Rondje cultuur Øresund




Soms denken we, lagen we maar op het Gaastmeer voor anker of aan een walletje op het Reitdiep.
Nu denk ik dat ook. Het is koud, het regent en het waait hard. Voor de komende dagen wordt nog meer wind voorspeld. Vlak voor de klapbrug van het Falsterbo-kanaal wachten we op westen-wind, die morgen zijn kunst mag vertonen om ons naar Ystad te brengen. Iedere dag hetzelfde patroon: ’s morgens lijkt het een leuke dag te worden, zonnetje, prettig windje uit de goede hoek en een vooruitzicht op een bezeild tochtje. Telkens weer kwamen we bedrogen uit. In de loop van de ochtend gaat het alleen maar harder waaien en vooral uit de richting waar we naar toe willen. Een wind die zich niets aantrekt van de voorspellingen. De Zweeds-Deense windgoden houden van spelletjes, spelletjes die we niet erg kunnen waarderen. Best wel vreemd dat we in Noorwegen tijdens die lange tocht dit langdurige, onvoorspelbare en onstabiele weertype niet hebben gehad. Achter ons heeft een 54 voet lang SwedenYacht zijn vallen niet goed vastgezet en die klapperen tegen de 25 meter hoge mast met de regelmaat van een metronoom. Als de (Engelse) schipper er niets aan doet, moet ik hem voor de nacht nog maar eens aan zijn jas trekken, als hij die tenminste nog aan heeft. Niets irritanter dan het tikken van vallen tegen de mast, binnen gehoorsafstand. De havenmeester is een vriendelijk man die mijn wat sombere stemming doet verdampen. Hij vraagt of ik het rode lintje zo zichtbaar mogelijk aan de verstaging wil bevestigen, zodat hij kan zien dat we betaald hebben. De mis-communicatie tussen Nienke en mij, bij aankomst en het daaropvolgende gehakketak op elkaar, is na het mini-tukje bijgelegd. Nienke begreep dat we met de punt van het schip de box in zouden varen en maakte alles daarvoor klaar met lange achterlijnen. Ik zag echter een lege box waar we achteruit in konden varen. Voor zo’n manoevre moeten er andere touwtjes klaargelegd worden en dat moet wel van te voren duidelijk zijn en met elkaar gecommuniceerd worden. We liggen vast op 4 punten en een extra spring om te voorkomen dat we naar de kant gedrukt worden als de wind naar het westen draait.
Na het heerlijke verblijf in Kopenhagen voeren we naar Rungsted de geboorteplaats van Karen Blixen, de schrijfster van o.a. het verfilmde autobiografische boek ‘Out of Africa’ met Meryl Streep en Robert Redford. Het kleine museum, vlakbij de jachthaven is de moeite waard om te bezoeken. Naast dat ze schrijfster was heeft ze ook een aantal aardige schilderijen en portretten nagelaten. Bovenal was ze ‘verhalen vertelster’. Op jonge leeftijd kreeg ze syphilis. Op de latere foto’s ziet ze er uit als een uitgemergeld wrak, ze woog in die jaren niet meer dan 35 kg en was zo zwak dat ze nauwelijks nog kon staan. Men vermoedt dat ze waarschijnlijk meer last heeft gehad van de langdurige behandeling met Kwik en Arsenicum dan van de syphilis zelf. Ze beweerde, enigszins ironisch bedoeld, haar ziel aan de duivel te hebben verkocht om beroemd te worden met haar verhalen. Nu, beroemd is ze in ieder geval wel geworden.
Vanuit Rungsted bezochten we Louisiana, een schitterend museum met moderne kunst, zo’n 15 km noordelijker, aan de kust. De beeldentuin met werk van Henry Moore, Jean Arp en vele anderen maakte de meeste indruk op ons. De oorspronkelijke villa is uitgebreid met meerdere bijgebouwen in een verrassende architectuur. De tuin staat vol met de meest mooie bomen en struiken en ieder hoekje biedt weer een nieuwe kijk.
De volgende dag voeren we naar het Zweedse eiland Ven (oude spelling: Hven). Het eiland is zó groot, of moet ik zeggen zó klein, dat je het in 2-3 uurtjes kunt rondfietsen, wat we deden. Een eiland met geschiedenis. Op de route van de oude pelgrimswegen naar o.a. Santiago di Compostello was dit eiland een geliefkooste stopplaats. Tycho Brahe, een bekende astronoom, had er zijn observatorium gebouwd in de 16e-17e eeuw op verzoek van de Deense koning Frederik de tweede. Het was een verzamelplaats waar vele wetenschappers uit heel Europa hun kennis deelden.
Hij, Tycho Brahe, dacht nog wel dat de aarde het middelpunt van het heelal was, en bewees dat aan de hand van een berekening die achteraf beruste op een foutieve factor en aanname.
In Malmø troffen we de twee Zweden die vorig jaar met ons opvoeren van Skudenes naar Farsund in Noorwegen. Ze lieten ons Malmø zien en met twee Noorse vrienden van hen hadden we een zeer genoeglijke avond. Malmø worstelt met zijn imago. De stad heeft een rijk verleden, maar slaagt er slecht in een aantrekkelijke stad te worden. De nieuwe gebouwen zijn architectonisch van hoge kwaliteit met veel opmerkelijke vondsten. Nieuw aangelegde waterpartijen en nauwe steegjes met huizen in mooie pasteltinten geven de wijk aan de havenkant een moderne yuppen uitstraling. De gezelligheid moet komen van de mensen die er bij mooi weer op de terassen en de boulevard vertoeven. Verbaasd en geintrigeerd bekeken we de gigantische, aan alle kanten scheve woontoren. Alles is zo scheef dat je er naar kijkend dreigt om te vallen. Van verre op Malmø toevarend zagen we deze kromme banaan boven de stad uitsteken en dachten dat er met de bouw wat mis was gegaan. De stad heeft meerdere gezellige pleintjes die af en toe pogen te imponeren als Franse of Duitse pleinen. Er zijn een aantal grote parken en er staat nog een deel van een kasteel uit 15e eeuw dat nu in gebruik is als museum.
Höllviken aan de noordzijde van het kanaal door Falsterbo is een mooie haven voor noord of zuidwaarts gaande zeilschepen en motorbootjes. Een klapbrug markeert de noordelijke ingang van het kanaal. Het kanaal laat ons een flink stuk afsteken op weg van Malmø naar Ystad aan de zuidkust van Zweden.
De kaart en de pilot laten ons weten dat de Zweedse zuidkust een moeilijk stuk kust is met hoge golven en branding bij harde aanlandige wind. De havens die er zijn, zijn veelal ondiep en er zijn maar een paar plaatsen waar je bij harde wind veilig naar binnen kunt varen. Ystad is zo’n plaats en daar willen we naar toe om daar het slechte weer dat eraan zit te komen, af te wachten.
Nu ja, we zien wel. Het is lekker warm in het schip, we hebben nog genoeg te lezen en proviand voldoende voor meerdere dagen.
bij de foto’s:
Keniaans meisje geschilderd door Karen Blixen
2 x Henry Moore in Louisiana
avondlicht op Ven
2x Malmø


uniformen, regels en chaos



Voor de deur van de bakker op de hoek spreekt een man Nienke aan in het Deens. Niet begrijpend wat de man bedoelt, zegt Nienke, in het Engels, er niets van te begrijpen. Zijn vergissing bemerkend, schakelt hij over en verontschuldigt zich dat er sprake is van een persoonsverwisseling. Nienke is volgens hem een ‘lookalike’ van de hoofd-commissaris van politie in Kopenhagen. Hij vond het al vreemd dat Nienke niet in uniform was. De gelijkenis moet wel erg sprekend zijn, al kan ik me Nienke niet goed voorstellen in een uniform met strepen op haar schouders. Nu weet ik toevallig dat Nienke helemaal kickt op vooral rode en groene uniformen met gouden knopen. Ik heb haar een keer weg moeten slepen bij een portier van een theater. Dat vond ze niet leuk en ze heeft me 3 dagen niet aangekeken. Ik heb in Kopenhagen een popje in uniform voor haar gekocht waar ze voor mijn part aan mag zitten zo veel als ze wil.
Het leven van een zeiler in Kopenhagen valt bepaald niet mee. Voortdurend m’n vrouw in de gaten moeten houden en dan ook nog eens afgeleid worden door al het vrouwelijk schoon dat gezien de hoge omgevings-temperatuur er op zijn minst gezegd nogal losjes gekleed bij loopt. Niet wetend waar ik moet kijken ken ik de stoeptegels en straatstenen rond de boot inmiddels van buiten en als rechtgeaard zeiler bestudeer ik regelmatig de wolkenpatronen.
Zoals ik zei, er is hier veel te beleven. Rondvaartboten worden bestuurd door de meest vreemd uitgedoste stuurlui. Of het ook kapiteins zijn kan ik aan hun kleding niet zien. Misschien ook wel prettig voor mij dat ze geen uniform dragen. Opmerkelijk is het aantal getatoeëerde mannenarmen en vrouwenbenen. Soms is de hele helft van het lijf met de meest woeste taferelen beschilderd. Ik meen ook runetekens te zien. Lopen er toch nog Vikingen rond in Denemarken? Het is ‘in’ om bij al dat behang op je lijf ook een kale kop te hebben, waarbij de weke delen versiert worden met het nodige ijzerwerk, zoals ringen, stangen en knopjes. Kleurrijk is het wel, maar je wilt toch zo de kist niet in. Zelfs de kat schrikt zich het apenzuur, als je met zo’n pas gezette tatoeage de douche uit komt.
We fietsten over de bolwerken aan de oostkant van de stad, waar de vrijstad Christiania aan grenst.
Langs het water staan de meest opmerkelijke bouwsels, creaties van de vrije architectuur. Van hutjes tot riante verblijven opgetrokken uit de meest verschillende materialen. Al jaren woedt er een strijd over de rechtmatigheid van Christiania. De ‘nette’ mensen zien het liever verdwijnen, die poel des verderfs, die ongeordende bende. Projectontwikkelaars staan te popelen om er na de ontruiming appartementsgebouwen en kantoren te bouwen. Ik hoop dat het niet zo ver komt. Het is misschien niet meer wat het geweest is, zoals een ervaren Nederlandse Kopenhagenganger ons vanaf de kade toesprekend verzekerde. Er is te veel chaos en viezigheid, er wordt te weinig intern geregeld, waardoor het geheel verloedert. Toch spreekt me het idee van een stadswijk waar de overmatige regelzucht van de regering geen vat op heeft en waar creativiteit met weinig middelen tot bloei komt, wel aan. ‘Wie weet groeit er uit de huidige situatie iets nieuws dat voor beide partijen, de Christiania-bewoners en de rest van de stadsbewoners acceptabel is’, zei een jonge bewoonster.
De boodschapen voor twee dagen zijn gedaan, aan de overkant is het vandaag rustig.
bij de foto’s;
rondvaartboot door het nauwe vaarwater
stuurman of kapitein in vrijetijds-uniform
tatoe’s en tatoe;s
twee villa’s aan het water


Pinksteren in Kopenhagen



Haar benen bungelen over de kaderand aan de overkant en ze vergast ons op een voetenballet.
Sinds 7 uur vanavond zit ze er al. Gekleed in een grijs vest en een ruim bemeten zwarte broek speelt ze met haar blote voeten. Af en toe snoept ze wat uit een zakje. Ik kan vanaf ons schip niet zien wat ze in haar mond steekt. Ze heeft zich voordien te goed gedaan aan een sushi-maaltijd uit een plastic bakje, hetzelfde soort bakje als waaruit wij ons mee-gebrachte sushi-voorgerecht hadden geconsumeerd. Inmiddels is het 10 uur en ze zit er nog steeds, af en toe belt ze met haar mobieltje, naar wie? Komt haar lief niet opdagen? Aan de uitdrukking op haar gezicht valt af te lezen dat ze niet erg blij is. Afgezien van af en toe wat heen en weer draaien komt ze niet van haar plek. Een man, stoppelbaard, smoezelig, met zijn capuchon over het hoofd woont op zijn 22 voetertje zeilboot met twee honden, de ene groot en zeer geinteresseerd in wat we eten, en de ander een pup van 9 weken. Hij lacht wat verlegen naar ons als hij merkt dat de grote hond bijna met zijn snuit in ons eten zit en roept de hond terug. Aan de overkant ligt een grote verwaarloosde motorboot, misschien wel zonder motor, die bewoond wordt door een intensief op zijn laptop tikkende jongen eveneens met een capuchon op. Hij krijgt bezoek van een paar vrienden en vriendinnen, een joint gaat rond en het wordt erg gezellig. Achter ons strijkt een verliefd stel neer op een bankje en bemoeit zich met elkaar. We vermaken ons best, een mooie warme avond in de Christianshavn, zittend in de kuip. Er gebeurt van alles en niets.
Nadat we eindelijk Klintholm op Møn konden verlaten (het schijnt een beruchte verwaai-plek te zijn waar harde wind je dagen kan vasthouden) was de volgende haven Rødvig, een leuk vissersplaatsje. Een betere stop dan Klintholm, waar de sfeer niet prettig is vanwege een lang bestaande vete tussen het plaatselijke hotel en de havenmeester.
Liggend naast een Beneteau 43 met een ouder Engels echtpaar hadden we een onrustig nachtje door de geluiden van krakende stootwillen. Rødvig met zijn mooie baai deed ons denken aan een plaatsje aan de Middellandse zee; de zeelucht, de kleur van het water en het geluid van de branding op het keienstrand en de zonnige kleuren van de huizen.
De volgende morgen was de wind afgenomen, het had ’s nachts nog stevig gewaaid en de deining was hoger dan we verwachtten. Met de motor bij en het grootzeil op, voeren we om de kaap naar het noorden richting Kopenhagen. De wind bleef noord, ondanks dat een noord-oost tot oostenwind voorspeld was. Na het ronden van de kaap konden we zeilen. De motor kreeg rust en onder vol tuig kropen we laverend naar het noorden met een gangetje van 6-6.5 knopen. De wateren bij Kopenhagen worden goed bezeild en het lijkt wel het IJsselmeer op een zonnige dag. De grote scheepvaart liet het op deze eerste Pinksterdag afweten en uitwijken hoefde alleen voor andere zeilschepen.
Afgemeerd liggen in de Chistanshavn is een belevenis, gratis straat- en watertheater. Talloze roeibootjes, kano’s, en onbestemde vaartuigen schuiven ons voorbij. De open rondvaartboten met touristen varen in een lange trein door het smalle vaarwater.
We lopen door Christiana, een oude hippie-enclave, waar we ons wanen in het Vondelpark in Amsterdam op Koninginnedag. Overal tentjes en barretjes en hasj wordt openlijk op straat verkocht. Overal zitten jong en oud, luisterend naar een Reggaeband, te blowen en pilsjes uit de fles te drinken. Het maakt allemaal een een heel prettige indruk en de sfeer is gemoedelijk en losjes. Blijkbaar hanteren ze ook hier in Christiana een soort gedoogbeleid ten aanzien van softdrugs zoals in Nederland. In deze buurt zijn de mooie Dogmafilms van regiseurs als Lars von Trier gedraaid . Gewerkt werd met losse handcamera’s op natuurlijke locaties zonder extra kunstlicht.
In de avond en ’s morgens vroeg hollen fraai gestroomlijnde dameslijven in antilopenpas over de kade, muziekdopjes in hun oren. Een oude in zichzelf gekeerde vrouw, dezelfde die gisteravond de lege statiegeldblikjes uit de prullebakken verzamelde, zit omringd door haar tassen op het bankje bij onze boot in de stralende zon een krantje te lezen.
Het belooft een mooie tweede Pinksterdag te worden in Kopenhagen.
Overigens, gisterenavond, om 11 uur zat ze er nog, de blote-voeten-vrouw.

bij de foto’s:
de Klint op Møn
de blote-voeten-vrouw
de vrienden aan boord van de overbuurman.
rondvaartboot door de Christianshavn

Little Britain in Duitsland en winderig Denemarken.


Aan lange lijnen vanuit het achterschip om twee palen en de boeg voorzien van een trapje naar de steiger liggen we bij de BKYC, de Engelse Yachtclub vlak bij Kiel. Aan de andere kant van de steiger ligt een prachtig langgerekt jacht met een sterk overhangende spiegel dat bij navraag het zeiljacht van Himmler was, die man die in de tweede wereld-oorlog de rechterhand van Hitler was. De Engelsen hebben na de oorlog de Nazi Yachtclub over-genomen en er een Britsche enclave van gemaakt. De jachten hebben ze ingepikt en één ervan, de Flamingo, hebben ze gerestaureerd en intact gehouden tot de dag van vandaag. In het clubgebouw verwonderden we ons al over een foto met een aantal heren op dit schip met een wapperende nazivlag. Toch wat vreemd in een Britse Yachtclub. Tot voor enkele jaren mochten Duitsers hier niet komen. Nu is de Yachtclub open voor alle gasten en very British werden we met voornaam voluit en alle gegevens die we normaal niet hoeven te geven vereeuwigd in het grote boek. De volgende ochtend hing naast de Engelse en Duitse vlag ook de Nederlandse vlag als teken van onze aanwezigheid. Niet veel mensen weten van deze mogelijkheid om hier een ligplaats voor de nacht te krijgen. Slechts 1 mijl ten noorden van de sluis helemaal achter in een inham is meestal wel een plekje vrij in de haven die nu vooral dienst doet als trainingscentrum voor militairen. Het is een prima stressoefening om landrot-soldaten een dagje mee te nemen op een zeilschip, het liefst bij windkracht 6 of meer.
Omdat alles taxfree is (ook de drankjes aan de bar) konden we van het diner meegenieten voor slechts €3.50 per persoon, geen haute cuisine, maar een stevige hap voor de net gearriveerde en uitgehongerde crew. In de zomer schijn je in de Chandlery van de club allerlei kleding en schoeisel te kunnen kopen tegen taxfreeprijzen. Vandaag had de verantwoordelijke man geen zin om zijn tent open te gooien. De ligplaats kost €18 per dag, maar dat is inclusief water en stroom.
Het weer lijkt goed te worden, morgen maken we de oversteek naar Denemarken, een tocht van ongeveer 70 mijl( 126 km). Overigens meende ik weer een bruinvis te zien, het was volgens de havenmeester een aalscholver die onderdook. Even later zag ik hem bovenkomen, inderdaad een aalscholver. Een mens ziet wat hij zien wil.
Gedser en Møn.
Onderweg naar Gedser zag ik geen bruinvissen, maar wel veel kustverkeer . Echte grote jongens voor het vervoer van spullen en mensen. In de Kieler Bucht werden we bijna overspoeld door de gigantische hekgolf van een binnenstuivende Finse veerboot. Ik moet er niet aan denken dat een schip met zo’n vaart en zo’n hekgolf je op een 10- 20 meter afstand passeert, de verstaging klappert je om de oren. De verdere reis was saai, ja dat kan ook, weinig wind , dus de motor bij en motor-sailen. Een tocht van bijna 70 mijl van Holtenau naar Gedser. Gedser op het Deense eiland Falster staat bekend als een goede tussenstop, maar is verder een niet interessant plaatsje. We werden vlak voor de haven begroet door een aantal ronde zeehondenkopen die nieuwsgierig de pas aangekomen scheepjes bekeken, om daarna weer onder water te verdwijnen. De volgende dag manouvreren we voorzichtig over een ondiepte oostelijk van de veerhaven van Gedser naar open zee. We steken zo een mooi stuk af . Wederom weinig wind en met het grootzeil op en af en toe de kluiver bij motorsailen we naar Klintholm op Møn, 26 mijl naar het noordoosten.
Er wordt lelijk weer voorspeld en het lijkt erop dat we hier op Møn even vastliggen.
De wind is nog uit het zuidoosten. In de loop van de dag gaat het van uit het zuidwesten in de onweersbuien spoken zeggen ze op alle geraadpleegde stations. We liggen hier goed, langszij aan een stevige steiger met de kop naar het zuidwesten, dus laat maar komen die windstoten en onweersbuien.
Een dag later.
Ze zijn er, en hoe, de wind giert om de mast. Nika rukt en trekt aan haar dubbele landvasten en alles wat kan klapperen doet dat ook, ondanks onze eerdere voorzorgsmaatregelen. De huik over het grootzeil, die Nienke tegen het klapperen met een paar zeilbandjes op de giek heeft vastgebonden, ziet er uit als een overmaatse Hausmacher Leberwurst breeduit voorzien van het opschrift ‘Hutting 40’. De klaagzang van de wind heeft een verontrustend karakter, even denk je dat het muziekstuk zijn einde nadert, weldra daarna wordt je verrast door een nieuwe jammerklacht. De wind huilt in hoge fluittonen over het schip begeleid door het geluid van de golven die tegen de romp van het schip klotsen. De donderklappen van de onweersbui gisteravond waren zo weinig uitgesproken dat we er niet bang van werden. Als ik nu naar de lucht kijk, zie in voorbij jagende wolken, de meeste licht van kleur tegen een helderblauwe achtergrond. Nika ligt op één oor langs de steiger, als waren we onder zeil en het kost moeite om je zonder de blik op de horizon binnen in de boot staande te houden. Zitten en liggen is nog het beste. Wat kunnen we meer doen dan rustig afwachten? De weersvoorspelling blijft weinig aanlokkelijk met een harde naar het noordoosten draaiende wind . Kopenhagen wordt een lastig te bereiken doel. Eerst maar deze zuidwester uithouden en het eiland Møn verkennen.

bij de foto’s :
het door de Engelse geconfiskeerde schip van Himmler.
we komen de Deense territoriale wateren binnen.
Nienke op Møn en de zee vanuit de haven

Over oude heren, aftandse bootjes en gladde sluis-vlonders


De oude Duitse heer stommelt moeizaam over zijn motorboot in de box naast ons. Hij is één van de voor het grootste deel de haven van Rendsburg bevolkende bejaarden op meer of minder aftandse bootjes. Hij vertrouwt me wat mopperig toe dat zijn bootje al te lang niet meer heeft gevaren en dat ze nodig beweging moet hebben. Met wat gebrekkige handigheid weet hij zijn laatste landvast met een pikhaak onder de onze uit te frummelen en vaart weg. Na een klein uurtje is hij weer terug. Heel langzaam vaart hij, frequent de boegschroef gebruikend, zijn motorboot weer naast ons in de box. Terwijl hij achter zijn boot aan de paal probeert vast te maken, merkt hij niet dat de kop van de boot bijna tegen ons schip stoot. Met wat geduw en op de juiste plaats een stootwil voorkomen we schade. Hij heeft zijn boot even uitgelaten.
In een recordtijd zijn we van Delfzijl naar Norderney gevaren. Prachtig gezeild, met de stroom mee op de Eems met af en toe bijna 10 knopen op de teller. De wat onstabiele lucht met donkere regenwolken zorgde af en toe voor veel wind. Aanvankelijk maakte ik me zorgen dat we niet voldoende gereefd hadden, maar in de regenbui nam de wind telkens af, zodat we de zeilvoering konden handhaven.
De dag erna verliep de reis van Norderney naar Brunsbüttel rustiger maar wel voorspoedig. Met de motor bij, het grootzeil op, af en toe de kluiver bij, voeren we onder een veranderlijk zacht windje op de kont naar het Oosten. Pas bij de Elbemonding kon er even met vol tuig gezeild worden bij een zuidwestelijke blijvende wind. De Bruinvissen die ik onderweg meende te zien deed Nienke af als waren het golfjes, al moest ze toegeven dat ze ook even meende een vinnetje te zien.
Geduldig maakten we een rondedans voor de ingang van de sluis bij Brunsbüttel, waar een aantal grote jongens voorrang kregen. Pas als het witte knipperlicht als enige brandt mag je naar binnen varen. De houten vlonders aan beide zijden van de sluis zijn voor een deel groen van de algen en spekglad. Menig op de vlonder springend bemanningslid heeft daar het harde hout van dichtbij leren kennen. Ons stukje vlonder was duidelijk nieuw en de landing verliep perfect. Een sluisfobie hebben we gelukkig niet, maar we vinden het altijd wel spannend. Het schijnt vooral een rottige sluis-binnenkomst te zijn bij een harde Zuidenwind, waardoor er een flinke deining in de sluis staat. Hoe leg je een hobbelpaard in een groot golfbad vast op een bewegend stuk glibberig hout? Misschien is liggend op je buik kruipend van ring naar ring met de landvast over je schouder wel de beste optie. In mijn fantasie kan ik me er allerlei leuke taferelen bij voorstellen. Zelfs bij het rustige weer dat we hadden waren er achter ons in de sluis al een paar schepen flink in de stress. De preekstoel op een schip is een dankbaar mikpunt of andersom een instrument om de vlaggenstok van het voorliggende schip te attaqueren. Met een verdwaalde vloek, veel geduw en getrek liggen de meeste jachtjes na verloop van tijd vast en daalt de rust over de bemanningen neder. Veel zakken we niet in de sluis, het is op dat moment een uurtje voor hoogwater. Bij het verlaten van de sluis begint de run op het haventje links naast de sluis. Een snelle blik op al het gedoe in het haventje doet ons besluiten om aan een steiger verderop af te meren. Niet helemaal een rustige plek door de voorbij komende vrachtreuzen, die gedurende de nacht wel mogen doorvaren in het Noord-Oostzeekanaal. Een regenbui vanuit een dreigende donkere wolkenformatie doet de wind 180º draaien nét nadat we vastgemaakt hebben.
Behoorlijk moe zoeken we vroeg het bedje op.
De tocht door het N-Oostzeekanaal is eigenlijk best aardig. Omringd door vogelgeluiden, veel jong groen en witte meidoorn-bloesem torren we met een kleine 6 knopen naar Rendsburg. We zien de prachtige spoorbrug met een ‘onderhangsel’ aan kabels , de zwevende pont voor fietsers en voetgangers.
Rendsburg is een geliefkoosde rustplek voor Oostzeevaarders op 2/3 afstand van het kanaal richting Holtenau. Het kanaal is 100 km lang , een dagtocht motoren. Af en toe kon de kluiver bij, al was de wind nogal ‘kwispelturig’, waardoor de kluiver niet wist aan welke zijde hij zich kon ontplooien.
Het regent nu en onweersdonder klinkt vanuit het oosten. De pas gewassen was krijgt niet de kans om te drogen en hangt nu binnen in de boot. Vanaf de kaartentafel waar ik zit te typen zie ik de bank aan de andere kant niet. Dat wordt vanavond een toneelstuk met diner voor twee spelers tussen de coulissen.
Het is maar goed dat we hier veilig in de haven liggen want het het onweer barst nu in alle hevigheid los. Het lijkt wel of we in de wasstraat liggen.
Tijd voor een glaasje, het is happy hour.

bij de foto’s: een binnenvaartschip uit Makkum op weg naar Eemshaven en de beroemde brug bij Rendsburg

Groningen hoog en Groningen laag


Ziezo, dat is gelukt! Onze bootnaam staat nu op alle stootwillen en ook op de nieuwe, pas aan-geschafte sluiskloot, de skippybal onder de fenders. We denken dat ze daardoor minder aantrekkelijk zijn om te stelen. Vanochtend ontdekte Nienke dat onze grootste bolfender ontvreemd was. Hij hing aan de waterzijde aan de achterpreekstoel. Een snelle zoektocht op ‘Marktplaats.nl’ leverde geen recent aanbod op van een blauwe bolfender in de stad Groningen. Want dat zou volgens de brugwachter een voor de hand liggende plek zijn waar het gestolen goed zou kunnen opduiken. Ons rooskleurige beeld van Groningen is in één klap verziekt en het kost moeite om ons enthousiasme weer terug te krijgen. Wat bezielt een mens om te stelen van een ander? Ik heb dat nooit goed begrepen, laat staan dat ik mezelf zou kunnen inhouden om fysiek in actie te komen bij het zien van het misdrijf. In mijn fantasie had ik de dief op zijn minst z’n pet of vervoermiddel in het water gegooid of op zijn best een moralistische preek toebedeeld die een strikte dominee zo in zijn zondagspreek tot thema van de week had kunnen gebruiken. We weten niet wanneer het precies gebeurd is, misschien was het wel eergister in de nacht toen ik wat hoorde, opsprong en bijna vanuit ons verhoogde bed in de voorpunt zo’n 1 ½ meter voorover naar beneden donderde. Met een snelle greep naar voren wist ik de val nog net te stuiten. Een run naar de kuip liet echter niets verdachts zien, ik hield het erop dat iemand, waarschijnlijk in beschonken staat op weg naar huis, onze landvast aanzag voor een bierblikje op de kade, te aantrekkelijk om er een flinke trap tegen te geven. Je weet dat niet. Het zal een raadsel blijven.
In de verfwinkel vlak naast de Museumbrug, hebben we ons laten voorlichten hoe we het beste onze stootwillen van de bootnaam kunnen voorzien. Na een uitgebreide uiteenzetting over verfsoorten en watervaste stiften (die hij niet in voorraad had) kwamen we zelf op het idee om een sjabloon te maken en met witte verf uit de spuitbus onze 8 stootwillen van een naam te voorzien. Afgezien van een paar verfuitzakkers zijn we tevreden over het resultaat. Speurend keken we nog een tijdje rond waar we nog meer een naam op konden spuiten, zo zeer hadden we de smaak te pakken om onze frustratie vorm te geven. Een voorbijganger weigerde beleefd ons voorstel zijn paraplu met onze bootnaam op te leuken. Nienke opperde nog om een strook namen rondom onder het potdeksel te spuiten als afschrikwekkend middel, maar daar hebben we toch maar van af gezien.
De kermis die deze week het centrum van Groningen met gebruikelijke drukte en lawaai vulde, bleek een voor ons attractief speeltje te hebben. Even waren we weer kind en stapten in een zweefmolen die ons tot een hoogte van 60 meter bracht. Je zou er haast zeeziek van worden. Meestal heb ik niet veel last van hoogtevrees, maar het idee dat zo’n bakkie, waar je met zijn tweeën inzit, losraakt van zijn bevestiging gaf me toch wel een vreemd gevoel in mijn buik. Zelfs na weer op aarde nedergedaald te zijn, bleef ik hetzelfde gevoel van wiebeligheid als na een langere zeereis een tijdje houden.
De boodschapen zijn gedaan en we genieten van al wat de Groninger markt aan heerlijks te bieden had. Na deze winderige en regenachtige dagen lijkt het weer op te knappen en de tijd rijp om weer een stukje verder te varen.

Petje af voor Groningen




Door de patrijspoort zie ik het jonge groen van de bomen aan de overkant. De Museum-brug in Groningen is de poort voor de roeiers van de Hunze roei-vereniging naar het Reitdiep. Om de hoek ligt het Groninger Museum, het veel-kleurige wonder van de Italiaanse architect Alessandro Mendini, dat bij de aanbouw de nodige kritiek te verduren kreeg. De laatste dagen hebben we ons over de Dokkumer Ee en het Reitdiep tegen de harde ijzig-koude oostelijke wind richting Groningen geworsteld. De weg over zee boven de waddeneilanden lokte ons niet. Windrichting, windsterkte en hoge golven leken niet prettig om vrijwillig te trotseren.
Op de Dokkumer Ee verloor ik mijn pet. De wind had hem met een plotse ruk van mijn hoofd geveegd. De mooie nieuwe pet dreef hulpeloos in het midden van de vaart. Ik wend de steven en met de wind in de rug wist Nienke met een handige pikhaakmanoevre de drenkeling vlak voor het ten ondergaan op te vissen. De draai terug in de goede vaar-richting bleek veel lastiger. De Ee was daar smal en ondiep en dat maakte het terugdraaien in deze wind onmogelijk.Verder dan maar achteruit varen door een smalle vaart naar Dokkum na het pet-ongeval? Daar zaten we nou niet op te wachten. Door terug te varen naar een in de luwte gelegen breder gedeelte van de vaart, was de draai van 180º gelukkig wel mogelijk. In Dokkum meren we af bij de molen. De volgende morgen leggen de tuinmannen van de gemeente een grastapijt op ons dek. Door de wind, die nog flink doorblaast, wordt al het vers gemaaide gras over het schip geblazen. Het ruikt lekker , maar daar is ook alles mee gezegd.
Op het Lauwersmeer kregen we nog even een flinke bult wind en water over ons heen. Met alleen de fok bij lag Nika in de vlagen van 35 knopen wind flink schommelend op één oor.
Bij Zoutkamp kozen we ervoor om niet in de jachthaven te gaan liggen, maar in het dorp zelf. Als het op een dag een keer tegenzit is dat bij ons meestal niet eenmalig. De landing aan de kade verliep bepaald niet vlekkeloos. Door een plotselinge windvlaag verlijerde de boeg van het schip en lukte het niet om de draai met het achterschip naar de kant te maken. Om schade aan het voorschip te voorkomen gaf ik volgas achteruit, waardoor de boeg nog meer zijdelings weggleed en ik bijna een motorboot ramde. Ik had de kracht van de wind op het voorschip volledig onderschat en niet de rust genomen om de manoevre van te voren rustig te overdenken. Achteraf weet ik hoe het wél had gemoeten, maar dat is achteraf. Het is goed afgelopen.Dit soort gebeurtenissen blijven lang bij me hangen en ik kan het mezelf, stil en mokkend maar moeilijk vergeven.
De volgende dag al vroeg richting Groningen. De bruggen worden op het Reitdiep centraal vanuit Lauwersoog voorbeeldig bediend. Telkens als we voor een brug liggen melden we dat over de marifoon. Het rood-groenlicht gaat branden als teken dat er gedraaid gaat worden.
Wat is het toch een mooi landschap,slingerend tussen de hoge wallen en de glooingen van het Groninger platteland. Talloze vogels van kleine Karekieten tot breedvleugelige Kiekendieven versieren onze tocht. Het is koud, de oostenwind doet ons verkleumen en we wisselen elkaar af bij het sturen. De boot op koers houden bij de harde wind is lastig, vooral als we wat langer voor de bruggen moeten wachten. Voortdurend met kleine klapjes de motor in de vooruit of de achteruit, houden we de kop van het schip in de wind, soms helemaal scheef in de vaart liggend. Als het wachten te lang duurt leggen we de kont van het schip in de wind, lekker makkelijk. Met de motor zachtjes in de achteruit liggen we zo comfortabel te dobberen tot we verder kunnen varen.
Na Garnwerd wordt het Reitdiep minder interessant, de oevers raken meer bewoond en het landschap wordt vlakker. Bij het van Starkenborghkanaal wachten we voor de sluis samen met twee mannen in een roeiboot met buitenboordmotor. Ze hebben een leuke klus volgens hun eigen zeggen. Ze moeten de meldknoppen bij de bruggen en de sluis controleren voordat het vaarseizoen begint. Na het vollopen van de sluis en nadat het waterpeil 2 meter is gestegen halen ze met een trailer hun bootje uit het water. Hun taak zit erop, tijd voor een bakkie.
Eenmaal de sluis uit, varen we door de nieuwbouwwijken van Groningen. De ene brug na de ander gaat zonder dat we het melden voor ons open. Groningen begroet ons met wijdopen armen.
Na de Museumbrug zien we een plekje aan de wal. Het kost wat moeite om de mast vrij te houden van de bomen. Maar dan liggen we dan toch op een prachtplek, vlakbij het centrum en kunnen we genieten van de kleurrijke verscheidenheid aan langslopende mensen.
In een motorboot, van boeg tot achterschip omkleed met ballen en planken, komt een dolende Duitser met zijn waarschijnlijk ook Duitse vrouw langszij geschoven. Hij ramt ons net niet wanneer hij met de kaart in de ene hand en het stuurwiel in de andere ons de ‘weg naar Amsterdam’ vraagt. Wat verbrouwereerd wijs ik hem vaag naar de de richting waar we vandaan kwamen, waarop hij, hevig wiebelend, de boltjalk achter ons aan de kade een boegzoen geeft. Een paar tellen later verdwijnen ze door de geopende Museumbrug.
Groningen, de stad waar we beide studeerden, bekoort ons nog steeds. Vroeger fietsten we over de bruggen waar we nu doorheen varen. Het is een levendige stad en telkens wanneer we er komen is er wel wat veranderd. We blijven hier een paar dagen liggen tot de harde Oostenwind is uitgewaaid en de wind gunstiger is om onze tocht naar de Oostzee voort te zetten.

Wachten op een gunstige wind en maar goed dat we nog niet weg zijn.



Het waren een paar mooie dagen, een zacht lopend windje en een paar leuke bestem-mingen.
Na Stavoren kwamen we nog in Edam, Hoorn en Enkhuizen, waar we voor anker lagen voor het Zuiderzee-museum. De prachtige geveltjes en het vele jonge groen laten Noord Holland, in deze tijd, van haar mooiste kant zien.
Het lijkt wel of de werf een te prettige plek is geworden. We liggen hier prima van alle gemakken voorzien. De auto nog binnen loopafstand schept de mogelijkheid tot laatste klusjes als luxe aankopen bij de Hanos en nuttige zaken als een volle tank gas halen.
Toch is onze aarzeling om echt te vertrekken niet vergeefs geweest.
Na een heerlijke tocht over het IJsselmeer met vrienden was er ’s avonds (op de zaterdagavond) zowaar een turks bad te nemen in de achterkajuit. De hele ruimte stond plotseling vol stoom.
De aandrang om gelijk uit de kleren te gaan hebben we onderdrukt want het is wel raar als er daar stoom is. Omdat de waterpomp doorliep vermoedden we dat er ergens een slang losgeraakt was, en dat was vast niet de koud-waterslang. Een snelle graai naar de waterpomp-schakelaar zorgde er in ieder geval voor dat de stoomontwikkeling en de lekkerij ophield. Het was al een tijdje zo dat de temperatuur van het warme water wel erg hoog was; een eitje onder de warme straal zou er niet lang over doen om gekookt te worden. Zoiets opmerkelijks zou me aan het denken moeten zetten. De vorsende blik in de motorruimte had ik vanaf de tewaterlating in maart nog niet geworpen en het beetje water in de bilge duidde ik als zijnde condens-water. Gek was wel dat de waterpomp midden in de nacht af en toe zomaar aansloeg, een veeg teken dat er waarschijnlijk ergens een lek in het systeem zit. Het bed is lekker warm en blijkbaar een belemmering voor helder inzicht of daadkrachtige acties. De heetwater-slang was bij de aansluiting op de boiler opengebarsten en zag eruit als een kunstwerk. In ietwat gewijzige opstelling zou het in een modern museum niet hebben misstaan. De (te) hoge temperatuur van het water uit de boiler en de te hoge waterdruk hadden de slang tot zijn huidige niet functionele toestand gebracht. Ik neem het de slang niet kwalijk, hij heeft het ondanks de jarenlange marteling heel lang goed gedaan.
Goede Peter, de monteur en alleskunner van de werf, heeft de slang vervangen en ons voorzien van een paar reserve slangen, voor het geval dat. Maar ja, een probleem komt meestal niet alleen. De volgende dag moest de thermostaat van de boiler nog een paar graadjes lager gesteld worden om te voorkomen dat hetzelfde nogmaals zou gebeuren. Roel, de electroman, heeft dat keurig gedaan maar ontdekte aldoende dat er te weinig druk in het watersysteem werd opgebouwd. De hydrofoor bleek eveneens de geest te hebben gegeven. ‘Alles komt goed’ volgens de beide mannen en dat geloof ik.
Zo langzamerhand worden de grijze plekken van ons schip in kaart gebracht en begrijp ik steeds beter waar wat zit en waar het voor dient. Eén les heb ik er weer bijgeleerd. Alleen het oliepeil controleren en een blik in de bilge is niet voldoende en het is verstandig om tijdens het varen op de motor de waterpomp uit te zetten, want die pomp hoor je niet aanslaan wanneer de motor loopt. Water drinken uit de bilge, vanonder uit het schip, lijkt me iets minder lekker als uit een schone watertank. Wonderlijk is dat de aarzeling om onze veilige thuishaven te verlaten, nu vertaald is naar een voorgevoel over een ongemak dat hier op de werf gelukkig eenvoudig te verhelpen is.
Omdat Nienke zich nog niet zo vertrouwd voelt met het manoevreren van het schip op de motor heeft ze vandaag les gehad van onze zoon Jeroen. Al te dichtbij-staande gezinsleden zoals echtgenoten zijn slechte lesgevers en bereiken in het algemeen niet meer dan een verslechtering van het scheepshumeur. De keuze voor een les van onze zoon, die tenslotte van het varen zijn beroep heeft gemaakt, viel bij haar ruim binnen het acceptabele. Ik vond het heerlijk om te zien hoe ze rustig en steeds beter onder begeleiding van Jeroen ons schip keurig achterwaarts tussen de palen van de box schoof, terwijl ik van een afstandje op de wal toekeek.
De proviand is ingeslagen en verder lijkt alles te functioneren .
Het weer wordt alleen maar beter.
Wie weet, gaat het lukken om aan het eind van deze week het zilte nat op te zoeken.

foto’s: Hoorn en Edam

De eendjes van Stavoren



In Stavoren is het goed toeven. Een mooie gemeente-haven, van alle gemakken voorzien én niet te vergeten ‘Doede Bleeker’. De laatst genoemde is alom beroemd om zijn vis zijn verschij-ning en zijn zangstem. Hij is dit voorjaar weer een beetje dikker geworden. De omega-3-vetzuren hebben hem geen voordeel opgeleverd en zijn haren en morsige uiterlijk doen je aarzelen op de drempel van zijn visboetiek. Toch moet je je niet laten misleiden, zijn vis is van uitstekende kwaliteit en ik heb horen zeggen dat de bemanningen van de bruine zeilvaart zijn winkeltje veelvuldig bezoeken en volksstammen oosterburen aan de haring krijgen. De haven ligt vol met bruine schepen. De schippers schuiven kundig hun lange schuiten ,desnoods achterwaarts, langszij een vakbroeder die er al eerder aan de kade lag. Met hun roer dwars en tijdig de motor in de vooruit of de achteruit weten ze de kont van het schip precies daar te krijgen waar ze hem hebben willen. Opvarend in de spring( een lijn van de boeg naar de kant) en met gas vooruit, het roerblad van de kade afgekeerd duwt de schipper de achterkant van het schip naar de kade.
En daar staan waarempel vader en moeder Duck op de kaai. Verwachtingsvol loeren ze over de kaderand in ons schip. Even zijn we bang dat ze, wat al te familiair, ons in de kuip komen begroeten, maar ze blijven keurig op de kaderand staan. Moeder Duck, wellicht bevrucht maar nog niet op haar eieren, is het meest gretig en staat ons smachtend aan te kijken. Haar blik is zo intens dat we besluiten haar pre-eier-toestand te ondersteunen met het spenderen van een (verse) boterham. Het mannentje, vader Duck, blijft bescheiden op de achtergrond om zijn zwangere vrouwtje de ruimte te geven. Een kokmeeuw bekijkt het tafereel vanaf een lantaarnpaal, later op een metertje afstand, in de hoop een stukje brood mee te kunnen pikken. Dat is niet gelukt, mede omdat we eendjes leuker vinden dan meeuwen, die we genoeg hebben gezien op de reis naar Noorwegen.
Wat is het heerlijk om weer te zeilen. Er was niet veel wind en dat noopte tot het hijsen van de genaker. Na de minicursus van vriend Frank en de wijze woorden van onze schipper-zoon Jeroen
was dat net zo makkelijk als het aantrekken van je onderbroek bij een windje Beaufort 2. Glorieus en zeer vergenoegd hebben we de stuurautomaat het verdere werk laten doen, zelf genietend van de voorjaarszon en een kopje thee.
Voor onze geplande reis naar Zweden zijn we nu wel de verkeerde kant op gevaren. Het Nederlandse voorjaarszonnetje houdt ons nog even in de greep.


Een lekkende pomp en onderhoud van de lieren



We zijn weer even met NIKA op de werf, al was het niet nodig voor de falende toiletpomp. Met zweet en een pijnlijke nek, door de scheve houding waarin ik moest liggen om de schroeven er goed in te kunnen draaien, heb ik de pomp gerepareerd.
In het najaar had ik de toiletpomp gedemonteerd om schoon te maken. Een wat viezig, maar noodzakelijk klusje. Verteerde voedselresten, zoals een mens die nu eenmaal produceert en kalk hebben een voorkeur om zich vast te zetten op de pompmembraan en de binnenzijde van het pomphuis. Bij het weer monteren van de pomp zag ik, liggend op mijn rug, met mijn hoofd in een kromme hoek, ‘bijna’ wat ik deed. Het resultaat was dat de pomp bij gebruik nog bleek te lekken. De te hulp gesnelde monteur draaide de schroeven met meer kracht dan ik wist op te brengen, vaster. Door hem was ik mede gerustgesteld dat alles in orde was.
Het voorjaar is aangebroken en nu we weer aan boord leven, merkte Nienke een vreemd geurtje op in de achterkajuit. De pomp lekte opnieuw, en niet zo zuinig ook. Er is niets zo ergelijk als een niet goed functionerende WC. Ik had goed de pest in; de pomp opnieuw gedemonteerd en geprobeerd een diagnose te stellen. Met mijn hoofd in een nog onmogelijker bocht en mijn nek rijp voor de manueel therapeut, zag ik het probleem: een schroef zat naast het daarvoor bedoelde gat en de rubberen membraan hing er gedeeltelijk naast. Dit alles buiten het zicht van de oppervlakkige beschouwer. Na alles nogmaals losgeschroefd en wederom gemonteerd te hebben, met de schroeven nu wél in de goede gaten, bleek het probleem opgelost.
Ik verbaas me erover dat een onhandig geboren en getogen mens als ik zo langzamerhand in staat is om sommige technische problemen zonder hulp aan te kunnen. Wat is een schip prachtige lesstof. Als ik bedenk dat we op de Universiteit leerden om een weigerend apparaat eerst een doffe dreun te verkopen alvorens de technische dienst te laten komen, heb ik, sinds ik booteigenaar ben, mijn klusjesman-diploma een stuk dichterbij gebracht. Het duurt allemaal wat langer en ik moet nog leren om mezelf te belonen voor alles wat me na de nodige inspanning uiteindelijk lukt. Met genoegen mag ik kijken naar Jacob die een kromme lat passend maakt in de kuip van een schip. Scheepstimmerwerk vergt veel passen en meten of zoals Jacob zegt ‘timmeren is veel meten en vooral veel heen een weer lopen’.
Voor het eerst heb ik twee lieren ( de eerste met hulp) uit elkaar gehaald, schoongemaakt en weer gemonteerd. Het lijkt allemaal moeilijker dan het in de praktijk is.
We wachten op de monteur van Sailtron die de haperende radar op de buitenplotter nieuw leven in zal blazen. De buiten-plotter was vorige jaar nieuw, maar gaf op de terugweg vanuit Noorwegen geen radarbeeld. Gelukkig deed de radar op de binnen-plotter gewoon zijn werk.
Zoals ik bezig ben op de werf zie ik nauwelijks hoe mooi de natuur haar prille kleuren etaleert.
Nienke maakte tussen het vullen en leeghalen van wasmachine en wasdroger op een wandeling langs de Makkummerwaard prachtige foto’s. ’s Avonds, uitkijkend over het water van onder de sprayhood, zie ik de lichten van de werf aan de overkant weerspiegelen in de rimpelingen van het wateroppervlak. Het lijkt wel of de sterrenhemel er een concurrent bij heeft. De baggeraar aan de overkant heeft net als wij zijn huis in zijn schip. De ramen van de roef zijn verlicht, een glimp van gezelligheid op een langgerekt werkschip met een hijskraan en deels openstaande roestige dekplaten.
Er is weinig wind, de rust en de stilte, onderstrepen mijn tevreden gevoel over de dag.