Daar komen de Russen

In de sluis van Stavoren worden we opgevangen door de bemanning van een zwart geschilderde aak, de Zeeroos.  Ik snapte niet wat ze zeiden tot ik me realiseerde dat het Engels was met een wonderlijk accent. De vrouw die het beste Engels sprak nam de landvast aan en belegde de lus om de bolder van de aak. Ze zei dat ze Russisch waren, waardoor ik direct in een kramp schoot, of ik nu aardig of niet aardig moest doen. 

Zij deden in ieder geval hun best door breed te glimlachen, en ons ongevraagd op de foto te zetten als voorbeeld van een paar echte Hollanders op een motorboot. Ze waren vorig jaar ook al met een huurschip  door Nederland gevaren. De boot was in Harlingen gehuurd en ze waren nu voor een week onderweg. Vorig jaar had het geregend, de hele week, blijkbaar waren ze er niet door ontmoedigd, gezien hun hernieuwde aanwezigheid op de Friese wateren.  
Enigszins ongemakkelijk probeer ik te zeggen dat de plaatsjes Woudsend en Sloten de moeite waard zijn om te bezoeken in een poging om de onaangename gedachten over Poetin die dezer dagen probeert de koude oorlog weer leven in te blazen, weg te drukken. 
De dikke jongedame, Russische volbloed, is zo aardig en enthousiast dat ik mijn reserve nauwelijks kan volhouden. Terwijl het water in de sluis zakte, wij hoefden niet op te letten omdat we aan hun schip hadden vastgemaakt, legde ze uit dat het reisdoel Workum was. Bijgestaan door haar vader of vriend, die ook wat Engels sprak, vertelden ze dat ze daarna naar Enkhuizen zouden gaan en later misschien nog naar Terschelling. 
Dat de Russen zouden komen, dacht ik al langer. In de jaren 70 was het ‘zeker weten’. Dat ik ze nu in de sluis tegenkom is een omineus teken wat mijn eerdere aanname lijkt te bevestigen . Een paar dagen eerder hoorden we iemand zeggen dat de botenmarkt niet best is, maar dat er Russen zijn die schepen van 3-4 miljoen kopen alsof het chocolade-broodjes zijn. Fijntjes kreeg ik nog te horen dat de Russische vlag erg lijkt op die van Nederland. 
Neen, niet het  directe gevaar van een Russische militaire inval is aanstaande, maar de geleidelijke  invasie van Russisch botenkopers die onze wateren gaan beheersen. Aangezien wij als echte Hollandse handelaren liever de andere kant op kijken en de ethiek loslaten als er geld te verdienen is, zal het waarschijnlijk niet lang meer duren of Russisch wordt op de middelbare scholen een verplicht vak.
Hadden we niet eerst de angst door de Chinezen geannexeerd te worden?
Wat me kwelt is dat deze mensen heel aardig waren en dat ze er helemaal niet zo raar uitzagen als ik verwachtte. Sportief, goed gekleed, passende zeilkleding, en vooral heel vriendelijk. Geen bureaucratische ambtenaren, die je afbekken, geen corrupte types die geld vragen voor het langszij afmeren. Ze hadden zelfs geen mutsen van sabelbont op hun hoofden. Mijn neiging om hun te vragen Poetin te bellen dat hij maar eens moest ophouden de spanningen met het westen op te voeren, heb ik maar ingeslikt. Al zijn ze misschien een uitzondering op de regel, tegen zoveel vriendelijkheid en behulpzaamheid kan ik niet op. Misschien moet ik maar wat van mijn vooroordelen door de sluisdeuren laten wegvloeien. Spasibo…….

't Wad en Terschelling

De sluisdeuren gaan open. Vóór ons de haven van Harlingen, waar aan de bakboordzijde de veerboot-steiger leeg het vertrek van veerboot ‘de Friesland’ nastaart. Eindelijk weer op het zout, het oude verlangen om op het wad te varen blijkt te verwezenlijken. Vanwege het weer lukte het niet om naar het Duitse wad te gaan. Schiermonnikoog werd eveneens geplaagd met een overvloed aan regen en harde wind. 
Nu zal het dan toch gebeuren met de Nine Marit naar Terschelling. We hebben nog overwogen om via het Kimstergat te varen, maar dat leek ons wat riskant, met een voorspelde verlaging van 20 cm en een minst gelode diepte van 10 cm. Onze zoon zei dat het best kon, maar hier ben ik toch een beetje te schijterig voor. Vastlopen op het wantij bij springtij lijkt me niet een aangename bezigheid. 
We varen uit en gaan langs de Pollendam het wad op over de gewone route. Het is prachtig weer, de Waddenzee is vrijwel vlak. In de verte stapelen zich cumulus-wolken op tegen de achtergrond van een heldere blauwe lucht. Het is niet druk op het water. Een visser ploegt ons voorbij en laat ons dansen in haar hekgolf. Een strook schuim kronkelt als een wit lint achter ons schroefwater naar de horizon. Voor ons maken tientallen meeuwen zich druk in het kielzog van de visser. Met veel gekrijs proberen ze de door de netten opgeworpen visjes te verschalken. 
Hoe anders gaan Jan van Genten te werk. Als doelgerichte pijlen, de vleugels samengetrokken, storten ze zich naar beneden en duiken door het wateroppervlak boven op de voor ons onzichtbare school vissen. Daarbij vergeleken zijn meeuwen maar onhandige beesten, duiken kunnen ze niet, alleen dat wat op het oppervlak drijft weten ze te verorberen. 
Even later passeren we het vogeleiland Griend en een voormalig lichtschip dat rood en roerloos bij een plaat voor anker ligt. 

De kleuren van het water en de lucht vermengen zich in oneindige variaties. Tegen de horizon schilderen een paar klippers en boltjalken hun silhouetten, de zeilen weinig effectief door het slappe windje. 
De ebstroom geeft ons een aangename snelheid van 13-14 km per uur, terwijl de motor zachtjes onder in ons scheepje bromt. Bij de Westmeep varen we stuurboord uit. De ebstroom hebben we nu schuin op de kop en we worden zijdelings weggezet zodat we moeten opletten niet buiten de tonnen te komen. Met een snelheid van nog geen 8 km per uur kruipen we richting Terschelling. Zo dicht mogelijk langs de droogvallende bank aan bakboord, omdat het daar minder hard stroomt. De charterschepen voor ons doen hetzelfde. 
Achter ons komt de Koegelwieck aanstuiven alsof ze geen spatje last heeft van tegenstroom. Voordeel van zo’n catamaran-onderwaterschip is dat er niet veel hekgolf wordt geproduceerd. 
Een viskotter die haast heeft, weet golven te maken die al je glaswerk aan boord ruïneert of tenminste er voor zorgt dat je goed wakker wordt geschud omdat je niet de moeite nam achterom te kijken. Van opzij getroffen worden door een hoge golf is op een motorboot, maar ook op een zeilschip, iets als een ongerieflijk ritje op een rodeo-stier die met zijn verkeerde poot uit de wei is gestapt. We ontdekken snel de truc om zodra de hekgolf in de buurt komt recht in de golf op te sturen.
Nine Marit doet het goed en nog nagenietend van de tocht arriveren we op Terschelling waar we een plek krijgen toegewezen door een alerte havenmeester die ons tegemoet kwam varen. 
Het lijkt wel of Bo de plekjes herkent wandelend naar de Walvis het schitterend gelegen restaurant waar je uitkijkt over het strand van de Noordvaarder. Spelen met de bal op het gras doet hem zijn gewrichtsklachten vergeten. Hij legt desnoods de bal voor de voeten van een paar wildvreemde mensen neer met een blik in zijn ogen, ‘toe nou gooi hem nog eens weg, ik pak hem wel weer’.
Terschelling, hoe vaak was onze zoon daar wel niet toen hij nog voer op de Passaat en de Poseidon? 
Oude herinneringen komen boven van eerdere bezoeken aan dit eiland. Met ons Crabbertje, met de Friendship en met de Nika. Het eerste wat opvalt is de geur van het eiland en van het wad, haast mediterraan, gemengd met de zilte geur van mosselen en kokkels. 
We zien de rommelige gezelligheid van de charterschepen die strak naast elkaar liggen afgemeerd, tussen de hoge houten palen. Jonge gasten proberen krabben te vangen met een moderne plastic uitvoering van het touwtje met een knijper en een halve mossel of een stukje spek. 
In het late middagzonnetje doen we ons te goed aan een Belgisch biertje. Vanaf het terras van de Walvis zien we hoe  zeilschepen en motorscheepjes tegen het laatst van de ebstroom naar de havenmonding kruipen. 
Een kunstwerk van wilgentenen, een overblijfsel van Oerol, siert het strand in de verte. Onderweg naar het kunstwerk, zien we overal zeekraal groeien.

Dat dit malle plantje hier in het zoute zand kan leven is een wonder. Een aanpassing die niet veel soortgenoten kunnen evenaren. 

Het is nu bijna eb, het strand is op z’n breedst. In de verte verdwijnt langzaam de zon in de laaghangende bewolking achter het hoge duin van Vlieland.
We blijven nog een dag……de wind zou aantrekken en de dag erna weer wegvallen. Daar zullen we op wachten. Weinig wind heeft onze voorkeur. Hoe anders dan met een zeilschip……..

Verticale tsunami's

De muggen zijn verdronken in de aanhoudende regen. Ons scheepje was zo schoon als bij haar tewaterlating. Schoon door de gratis wasstraat vanuit de hemel. Dat we er nou blij van werden is wat teveel gezegd. Het hondje uitlaten was iets wat leek op een hink-stap-sprong van de ene schuilplek naar de andere. Gelukkig was het mijn lief die aanbood om Bo uit te laten. Ik zat lekker warm in ons bootje en zag hoe de wolkbreuk zich boven Groningen ontlastte met het geweld van een neerwaarts donderende tsunami. 
Ons plan om naar het Duitse wad te gaan hebben laten varen. Windje Bf 6 uit het noordwesten op de Eems bij afgaand water lijkt ons, met een motorboot die we nog onvoldoende kennen wat betreft haar gedrag op ruw water, vragen om een nascholing wildwatervaren. Lekker beschut in de stad aan de kade liggend kun je je niet voorstellen hoe hard het waait op zee. Hier in Groningen zag ik hoe de wind  de wolken boven me voorbij joegen, maar voelde niet de equivalent daarvan op straathoogte. 
Op de kade zagen we een parade van honden die hun baasjes voort trekken, duidelijk de leiding nemend in het dagelijks ritueel van snuffelen, piesen en poepen. Tussen de melange van langs lopende honden trotseerde een enkele hardloper de regen. Voor dat zwoegend strompelend werken aan je conditie heb ik geen geduld, een wandeling spreekt me meer aan. 
Nog beter is het door een bootje gedragen worden, omringd door de voorbijglijdende natuur, terwijl het schip een bruisend spoor trekt en de bescheiden hekgolf het riet langs de kant vriendelijk laat wuiven.
Via het Reitdiep, steeds weer een verassend vaarwater, kwamen we in Zoutkamp. Jeroen voer mee vanaf Groningen en zijn vriendin kwam gezellig mee-eten voordat ze samen weer naar huis terugreden. Betoverend was wederom het Lauwersmeer, waar we lagen in het Stropersgaatje, uitkijkend over het water met in de verte foeragerende zwanen, visdiefjes dansend om de boot en een buizerd jagend boven het eiland. 
Ondanks de vele buien die de Nine Marit geselden blijven we onder de indruk van dit prachtige stukje Nederland. Jammer genoeg hebben we de zeearend die hier zou moeten huizen, niet gezien. De zeearend die voor ons van zo’n grote betekenis was tijdens de reis naar de Lofoten met ons vorige schip. 
Op het moment van aarzelen om verder te gaan en beide lichtelijk gedeprimeerd door het trieste weer in de fjord, zagen we twee zeearenden in dit onherbergzame landschap een liefdesdans in de lucht maken. Waar maakten we ons druk over als deze prachtige roofvogels hier gewoon kunnen leven en spelen?
Het was hulp. Toen we even later nog twee Noren tegenkwamen, onderweg van Bodø naar Frankrijk, die ons verzekerden dat we spijt zouden krijgen als we niet verder gingen, zijn we gesterkt verder gevaren. 
De alternatieve route vanaf het Lauwersmeer over het Bergumermeer was een nieuwe ervaring (Alleen met een schip te bevaren die niet hoger is dan 2.90 meter). Mooi breed vaarwater en een afwisselend landschap dat uitnodigt om nog eens nader te onderzoeken. 
Nu we inmiddels in Leeuwarden liggen en Harlingen om de hoek loert, lijkt het erop dat we in de komende week nog een kansje krijgen Terschelling te bevaren.
Met de bruggenwipper van de Vrouwenpoortbrug  raak ik aan de praat. Ze oogt als een oudere schippersvrouw, zwart haar, donkere samengeknepen ogen en een getaande huid. Een sigaret in de mond en een Gronings accent maken het plaatje compleet. Inderdaad, ze bevestigt mijn vermoeden, geboren in Groningen en ze woonde en werkte jaren met haar man op een spits, waarmee ze vracht vervoerden in Nederland en België. We hebben het over sturen door smalle bruggen. ‘Ach’ zegt ze, ‘ je moet het schip gewoon met de punt voor het midden van de opening leggen en dan flink gas geven, een kopschroef hadden we niet’. ‘Het heeft geen zin om een beetje angstig te gaan ronddansen, dan gaat het zeker mis’. ‘Het is já het lastigste,bij harde zijwind, dan kom je scheef op de brug af varen, op het laatst het schip recht trekken is dan een kwestie van goed timen’. 
Ik vraag hoe het is om Bruggenwipper te zijn. ‘Je moet já erg opletten, dat er niet nog een fietser of een voetganger aan de verkeerde kant probeert de brug op te gaan, het zal niet de eerste keer zijn dat ik de andere kant op kijk en dat ik met de slagboom zowat op iemands kop tik’.
Ze is ook bruggenwachter in Makkum, ze had in het weekend hier in Leeuwarden dienst. Het bevalt haar best, een heel wat rustiger leven dan vroeger op de spits. 
Wordt het nu echt beter weer? We zijn onderweg het motortje zoemt…

Aanvalluhhhhh, een muggenverhaal.

We hadden het helemaal mis. Vorige week zeiden we nog tegen elkaar, wat zijn er weinig muggen dit jaar. Niets is minder waar, terwijl ik dit schrijf krijg ik al weer jeuk. 

We zijn aan boord en hebben de laatste uren een wilde blik in onze ogen. Begrijpelijk als je in een uur tijd 30 muggen hebt geroosterd met ons elektrische tennisracket. De hele boot ruikt naar een foute barbecue waar één en ander te lang in de vlammen heeft gelegen.  
Voortdurend kijken we om ons heen alsof we ze zien vliegen en dat blijkt telkens weer bewaarheid. Het glaasje port voor het slapen gaan is verworden tot een bezigheid vol onrustige blikken naar het witte plafond, terwijl we onszelf op de meest vreemde plekken krabben, in de veronderstelling dat er weer een mug bezig is zich te verlustigen aan ons ‘O’ zo heerlijk levensvocht, ons bloed.
Blijk ik ook nog de pech te hebben een mug, die zich net aan mij gelaafd had, te pletten op één van onze nieuwe gordijnen, met als gevolg een rode vlek op het maagdelijke crèmekleurige gordijn.
Alles is dicht met horren van de Xenos en een speciaal-horrennet over het vluchtluik in het voorschip. Toch komen ze binnen en telkens wanneer we denken ze allemaal om zeep te hebben gebracht zien we hoe zo’n onverlaat zich totaal onbekommerd op ons plafond nestelt, onder het mom ‘zie mij eens’ en ‘pak me dan’. Welnu, dat laatste doen we dan ook vol verve, met de elektrische matteklopper. 
Waarom heeft de Schepper ons met dit vliegvolk opgezadeld ? Was het om ons mensen te pesten? Of dacht Hij misschien, ik moet wat vliegend voedsel creëeren voor de zwaluwen? Maar waarom dan ze uitrusten met een venijnige prikbuis waarmee ze ons bloed opzuigen en ons een uren-durende jeukplek bezorgen? 
De afgelopen nacht hebben we zuchtend en steunend geprobeerd de slaap te vatten. De muggen waren me telkens voor. Bijna in slaap was er dan telkens weer dat gemene zoemen in de buurt van mijn hoofd, waarbij een mijzelf toegebrachte klap, meestal een misser, mij weer klaar wakker maakte, of op zijn minst me een tijdelijk doofheid bezorgde als de klap op mijn oor was beland.
De deken helemaal over me heen trekken was slechts even mogelijk. Veel te heet en veel te zweterig. Zo gauw een been, een arm of een oorlel zich buitendekens vertoonde, was het weer ‘aanvallen’. Direct het licht aan, wij beide rechtop in bed, het muggen-rooster-ijzer in de aanslag en dan rondkijken waar het vliegende stuk vreten zich nu weer bevindt. 
Wij zijn inmiddels gaan geloven in het fenomeen generatio spontanea. Ondanks dat er een flinke berg muggenlijken op de vloer ligt komen er nog steeds levende muggen bij. Of zouden ze dan toch door die minuscule gaatjes bij de deuren naar binnen komen?
We zitten nu in het donker, als laatste redmiddel, Nienke zwaait met haar grilrooster als een bezetene door de salon waarbij de basilicum en de sla met kluit op de plank boven de kastjes helaas gesneuveld zijn door haar krachtige optreden.  Zelf ben ik gek van de jeuk de douche ingedoken die helemaal wit is van binnen, zodat ik ieder bewegend insect direct kan spotten. Hier mag het bloed spatten, de wanden zijn goed afwasbaar. Wat zal de nacht ons brengen?
Overleven we dit of moet ik een collega psychiater te hulp roepen?
Wordt hopelijk vervolgd…..

Teckel Bo

                 Bo, de teckel van onze oudste zoon, heeft een merkwaardig gedrag. Zo gauw we thuis zijn vraagt hij in de buurt van het berghok of hij mag spelen met de bal. Dat doet hij door beurtelings naar de deur van het hok en naar ons te staren. Dat staren kan hij heel lang volhouden, zodat wij onszelf schuldig gaan voelen alsof we een bedelaar geen aalmoes gunnen. In Nepal slaagde een professionele bedelaar, een oudere man met baard, erin ons zo lang aan te staren dat we, het restaurant waar we zaten uitkomend, onmogelijk zijn opgehouden hand konden negeren.  
De bal van massief rubber is in zijn ogen een vluchtend stuk wild dat gepakt moet worden. Jankend van enthousiasme gaat hij er achteraan. Een kat ziet hij niet als prooi, kijkt er verveeld naar en loopt door met geheven staart. 
Als de bal gegooid is heeft Bo hem binnen de kortste keren veroverd en loopt dan triomfantelijk met zijn vangst rond. Daarna krijgt hij een merkwaardig gedrag. Hij laat de bal vallen en gaat zwiepstaartend het spoor besnuffelen waar de bal de grond of de muren heeft geraakt. Dit kan hij rustig 10 minuten volhouden. Het leukste is dan om de bal weer aan je voeten te leggen in de hoop dat je de bal weer wegschopt om daarna het snuffel-ritueel nog eens te herhalen.  
Dat wegschoppen moet met overleg en slimheid gebeuren. Bo laat zich niet makkelijk foppen. Meestal heeft hij de bal in de kortste keren te pakken, op soms nog geen meter vanaf de trappende schoen. Het is het beste  om de bal, glibberig van het speeksel, op te pakken en dan onder de vermelding ‘laatste keer’ weg te gooien. Wanneer ik mijn slijmerige vingers aan een vieze lap in de schuur heb afgeveegd heeft Bo dat ‘laatste keer’ al weer vergeten en de bal opnieuw voor mijn voeten gelegd. 
Opnieuw ‘laatste keer’ zeggen houdt hem dan voor enkele minuten zoet, waarbij het snuffel-ritueel opnieuw kan aanvangen.  Dit heerlijke spel kan eindeloos doorgaan als je Bo niet begrenst. 
Tong uit de bek en heftig hijgend vind hij het dan ook prima als je na verloop van tijd de bal terugneemt en opbergt. Meneer heeft zijn biljart-partijtje genoten en legt zich daarna neer om te loungen, het liefst op de koude vloer of op het witte kleed in de kamer.
Op zijn oude dag, hij is 10 jaar, heeft hij niet door dat al dat rennen en gesnuffel ook consequenties heeft. Als hij te lang en te heftig heeft gespeeld moet hij dat daarna bezuren. Hij kan ineens niet goed meer lopen, zakt door zijn achterpoten en komt moeilijk in of uit zijn mand. Dit kan een dag duren, maar meestal is de volgende dag  alles weer normaal. ‘Het zijn de gewrichten’ volgens de dierenarts om de hoek. De uitgebreide toelichting die hij na het globale onderzoek gaf, deed ons bepaald niet opgelucht de praktijk verlaten. Eigenlijk waren al die woorden niets meer dan een diarree van verklaringen waar we niets mee konden. Medicatie in de vorm van pijnstillers lijken ons niet zinnig, omdat we aan Bo niet merken dat hij echt veel pijn heeft. Het is meer de stramheid waar hij nadien last van heeft. Om hem nooit meer te laten spelen vinden we geen goed plan. Hij lijkt zijn klachten te accepteren, zoals wij maar moeten leren leven met wat Bo aan klachten heeft. 

Aan boord voelt Bo zich vertrouwd, hij weet niet anders. In zijn mandje of op de uitkijk bij de deur op het achterdek is hij volmaakt tevreden.
Op de wallenkant is het zeer interessant om alle muizengaatjes in het gras te onderzoeken. Met zijn neus in het gat en luid snuivend toont hij datgene waarvoor hij is geboren. Een jachthond puur sang, die het liefste een hol van een konijn of een vos inkruipt om het wild daarin op te jagen.
De langste tijd van zijn leven was hij aan boord van de klipper waarop onze zoon schipper was. Het strand van de wadden-eilanden heeft nog steeds een grote aantrekkingskracht en hij vindt het te gek om een stok die je in het water gooit weer op te halen. 
Zo het nu lijkt zal Bo er aan moeten wennen dat hij niet meer met zijn echte baas, onze zoon zal meevaren, 12 weken op een oceaanreis is voor een hondje niet leuk. Hij mag dan soms wel op een zeehond lijken, het blijft een teckel die gaten wil graven en het ‘nieuws’ wil lezen op het plein waar zoveel andere honden hun geursporen hebben achtergelaten. 
Wij vinden het prima, Bo, je hebt onze harten veroverd en voor zo lang het duurt blijf je bij ons. 

Naar het Zuidlaardermeer en Friesland

Wat een ruimte en wat een rust!
Uitkijkend over het Zuidlaardermeer gunnen we ons een boerennacht en een boerendag ofwel  met andere woorden, we zijn een nachtje en een dag blijven liggen. Gisteren hard gewerkt, vandaag alleen wat omhangen en boodschappen doen. Voorwaar een prettige plek om weer wat in het lijf te zakken. 
Zo makkelijk schiet ik door de ervaring van het varen door (te) smalle bruggen naar een plek waar ik niet wil zijn. De spanning in mijn nek, gegenereerd door het langdurig geconcentreerd sturen door de  bruggetjes sloop er langzaam bij me in. Lastig om dat eerst te registreren, daarna te erkennen en vervolgens los te laten. Pas toen ik het roer aan Nienke gaf, merkte ik geleidelijk dat er wat ten gunste veranderde in mijn lijf.
Iets waarvan ik dacht dat het voor haar misschien nog moeilijker is dan voor mij, blijkt haar prima af te gaan. Ze stuurt de Nine Marit feilloos door de bruggen heen en wil niet door mij geholpen worden met mijn aanwijzingen vanaf het achterdek om meer naar stuurboord of bakboord te sturen. Terwijl ik behoefte heb aan bevestiging en terugkoppeling of ik goed stuur en nog voldoende ruimte heb aan de stuurboordzijde, wil zij alles liever op haar gevoel doen zonder mijn corrigerende aanwijzingen. Een bocht invaren en tegelijkertijd het schip recht voor de brug leggen of afmeren naar achteren, gaat haar minder gemakkelijk af. Ze is nog niet helemaal vertrouwd met de manoeuvre-mogelijkheden door de combinatie van boegschroef en klapjes vooruit met het roer opzij, waardoor de kont van het schip een zijwaartse beweging maakt. 
De veel grotere zeilervaring van Nienke zit er van jongs af aan ingebakken en sturen op een zeilschip onder zeil kan ze beter dan ik. Als klein kind zag ze haar vader de boeier zeilen en al vroeg leerde ze de kneepjes van het fijnzinnig sturen op ieder zuchtje wind. Met kleine beetjes roer, lettend op iedere windschifting, wist ze, toen we zelf een zeilscheepje hadden,de Crabber-wedstrijd op het Heegermeer te winnen van de heren-schippers. Gefrustreerd, verslagen te zijn door een vrouw aan het roer, hebben de mannen de vrouwen-wedstrijd die gepland was voor de volgende dag afgelast. 
Pas laat in mijn jonge leven kwam ik in aanraking met het zeilen. Als 16 jarige meende ik met een vriendinnetje een Flits te moeten huren om indruk op haar te maken, terwijl ik nog nooit in een zeilboot had gezeten. Nogal overmoedig duwden we de boot onder vol tuig (we hadden de zeilen wel omhoog gekregen) van de kant. Een Flits is een klein zeilbootje en niet berekend op een ongelijke gewichtsverdeling. Nog geen 50 meter van de kant meenden wij  met ons tweeën aan dezelfde kant op het boord van de boot te moeten gaan zitten, klaar voor de te verwachten druk in de zeilen, zoals we dat wel eens op plaatjes van varende zeilboten hadden gezien. Echter er was geen wind en die kwam ook niet. Het resultaat was dat de boot omsloeg en wij allebei in het water lagen. Zwemmend hebben we de boot naar de kant geduwd, de boot leeg gehoost en opgeruimd om daarna op de brommer te stappen om de kleren te drogen. Met dat vriendinnetje is het nooit wat geworden. 
 Schade en Burgumermeer 
                                  Ons schip kan een stootje hebben, ze is stevig gebouwd. De tik  van de sluiswand die ze vandaag kreeg resulteerde in 2 deukjes in de stootlijst bij de boeg. Omdat  ik dacht dat het grote binnenvaartschip vóór ons inmiddels vast lag in de sluis en de schroef niet meer in het werk stond, voeren we met toestemming van de sluismeester de sluis binnen. Op het moment dat we ter hoogte van het achterste deel van het binnenvaartschip waren, werd zijn schroef nog even hard in het werk gezet, waardoor we zijdelings tegen de kadewand werden gekatapulteerd. De stootwillen konden het niet opvangen en onze boegschroef was niet opgewassen tegen het geweld van het zijwaarts kolkende schroefwater. De matroos zei dat hij nog niet klaar was met het vastleggen van de kont. De schipper moest daarom zijn achterschip nog meer naar de wal drukken. 
Het krasplekje op de punt van het zwemplateau dat we opliepen in een van de smalle sluisjes op de Veenvaart was blijkbaar niet voldoende als maiden-scratch. Was als regel de eerste kras op je nieuwe auto of schip niet een belofte voor een lang leven zonder verdere schade? Ik hoop dat de Nine Marit in de toekomst verschoond blijft van ernstiger schade. 
Het telefoongesprek met Jan Pollard stelde me gerust, het is eenvoudig te repareren. Gedurende de vakantie van de Pollardboys zullen we hen er niet mee belasten. 
Aan een steiger op het Burgumermeer is de rust wedergekeerd en hebben we ons verzoend met het gebeuren. Een glaasje Beerenburg heeft meestal wel een genezende werking op ons verstoorde gemoed.
De reis van de afgelopen weken was er een met hoogtepunten en dieptepunten. We genoten van de landschappelijk mooie plekken van midden en oost Nederland. Het samen optrekken met onze vrienden en hun motorboot gaf ons net dat extra steuntje om steeds meer vertrouwd te raken met het varen op binnenwater. De fouten die we maakten in het vaarverkeer, hebben we onszelf vergeven. Ook de fout die we maakten om vóór een ander schip een aanlegplek in te pikken die wat traag aan het draaien was. Mijn verontschuldiging kwam te laat, omdat ze verder voeren. 
Inderdaad, er waren een aantal kinderziektes, waarvan er één tot nu toe lastig te repareren blijkt, al verzekeren de mensen van Vetus ons dat het goed komt met de motor. Volgens vele nieuwe-booteigenaren hoort dat er gewoon bij. 
Terugkijkend op deze eerste langere trip hebben we veel geleerd, met een grote motorboot varen is iets totaal anders dan het varen met een zeilschip. Op ons zeilschip speelden we met de wind en werden we geleefd door de wind (Al hoewel, tijdens onze zeilreis naar de Lofoten hebben we vaak op de motor moeten varen omdat er geen wind was of wind uit de verkeerde hoek).   
Op onze motorboot zijn we druk met heel andere zaken . De motor is het levende hart, die het altijd moet doen. De dagelijkse controle sla ik dan ook nooit over. En wat te denken van al datgene wat van buiten invloed heeft op je vaargedrag; de grote binnenvaartschepen, de bruggen en de sluizen, de oevers met stenen, de kribben langs de rivier, de diepte en de breedte van het vaarwater, warrelingen en stroming in het water en niet te vergeten de gratis verkregen rommel in de schroef of de wierpot. Van de wind hebben we tot nu toe weinig last gehad, erg zijwind-gevoelig lijkt ons schip niet (we hebben niet veel harde wind meegemaakt op deze trip). 
We doen aan ervarend varen en we varen er wel bij. 
11 scholeksters hebben besloten om op de steiger te overnachten en maken ruzie wie op de beste plek mag slapen. In het westen klaart de lucht. De wolken trekken weg naar het oosten. Vaag lichten de eerste sterren op tegen de invallende duisternis.
Het wordt mooi weer.

Bruggen en sluizen parade

Van meerdere kanten hoorde ik dat een reis door Frankrijk vooral veel sluisjes-varen betekent. We zijn niet in Frankrijk maar in Drenthe en Groningen, iets dichterbij huis. Was de oude gracht in Utrecht al een beproeving in stuurmanskunst, de ‘Veenvaart’ door Drenthe kan in de boeken bijgeschreven worden als zenuwslopend en af en toe gekmakend. Op de nauwe vaartjes bad ik op mijn knieën voor het stuurrad geen tegenligger tegen te komen. 

Een mooi landschap, dat zeker, met de kunstwerken van opgegraven zwerfkeien uit de ijstijd op de  wallekanten, al denk ik dat je op de fiets meer ziet van al dat schoons. 
De route is bijzonder aantrekkelijk gemaakt voor de varensgasten, met plekjes aan de wal, van waar je een wandeling of een fietstochtje kunt maken. De Veenvaart is deels nieuw uitgegraven en op onze plotter,die een oudere kaart van dit gebied bevat, voeren we regelmatig over moerassen en veengronden in plaats van door het water. 
Een paar nieuw gebouwde en unieke sluizen brachten ons meters omhoog en omlaag. Een splinternieuwe dubbelsluis die in de Ardennen niet zou misstaan bracht ons 5 meter naar beneden en een ‘spaarsluis’ gebruikt via een waterbekken ernaast steeds hetzelfde water. Op mijn vraag hoe het werkte, antwoordde de enigszins onverstaanbare man dat het ‘automatisch’ ging, mij in lichte verwarring achterlatend. Ik vermoed dat hij alleen wist op welke knoppen hij moest drukken.
De vaarweg is te bevaren voor schepen die niet hoger zijn dan 3.75 meter en niet breder dat 4.80 meter. Op meerdere plekken had ik het gevoel dat ik mijn billetjes moest samenknijpen om de engte te passeren, niet meer dat een handbreed aan beide zijden van ons schip was ons gegund bij een paar sluis-doorgangen in het Veenpark. Nog langzamer dan in Utrecht, als was het een schildpad met rollator, angstvallig het midden houdend, lukte het om de Nine Marit vrij te varen. 
Bij een sluis met terugwijkende kanten, opdat er drie schepen naast elkaar kunnen liggen, was het lastig om naar buiten te varen omdat de sluisdeuren-opening veel smaller was dat de sluis zelf.

Een compliment is op zijn plaats voor de bruggenwachters en de sluismeesters. Door steeds te bellen naar de volgende brug c.q. sluis, of door zelf per auto of scooter naar de volgende brug te rijden, verliepen de bruggen- en sluizen passages uiterst soepel. 
Drenthe, land van bossen, moerassen, heidevelden, mooie boerderijtjes en idyllische dorpjes. 
Het was mooi en leerzaam. Met ter Apel als tussenstop gaan we richting het Zuidlaardermeer, en daarna richting Friesland. 
Een dag later.
We zijn zo’n 60 bruggen en een stuk of 10 sluizen verder. Ik heb ze niet allemaal geteld. Twee mannen op scooters waren vandaag met ons onderweg om alle bruggen te bedienen. En dat voor twee boten. Het leek wel op een ballet voor 4 dansers, twee op de wal en twee in het water, waarbij de scooter-boys elkaar om het snelst afwisselden wie de volgende brug zou bedienen. Het liep allemaal heel voorspoedig, al waren wij met ons brede schip wat in gebreke qua snelheid. De bruggen waren smal en de vaart was smal en ondiep, waardoor we gedwongen langzamer moesten varen dan onze voorligger die aanmerkelijk lichter en kleiner van afmetingen was. De scooterboys zeiden aan het eind van de bruggen parade, dat ze nu 3 uur nodig hadden om ons te begeleiden in plaats van 2 1/2 uur. 
Het sturen door de smalle vaart ging zo moeilijk dat ik dacht dat er wat mis was met het roer. Op het Zuidlaarder meer, een verademing na al het benauwende gekeutel, bleek er wat in de schroef te zitten. Hard vooruit en hard achteruit had niet het gewenste effect. Handmatig de rommel uit de schroef halen in ondieper water lukte niet. De moedige schipperse, die wel te water wilde gaan, kreeg het niet voor elkaar om bij de schroef te komen. Terugvaren naar de dichtstbijzijnde jachthaven bleek een gouden greep. De havenmeester haalde ons schip uit het water met zijn kraan. Een dikke bos plastic met touw en houten kralen had zich rond de schroefas geklemd als was het een apenbaby aan zijn moeder. Nu ben ik de laatste om een apenbaby van zijn moeder te willen scheiden, maar met dit stuk plastic had ik geen medelijden. Binnen een half uur was alles gepiept en Nine Marit verlost van een lastige verstekeling. 
Moraal: Ga niet te smalle en ondiepe wateren bevaren met een breed schip dat ook nog eens gehinderd wordt door een stuk dekkleed met touw in de schroef.  
We blijven bijleren, motorboot varen is alles behalve saai.

Door de oude gracht en op stroom

Z                         Van tevoren was ik er wel wat onzeker over en de waterkaart gaf niet de aanvullende informatie die ik wilde hebben. Door de oude gracht van Utrecht met een schip van 12 meter lang en 4.10 meter breed zou moeten kunnen volgens de mensen die ik ernaar vroeg. Er zijn16 bruggen, de meesten van het ronde-bogen-soort, waarvan op de waterkaart slechts staat aangegeven dat  ze minimaal 3.25 meter hoog zijn. Hoe breed de doorvaart is, staat er niet bij. 
We bellen toch maar even met de sluismeester van de Weerdsluis in het noorden van de stad. ‘ ja hoor, dat kan best’ zegt de man met een buitenlands accent, dat mijn vertrouwen in een goede afloop niet erg bevordert. 
Uiteindelijk besluiten we te gaan. De vrienden die met ons opvaren hebben het eerder gedaan, al is hun schip bijna een halve meter smaller. In de sluis vergeet ik bij het afmeren de gashendel in de neutraal te zetten. De landvast blijkt ineens heel glad en nauwelijks op de bolder te beleggen, als ik probeer hem wat te vieren. Even schrikken, er staat toch geen stroom in de sluis? Nee, met de sluisdeur open is dat wat vreemd, kom ik wat laat tot de conclusie. Geen schade, gelukkig en het schutten verloopt vlekkeloos. 
Het feest kan beginnen. Met een snelheid die lijkt op die van een bejaarde schildpad, kruipen we naar de eerste brug, twee schepen gaan ons voor, waaronder het schip van onze vrienden. Met de extra bemanning (de zus van Nienke en haar oudste zoon stapten op de sluis aan boord), die we geinstrueerd hebben mede op te letten, schuiven we onder de eerste bruggen door.  
Bij de museumbrug wordt het lastiger, het is een tunnel met een knik erin. Van het felle zonlicht in het donker van de tunnel komend zie ik niet goed hoe ver ik van de wanden vaar. Het plafond is rond en ik ben bang om met het dak van het schip er tegen aan te schuren. Nienke geeft met kreten van af het achterdek aan hoe ver ik van de zijkant vaar. Met de boegschroef bijsturend lukt het om het schip in het midden te houden.  Eenmaal door de tunnelbrug kan ik even opgelucht ademen.
Op naar de volgende brug. Bij de sluis stond een bord dat men bezig was met restauratie-werken aan de beschoeiing. Ik zie dat bij een aantal bruggen de rechter boog is geblokkeerd door een ponton, waardoor ik onder de linker boog moet passeren. 
Uiterst geconcentreerd, ik zie nauwelijks iets van de fraaie kade met terrassen, waar de gasten ongetwijfeld  genieten van bier, rosé en ons moeizaam voortbewegen. We schuiven onder de bogen door, die allemaal ook nog eens van vorm verschillen, sommige Romaans, sommige meer Gotisch van vorm. Verraderlijk zijn de uitgebouwde muur-delen onder de brug die je pas op het laatste moment ziet. We raken heel even een houten paal met een stootwil, maar dat was het enige. De laatste bruggen waren eigenlijk het lastigste door de hoeken in het vaarwater. Zonder verder acrobatisch waterballet varen we de singel op, waar we op een prima plek afmeren. Zeilen op zee is m.i. eenvoudiger, misschien wel omdat we dat gewend waren. Dit was nieuw en razend spannend.

Over de fraaie stad Utrecht zal ik het niet verder hebben, behalve dan dat ik die ene Pizzeria in de Twijnstraat (nummer 65) aanbeveel, waar 3 vrolijke meiden de zaak runnen met een heuse hout-gestookte oven. In tijden geen betere pizza gegeten. 
De volgende dag varen we door naar Culemborg aan de Lek. Door de gigantische sluizen in deze waterweg stroomt het niet hard en we genieten van het rivierenlandschap. Langs de oevers staan koeien en paarden bij de waterkant. Een 5-tal varkens, blije varkens naar ik vermoed, wentelen zich in het loom stromende water tussen de kribben. Kinderen spelen bij de strandjes in het water.
Met een snelheid van ongeveer 10-11 km per uur varen we de volgende dag naar de kop van de IJssel. De sluis bij Driel is een makkie, maar bij het invaren van de IJssel gaat het even fout. We waren gewend aan de traag-stromende Lek en Nederrijn. Nauwelijks de scherpe bocht om, pakt de stroom ons en laat ons scheepje ineens 5 km harder lopen. 
Een binnenvaartschip dat we op de a.i.s. zagen aankomen, kwam erg snel dichterbij, en we zagen pas laat dat hij zijn blauwe bord had uitstaan.( Stroomopwaarts varend nemen binnenvaartschepen de binnenbocht om de sterke stroming in de buitenbocht te vermijden. Ze moeten dan aan hun stuurboordkant een blauw bord tonen) Het knipperlicht in het bord brandde zwakjes en was niet goed te zien in de felle zon. Te laat om naar de linker oever te gaan en hem stuurboord op stuurboord te passeren. We schrikken en houden de stuurboord wal, waar gelukkig nog voldoende ruimte over bleef. Even later roep ik de schipper via de marifoon op om me te verontschuldigen. ‘Ach’, zei de man, ‘ dat gebeurt wel vaker ik ben het gewend’. Verder op de IJssel komen we dezelfde situatie nog een paar maal tegen, maar dan weten we inmiddels hoe het moet. 
Al doende leren we steeds meer, en met wat snelle roerbewegingen lukt het me om de havenmonding van de Vispoorthaven  in Zutphen waar een sterke ‘neer’stroom staat zonder schade binnen te varen. In de almanak van de ANWB wordt ervoor gewaarschuwd.
Het is onstuimig weer, zware buien met veel wind wisselen af met windstiltes en af en toe zon.
Zutphen is een mooie oude stad, waar we in de middag per ongeluk in een vesperconcert belandden. In de waan een mooi orgelconcert te gaan beluisteren, bleek het de bedoeling dat we actief met psalmen moesten meezingen en zouden overgaan tot religieuze bezinning na het voorlezen van bijbelteksten door de locale dominee. Niet direct waar we voor in waren na de schitterende tocht over de Nederrijn en de IJssel van de laatste dagen. 

Zutphen

Waterplanten

Tevreden voeren we weg van de steiger in de Lorentzhaven bij Harderwijk. De dieseltank vol en de diesel voor een gereduceerde prijs. Onze vrienden lagen met hun motorboot bij de gemeente-haven alwaar we snel besloten door te varen naar Huizen. Bij het naar buiten varen volgen we het schip van onze vrienden. J.D. vindt het leuk om stukjes af te steken, we volgen hun schip braaf, denkend dat hij weet wat hij doet. Was het niet de wijze raad van onze zoon, ‘ altijd je eigen vaarplan maken en niet blindelings vertrouwen op wat een ander doet?’ Het is er ondiep en de waterplanten die van goede grond en licht houden vinden er een uitstekende voedingsbodem. Waterplanten met lange taaie stengels laten zich niet zomaar in hun rust verstoren door een draaiende schroef. Zowel het schip van onze vrienden als ons schip werden gegrepen door de stengels als wilden ze ons duidelijk maken; ‘sukkels kunnen jullie niet kaartlezen, dit is ons leefgebied!’ 
Rommel in de schroef, we merkten het direct, doordat er bij een hoger toerental van de motor iets tegen de romp sloeg. Ik dacht eerst nog dat het de schroefas was, maar dat bleek gelukkig niet het geval. De remedie was een paar keer hard achteruit slaan, waardoor de plantenstengels het voor gezien hielden en ons loslieten. J.D. moest te water om de stengels handmatig te verwijderen. 
In de Gouwzee bij Marken en Volendam groeit Fonteinkruid als kool op een pas bemeste akker. Een geweldige plaag voor alles wat vaart en is voorzien van een werkende schroef. Het is daar eveneens niet diep en het water is er helder. Mooi voor de roofvissen die zich daar prima voelen door het goede zicht en de mogelijkheid om je achter een waterplant verdekt op te stellen. 
In Friesland heb ik nog geen Fonteinkruid gezien, ik vermoed dat het water te modderig is. Waterlelies liggen  in de zomer mooi zichtbaar op het wateroppervlak, waar ze met hun brede platte bladeren het zonlicht consumeren.  Er om heen varen is meestal eenvoudig en tevens een lust voor het oog. 
Leuk om met elkaar op te varen, even kijken of we iets harder kunnen en als het vaarwater breed genoeg is om naast elkaar te varen. We zijn op weg naar Loosdrecht en maken in de haven van Huizen een tussenstop. Prima plek, nog erg rustig en een zeer uitgebreide Lidl om de hoek. 
Voorzien van verse groente, croissants en andere victualiën stomen we verder richting Muiden alwaar we na een kwartier wachten door de sluis geschut worden. Het laatste stuk van de traag-stromende Vecht tot aan Muiden  toont zich aan weerszijden volgestouwd met een grote variatie aan woonschepen. In het gedeelte na Nigtevecht verder stroomopwaarts wordt het landschap aantrekkelijker. De rijke mensen van het Gooi etaleren hun bezit breed, gezien de prachtige landhuizen en schitterend onderhouden tuinen met koepelprieeltjes. We zien overal luxe sloepjes blinkend onder het groene lover dat zich uitwaaierend boven het water van de Vecht uitspreidt. 
Er wordt gebaggerd, we mogen niet harder varen van stapvoets, 6 km per uur. Het schiet niet op maar wie heeft er hier haast?
Voor de Mijndensesluis liggen we met 6-7 kleinere en grotere schepen te wachten. Eenmaal in de sluis worden we vergast op publiek dat onder het genot van bier en rosé al datgene wat in de sluis ligt becommentarieert. Men vindt het niet juist dat ik op het voorschip de lijn aan de bolder bevestig en vasthoudt, daar hoort de vrouw te staan. De man-vrouw rolverdeling volgens Gooise sloepen-normen is ongetwijfeld nog wat conservatief, de man stuurt en de vrouw doet de touwtjes. We proberen daar langzamerhand wat verandering in te brengen door van rol te verwisselen. Op het zeilschip was het duidelijk eenvoudiger, Nienke, die het beste kon zeilen, ik, meer de man van de techniek en het navigeren. 
We liggen in één van de trekgaten op de Loosdrechtse plassen bij het huisje van de zus en zwager van Nienke. Er is nog steeds een beetje olielekkage bij de motor. Erg vervelend, maar niet
schadelijk. De monteur van Vetus in Oud Loosdrecht zal het a.s. dinsdag verhelpen. 
De was is gedaan en Nine Marit mag even rusten. 

Op het stromend water van de IJssel

Voor het eerst voeren we op een stromende rivier met de Nine Marit. Vanaf het Zwarte Water eerst door de Goot en het Ganzendiep naar de sluis bij IJsselmuiden. Een mooi ouderwets smal sluisje met hef- deuren. Daarna het stromende water van de IJssel op.  
Valt best mee, ik had het me lastiger voorgesteld. De 2-3 km per uur stroom tégen bleek makkelijk te compenseren met ons schip. Met een op 2000 toeren draaiende motor voeren we 10 km per uur(SOG) over de grond gemeten. Bij de kribben merkte ik dat er veel dwarrels in het water zitten, de opgaande en de neergaande stroom tussen de kribben hebben daar ruzie. Te dicht langs die kribben maakt het sturen lastig.
We varen een stuk verder stroomopwaarts richting Zwolle en Hattem. Beide komen we tot de constatering dat de IJssel vanaf het water nog mooier is dan we dachten. Met onze vrienden uit Hattem varen we nog een stuk verder de IJssel op, een genoeglijk tochtje. 
Geconcentreerd varen is meditatie, volledig in het nu, met aandacht voor de omgeving en de bewegingen van het schip. De grote vrachtschepen die ons tegemoet of achterop komen met hun imposante boeg- en hekgolven vergen al mijn oplettendheid. 
Opvallend is dat we vaak zien dat de vrouw achter het stuurrad zit, gezeten in de stuurstoel hoog in het midden van de kajuit. Blijkbaar is de gelijkwaardigheid qua stuurmanskunst op de binnenvaart groter dan in het wegverkeer. Het lijkt me knap lastig om zo’n monster-groot binnenvaart-schip door de bochtige IJssel te sturen, als ik zie hoe ze scheef wegschuivend een bocht door dweilen. 
Rustig voortglijdend door het afwisselende landschap van de Gelderse IJssel wanen we ons in het buitenland. Wie zei ook al weer dat motorboot-varen saai is?
Ondanks dat de peilstokkoker is gerepareerd blijft er helaas nog wat olie lekken. We hebben er stevig de pest over in, nu we niet verder naar het zuiden kunnen maar eerst in het noorden moeten blijven voor de expert van Vetus.
Toegeven aan de veranderde omstandigheden, kost ons moeite, maar de beloning van een  schitterende aanleg-plek die we vonden in de IJsseldelta, maakt alles weer goed. 
We dachten naar Urk te moeten varen om de monteur van Vetus tegemoet te komen. Onderweg zagen we in de buurt van Ketelhaven een ankerplek die mooi beschut lag. We mochten er echter niet aan de wal. Bo, de teckel, heeft dan een probleem, niet gewend, als hij is, om op ons toilet zitting te nemen. Een vraag aan de schipper van een voor anker liggende kotter bracht licht. Een eind terug zou een aanleg-steiger zijn op een eiland, speciaal voor hondjes en kleine kinderen die uitgelaten moeten worden. 
Iets verder naar het zuiden ligt inderdaad een eiland waar een paar schepen, verscholen achter een dam, het weekend vieren.
Er is plaats voor ons en we worden geholpen bij het aanleggen. 
Urk moet maar even wachten.
Niet het doel maar de weg brengt ons op onverwachte plekken. 
Op het strandje spelen twee blonde meisjes, af en toe gilletjes slakend en eindeloos met elkaar kletsend zoals meisjes van 10-12 jaar dat kunnen. 
Om het even liggen we afgemeerd bij dat strandje op Hasselø in Zweden, waar de kinderen in het water spelen en de barbecues worden opgestookt om worstjes en hamburgers te gaan roosteren.
Wie weet komen we er nog eens met de Nine Marit. 
Lichtvleugelig dansend boven het wateroppervlak komt een visdiefje naar ons toe. Hij strijkt neer op een meerpaal achter ons schip. Hij heeft een visje in zijn rode bek, maar eet het niet op. Na een korte rustpauze vliegt hij weg. Op weg naar?
Een zilverreiger staat roerloos aan de waterkant gefocust op een hapje dat argeloos te dichtbij komt. Twee zwanen schikken hun verenkleed om vervolgens een avondmaal bijeen te scharrelen in het ondiepe water.
De wind gaat slapen, de golven vlakken af. We zien hoe een aantal cumulus-wolken naar het zuiden wegdrijven en plaats maken voor het egale blauw dat hun achtergrond vormde.
Voor het moment zijn we heel tevreden met wat er is. Nederland is mooi.