De Wielewaal

Camping des Huttes

Om de foto’s beter te zien of uit te vergroten, klikken op ninemarit.blog, in de e-mail.

Tijdens het schoonmaken van het gootsteentje in de keuken ging er iets los in het binnenwerk van de afvoer en hadden we een waterbadje in de lade eronder . Bij inspectie hing de siphon los. Na veel geklungel en misplaatst optimisme bleek de afvoer dusdanig inwendig beschadigd dat we tot de enige overblijvende conclusie kwamen; hier is door ons geen eer aan te behalen. Een Hymer dealer in Saarbrücken heeft het binnenwerk en de aansluiting vervangen. Nauwelijks weer onderweg naar de beoogde camperplek in Frankrijk, bleek de onderste lade onder het aanrechtje open te staan en verdomde het om nog gesloten te worden. Drukken, duwen, demonteren, de lade eruit, de lade er weer in, niets bracht de lade ertoe om zich naar zijn rustplek te laten verplaatsen. Inmiddels was het te laat om terug te gaan naar de garage. Plan B; in de buurt van Saarbrücken een andere plek zoeken en dan morgen opnieuw naar de garage. We stonden op een mooie plek maar mijn humeur was er niet op vooruit gegaan. Een Duitse buurman, die te hulp schoot wist er, zwoegend en zwetend als een marathonloper, ook geen raad mee, de lade bleef hardnekkig weigeren dicht te gaan en bleef steken op 10 cm voor de ingang. Op het diepste punt van mijn sombere stemming kwam een Nederlander op de camperplaats zeggen dat hij eenzelfde camper heeft en vroeg ons, uitgerekend nu, hoe die bevalt, en dat terwijl Nienke een Wielewaal hoorde in het bos achter ons. ‘Dudeljo, dudeljo klinkt zijn lied…’. Zuur en zoet, smaken die meestal goed samen gaan, maar vandaag even niet. Breed van stof doorpratend over alle geweldige eigenschappen van zijn eigen identieke camper, kon ik maar nauwelijks de inhoud van zijn relaas aanhoren en koste het me moeite zijn woordenstroom in een soort van ‘aftaaien man’ om te buigen. Het is maar klein leed. Er een punt achter zetten en vrolijk doorgaan lukte me pas na een hapje en een glas en net als Nienke pogen de Wielewaal te horen…..

De volgende morgen stonden we vroeg op vanwege de ons zelf opgelegde opdracht om toch maar weer terug te gaan naar de garage in Saarbrücken, een half uur rijden. Bij het wegrijden van de Camperplaats zag ik voor het eerst van mijn leven een Wielewaal, hij vloog schuin voor de camper weg, als wilde hij ons met zijn verschijnen troosten en een voorspoedige dag toewensen.

Foto, Met dank aan de vogelbescherming

Toen we aankwamen bij de garage en een plek zochten om te parkeren, werden we gezien door de monteur die ons hielp met het gootsteentje. Hij bood direct aan om te kijken wat hij kon, nadat we hadden uitgelegd wat er mis was. “Een kapotte geleidingsrail onder de lade, moet eigenlijk vernieuwd worden, bestellen duurt 2-3 weken, maar ik zal kijken of ik iets kan doen”. En dat deed hij. Voorlopig doet de lade weer wat hij moet doen, maar vervanging van de rail wordt aangeraden. Van gemaakte kosten wilde hij niets weten, wij waren opgelucht en blij.

Op weg naar de Camperplaats in Wangenbourg- Engenthal, reden we door een afwisselend landschap deels over hoogvlaktes en deels door valleien met steile beboste hellingen en stille dorpjes. Vanuit de Vogezen kwamen we de Elzas binnen, dat zich uitstrekt langs de oostelijke grens met Duitsland en Zwitserland. Achteraf merkten we dat we een route hadden gereden die staat beschreven in het boek ‘Omwegen in Frankrijk’ geschreven door Martijn Joosse , bekend van zijn artikelen over reizen in Frankrijk op zijn website ‘Frankrijk Puur’. Mooie alternatieven voor de snelle tolwegen als je meer van Frankrijk wilt zien en geen haast hebt.

In Wangenbourg staat een kasteelruïne uit de 13e eeuw. Vanuit de campingplaats des Huttes liepen we er in 20 minuten naar toe. De resten getuigen van het enorme knappe bouwen in die tijd met de meest eenvoudige hulpmiddelen.

Het is een waar wandelparadijs, we zien regelmatig met rugzakken bepakte wandelaars, loerend op een kaart of op de iPhone voor de juiste route.

Het is stil op de Camperplaats,we staan er alleen met onze camper. Omringd door het geluid van krekels en vogels denk ik aan de Wielewaal, zullen we hem ooit nog een keer zien?….

Over pasgeboren babydruifjes, supermarkten en boot-camperaars.

Bij de Dhron-monding in de Moesel

Staan we zomaar tussen de wijnstokken aan de Dhron, die hier uitmondt in de Moesel. De druiventrossen zijn net geboren en verschuilen zich onder de heldergroene jonge bladeren van de wijnstokken. Tientallen druifjes zo groot als speldeknoppen fraai samengebald aan een dun groen steeltje dat nog eigenwijs omhoog wijst.

Wijn in de maak

De Piesporter Moselwein die hier om de hoek bij Neumagen-Dhron geproduceerd wordt bestaat vooral uit wijn van de Rieslingdruif die hier op de leisteen-bodem goed gedijt. De met Leisteen dakpannen bedekte huizen in deze streek doen de bodem eer aan.(Neumagen-Dhron heette in de Romeinse tijd “Noviomagus Trevirorum”, en dat is taalkundig verwant aan de naam van Nijmegen, dat in de Romeinse tijd “Ulpia Noviomagus Batavorum” heette.)

Het oude imago van het zoete witte moeselwijntje van mindere kwaliteit is al lang terzijde geschoven zowel in Duitsland als in de rest van de wereld. Het frisse minerale en droge karakter van deze wijn zal niet iedereen bekoren. De wijn die we tot nu toe dronken was met de hitte van de laatste dagen niet bepaald onaangenaam.


Het is een feest om weer eens rond te sneupen in een Duitse supermarkt en te zien wat er allemaal anders is en spannende nieuwe eetwaren te kopen en te proeven. Met een risico… dat lekker lijkende sausje uit een fles hebben we na de eerste proeve weg gemikt, oneetbaar met een vieze bijsmaak. Veel van wat er te koop is heeft het predikaat ‘bio’, meer dan in Nederland. Kippetjes hebben het volgens de meeste opschriften biologisch goed in Duitsland. Dat ze ook uiteindelijk de pan in gaan wordt hen vast niet van te voren verteld. Blij wordt je van het brood dat ze hier bakken, meestal van zuurdesem en een mix van granen in allerlei mooi klinkende streeknamen. Knapperige korst en dagenlang vers. Een aanslag op je gebit maar wel lekker met een stuk echte boerenkaas uit Nederland.

De Duitsers zijn erg vriendelijk en behulpzaam, al moet ik zeggen dat de kassa-mevrouwen in de supermarkt soms heel sacherijnig kijken. Betalen met geld heeft de voorkeur, zodat je na de aankoop blijft zitten met een handvol één-cent munten die we in Nederland al jaren geleden hebben afgeschaft. Kartezahlung, betalen met je bankpas, blijft een nog te nieuwerwetse uitvinding, al doen de meeste supermarkten en benzinestation daar niet meer moeilijk over. Betalen voor de camperplek gaat nog meestal contant of met munten. De envelop met inhoud in de brievenbus bij afwezigheid van de beheerder blijft als overdracht van gemaakte schuld gewenst en zal voorlopig favoriet blijven. Heeft ook wel wat sympathieks….

Naast ons staat een camper gesierd met ankers, zeesterren, zeilbootjes en een vuurtoren. Het kan haast niet anders dan dat het een ex-watersporter is, die van zijn boot een camper heeft gemaakt.

De overbuurman op de Camperplaats heeft nog een zeilschip, een zelfgebouwde Van der Stadt van 9 m, maar hij vaart er niet veel meer mee. Samen met zijn vrouw wisselen ze zeilschip en camper af ’. Ik sprak met hem en zijn vrouw over hun zeereisjes; Noordzee, IJsselmeer, een paar keer naar Engeland. Het valt me op dat er meerdere bootjes-mensen zijn, die na jaren op het water mede vanwege leeftijd en ouder worden overstappen op een rijdend over land-bootje, krapper, technisch ingewikkelder, maar wel comfortabel met een luifel tegen de zon en bij gemis van een mast een los opvouwbaar droogrek voor de was. De ‘garage’ in de kont van de camper moet groot genoeg zijn voor de fietsjes, die liefst elektrische ondersteuning hebben vanwege de golven in het landschap. Op zee heb je meestal geen last van muggen, op het land wel. Dus alles moet ‘behort’zijn, niets ergers dan een zoemende mug bij je oor, tenzij je doof bent zoals ik. Tja, en dan uiteraard het probleem van het gemak, het toilet. Niet dus lekker laten weglopen in het ruime sop. De poep- en grijswatertank van een zeilschip waarin alles verdwijnt is onmetelijk groot en vlakbij( voorlopig nog wel), in tegenstelling tot die van een camper. De camper heeft er twee, één voor de p en de p, en een tweede voor het grijze water, het afval-water zonder de coli-bacterieren. Beide moet je liefst regelmatig legen en dat is niet altijd makkelijk. Niet iedere camperplek heeft een ‘entsorgungsplatz’. Soms moet je omwegen maken om al je producten netjes kwijt te geraken. Maar ja, er is mee te leven en mobiel zijn op plekken waar je met je bootje nooit zult aanleggen is toch wel een leuke toevoeging…..

Dit beeld ( een replica) stelt een Romeins grafmonument voor, bekend als het “Weinschiff von Neumagen” 2de eeuw na Chr.

vertrekken en oude herinneringen

Leuke oude scheepjes

 Het is druk met al die scheepsbewegingen op het water van de Kolk bij de Waterpoort van Sneek. Het valt me op dat veel van de schepen steeds groter zijn, groter zowel in horizontale als verticale richting. Ook dit jaar is ze er weer, een gigantisch wit varende flatgebouw onder Zwitserse vlag, van het type “Saint Tropez aan de kade en bijna nooit varen, met een in het wit gestoken bemanning die voortdurend bezig is de boot te poetsen”.

Saint Tropez, dat schip in het midden lijkt er op

En “ de Zwitser” ligt aan de overkant in de Kolk. Op dit schip geen mannen in witte uniformen en haar eigenaar is eveneens niet vaak te spotten. Conclusie, hij heeft vast familie in Sneek en is daardoor vaak op de koffie en niet op zijn schip. Dat het schip hier vaak meer dan een week ligt, betekent ook vast dat hij heel erg gesteld is op zijn familie. Of zijn er andere redenen? Als ik verder fantaseer denk ik bijvoorbeeld aan de mogelijkheid van het hebben van een onecht kind dat hij van zijn vrouw één keer per jaar mag bezoeken, maar dan ook één keer per jaar en niet vaker. Of misschien rouwt zijn vrouw omdat hun lievelingskat hier in de Kolk van de loopplank in het water is gevallen en het niet heeft gered…..

Bootjes kijken vind ik nog steeds leuk, al krijgen campers onderweg steeds meer aandacht. 

De plannen om naar het zuiden te gaan zijn nog niet erg vast omschreven. De mogelijkheden zijn ruim aanwezig. Doelen vastleggen druist in tegen het gevoel per dag vrij te kunnen bepalen waar we ons op richten, hoe de pet staat, hoe het weer zal zijn. Ook wel lastig omdat er dan dagen zijn dat het niet meezit, Camperplaats vol, harde wind en dikke buien, of er is in het aanbevolen charmante dorp alles dicht vanwege een feestdag. Het blijft gelukkig leuk om op avontuur te zijn, terecht te komen op onverwachte plekken, de schoonheid van het lokale, het gewone te mogen ervaren.

Voor het vertrek heb ik de voorruit van de camper van stof en plantenresten ontdaan. Alles is ingepakt, de checklist afgevinkt, bandenspanning gecontroleerd. Klaar om te vertrekken. De eerste rit was naar vrienden in de buurt van Deventer waar we hun nieuwe huis in aanbouw konden bewonderen. Van hen kregen we tips voor onderweg en documentatie over het gebied waar we hopen langer te verblijven. Daarna lieten we ons verleiden onze zoon en schoondochter, die met hun camper net over de grens in Duitsland stonden, te bezoeken. Een prachtplek midden in de natuur. Kampvuur, BBQ en nog een verrassingsbezoek van kleinzoons met vriendinnen. 

Haselünne

Maar niets loopt altijd voorspoedig. De rugblessure die Nienke opliep bij ons bezoek aan Limburg, waar ze hielp bij het losduwen van de camper die ik in de gladde lössklei had geparkeerd, bleek weer op te spelen en bezorgde haar tijdens het rijden in de camper veel pijn. Waarschijnlijk ook door de manuele therapie die ze eerder in de week had ondergaan. Advies van de therapeut: paar dagen rust en even aankijken. 

Nu staan we in Enschede op een kleine maar zeer verzorgde camperplek in het oosten van de stad, waar ik 50 jaar geleden mijn co-schappen deed, Nienke in Groningen afstudeerde en onze zoon Jeroen ter wereld bracht in ziekenhuis Ziekenzorg. Nostalgie met een randje pijn in het heden. 

Noodzakelijke rustplek op de Hammiehoeve

Een mooie gelegenheid om een ontmoeting te hebben met een oude dierbare collega en enig lief en leed te delen. Een middag door het centrum van Enschede lopen was  voor mij niet bepaald een feest van herkenning, veel nieuwbouw, winkels van grote ketens en slechts weinig oude panden die mij konden bekoren. Ik realiseer me dat ik destijds ook weinig heb gezien van het centrum omdat ik meestal in het ziekenhuis was of moest studeren. Nienke was zwanger en studeerde af in Groningen. De geboorte van Jeroen viel midden in mijn co-schappen. Het co-schap ‘Verloskunde en Gynaecologie’ had ik nog niet gehad. De begeleiding van de zwangerschap lieten we over aan een verloskundige, tot ongenoegen van de gynaecoloog, die vond dat de vrouw van een Co als gebruikelijk moest bevallen bij de gynaecoloog van het ziekenhuis. We wilden graag een zo natuurlijk mogelijke bevalling, zonder allerlei technische handelingen. Toen de weeën waren begonnen en Nienke het gevoel kreeg dat ze moest poepen, constateerde ik, onervaren als ik was en onhandig tastend, iets ronds daar beneden en zei dat we misschien maar beter naar de verloskamer konden gaan ( We woonden met nog 2 andere studenten vlak naast het ziekenhuis in een riante villa). Op een stoel in de lift ving Nienke nog een wee op, waarop ze eenmaal op de verloskamer na onderzoek direct mocht persen. Jeroen werd met een knip geboren, bijna twee weken te laat, maar eenmaal begonnen aan zijn tocht naar buiten( Nienke had pas 4 uur weeën gehad) was er geen houden aan, nieuwsgierig naar hoe de wereld er buiten uitzag, een eigenschap die zijn hele verdere leven zal kenmerken. 

Het is bewolkt en de wind blaast koud uit het noorden. Nog niet bepaald aangenaam weer. Er is rust in de camper.  Op het terrein bij het sanitairgebouw scharrelen kippen rond, duiven koeren op het dak. Achter het gebouw horen we hoe de mannetjeskalkoen met zijn blobbelende klokgeluiden de vrouwtjes probeert te imponeren….

Lopen of wandelen en landschappelijke genoegens

Noorbeek

Bij iedere stap, verandert de blik op de omgeving, de bomen, de hagen langs de weg, de wolken. Dichtbij snel, ver weg langzaam. De beleving van de tijd verandert mee tijdens het lopen. Iedere stap tikt de tijd weg, lost hem op. Slechts de ervaring van mijn bewegen vertelt iets over de mate van inspanning en de moeite die ik doe tijdens het lopen. In de vorm van wandelen krijgt lopen een extra dimensie, wandelen is meer dan lopen. Wandelen verbreedt de ervaring. Door te wandelen in een mooie omgeving, wordt ik door de omgeving gedragen. Wandelen in een stad, zuigt na enige tijd aan mij, de overvloed aan indrukken zijn vaak te divers en te overweldigend. Ik kan aanvankelijk genieten van het aanschouwen van mooie gebouwen, grappige winkeltjes met een eigen signatuur, een plein, steegjes om in te verdwalen. Zo gauw de aandacht ook in beslag wordt genomen door druk verkeer, haastige mensen, kijken zonder te zien en te moeten uitkijken waar je loopt, ontglipt me de energie die ik aanvankelijk aan het begin van de stadswandeling nog had. Iets vergelijkbaars ervoeren we allebei in het museum. Een te grote veelheid aan indrukken. Er is teveel om te bekijken, waardoor het bekijken en ervaren van de kunstwerken verwordt tot een energie- slurpende exercitie, die in feite bedoeld is als een voedende ervaring. Minder bekijken en je beperken tot wat je wil zien is dan ook een aanbeveling van ervaringsdeskundigen.

Best merkwaardig dat we een wandeling in een divers landschap beide vrijwel altijd als voedend ervaren, ook wanneer het er fysiek op aankomt over steile weggetjes omhoog of lastige afdalingen over een smal met stenen bezaaid pad. Bij het ouder worden lijken we beiden gevoeliger te worden voor indrukken. We zijn zinniger als het gaat om wat er visueel op ons afkomt. De neiging om dan maar snel te oordelen over wat er te zien is lijkt een zelf-beschermende functie te hebben. In het Bonnefanten museum in Maastricht waren er zalen met kunstwerken van meerdere beeldende kunstenaars tegelijk in een ruimte. De meestal conceptuele werken verschilden nogal van elkaar, waarbij de beschrijving en bedoeling van het werk meer duidelijkheid bood dan de kunstwerken zelf. De bijbehorende of toegedachte emotie of mening voor de beschouwer sloeg bij ons meestal niet aan. In een poging er iets van te begrijpen werden we er alleen maar doodmoe van. Misschien was dat ook de bedoeling…. De bankjes in de filmzaal waren een prettig toevluchtsoord voor de opkomende rugpijn en de vermoeide voeten. Wat we erg mooi vonden was het werk van een Poolse Roma kunstenares Matgorzata Miga-Tas. Ze maakte van door Roma mensen gedragen kleding grote wandkleden met figuratieve motieven. Prachtig van kleur met een lading van trotsheid over een verguisd en verworpen volk.

Zo al wandelend was het de volgende dagen een feest om de omgeving van Mheer en Noorbeek te ontdekken. Het Margraten plateau wordt door verschillen beken doorsneden. Beken die in de loop der tijden diepe dalen hebben uitgeslepen met steile beboste hellingen.

Het is nog vroeg, maar op de hellingen aan de zonzijde en de begroeide kanten van de holle wegen beginnen Maarts viooltje, Bosanemoon, Bosaardbei, Speenkruid en Maagdenpalm hun bloemblaadjes te ontvouwen.

De bomen, nog zonder blad, steken met hun stam en takken contrasterend af tegen de wolken boven het plateau waar we af en toe de veldleeuweriken hoorden. Het landschap is dooraderd met meidoorn-hagen die als lange treinen door de nog kale landerijen slingeren. De hagen zijn aan hun bovenzijde afgesnoeid waardoor er een ‘strakheid’ ontstaat, hoewel kunstmatig, maar ook rustgevend voor het oog. Met de zon die af en toe door de wolken piept, is de kleurenpracht van het landschap ondanks dat het nog nauwelijks lente is al heftig aanwezig. Op veel plekken zien we dat de bodem wordt bemest op de ouderwetse manier, koeienpoep met stro, gewoon over het land uitgestrooid. Noorbeek en Mheer zijn 2 typische Zuid-Limburgse dorpen met een aantal vakwerkhuizen, boerderijen met een binnenplaats en een indrukwekkend kasteel. We wandelen zonder veel mensen tegen te komen, al vermoed ik dat dat later in het seizoen anders zal zijn. Het ontbreek er hier niet aan horeca bedrijven. Overal zijn er rustpunten om je culinair te laten verwennen. De Limburgse vlaai lieten we ons smaken…..

Mooi weer en een nieuwe ervaring

Veessen aan de IJssel

Het begon rustig. De camper heeft zijn beurt gehad, de apk is in tweede instantie goedgekeurd door het nieuwe achterlicht en langzaam kwam de lust om weer op stap te gaan opborrelen uit een toch wel natte en kille winter. 2 weken weg van huis, de ogen gericht op een zuidelijke koers vonden we onze weg naar Zuid-Limburg en een beetje over de grens in België. De stops die we maakten, Veessen aan de IJssel en camping Bos en Heide bij Well waren respectievelijk verrassend en vertrouwd.

De camperplek bij de haven van Veessen was een prettige ontdekking en gaf ons het gevoel toch nog even bootjes-mensen te zijn. De Maasduinen in Noord-Limburg blijven ons verbazen. Haar uitgestrektheid, de afwisselende vegetatie, moerassen en heuvels, het is allemaal van een ongekende schoonheid.

Maasduinen

Maar we wilden verder naar het zuiden, ‘het buitenland proeven’, Frans praten, op een terrasje een glas drinken en dat moest wel met al dat mooie weer in het verschiet.

Ik heb behalve met wijn ook iets met abdij-biertjes al hoeft het bidden behorend bij de productie ervan nu niet zo nodig. Dus op naar de Abdij van Val Dieu. In plaats van de serene rust met biddende monniken in de kloostergangen werden we vergast op een krioelende menigte toeristen die zich op het terras van de ommuurde cour naast de basiliek tegoed deden aan een ‘plat du jour’ vergezeld van uiteraard een wijd bierglas met Val Dieu bier. Na de aankoop van een paar flesjes bier hebben we de abdij ontvlucht. Het idee om er nog een nachtje te blijven op de gratis parkeerplaats naast de Abdij hebben we los gelaten, ons nog niet bewust wat ons te wachten stond.

Val Dieu

Het is altijd goed om een plan B te hebben. Verblind door de belofte van een gratis camperplek naast een de plek waar hemels bier wordt gebrouwen, waren we zomaar verschoond van een goede ‘plan B slaapplek’. We moesten op zoek en dat bleek niet eenvoudig in dit nog prille jaargetijde. Veel campings en camperplaatsen gaan pas in april open.

De Voerstreek blinkt uit in het hebben van smalle holle weggetjes met overhangende bomen waar ik, af en toe de billen-samenknijpend, onze camper door heen moest wurmen. We hadden op de app ‘park4night’ na heel veel vergeefs zoeken eindelijk een ‘ plek’ gevonden. Een boerderij met kippen en een paar camperplaatsen. Aan de weg was een klein restaurantje. Na veel slingerwegen in westelijke richting kwamen we inderdaad bij een boerderij met grote loodsen. Op een groot bord stond ‘Camping’. Eronder met iets grotere letters stond nog een tekst ; ‘Abattoir’, kippenslachterij. Als hypocriete flexitariërs zijn we schielijk omgedraaid om in oostelijke richting onze zoektocht voort te zetten.

Inmiddels was de middag al flink op zijn einde en plan B bleek niet veel alternatieven te hebben. De beste plek leek een camperplaats in Kelmis. Die was vol, alle plaatsen bezet en vinnig blaffende keffertjes onderstreepten dat luidkeels. Uiteindelijk vonden we, moe gestreden, een parkeerplaats zonder voorzieningen naast de kerk van La Chapelle, een slaperig verlaten dorpje iets ten noorden van Kelmis. Een voorbijganger, die zijn hondje uitliet, vertelde dat het dorp leeg liep omdat er niemand meer werk had. Hij woonde hier in het Duits sprekende deel van België. In het enige restaurant van het dorp( er zaten nog 2 mensen behalve wij )stond niet veel meer op het menu dan een schnitzel met frites en nog wat onduidelijks. Het werd de schnitzel, blij werden we er niet van.

Goed geslapen. De volgende morgen hebben we samen een prima croissantje gegeten van de plaatselijke bakker, waarna een wandeling in de omgeving ons humeur wat opfriste.

Overwegende dat het mooie voorspelde weer verder naar het zuiden geen meerwaarde gaf, zijn we terug naar Zuid-Limburg gereden naar een camperplek aan de Geul. Die camping was wel open. Het “Zinkviooltje”,een fraaie camping met terrassen. De eigenaresse waarschuwde ons nog om met de camper niet vast te komen zitten op de zachte leemgrond en dat bleek te kloppen, we zaten vrijwel direct vast, scheef, op het bovenste terras. De wielen tolden rond in het gras en groeven zich gretig in de spekgladde Limburgse klei. Het woord Zinkviooltje (een heel schattig zeldzaam bloempje) heeft in haar naam het woord zink en zinken in de Limburgse klei wilden de wielen wel. We stonden niet goed, de neus van de camper tegen een wal en achter weinig ruimte om terug te draaien naar het grindpad. Al snel kwamen er adviezen van mede camperaars. Matten voor de wielen, vooruit-achteruit wiegelen, duwen, trekhaak installeren, tractor erbij, of gewoon laten staan en scheef slapen voor lief nemen. Alsnog blokken onder de wielen op deze ondergrond plaatsen, het zou niet lukken. Onze zoon met telefonisch advies op afstand, meelevend, kon niet veel doen, behalve dat we het trekoog uiteindelijk met zijn aanwijzingen, onder de vloer in een geheime ruimte wisten te vinden.

Bijna verlost

We hebben hem niet gebruikt. Met pure duwkracht van medecamperaars en Nienke, terwijl ik achter het stuur de camper uit de leemval probeerde te rijden, zijn we toch losgekomen en staan nu op het grindpad, na nog een tweede keer scheef hangend vast zitten op het gras van een terras lager.

Veel afgekalfde stukken van vorig jaar en mistletoe in de bomen

De zon schijnt. De vogels, gedreven door lentekriebels, laten zich horen in een veelkleurig concert. Het wordt vast een mooie dag…..

Belgische Ardennen

In de buurt van boerderij de Kolke

Met Carol King op de achtergrond overdenk ik de laatste 3 dagen.

Het is altijd weer een beetje gedoe, weggaan en alles regelen voordat je uiteindelijk de motor van de camper kunt starten. En dan, net onderweg, die terugkerende gedachten, ‘hebben we niets vergeten, verwarming laag gezet, schuurtje op slot, mutsje voor de kou en de wind, zonnebril mee, postbus leeg gemaakt, buren gewaarschuwd’? Eenmaal onderweg is er de twijfel waar we de eerste nacht zullen overnachten. Zoon en schoondochter nog even een tip gevraagd, maar uiteindelijk naar een plek bij een boerderij gegaan, waar we eerder naar tevredenheid stonden. Eenmaal op de plek volgt het ritueel, uitstappen en rondkijken. Waar gaan we staan, niet te modderig? Hoe kunnen we het beste de koude wind vermijden, om toch nog even buiten te kunnen zitten,want buiten zitten hoort er bij als je campert op een buitenplaats ergens op het wilde platteland, ook als je bijna bevriest.

Mosterdzaad in bloei

We stonden aan de rand van een veld met bloeiende mosterdplanten, de blaadjes kun je eten, lekker in de sla, al hadden we genoeg ervan geproefd tijdens de wandeling die we later maakten. Het bos waardoor we liepen, in de buurt van Gietelo en Empe, riep herinneringen op bij Nienke, die er destijds vanwege bezoek aan haar moeder in Empe, vaak een wandeling maakt met onze teckel Chrimmle. Ze, de hond, had er een handje van achter alles aan te rennen wat maar bewoog of rook naar wild, waardoor ze soms langere tijd foetsie was, volledig in beslag genomen door haar jachtinstinct.

De volgende dag was een regendag, prima om een lekker stuk te rijden in de camper. Het plan was België, Durbuy, nooit eerder bezocht maar aantrekkelijk door de wat Engels klinkende naam. Door de regen over slechte Belgische wegen, slalommend om rotondes die tegenwoordig favoriet zijn bij de wegregelaars. Het tweede stuk na Luik reed Nienke. Onbekende wegen, soms zo smal langs afzettingen bij wegwerkzaamheden dat ik, naast haar zittend, dacht dat een kras op de camper niet onwaarschijnlijk zou zijn. Ik heb de neiging tot verdriet en irritatie van mijn lief om corrigerende opmerkingen te roepen. Meestal lukt het me aardig om dat binnensmonds te houden, maar soms is het me te veel en dat is niet fijn voor haar. Om een en ander toe te dekken richt ik dan snel haar aandacht op de mooie kleuren van de bomen, die links en rechts in de velden staan, voor de goede vrede. Het was ook wel een lastig stuk weg en ik had het niet beter gedaan. We zijn krasloos en veilig op de camperplaats in Durbuy aanbeland. Een fraaie plek aan de Ourthe, een snelstromende rivier waar in het voorjaar wordt geraft, ofwel met 6 man en/of vrouw in een rubberboot stuiterend door stroomversnellingen denderen, voor de kick.

Durbuy

Durbuy blijkt op het eerste gezicht een aantrekkelijk stadje. De huizen opgetrokken in grijs Belgisch hardsteen zien er aardig uit en dat vinden de toeristen ook. Nogal veel toeristen. In de smalle straatjes wemelt het van de restaurantjes en Vlaamse schoolkinderen, die een lijst bij zich hadden met afbeeldingen van een ‘rode fiets’ en andere kenmerken, een puzzeltocht met hindernissen zoals bleek toen meerdere kinderen ons vroegen of we de ‘rode fiets’ hadden gezien, in het Engels, totdat ze door kregen dat we Nederlanders waren. We moesten het antwoord als net gearriveerde onwetende toeristen steeds weer schuldig blijven. Het advies een locale stedeling te vragen was kennelijk niet meegevallen. Na een tijdje voor een slagerij met hammen en bakken paté te hebben gestaan en in de vitrine hadden gezien welke exorbitante prijzen ervoor werden gevraagd, zijn we naar onze camper terug gelopen om ons te goed te doen aan een flesje bubbels met een toastje potjes-paté uit de koelkast en een kaasje. De bubbles waren erg actief. In de camper rijden maakt de belletjes wild, zodat we bij het openen slechts de tweede helft konden genieten, de eerste helft belande bruisend in het gras.

Het was een prachtige ochtend, de volgende dag. Vroeg uit de veren, en al snel op pad langs een uitgestippelde route langs de Ourthe. Het valt opnieuw op, hoe snel het water in de rivier stroomt. Een sprintje om het bij te houden resulteerde geschat op ongeveer 9-10 km per uur. Dat we vrij snel daarna nog ruim 100 meter omhoog een steile klim moesten doen hadden we niet ingecalculeerd. Het uitzicht was grandioos, de kleuren van de bomen in het lage zonlicht een palet van rood, geel en bleekgroen. De groepjes kinderen die we onderweg tegenkwamen hadden de opdracht op kompas hun weg te zoeken, maar begrepen niet waar we het over hadden toen we vroegen of ze de ‘rode fiets’ hadden gevonden, blijkbaar een groep scholieren van een andere school.

Rond het middaguur waren we terug bij de camper. Voor vertrek de vuilwatertank legen, de poeptank legen en schoon water bij tanken. We trakteerden ons op een lunch in een kasteel bij een spiritueel centrum van de Krishna beweging, iets wat ons deed denken aan jonge mensen met oranje jurken, kaalgeschoren hoofden, die zingend door Amsterdam liepen. Niets van dit alles op dit centrum, maar wel erg lekker gegeten.

Radhadesh

Daarna ging alles minder voorspoedig, de plekken die we hadden gepland om de nacht door te brengen bleken gesloten te zijn. Na meerdere kilometers over hobbelige slecht onderhouden wegen te hebben gekard, de Belgen zijn dol op gaten in de wegen, soms leek het wel een maanlandschap met al die kraters in de weg, vonden we een plek boven op een heuvel, in het zonnetje met uitzicht over het Ourthedal. Een beetje winderig maar prima voor een nachtje. De lijvige breed-buikige boer had ons al gespot via zijn camera op de schuur, en stond even later na onze aankomst bij de camper om €20 in ontvangst te nemen en vroeg in rap Frans of we één of twee weken wilden blijven. Gelukkig verstond ik het enigszins en zei wat schuchter dat we maar ‘un nuit’ zouden blijven. ‘Of we dan misschien nog hout wilden stoken á cinq euro?’ Maar dat hebben we maar afgeslagen….

Camperleven

Trier

Eigenlijk is er niets veranderd, je schip tussen te krappe palen schuiven of de camper tussen twee andere campers duwen terwijl de ruimte net te krap is. Allebei heel lastig, zeker in het donker. Met uitzicht op de overkant van het pad, wij staan prima, zien we die te krappe open plek. Likkebaardend komen steeds weer campers langs die denken eindelijk in deze overvolle camperplaats laat in de avond nog een plekje te vinden voordat ze morgen weer verder trekken. De doorgangs-camperplaats in Trier is een geliefkoosde plek, al moesten we wel even slikken bij het zien van zoveel campers op een kluitje tussen de bomen. We proberen dit steeds te vermijden, dit soort van massa-knuffelen langs een rivier dicht bij de stad en de bakker.

Een sluisje bij Fontenoy in het canal des Vosges. Zo’n sluisje waar er honderden van zijn in Frankrijk, maar waarvan we nooit gebruik hebben gemaakt tijdens onze vaartochtjes meer naar het noorden.

Eerder op de dag hadden we een plek op het oog in een klein dorpje bij de kerk. Zag er wel redelijk uit toen we er waren, slechts enkele plekken om te staan en nog helemaal leeg. Dat het redelijk leek werd snel ondermijnd door de klokkentoren die ieder kwartier met een donderende slag liet horen hoe laat het was. De slag op het uur hebben we niet afgewacht. Toen we wegreden stond er nog een vrachtwagentje met een vreemd nummerbord waarvan de achterdeur wijd open stond. In de gauwigheid zagen we dat de wagen vol geladen was met stukken vlees verpakt in vacuum gezogen plastic. Echt smakelijk zag het er niet uit en het had allemaal ook een beetje een crimineel tintje in onze ogen. Hun uitnodiging of we iets wilde eten hebben we maar afgeslagen en zijn toen doorgereden naar deze plek in Trier. Voor het eerst dus op een overvolle massacamping, uit nood want we wilden Trier ook nog zien voordat we verder naar het Noorden zouden rijden.

Camperen in Trier

Aan Trier kleeft een herinnering over een schoolreis vanuit mijn middelbare schooltijd in Zwolle. Ik had net mijn rijbewijs, en mocht één van de beide VW-busjes rijden omdat de biologieleraar alleen maar kon motorrijden. Het andere busje werd gereden door de natuurkundeleraar. De openstaande deur van zijn geparkeerde busje ( hij deed een middagslaapje op de voorbank) werd uit zijn verband gelopen door een paar koeien die naar de stal gebracht moesten worden. Het busje stond in de weg en dus ook de deur. Het gehuurde busje waar ik met 8 medeleerlingen in reed had een gebrek, een spontaan verworven gebrek.Onderweg brak de gaskabel van de motor die bij dit busje achterin zit. Met een touwtje door het achterraam en instructie als ‘gas…en gas los…. ‘ aan de jongen die achterin zat wisten we de auto naar de garage te loodsen. We waren er na verloop van tijd zo bedreven in, dat de garagehouder eerst niet wilde geloven dat de kabel kapot was, toen we met zwier de garage binnen reden.

Rondlopend op de camperplaats word je regelmatig toegekeft door ondermaatse kleine kuthondjes( ze worden steeds kleiner), die ongetwijfeld in je broekspijpen hangen als ze niet aangelijnd zouden zijn. Gelukkig zitten hun potige eigenaren gekluisterd aan hun biertje en spelen rummikub of poetsen de motorkap van hun camper glimmend.

Wat smaken die tomaten hier anders. Gekocht van een mannetje in een bus die op vrijdag de camping bezoekt met groenten en kruideniers- waren.

Etensgeuren, van lekker tot smerig, walmen als onzichtbare mistflarden tussen de bomen door. Je ruikt ze maar je ziet ze niet.

Ons diner was een beetje geïmproviseerd, nadat ik de orichetti in de pan met water had gegooid ontdekte ik in de koelkast de pasta die we eigenlijk hadden zullen eten. Terwijl ik even goed om me heen keek, Nienke niet in het zicht, heb ik de orichetti uit de pan gevist en vervangen met de pasta die me wat lekkerder leek. Het sausje dat Ik erbij maakte van allerlei restjes had het meeste weg van een onvoltooide kleurrijke legpuzzel, ik heb Nienke maar niet verteld wat er allemaal inzat. De Parmezaanse kaas en de basilicum maakten het enigszins goed. Ach, het kan ook niet altijd haute cuisine zijn…..

Frankrijk

We hebben voor een paar weken Sneek verlaten en zijn op weg naar Frankrijk. Het warme weer lokt ons en inmiddels zijn we een flink stuk naar het zuiden gereden. De eerste stop was in Limburg langs de Maas. Beesel aan de Maas is bekend als Drakendorp, een aardige plek met drakenbeelden overal in het dorp. De camperplaats lag verder weg en dichter bij de Maas. De naastgelegen tuin met ‘vergeten groenten’ leverde ons een pond erg lekkere boontjes.

Op de plek in Frankrijk , in Ville-sur- Yron, hadden zich inmiddels 2 campers bij ons gevoegd. Meer dan 3 kunnen er ook niet staan , en laten dat nu ook Nederlanders zijn. We vonden de plek via de website ‘park4night. Deze keer een plek waar je gratis kunt overnachten vlakbij de begraafplaats, lekker rustig, er beweegt niets. Het dorp zelf lijkt eveneens volledig uitgestorven, op een paar verlepte bloemen in potten langs de gevels van de huizen na. Echter, er liep wel een vrouw met haar dochter rond, de vrouw met een huurkind in een karretje en haar dochter met een kind op een driewieler die regelmatig de heuvel af dreigde te rollen richting de hoofdweg door het dorp.

Het praatje met hen in gebrekkig Frans, ze verstonden het wel, leverde interessante informatie op. Er was inderdaad niets te beleven in het dorp, alle mensen die er wonen hebben een baantje elders en diegenen die niet werken zijn erg oud of iets dergelijks en verschuilen zich in hun huisjes. Op mijn vraag waar het volgens de Franse grondwet in ieder dorp verplicht te verkrijgen dagelijks brood dan te halen was, kwam het antwoord dat dat tegenwoordig in een dorp verder weg was. De school die in de Mairie, het stadhuis, ooit was gevestigd was gesloten, voorgoed. De burgemeester was niet meer in functie en met de onderwijzeres getrouwd. Ze zijn elders een zonnebloemplantage begonnen. Die zonnebloemen staan nu net buiten het dorp uit te drogen om binnenkort geoogst te worden. Op de plek waar we nu gebroederlijk met zijn drieën staan, is ook een kraan, een waterkraan. Een kraan die er heel wonderlijk uitziet, rood geschilderd als een brandweerkraan, krom als een uit de krachten gegroeide stofzuigermond, die geen water zuigt maar water met veel misbaar uitspuwt met een uitwaaierende straal die mijn broekspijpen en sandalen volledig doorweekte. Hoe ik dat water netjes via de vuldop in de camper moet krijgen wordt nog een leuke puzzel.

Bij de begraafplaats

De twee dames die hun camper als laatste gekomen tussen die van ons en de buren moest wringen, besloten later op de avond te verkassen naar een illegaal veldje verder op. De nabijheid was klaarblijkelijk te heftig, de intimiteit te dicht op hun huid. Ze hadden veel gereisd en alles gezien, zelfs naar China geweest en Chinees gegeten. In Iran moesten ze tanken met hoofddoeken getooid en een briefje in de hand, in het Iraans, waarop stond dat ze buitenlanders waren. Wat er precies op het briefje stond hebben ze nooit kunnen achterhalen, maar de dieselolie was er goedkoop en koste er slechts 12 cent per liter, wel het dubbele van wat de locale bevolking moest betalen. Als toerist wordt je wel uitgebuit…..

Even een kopje koffie

Verder afzakkend naar het zuiden was het niet te vermijden. Onze camper had het heus wel door. We reden door een deel van het champagne district, het meest zuidelijke deel ervan en dat was volledig toeval. De consequentie was dat we stil hielden bij een ‘blikken chateau’, meer een grote loods waar we gratis een nachtje konden staan, mits we een gedwongen proeverij zouden ondergaan. Met veel geduld werd ons uitvoerig het hele productie proces van de champagne door Laurent uitgelegd waarna eindelijk de glazen op tafel kwamen. Twee jonge Fransen mochten mee proeven. 5 glazen, de vijfde voor Laurent, hij moest immers proeven of de champagne nog steeds op dronk was. Achtereenvolgens werden er 5 verschillende Brut’s in de glazen geschonken, die ons allemaal steeds loslippiger maakten. Het Frans dat ik eerst op verzoek vermeed en Engels als voorkeur had opgegeven, kreeg geleidelijk de overhand waarbij de volzinnen steeds soepeler uit mijn mond rolden. Al moet ik bekennen dat ik meestal niet begreep wat er terug gezegd werd en daarvoor steeds mijn lief Nienke moest raadplegen.

Het was duidelijk dat we die overmacht aan tongstrelende indrukken niet onbetuigd konden laten. 6 flessen gekocht en de camper ietwat zwaarder dan bij vertrek. En dat allemaal in de eerste week van onze trip.

Daags nadien op weg uit de champagnestreek, werden de wijngaarden verruild voor breed omgeploegde landbouwgronden, waar de oogst al was binnengehaald, ook grote velden met bijna uitgedroogde zonnebloemen die blijkbaar later afgemaaid worden om er veevoer of olie van te maken.

Het landschap van de Haut Marne is afwisselend; bossen, heuvels, lieflijke valleien met heldere beekjes overspannen met lage stenen boogbruggen. De dorpjes onderweg ogen oud en meestal voorzien van een forse kerk gebouwd met grijze zandsteen, romaans of in vroeggothische stijl.

Al slingerend over de D wegen, kom je weinig verkeer tegen. Arc en Barrois is ook zo’n dorp al staat hier ook een kasteel, een imposant geval, dat in en na de eerste wereldoorlog diende als hospitaal.

Eén boulangerie, één winkel en een paar oudjes op een bankje bij de kerk die in hun mobieltjes praatten. De wandeling die we maakten was pittig, heuvel op, heuvel af en het was warm. De route niet helemaal wat we hoopten, maar wel aardig door de vergezichten en het kleine dorpje aan de beek dat we onderweg tegenkwamen. Een oude overdekte wasplaats langs de beek om de was te doen, mooi gerestaureerd, tegenwoordig een plek om te zitten en te mijmeren bij het langs stromende water……

De wasplaats

Over wouden en meren, een wasbeer en Schnitzels

Tussen de kersenbomen , Hagen

Langzamerhand krimpen we de camper in en wennen we aan de afmetingen. Mijn kop stoot ik nog wel af en toe maar het wordt minder. De locaties waar we komen te staan zijn steeds weer een verrassing. Aan de rand van een kersenboomgaard, bij het dorpje Hagen, worden we geïnformeerd dat er bijna 300 verschillende kersen-variëteiten staan, een databank van allerlei vergeten soorten. De namen van al die kersen-bomen kan ik niet meer ophoesten, maar volgens de bordjes variëren de kleuren van de kersen van pikzwart tot licht geel. Helaas zat er geen kers meer aan de bomen. De kersentijd is overgegaan in de pruimentijd. Het wordt dus een krap jaartje wachten om de vermelde uitnodiging te aanvaarden om vrijelijk van de kersen te mogen snoepen. De camperplaats is eenvoudig, maar alles wat je nodig hebt is er, water, plek om grijs water te lozen, elektriciteit en toilet. Met de neus van de camper naar de boomgaard en onze benen uitgestrekt onder een kersenboom is het goed toeven. Door de boomgaard loopt een pad naar het bos. We maakten een wandeling van 3 uur door het afwisselende landschap. Af en toe steil omhoog over een met stenen bezaaid pad waar overvloedige regen diepe geulen had uitgeslepen. Onderweg snoepten we van de bramen langs het pad.

Hagen

Het Teutoburger Wald strekt zich uit van noordwest naar zuidoost, ten zuiden van Osnabrück. Erg hoog is het niet, al hebben we tijdens de wandelingen soms flink moeten klimmen. De hoogste top is ongeveer 350 meter, net even meer dan de Vaalserberg in Zuid-Limburg. Het gebied was een struikelblok voor de Romeinen die in hun expansiedrift naar het noorden oprukten en daar verslagen werden door Germaanse troepen. In latere tijden vestigden zich er meerdere kloosterordes, verspreid over het gebied. De meest bekende wandelroute, is de Hermannsweg een pad van 226 km door het Teutoburgerwoud. We hebben slechts een klein deel van het gebied gezien, maar het lijkt me een niet overlopen fraai wandelgebied met veel afwisseling in landschap en met leuke dorpen en stadjes.

Romaanse kerk in Goslar , mooie stad
Henry Moore in Goslar
Kerkje van Altenau, met een vriendelijk welkom

Ons plan was om naar de Harz verder te reizen omdat we nu eenmaal de reisgidsen ervan hadden aangeschaft bij boekhandel de Zwerver in Groningen. De Harz ligt op bijna dezelfde breedtegraad als het Teutoburgerwoud, maar dan meer naar het oosten. Na een bezoek aan de fraaie middeleeuwse stad Goslar belandden we in Altenau in de Oberharz. De Harz is van oorsprong een aardplooi die nog steeds verder omhoog rijst en bestaat voornamelijk uit graniet en mineraalrijk gesteente. Altenau was bekend om zijn zilvermijnen, die tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw nog actief waren. Zie ook voor meer info over de geologie:

https://natuurtijdschriften.nl/pub/415292/GEA2003036003001.pdf.

De naaldloze dode bomen in het zonlicht

Onze camper stond op een voormalig stationsemplacement. De rails zijn weg, maar het stationsgebouw staat er nog. De uitbaters zijn nog maar kort geleden begonnen om de plek te verbeteren en aan te passen aan de wensen van de camperaar. De man spreekt een beetje Nederlands dankzij een periode werk in Nederland en legde ons uit wat er in de omgeving te beleven is. Het voormalig spoorlijntje was er ten nutte van de mijnbouw. De kaarsrechte dennenbomen op de bergflanken waren uitstekend geschikt om als stut te dienen in de mijngangen. Dat er geen naalden meer zitten aan de bomen op de hellingen is te wijten aan de vraatzucht van een kever. Volgens hem is men te laat begonnen met het beestje te bestrijden. Gelukkig zijn er veel andere boomsoorten die de kever niet lust waardoor de kaalslag wat beperkt is gebleven. Regelmatig lopen er 4 wasberen over de camperplaats, een vos komt in de avond eveneens de ronde doen om te kijken of er iets te happen valt. De grote katachtige lynxen die er voorkomen laten zich minder vaak zien.

Onze zoon Ewout en schoondochter Fenny hebben zich bij ons gevoegd in Altenau met hun eigen camper. Een genoegelijk samenzijn met één minpuntje, van de twee slippers die Ewout gedurende de nacht buiten de camper had laten staan was er in de morgen nog maar één over. Volgens de beheerder, hij had ons gewaarschuwd, was hij meegenomen door een wasbeer, al denk ik dat maat 45 voor hem wat te groot is.

Het kleine stuwmeertje in Altenau
Eveneens het stuwmeertje

De hoogste berg is de Brocken, 1142 meter hoog, net niet te zien vanuit onze camperplaats. Fraai is het stuwmeertje vlakbij de camperplaats. We maakten met ons vieren een wandeling er omheen. Het vinden van een grote diversiteit aan planten waarvan in Nederland een aantal op de rode lijst staan, was een aangenaam cadeautje. Later, vlak nadat we vertrokken waren, reden we langs een heel groot stuwmeer waar werd gezeild en waar een rondvaartboot zijn spoor trok over het helderblauwe wateroppervlak. Het plan om de ‘moet je zien waterval’ naast het stuwmeer te bezoeken hebben we laten vallen; te veel toeristen. De nieuwe plek om te overnachten, aanbevolen door de camper-app, bleek voor ons niet aanbevelenswaardig. We hadden ons verheugd op een goed restaurant om gezamenlijk onze ontmoeting af te sluiten. De standplaats op een overmaatse betonnen stoeptegel met hek als uitzicht kon ons niet bekoren. De lucht in het ‘gourmet-restaurant’ bleek vooral te bestaan uit een mengsel van verschaalde biergeuren en de vluchtige gevolgen van jarenlange lucht-verpestende rokers. Dus op zoek naar een andere plek. Gelukkig is Fenny een technisch zoekwonder op het internet. Ze vond een camper-plek met restaurant. Wel zo’n 100 km rijden, maar ach, rijden in de camper is leuk. Het restaurant bij de nieuwe camper-plek, een zeer goed restaurant volgens Google, bleek gesloten, nou ja, wel open maar ‘besloten-open’ voor een familie partijtje. Uiteindelijk zijn we verwend in een aanbevolen schnitzel-specialiteiten restaurant in het stadje. Een half uur lopen, maar goed, dan krijg je ook wat. Het was lekker, de schnitzel van de bil van regionale biologische varkens, evenals het biologische zelfgebrouwen bier……, en over het knullig geserveerde ijsje in een kartonnen bekertje met een toefje slagroom zullen we het dan maar niet hebben…..

Echte Guldenroede( rode lijst in Nederland)
De eerste wandeling bij Altenau