zoiets ondenkbaar. Waarschijnlijk blijft de box erg leeg.
Van een aantal Noren begreep ik toch dat ze niet altijd zo braaf zijn. Ze betalen als er stroom wordt geleverd en voldoende faciliteiten aanwezig zijn. Buiten het seizoen (vóór juli en ná augustus) wordt er meestal geen liggeld betaald. Slechts 3-4 keer kwam er in de haven iemand langs die het havengeld inde.
Tot zover terugblik 2.

bij de foto’s
bloot uitgenodigd in Egersund door de haven-nimf.
Farsund kade.
Farsund vanuit de Nika.
Nika langs de kade.

Het zuidelijkste puntje van Noorwegen.

Het plenst, als waren we al in Nederland.
De regen roffelt gestaag op het dek en binnen is het gezellig en warm.
Alweer 3 dagen, nu met ons tweën onderweg en 100 mijl verder, liggen we in Farsund, een plaatsje vlakbij het zuidelijkste puntje van Noorwegen, de zuidkaap Lindesnes.
Lindesnes was de eerste kaap die we ronden op onze tocht naar het noorden.
Nu ligt hij weer voor ons in opmerkelijk slechter weer.
De keuze die we te maken hebben is niet makkelijk: Of verder naar het oosten en dan een oversteek naar Denemarken, of naar het zuiden in een rechtstreekse tocht naar Nederland.
De windrichting voor de komende dagen is niet gunstig, zuidoost tot zuid met windkracht oplopend tot 30 knopen op woensdag op de Noordzee.
Dat betekent wachten. Lastig als je de stal ruikt.
Misschien is dit een goede tijd voor een terugblik op de reis die we maakten .
Het weer in Noorwegen was voor ons een aangename en aanhoudende verrassing. De dagen dat we in 4 maanden ‘slecht’ weer hadden zijn op de vingers van twee handen te tellen.
Vooral ten noorden van Bergen en boven de poolcirkel, hadden we eigenlijk voortdurend mooi weer. In juni was er wel een koude wind die ons plaagde, maar de zon was een warme vriend.
Volgens de Noren is de koude wind een abnormaliteit in deze zomerse periode. Het is eigenlijk veel warmer in het noorden dan je denkt. De neiging om zich in de zomer te ontbloten is een veel geziene bezigheid, desnoods in de beschutting van de kuiptent, het terras-scherm of de schuifdeur van de vakantiewoning.
Erg onder de indruk waren we van het licht, de heldere lucht en het water.
Boven de poolcirkel brachten we midden in de de nacht menig uurtje door in het licht van de niet meer ondergaande zon. Als leefden we voorbij de tijd, tijdloos.
De lucht is zo schoon dat we onze boot haast niet hoefden te poetsen. Een regenbui werkte als een wasserette voor de boot.
Water uit een beek kun je zondermeer drinken en smaakt als het beste bronwater.
Door de golfstroom die langs de Noorse kust loopt, is het klimaat heel mild. In de winter wordt er ondanks de korte dagen gewoon door-gezeild. Het vriest er tot ver boven de poolcirkel ’s winters langs de kust niet of nauwelijks en alle havens aan zee blijven vrij van ijs.
Het moet een bijzondere ervaring zijn om onder het waaierende poollicht op een avond door de scheren te varen, geleid door de sectorlichten die langs de hele kust betrouwbare bakens vormen voor de schepen.
Voor ons zeilers is de wind een belangrijk hoofdstuk.
Op de weg naar het noorden hadden we vaak wind tegen en in de fjorden is het met de wind helemaal hopeloos gesteld; ofwel er is wind het fjord in ofwel er is wind het fjord uit, ofwel het wisselt zo sterk van richting en sterkte dat je gek wordt van het steeds wisselen van de zeilen. De valwinden die je plotseling overvallen zijn eveneens een bron van minder genoeglijk vermaak.
Als we nagaan hoe vaak we de motor hebben moeten bijzetten, zou je net als de Noren beter per motorboot naar het noorden kunnen gaan. Veel motoren dus, als je een doel hebt, zoals wij dat hadden.
Een tweede tocht naar Noorwegen zal er voor ons nu anders uit gaan zien; een kleiner deel van die onmetelijk lange kustlijn bezoeken en veel meer plaatselijk de sfeer opsnuiven. Zeilen waar de wind je brengt , een eilandje , een fjord in.
Op de terugtocht vanuit het noorden, kregen we als toegift nog dat de stroom tegen is, diezelfde stroom die we op de heenweg mee hadden.
Is teruggaan lastiger dan heengaan?
De verwondering over het nieuwe wordt minder.
Misschien is het verlangen van het terug willen gaan naar het vertrouwde wel de grootste afleiding van dat wat er is.

Bij de foto’s:
Nika rijst op uit een golfdal( foto van Christian en Katarina uit Zweden).
de 2 andere foto’s, vogels op een rots.

De boom en de zee.

Ik zet geen voet meer van boord.
Ik verdom het.
Het is me veel te gevaarlijk.
Eerst was er het pootje (waar ik het eigenlijk niet meer over wil hebben, tenslotte is het een blog over zeilen) en nu donderde er vandaag een boom om , dwars over de weg , op een plek waar ik 30 seconden tevoren nog stond te wachten om over te steken. Ook Nienke was bijna de pineut omdat ze vlak achter me liep.
We hoorden een vreselijk gekraak en een halve boom( een Iep, dacht ik) , in de lengte gespleten, zocht een onzachte aanraking met de weg. Het woei niet eens.
Iedereen bleef aanvankelijk als verlamd staan, om daarna snel de mobiele telefoons met camera te heffen en er een foto van te maken.
En dat nota bene terwijl ik op weg was naar het ziekenhuis voor een nieuw gips-verband .
Het landleven is me te gevaarlijk, ik zet voorlopig geen voet meer aan wal, of het het moet zijn dat er toevallig een goed restaurant is, een visboer die verse garnalen verkoopt, of een patisserie die krakend verse tompoezen in de aanbieding heeft.
Geef mij maar de zee.
Op zee staan geen bomen die kunnen omvallen, er zijn geen dakpannen die bij een windvlaag op je hoofd terecht komen. Geen mallotige scheur-ijzers met house-dreun die je van de sokken rijden.
Neen, geef mij maar een visser, die zigzaggend voor je uitvaart, daar kun je tenminste op tijd ruim omheen sturen, nou ja, meestal. Of een flinke grote jongen die met een vaste snelheid schuin voor je langs vaart, voor wie je alleen maar een beetje je koers hoeft te verleggen, nou ja, meestal. Of een lekker windje uit de goede hoek die je met 6-7 knopen in de goede richting duwt, nou ja, meestal niet.
Zelfs stilliggen in de haven, zoals we nu noodgedwongen nog steeds doen, lijkt beter dan op de wal vertoeven.
Het weer is abominabel , het regent veel of het regent bijna, de wind is weg of blaast te hard, je kunt er geen ‘grib’ op krijgen. Het weerbericht verandert per uur.
Zolang als het duurt blijven we liggen en het voordeel is dat ik met de dag beter wordt.
We gaan zogezegd “op dezelfde voet door, maar in een nieuw verband”.

Al ben ik in de laatste blogs misschien wat monomaan met mijn enkel bezig geweest, ik ben toch blij met de verkiezing tot Blog van de Maand in het tijdschrift “ Zeilen”.
Ik denk dat de karakterisering klopt, ik probeer de dagelijkse indrukken die we opdoen tijdens onze tocht in een eigen kader te plaatsen, een kader dat bij mij en Nienke past.
Voorlopig zijn jullie nog niet van me af, maar het vervolg laat even op zich wachten tot er weer wat “zeewaardigs” te melden is.

bij de foto’s
de boom en ons uitzicht vanuit de kuip in avondlicht.

Skudeneshavn

De grond schuift onder me door.
De blauwe doppen onder de krukken bewegen zich ritmisch tikkend naar voren en achteren. Telkens als de stokken de grond raken verschijnt ook een opengeknipte slof in beeld die synchroon met het getik van de stokken voorzichtig de grond raakt.
Ik loop en ik heb nog nooit zo bewust gelopen.
De grond onder me is tegelijkertijd steun en een potentieel gevaar.
De wandelingetjes in Skudeneshavn zijn een verademing na nu bijna 3 weken nauwelijks van boord te zijn geweest.
Het is leeg na het vertrek van onze interim-schipper Bart.
We hebben allebei moeite om ons aan de nieuwe situatie aan te passen.
We zijn een flink stuk opgeschoten naar het zuiden na het vertrek uit Ålesund, ik denk zo’n 500 km.
De drang om door te gaan en op te schieten neemt langzaam af en het “hier en nu “krijgt gelukkig weer de overhand. Hoe snel verval je weer in “als dit en als dat” en”hoe moet het als, en kunnen we dat wel?” “Nu is het mooi weer, eigenlijk zouden we nu moeten gaan, en halen we Nederland wel?” Acceptatie en toelaten, steeds weer toelaten. Verzet tegen wat is en misschien komt, is zinloos, net zo min als het zin heeft om de natuur te willen forceren in het onvermijdelijke.
Ja, als we varen , geef je richting, je staat aan het roer, maar de richting wordt wel bepaald door de omstandigheden. Dat wat je wil heeft een beperkte ruimte, de kunst is om te weten hoe groot die ruimte is en daar een ‘speelruimte’ van te maken.
We zijn het dorp ingewandeld en hebben boodschappen gedaan. Op de markt staan twee mannetjes met groente en bloemen. 3 grote wortels met het zand er nog aan voor 36 cent.
Bij het tweede mannetje(hij spreekt geen woord Engels), kopen we onbespoten pruimen, appels en broccoli van de koude grond. Met een wijdse revérence krijgt Nienke na het betalen een bos Lathyrus in de hand gedrukt. De mannen die staan toe te kijken, zeggen dat hij “crazy” is, hetgeen ik betwijfel, want hij benadrukte dat we wel moesten terugkomen.
Zo wordt je opgenomen en omhuld door de warmte van een landelijk dorpje.
Op het terras bij de COOP zitten de locale pensioen-trekkers opgewekt met elkaar te babbelen, terwijl een stoet van boodschappen-doende moeders, met of zonder kinderwagen aan hen voorbij trekt. Ik zit op het terras en zie dat allemaal gebeuren. Niks moeten, niks hoeven, alleen maar kijken, heerlijk.
Nu begrijp ik een beetje wat die mannen op de leugenbank in Hindeloopen bezielt.
Even voel ik rust in mezelf. Ach, waarom ook niet.
Het is geen straf om hier in dit plaatsje een paar dagen te blijven. Er gebeurt hier niets, maar ook van alles. Het tempo van de mensen, de zon, het bezoek van een wesp in de boot doet denken aan een stadje in Zuid-Frankrijk. Alleen het geluid van de meeuwen past er niet bij.

Het schip is in goede conditie, op het laatst heeft Bart nog wat kleine dingen gerepareerd (de slang van de warm-waterkraan was los geschoten en een elektrisch draadje zat op de verkeerde plek).
Onder het gips zit nu een plaatje aluminium dat meer steun geeft bij het lopen.
“Orthopedisch podoloog” Bart heeft het met gevoel voor techniek en praktisch nut stevig aan het gips gemonteerd. Ondanks dat de montage-kit zijn kleverigheid had prijsgegeven door veroudering en verwaarlozing( jaren zat hij ongebruikt in de rommeldoos) bleek hij toch nog van nut te zijn als stootdemper.
Over een dag of 3 denk ik voldoende kracht in mijn been te hebben om vanuit de kuip van alles te kunnen doen, zonder de krukken.
Alles is gereed voor vertrek. De was is gedaan.
De dieseltank zit nog vrijwel vol en water tanken is zo gebeurd.
Als het weer het toelaat gaan we weer varen.
Het zal spannend zijn.
Ik verheug me erop.

Bij de foto’s
een deel van onze oogst bij de groenteboer
Bart monteert de stootdemper onder het gips.

de kadekat



We liggen in Haugesund aan de kade.
We wachten op beter weer, het waait te hard en de regen spoelt over het dek.
Dat maakt melig en het wachten levert observaties, die je niet zou verwachten van een zeilteam.
Daarom in deze blog de werkelijkheid bezien door 3 verschillende brillen.
Aan de lezer de uitnodiging om te bepalen wie wat geschreven heeft, Nienke, Bart of Rob

De kadekat 1.

De kadekat maakt zijn opwachting.
De kat ziet er uit als een wandelende plumeau, waarschijnlijk een soort Perzische kat.
Bij aankomst in Haugesund verleidde hij ons met zijn inschattende begerige blikken, terwijl hij langs de Nika schoof. Dat hij er geen been in zag om zich grotere vrijheden te veroorloven hadden we op dat moment nog niet door.
Stilletjes sluipt hij aan boord, vooral wanneer het lekker ruikt, dus tijdens etenstijd.
Gisteren probeerde Nienke hem met dringende maar toch vriendelijk stemgeluid van de boot te manen. Er stonden kinderen op de kade en een al te fel geschreeuw zou teveel zijn voor de kinderzieltjes, vond ze.
Dat hielp slechts tijdelijk. Nauwelijks een uur later stond hij al op de eerste trede van de trap naar de kajuit, verlangend uitkijkend naar een hapje en een warm plekje om zich te nestelen.
Zijn vacht ziet er enigszins verfomfaaid uit en we vermoeden dat hij (we denken toch dat het een kater is) de nodige vlooien van huisvesting voorziet. Een niet erg aantrekkelijk vooruitzicht, hoezeer ik ook van katten hou.
Telkens als we zijn schim in het gangboord zien, klappen we luid in de handen vergezeld van een indianen-gehuil, wat gelukkig helpt.
Toen we datzelfde deden toen de havenmeester op het dek klopte, keek de man ons enigermate vreemd aan. Wij mompelden iets over een kat, maar dat begreep hij kennelijk niet, zo snel als hij zich na het betalen van de verschuldigde contanten, van de Nika verwijderde.
Rare Hollanders.
De kadekat heeft zijn stempel op ons gedrukt.

De kadekat 2.

Balancerend over de kaderand komt de zwart/witte pluizige kat ons begroeten. We hebben net 66 mijl met Nika afgelegd. Verder dan we van te voren gepland hadden.
Met een vooruitzicht dat er met 2 dagen harde wind uit het zuiden op komst is ,besloten we om toch maar door te varen naar Haugesund; het stukje zee met kans op hoge golven hebben we dan ook maar weer gehad.
Het is zaterdagavond, de Noren zitten op de terrassen en drinken hun drankje op hun, voor ons inmiddels bekende, luidruchtige wijze. We leggen Nika een stukje verderop, wat verder weg van de terrassen en we hopen daarmee een redelijk rustige nacht door te kunnen brengen.
“Wat leuk, zo’n kat die ons begroet”, denk ik en ik spreek hem vriendelijk toe.
Zonder verder te reageren loopt de kat weg.
Na een redelijke rustige nacht zijn op de zondagochtend de meeste Noren met hun schepen van de kade vertrokken. We leggen Nika wat dichter bij de terrassen (op zondag is het weekend óver), waar we ook een stopcontact voor onze elektriciteitskabel kunnen vinden. Wanneer we in Haugesund een paar dagen moeten liggen om het slechte weer af te wachten, is elektriciteit prettig voor warm water, licht en opladen van de computer.
Op de zondagmiddag wordt één van de overheerlijke stukken kaas, die Bart meenam, aangesproken. En wie staat daar op de boot: meneer de kat. Niet eerst ons begroeten; gewoon aan boord stappen. Ik stuur hem weg .
’s Avonds terwijl we rustig binnen zitten, sluipt hij stilletjes tot bijna op het trapje. Opnieuw wordt hij weggestuurd. De raampjes laten we toch maar wat minder wijd open staan ’s nachts.
De kat laat zich verder niet meer zien. Maandag komt het slechte weer, het regent ’s avonds pijpenstelen en de wind waait door de verstaging. We maken een overheerlijk maal en ja, daar is de kat weer; aangetrokken door de heerlijke geuren.
Met een ferme brul wordt hij weggestuurd en hij trekt zich terug onder één van de geparkeerde auto’s. Komt hij morgen weer?

De kadekat 3.

Veni vidi vici, zonder motto maak je niks. Er is weer een nieuwe boot aan mijn kade, net aangelegd. Aan de lap te zien, die aan de achterkant van de boot hangt, is het een Hollandse boot. Die komen hier vaker en de havenmeester, met wie ik regelmatig optrek, hoor ik ook wel zeggen: ‘daar heb je er weer een’. Persoonlijk heb ik geen vervelende ervaringen met die boten maar genereus zijn ze ook niet. Op deze boot staat de naam Nika. Zal mij benieuwen. Ik vertoon me op de voor mij gebruikelijke wijze door met de voorpoten op de kade-rand de mensen op de boot aan te kijken. Ze zien me en praten in een onbegrijpelijk taaltje met elkaar, halen een camera en maken een foto van me. Een veelbelovend begin.
De volgende ochtend probeer ik het contact wat aan te halen en ga gewoon op de kade staan. Ze roepen tegen elkaar en roepen, kssssst. Die kreet ken ik maar het past niet bij die foto. Tegen de avond maken ze eten en dat ruik ik overal op de kade. Bij de Nika kan ik me niet inhouden en stap op het dek. Gelukkig hoog water, dus ik hoefde niet te springen, want dat horen ze. Toen ik door het gangboord liep hadden ze me al gezien en sprongen uit de kajuit om mij weg te jagen. Belachelijk eigenlijk, alsof ik ze kwaad kan doen. De volgende dag waren ze er nog (zeker slecht weer!) en weer maakten ze eten. Nu was de geur echter zo sterk dat ik me niet kon inhouden en ik ging weer aan boord . De geste met de foto viel definitief door de mand. Weer veel gekrijs aan mijn adres en weer moest ik verdwijnen. Niet een klein stukje van hun overvloed viel mij ten deel. Gelukkig had ik een muis van de middag voorafgaand bewaard. Ik trok me terug onder een warme automotor en dacht: Hollanders . . . . . kssssst.

P.S.
Inmiddels zijn we al weer wat verder. Het is prachtig weer en Skudeneshavn omhult ons als een warme deken.
Bart gaat donderdag met het vliegtuig weer terug naar Nederland.
Een moment van vertrek moest aanbreken, al is het met pijn in ons hart.
Het plan is om hier een paar dagen te blijven, en dan proberen we met ons tweeën verder naar het zuiden te hoppen in dagtochten. Alles ijs en weder dienende.

Bij de foto’s:
de kadekat.
Op een uitzichtpunt bij Haugesund staan Bart, Rob en Jack Brugman, een Nederlandse Noor die ons een stuk van de omgeving liet zien.
Een stukje Haugesund bij binnenkomst vanaf het Noorden