Squalls en wachtlopen

4 uur 
De wind in de bui stuwt de Chronos naar een snelheid van 14 Knopen. 
Het was een rot nacht. Nauwelijks geslapen door de beweging van het schip. De vorige wacht meende het schip meer downwind te moeten sturen waardoor de bekende dronkemans-waggel ontstaat. De giek van de voorste mast dreunt telkens met een klap in de schoot als het stayzeil weer wind pakt. Onderdeks klinkt het alsof er een olifant in je hut uitglijdt. 
Omdat we tijdens onze wacht een iets noordelijker koers aanhouden, varen we   2-3 knopen sneller en veel prettiger doordat het schip niet meer waggelt en met haar zeilen klapt. 
Met de muziek aan en de gratis rugmassage die ik krijg door het trillen van het schip bij deze snelheid kom ik iets bij van de slechte nacht.
Tussen de squalls waaruit niet veel regen valt neemt de wind weer wat af. In de buien kruipt de wind naar de 40 knopen. Het is dan zaak om goed voor de wind weg te lopen. Opletten dat de wind niet schift. Het houdt je bij de les.
Ruim over de helft van de af te leggen afstand koersen we met een gemiddelde snelheid van 10 knopen af op Antigua, waar we in eerste instantie hopen aan te komen. Als het zo doorgaat hebben we tijd over om dit zijstapje te maken, het schijnt een erg mooi eiland te zijn. Antigua ligt een kleine 100 mijl  ten zuiden van Sint Maarten, een dag zeilen. 
Voorlopig zijn we druk met de boel heel te houden, regelmatig dekrondjes, inspecties, bovendeks en onderdeks. 
Ik merk, nu ik dit schrijf, dat de wind  afneemt. De squall

is gepasseerd. De snelheid van de Chronos loopt terug tot een magere 7-8 knopen. 

10 minuten later.
De volgende bui kondigt zich aan, de wind trekt aan en nu regent het wel fors, ik zit achter een zeil terwijl Mariusz bij de stuurstand staat, klaar om op de stuurautomaat de koers bij te stellen. De harde wind duurt maar enkele minuten.Van 35 knopen wind naar 8 knopen wind. Het contrast is weer erg groot en maakt duidelijk hoe belangrijk het is voortdurend allert te zijn. 
Ik realiseer me dat wij met ons tweeën wakker zijn terwijl 20 man slapen, althans dat hoop ik voor hun. Mariusz de Poolse engineer, hij kan welwillend knikken als zijn landgenoot paus Johannus de tweede, neemt zijn taak heel serieus en geeft het roer alleen over als er in zijn ogen elders wat moet gebeuren, wat hij niet aan mij wil overlaten.

Inmiddels is de maan aan de horizon in het oosten opgedoken. Er staat nog een smal sikkeltje, het kommetje is een liggend banaantje met anorexie geworden.
     
 Het was niet alleen de giek die me uit de slaap hield, er schuift ook iets heen en weer onder mijn bed in de hut, een plank of iets anders massiefs, helaas niet synchroon met dat geluid als van een vallende olifant. 
Om niet in slaap te vallen tijdens minder aandacht vragende omstandigheden, zijn we tijdens de wacht uitgerust met een soort elektronische wekker en een elektrode(de Waker, Naptronics BV) op een naar keuze zelf te bepalen lichaamsdeel. Wordt er geregistreerd dat er te weinig beweging is, volgt een klein schokje dat je weer klaarwakker maakt. Ik had wat moeite met de keuze van een lichaamsdeel voor het bevestigen van de elektrode. Inmiddels doe ik het zelfde als Mariusz, hij heeft hem aan zijn bakboord-oorlel, ik aan de mijn stuurboord-oorlel. Omdat het vernuftige apparaat is uitgerust met Bluetooth, krijgen we beide een schokje als één van ons mocht wegzakken in een onbeweeglijke staat. Wat ze al niet ter beveiliging uitvinden! Niet goedkoop, maar misschien ook wel te modificeren voor ongehoorzame hondjes of kinderen die op school in slaap dreigen te vallen. 
De dag verloopt rustig en we klokken 225 mijl in 24 uur.

Een stevig zeetje

4 uur in nacht.
Met 30-35 knopen wind op de kont van het schip denderen we door het water. Behalve de fischerman staan alle zeilen bij. Het schip siddert als we met een snelheid van 12 knopen door het water stuiven. In het donker zie ik niet hoe hoog de golven zijn. De maan is nog slechts een dun sikkeltje en verschuilt zich regelmatig achter donkere wolkenplukken. Tot nu toe trekken de buien net achter ons langs. Als we de wind wat schuin van achter houden maakt ze nauwelijks de heftige slingerbewegingen die opvarenden en inventaris zo verassingsvol kunnen plagen. 
Het gaat hard, de Chronos sleurt door de golven als een renpaard met een stuk gember in zijn gat. Af en toe geeft het log een snelheid van 13-14 knopen aan.
Het geraas van de wind in mijn gemotoriseerde oren probeer ik te temperen door mijn gehoorapparaten zachter te zetten en af te schermen met mijn capuchon. Een beetje maf om met een capuchon op in de lauwe lucht een blog te schrijven terwijl het niet eens regent. De klassieke muziek die Mariusz heeft opgezet komt nauwelijks boven het lawaai van golven en wind uit. Wat er wordt gespeeld, geen idee, iets met violen, en mogelijk van een Russische componist. 
Af en toe hoor ik de klagelijke piep van de  ‘windmolen’ in de mast weer. Vannacht heb ik (later hoor ik dat ook van anderen) onrustig geslapen. Om 3 uur werd ik wakker, heen en weer geslingerd in mijn bed. Het is niet zo erg dat ik bijna naast het bed gekatapulteerd werd, zoals dat op de Wylde Swan gebeurde tijdens de storm op de reis naar de Azoren.
De Chronos lijkt een droog schip, er komt nauwelijks water aan dek, op de Swan stond het middendek regelmatig onder water. Het vrijboord van de Chronos is in het midden van het schip wat hoger. Hoe het is met het overslaan van vast water bij veel hardere wind, weet ik niet. 
Het begint aan de horizon te gloren en ik zie dat de golven een hoogte van ongeveer 4-5 meter hebben. Dat is nog te doen en niet bepaald angstwekkend. De muren van water tijdens de storm bij de Azoren waren indrukwekkender, volgens de heren aan het roer, minstens 9 meter. Ik schatte dat ze nog hoger waren, want ik wil wel eens een beetje overdrijven in tegenstelling tot echte zeelieden, die  meestal niet graag praten over hoe erg het was.
Mariusz bekent dat hij bij storm een voorkeur heeft voor magistrale klassieke muziek, bv. iets van Wagner die er een sport van maakte om zijn deuntjes behoorlijk zwaar aan te zetten, het liefst met grote koren en donderend koper- en slagwerk. Als ik zie hoe de golven zich onder de windvlagen opbouwen en het schuim van de golftoppen waait kan ik me die muziek als zeer passend voorstellen. 
In de verte zie ik regen in brede gordijnen onder de grijze wolken hangen. 
Na het ontbijt, met vers gebakken broodjes, bouwden de golven zich verder op. De wind nam bij  vlagen toe tot 35 -38 knopen, een Beaufort 7-8. Het was een indrukwekkend gezicht, hoe het schip bruisend haar weg zocht door de spitse waterbergen. Om de zoveel tijd, er zit een ritme in, kwamen er een paar hoge golven langs die het schip een stevige zijdelingse oplawaai gaven. De stuurautomaat had het even moeilijk om haar weer op koers te krijgen en de koffiezetapparaten in de bar verwisselden hun standplek op ooghoogte voor een lagere wat minder toegankelijke plek, de vloer. Niet stuk, goede nespresso-kwaliteit. Er sneuvelden een paar bordjes en een armetierig plantje dat al langer geen levenslust meer vertoonde en kwistig haar voedingsbodem door de salon strooide alsof het pepernoten waren. Gedurende de dag zou de wind weer wat afnemen. We zien wel, niemand is zeeziek. Gasten en bemanning lijken te genieten ondanks de ongemakken die dit ruwe zeetje veroorzaakt. 
De zon schijnt, het log tikt de mijlen af, nog 1500 mijl te gaan, we zijn net over de helft van de afstand Gran Canaria- St. Maarten.

Rare geluidjes en brandalarm-oefening

     Het klagelijke geluid als van een oude windmolen, zoals ik dat voor het eerst hoorde in de film ‘Once upon in the west’ hoor ik ergens hoog in de mast. Een windmolen hebben we niet, daar kan het niet van komen. Echt ongerust maak ik me niet. Een rondje over het dek, het is nog donker, geeft geen uitsluitsel, waar het geluid precies vandaan komt. 
5 uur, het is nog donker. De  wolken en regenbuien van gisteren zijn verdwenen. Het was al voorspeld door kapitein Jeroen, helemaal droog houden we het niet tijdens de overtocht. De wind viel volledig weg en wat overbleef was een vervelende deining, waardoor de Chronos met klapperende zeilen begon te waggelen als een dweil in een emmer klotsend water. Pas na het strijken van een deel van de zeilen en het starten van de motor vond ze haar evenwicht enigszins terug. Gisteren gedurende mijn wacht van 4 tot 8 rond de schemering, bleef het modderen. We hadden de zeilen er  weer bij gezet en de motor gestopt.  Er was wel wat wind maar niet genoeg.  Op de radar zagen we de buien op ons afkomen. We voeren door een regen-front waarbij een eigenzinnige wind ons verraste door uit steeds wisselende richtingen te komen. Voortdurend allert op wat er gebeurde was ik blij dat om 8 uur de wacht overgedragen kon worden.  
6 uur.
Het  gejammer in de mast is over, in het oosten wordt het lichter, de zeilen klapperen zo nu en dan en Mariusz de engineer, mijn leidsman en muze in de wacht, staat achter het roer. Mariusz is Pool van geboorte. Hij heeft deze oversteek naar de Carieb al 20 keer(!) gemaakt. Een ervarener persoon kun je je niet wensen en dat doe ik dan ook niet. Als zijn maat ben ik erg blij dat hij zijn taak zo serieus neemt en hij het schip door en door kent. Ik lees de instrumenten af in de stuurhut, vul ieder uur het logboek in en maak controles-rondjes over het dek. Af en toe neem ik het toezicht over aan het roer op het achterdek, wat de belangrijkste plek is tijdens de wacht. Mocht de stuurautomaat ontregeld raken, wat 3 dagen geleden plotseling gebeurde, moet er snel in- gegrepen worden. Het schip is loefgierig, wat op zich goed is, maar het reageert naar mijn smaak traag op het stuurrad.   
Achterom kijkend zie ik aan de oostelijke horizon zwarte wolken opdoemen tegen het licht van de opkomende dageraad.  Krijgen we daar mee te maken of laten we dat juist achter ons?
Ach, we zien wel, ik heb vertrouwen in bemanning en schip.
Het daglicht en de zon hebben het druilerige weer verjaagd, met een rustig gangetje van 6-7 knopen komt de Chronos weer in zijn ritme. Ze nestelt zich licht op haar bakboord zijde, waardoor het slingeren voorbij is. 
Brandalarm! Precies om 1400 uur gaat het brandalarm, de oefen-drill is begonnen en snel loop ik met het zwemvest dat ik uit de kast heb gegraaid naar het achterdek, waar we geacht worden te verzamelen. Kapitein Jeroen verdeeld de taken aan de bemanning, en houdt contact via de marifoon met de stuurman in het voorschip waar de ‘brand’ is uitgebroken. De voorgeschreven oefening verloopt vlekkeloos en kan in het logboek worden bijgeschreven. 

Sterren en mensen

16-11-2014
De wind is geschift en dan bedoel ik niet dat geschifte van sommige lieden die er afwijkende meningen en gedragingen op nahouden.  We hebben de koers moeten bijstellen naar een iets meer noord-westelijke richting omdat de wind pal oost is geworden. Nog steeds met een bakstag wind en af en toe een klapperend grootzeil varen we toch min of meer in de goede richting. Zullen we nog meer naar het noorden moeten door een verder ruimende wind, moeten we een gijp  maken naar een meer zuidelijke koers om ons doel te bereiken.
Op de plotter vordert het symbool van ons schip stroperig langzaam in westelijke richting. We zijn nog niet op 1/3 van de afstand Gran Canaria tot st. Maarten.Voor de komende dagen wordt er minder wind verwacht, jammer, want het ging zo lekker. Op het klokje tikten we regelmatig de 10 knopen aan, overeenkomstig met een snelheid op de fiets, waarbij je stevig moet trappen. 
Het is nog donker als ik om 4 uur aan de wacht begin, de maan staat er merkwaardig bij. De sikkel, het is nog net geen nieuwe maan, zie ik als een horizontaal kommetje hoog boven ons in de donkere nacht. Je zou er een kopje thee uit kunnen drinken.  Omdat de maan zo hoog aan de hemel staat raken we de ons bekende oriëntatie kwijt. Vanuit een gezichtspunt veel verder naar het noorden in Nederland zien we de maan lager aan de horizon. er naar kijkend staat de maan-sikkel  recht op. De maanfase met de naam ‘laatste kwartier’ onthouden we door de term ‘dernier’, waarbij het buikje van de ‘d’  net als de bolling van de sikkel naar links kijkt. Omgekeerd noemen we de eerste maanfase, het eerste kwartier ook wel ‘premier’ naar de eerste letter ‘p’ die de bolling naar rechts heeft. Op het zuidelijk halfrond ver naar het zuiden zien we de maan in de noordelijke hemel, waardoor de regel ‘dernier/ premier’ niet meer opgaat. Aan de maan is niets veranderd maar we kijken er anders tegen aan. Het sterrenbeeld Orion, dat karakteristieke beeld  in de winter aan de zuidelijke horizon in Nederland staat hier dichter bij de evenaar hoog aan de hemel. De poolster zien we veel lager in het noorden en de kleine beer zit op deze breedte-graad aan het eind van de nacht  grotendeels verscholen onder de horizon.
Het leven aan boord krijgt iets bekends, en de wederzijdse contacten beginnen persoonlijker te worden. Ik zie hoe er interacties zijn die ik ken van een langer bestaand groepsproces. Er is een duidelijk scheiding tussen de groep bemanning en de groep gasten. Eén gast overschrijdt die scheiding  door de kok te helpen met het schoonmaken van de groenten. Aan de zeilvoering hoeft niet veel te gebeuren en aan de wachten namen tijdens de eerste dagen van de reis meerdere gasten deel. Een kleine week verder is dat niet meer het geval. Voor een wacht ’s nachts je bed niet zien is aanvankelijk  leuk. nu ligt iedereen behalve wij op één oor of misschien wel twee, want de kussens zijn erg zacht.
Voor en tijdens het diner worden cocktails, bier en wijn gedronken, die aan het eind van de trip afgerekend moeten worden. Een leuke extra inkomstenbron voor de rederij.  De gasten lijken de genuttigde alcohol goed te kunnen hebben en er zijn gelukkig geen doordrinkers. De bemanning drinkt geen drup tijdens de overtocht. Tot nu toe mis ik mijn glas wijn bij het eten niet. 
Ik ben niet de oudste aan boord, er is een gast die 69 jaren oud is, muizengezicht, snorretje, maar uiterst vitaal. Later blijkt een veel jonger uitziende Zwitser 72 jaar te zijn. Dat moet de berglucht zijn.  
Het is een bont gezelschap, duidelijk een groep mensen in hun tweede levenshelft. Sommigen zijn financieel binnen en werken niet meer, sommigen werken nog, maar willen misschien wel wat anders. 
De dageraad is aangebroken en zowaar, er zijn 3 gasten vroeg opgestaan om de zonsopgang te zien.
Weldra gaan de beide vislijnen met de ‘lekkere’ hapjes over de reling. Misschien vangen we vandaag nog wat. 
 

Keukenzaken

15-11-2014
Varend in westelijke richting rollen uit het Noorden lange golven onder het schip door. Slecht weer in de noordelijke Atlantic. Deze slome ‘swell’ geeft de Chronos een zwierige op en neer gaande beweging, gelijk een Engelse wals. De stuurautomaat vindt het lastig, wat blijkt door het af en toe geklapper van de zeilen. 
Regelmatig worden we bezocht door groepen dolfijnen. Ze springen soms helemaal uit het water, alsof ze willen laten zien hoe goed ze kunnen zwemmen. Aan boord wordt er door de crew aan het schip gewerkt, naast de zorg voor de gasten. De gasten lezen, schrijven of stellen hun lijven bloot aan de zon. 
Langzamerhand begint het ritme van de oceaan door te klinken in de harten van de opvarenden. 
Vanochtend meende een kleine Dorade het natte voor het droge te moeten verwisselen, het aas aan de werphengel van een van de gasten was te aantrekkelijk. ‘Gast Peter’ heeft hem zelf schoongemaakt onder het toeziende oog van Rick de matroos. Intussen heb ik nu met de meeste gasten een babbeltje gemaakt, van een aantal weet ik wat voor kwalen ze hebben en wat ze in het dagelijks leven doen. Ik denk dat ik de oudste ben aan boord, wat ik, hier en daar navragend niet had verwacht. Sommige van de gasten zien er zo door de tijd getekend uit dat ik ze veel ouder had geschat. De motivering om deze oceaan-oversteek te maken, varieert van ‘ik wil wel eens weten hoe me dat gaat bevallen’ tot ‘eens even weg zijn van al de drukte in mijn job’.
Gelukkig is er nog niemand zeeziek geweest en zoals het nu lijkt gaat dat waarschijnlijk niet meer gebeuren. Een dikke storm lijkt me in dit deel van de oceaan en in dit jaargetijde wat onwaarschijnlijk.
De geuren van de oceaan worden verdrongen door de geur van pas gelakte deuren en van de op het achterdek gesneden uien. Gisteren heb ik de lunch voor een deel gemaakt, het ging me ondanks het slingeren redelijk goed af, al donderde een schaal met 20 geklutste eieren over de vloer, waardoor die veranderde in een glijbaan waar een team curling-spelers blij mee zouden zijn. We hebben er onder het uiten van de nodige verwensingen een poosje op rond gegleden, maar vonden het uiteindelijk niet bevordelijk om de balans bij het bereiden van de maaltijd te bewaren.
Dus dat werd opruimen en dweilen. De verspilde eierstruif hebben we niet voor de maaltijd gebruikt, er waren gelukkig nog voldoende nieuwe eitjes in de dozen. Sausjes maken in een koekenpan is niet aan te raden op een waggelend scheefhangend schip. Hoe goed je ook je  best doet, één onoplettend moment en de saus ligt naast de pan, vooral de natte, ongebonden sausen. Ooit werd ik tot kok gebombardeerd op een barkentijn van Ibiza naar Nederland. De keukenuitrusting weigerde op zijn plek te blijven tijdens ieder heftiger zeetje, zodat ik nu eens in een koekenpan stond, dan weer bijna uitgleed over een deegrolller die het op mijn onvast geplaatste voeten had voorzien. Koken op zee is een kunst, en we moeten iedere kok aan boord hoogachten voor zijn inspanningen, wat er ook op tafel komt. 
Tot nu toe hoor ik niets dan goeds van de gasten over de maaltijden, dus chapeau voor Nadine.
5 dagen onderweg, en er gaan zeker nog zo’n 12-13 dagen volgen. Het blijft nauwelijks te bevatten hoe groot de Atlantische oceaan is en onvoorstelbaar, dat je met een schip die plas kunt oversteken. Toch deden ze dat vroeger met slechts primitieve navigatie-middelen als een jacobsstaf en het vertrouwen op de kennis van de sterrenhemel en de waarnemingen van wind, wolken en golven.
Hoe zullen de oude zeevaarders zich hebben gevoeld als ze  met aanhoudende windstilte te maken kregen? Dagen achter elkaar alleen de oceaandeining, klapperende zeilen, brandende zon en een beperkte hoeveelheid voedsel en water. Wat hield hen op de been? Dankzij de moderne navigatiemiddelen en het vertrouwen dat we in de goede richting varen zullen we zo goed als zeker op Sint Maarten arriveren en als het niet waait doen we gewoon de motor aan. 
We zijn onderweg, het doel is vastgelegd, nu is er om ons heen alleen water, wind en een paar wolken.
 

Vis

14-11-2014
Wat een opwinding! De dag begon zo rustig, een lekkere bakstag-wind, mooi weer en iedereen goedgehumeurd. Ik hoor een schreeuw die zich via een aantal mensen tussendeks voortplantte naar het voordek; ‘We hebben beet’. Terwijl ik snel naar achteren loop zie ik de eerste stuurman de lijn inhalen. Het is niet goed te zien wat er aan vast zit tot de lijn vrijwel binnen is. Het is een tonijn, met op zijn flank een tekening van horizontale zwarte lijnen op een lichtere ondergrond. Een prachtig beest van iets minder dat een meter lengte. Hij wordt voorzichtig omhoog gehesen op het achterdek dat inmiddels door matroos Rick is nat gespoten. Het in zijn doodsstrijd sidderende en spartelende beest wordt door twee man in bedwang gehouden. 
Het is naar om te zien, hoe de tonijn uit zijn lijden wordt verlost. De tik met een moker op zijn kop blijkt gelukkig snel effectief. We zijn blij met de vangst al kan ik zelf niet helemaal meegaan in de vreugde en voel me licht misselijk bij het zien van de ‘moord’. Zonet was hij nog onderdeel van een groep andere tonijnen. In de veronderstelling dat er een lekker hapje op het zeeoppervlak danst, maak je de ongelofelijke fout zelf een hapje te worden door in het plastic aas te bijten. 
Het prachtige beest heeft een nare geur bij zich, is dat de geur van de dood? Rick ontfermt zich over hem en neemt hem mee naar de keuken. 
We hebben het over sashimi en hoe een tonijn verder bereid moet gaan worden. Ineens zijn er meerdere experts aan boord die de volgens hun beste bereidingswijze doceren. De kok die een voorkeur voor vegetarisch eten heeft, is opvallend rustig onder het hele gebeuren, getuigend van een groot relativeringsvermogen of misschien een subliem vermogen tot het onderdrukken van gevoelens.   
Het is een heel werk om de tonijn te fileren. De huid is haast leerachtig en de hele vis voelt stijf en stug. Het donker rode vlees is lastig van de dikke graat en de huid los te snijden. Rick de matroos is er een hele tijd mee bezig. 
In de avond hebben we de vis deels rauw als sashimi en deels gebakken bij het diner gegeten. 
In stilte dank ik de vis die bepaald niet vrijwillig en zeker onverwacht zijn leven gaf. 
We zitten dicht op wat in vroeger tijden normaal was, de jacht op voedsel, doden om te eten en gedood worden om gegeten te worden. In de bar ligt een briefje met een tekst, een overblijfsel van een geliefd spel aan boord: met grote letters staat er ‘I am the Murderer’. Waarom zie ik dat briefje nu liggen?
Terwijl ik dit schrijf probeert de zon  aan de oostelijke horizon de laaghangende bewolking te doorboren. Nu pas zie ik dat de golven veel hoger zijn dan gisteren. De Chronos heeft er geen moeite mee. Met een gemiddelde van 8-9 knopen hebben we gedurende de nacht weer een flink aantal mijlen van de totale afstand afgesnoept.
Geuren van vers gebakken broodjes en gerommel in de keuken. Een nieuwe dag is aangebroken.

Op weg

 Op zee 11-11-2014
Vanaf het voordek zie ik de lichten van Las Palmas langzaam verdwijnen in de laag hangende bewolking. Er staat een lichte deining en er is te weinig wind om te zeilen. Met een vaartje van 6 knopen schommelen we op de motor in zuidelijke richting. De gasten zijn opgewonden en verrast dat we toch eerder konden vertrekken. De stemming is goed en de bemanning lijkt goed voorbereid en relaxed. 
Als Gran Canaria uit het zicht is zullen we 17 dagen dag en nacht geen land meer zien. Slechts een enkel vrachtschip zal onze koers kruisen. Voor de rest zullen we voornamelijk lucht, wolken, water en nog eens water zien. 
Het maakt me zo aan het begin van de reis wat onrustig en ik oefen mezelf in loslaten en vertrouwen hebben. Aan het schip zal het niet liggen
De wachten loop ik met Mariusz, de Poolse engineer die aangaf ook een wacht te willen draaien naast zijn normale taak het schip technisch in orde te houden. Hij blijkt een beminnelijk mens en met de heldere sterrenhemel boven ons komen we tot diepgaande gesprekken over het leven. De wacht loopt van 4 tot 8 uur, zonsopgang inbegrepen. In de late middag doen we samen de tweede wacht van de dag, de zonsondergang eveneens inbegrepen. 
Aan de zuidelijke hemel zie ik een meteoriet vallen, een vurig lichtspoor nalatend bij het binnendringen in de dampkring. In de verte zien we tegen de donkere hemel op de achtergrond een lange oplichtende wolkenbank, die later in de ochtendschemer oplost. 
Het is een bijzondere ervaring om met zijn tweeën, allebei klaarwakker, de gasten en de rest van de bemanning diep in slaap, deze tweemaster als een grote schommelwieg over de oceaan te sturen.  Ontzag en verwondering over de grootsheid van de sterrenhemel en de oneindig lijkende watervlakte om ons heen, wisselen af met praktische zaken als het invullen van het logboek en controle dekrondjes.
Een kop thee verwarmt me, de geboorte van de ochtend laat me weten dat de korte broek op dit tijdstip een wat al te optimistische premisse is. 
Vlak na de middag begon ik me af te vragen waar de dolfijnen blijven.
Nog geen half uur later worden we vergast op een groep grijze schichten die pijlsnel op ons af komen stormen, enthousiast als een roedel jonge honden. Bij de boeg van de Chronos spelen ze hun acrobatisch spel. Handig zigzaggend scheren ze langs de steven van het schip. Wie durft als eerste het dichtst langs het schip te gaan?
Na tien minuten zijn weg. Wat overblijft is het altijd in beweging zijnde wateroppervlak van de oceaan waaronder ik een rijkdom aan leven vermoed, maar nooit te zien krijg.
De gasten doen zich te goed aan de Kaffee mit Kuchen en plauderen geanimeerd met elkaar.
De wind laat het nog steeds afweten. Meer naar het zuiden hopen we de passaat op te pikken om met een bakstag duwtje in de rug naar de Carieb te zeilen. De zon nadert de horizon in het westen. Van uit de keuken stijgen geuren van rozemarijn en gebakken kip op. 
Op de achtergrond hoor ik muziek van JJ Cale ondersteund door het geluid van de zachtjes brommende motor.
 

Op de Chronos, Las Palmas, Gran Canaria

Langzaam komt de Spaanse politieboot op ons afvaren. De Chronos ligt voor anker in de baai voor  Las Palmas op Gran Canaria.
De twee mannen aan boord van de Policia, vragen of ze langszij mogen. De beide kapiteins, waarvan Ingo zijn taak vandaag gaat overdragen aan mijn zoon Jeroen, overleggen wat ze moeten doen. Ze reageren nogal laconiek op de sterke arm te water. Ingo gaat mee naar het kantoor aan de wal. Ik vermoed dat er weer de nodige paperassen moeten worden ingevuld voordat we weg mogen.
We deinen zachtjes achter het anker. Achter de stenen wallenkant razen de auto’s over de boulevard. De Chronos is een schoonheid. De betimmering van mahonie in het schip lijkt op dat wat wij hebben in de Nine Marit. De hutten zijn van alle gemakken voorzien, een eigen douche en toilet en een groot twee persoons bed dat ik helemaal voor mezelf alleen heb. Als ik rondloop over het dek zie ik dat alles heel handzaam te bedienen is. De zeil-garderobe is opgesplitst in vele kleine zeilen. Het opvallendste zeil is de visserman, die uitgerold lijkt op een op de kop staande fok uitgespannen in een wishbone (inderdaad het lijkt wel een wensbotje zoals we dat kennen van een gebraden kip die van zijn eetbare delen is ontdaan).
Van de 1 ste stuurman krijgen we voordat we vertrekken onderricht over de veiligheid aan boord.    
 Een buiteling over de reling tijdens het varen wordt door hem ten sterkste afgeraden. De kans dat je gered wordt als er hoge golven staan is klein. Ook mogen we niet aan de touwtjes trekken als niemand van de crew daar opdracht toe geeft. De kans dat je ongewild als vlag in de mast gehesen wordt is niet denkbeeldig. 
Mijn rol aan boord wordt er een van gemêleerde aard. Ik ga mee in de wacht met de Engineer, daarnaast zal ik af en toe in de keuken helpen en op de achtergrond mag ik indien dat noodzakelijk is nog voor scheepsdokter spelen( wat ik hoop niet vaak te hoeven doen). De gasten, 13 in getal, zijn allemaal volwassen en hebben nog veel praats nu we nog niet aan het varen zijn. Ik ben benieuwd wanneer de eerste zeezieke over de reling hangt om de vissen te voeren. Zeeziekte is vervelend maar gaat gelukkig meestal over na een dag. Een enkeling heeft er veel langer last van. Ik moet denken aan die havenmeester, die mee was op een trip op de Noordzee van Hamburg naar Rotterdam. Gedurende de hele tocht heeft hij alleen de binnenkant van de toiletruimte in zijn hut gezien. 
De politieboot heeft Kapitein Ingo weer aan boord gebracht.  Het waren niet paperassen die nog ingevuld moesten worden. Omdat we aangezien worden als een passagierschip moeten we als we nog een nacht blijven aan de kade komen liggen. Voor een plek aan de kade kost dat “slechts” €800. We mogen voor dat geld wel een maand blijven liggen,maar dat zijn we nu net niet van plan. 
De zon breekt door en het wordt nu warm, aan de lunch wordt hard gewerkt en van de kok die morgen van boord gaat heb ik gehoord hoe ik eventueel het vlees moet aanbraden en klaarmaken voor de oven als het tijdstip is aangebroken voor het diner. Gelukkig zwaait Nadine op deze oversteek de koks-scepter en hoef ik haar alleen te helpen als zij dat wil.
Inmiddels is de man van de inspectie-instantie aan boord gekomen die het schip moet goedkeuren voor de oversteek. Nadat alle papieren zijn ingevuld en goedgekeurd mogen we vertrekken. 
De laatste boodschappen worden gedaan en per dingy aan boord gebracht. 
Vanavond dinsdag 11 november kiezen wij het ruime sop. 
Op de volgende blogs moet even gewacht worden omdat we allleen internet hebben via de satelliet, een dure optie die allleen voor dringende berichten en het ophalen van weerkaarten gebruikt wordt.
Ik wens de gasten en de bemanning een goede oversteek toe. 
in het spoor van Columbus, maar dan een beetje comfortabeler en met meer zekerheid waar we zullen aankomen dankzij alle moderne hulpmiddelen.

Weer eens wat anders

De Nine Marit ligt op stal en gaat over een paar weken de winterberging in.

Maar het varen is voor mij niet voorbij. 10 november stap ik op het vliegtuig naar Gran Canaria, alwaar ik aanmonster op de Chronos. Een tweemaster van 54 meter, een jaar geleden gebouwd in Nederland. 
Onze zoon Jeroen is kapitein van het schip. Ik mag mee als onbezoldigd tweede stuurman op een oversteek naar Sint Maarten in de Carieb. Dat betekent 2 keer per dag een wacht lopen van 4 uur met een matroos en een of twee van de gasten.
De crew bestaat uit 9 personen, waaronder behalve de kapitein en ik, een eerste stuurman, een engineer, een kok, twee matrozen, en twee dames voor de verzorging. Dan zijn er nog 11 gasten die de oversteek meemaken. 
De vaar-afstand van de Canarische eilanden naar Sint Maarten bedraagt ongeveer 3000 zeemijl( 5400 km). Met wat gunstige wind doen we daar dan ongeveer 17-19 dagen over. 
Omdat de wind bijna voortdurend oostelijk is( de passaatwind) gaan we voor de wind naar het westen. We zullen regelmatig moeten gijpen om in de goede richting te gaan en toch voldoende snelheid te behouden. Met een bakstagwind ( de wind komt zijdelings van achteren) loopt de Chronos beter dan pal voor de wind. De windsterkte zal meestal tussen de BF 6-7 liggen, af en toe kan een regenbui met veel wind ons overvallen uit een andere richting. Die buien zie je ’s nachts goed aankomen op de radar. Bij een temperatuur van 25 ° C gemiddeld voelt het aan als een warme douche. 
Jeroen kennende gaan we zeker een vislijn achter het schip uitgooien. Als we geluk hebben, vangen we misschien een grote jongen.
Ik verheug me op deze nieuwe ervaring, weer wat anders na ons prachtige eerste seizoen met de Nine Marit. Het motorboot-varen is ons goed bevallen, misschien wat minder spectaculair, maar wel zeer verrijkend, in de zin dat we nu varen in gebieden waar we vroeger nooit kwamen met ons zeilschip.
Het voortdurend afwisselende landschap bezien vanaf het water en afmeren op afgelegen plekken in de natuur raakt ons diep. Volgend jaar hopen we een lange tocht te maken richting onze oosterburen.
Nienke blijft thuis met Bo, we spraken af dat zij een volgende keer meegaat. 
Wordt vervolgd….

Aankomen en afmeren

Onderweg van Stavoren naar Workum krijgen we zowaar een ongenode gast, een verstekeling aan boord. De postduif, mogelijk uitgeput, landt enigszins onhandig fladderend in onze kuip. Teckel Bo snapt er niets van en weet even niet of hij erop af moet vliegen of niet. De duif ziet een ontmoeting met een jachthond niet zo zitten en vliegt op, om even later neer te strijken op de zeerailing aan stuurboord. Hij is waarschijnlijk al een tijd onderweg geweest, want hij valt bijna direct in een onrustige slaap, waarbij hij af en toe een oog opent. Waar komt hij vandaan, hoe lang was hij onderweg en hoe ver is hij van huis? Zijn beide poten zijn geringd en op een van de ringen lees ik’ NL 2014 1884′. Ik kan heel dichtbij komen, hij blijft rustig zitten. Pas na de sluis in Workum verruilt hij zijn plek op de zeerailing voor een gootrand op het dak van een huis. 

We varen door naar Gaastmeer en wat later naar onze geheime plek waar we afmeren aan de meest zuidelijke steiger.

De zwarte bastaardpoedel staat verlangend uitkijkend naar de wal op de voorplecht van een witte motorboot met een hoge opbouw. De beide mannen staan klaar om aan te leggen, de een hoog achter het windscherm aan het roer, de ander beneden bij de middenbolder met een landvast in zijn hand.  Ze proberen aan te leggen op de steiger verderop. Wij bekijken het lui vanaf ons achterdek.  
Met grote snelheid wordt het schip met de punt naar de steiger gevaren. De poedel staat heftig te kwispelen. De man met het lijntje kijkt steeds naar de boven-verdieping, mogelijk met ontzag voor degene die het schip zal gaan afmeren. Met zijn lijntje zal hij nog een poosje moeten wachten, want de roerganger neemt ruim de tijd voor deze klus. Hij geeft vol achteruit als blijkt dat hij met het schip de steiger in tweeën dreigt te splijten. De kont van het schip met de boegschroef steigerwaarts draaien, werkt averechts. Het schip komt alleen maar verder van de wal. Dan maar met de achterschroef proberen, driftig het roer naar links en rechts draaiend komt de man tot de conclusie dat het schip zo onbestuurbaar is en probeert het nogmaals met de boegschroef. Het resultaat is dat het schip nog steeds met kop naar de steiger ligt. 
Gelukkig is het windstil en blijft de boot als een koppige ezel op zijn plek. Er wordt driftig overleg gepleegd wat te doen. De schipper probeert het nogmaals, vooruit, achteruit en heel veel draaien aan het roer in de naar mijn idee steeds verkeerde richting. Vertwijfeld kijkt de man om zich heen.
De schipper van een motorboot verder op de steiger ziet het en snelt naar hen toe. 
Met veel moeite lukt het de lijntjesman de tros aan de schipper op de wal toe te werpen. Van opvaren in de spring heeft de roerganger nog nooit gehoord. De boot wordt met veel moeite door de man op de steiger naar de wal getrokken. Een hele klus in je eentje.

De zwarte poedel lijkt bij nader inzien meer op een soort geschoren schapendoes, maar dan hoger op de poten. Misschien is het wel een ‘opperdoes’. Het duurt het beest allemaal te lang en hij begint uit frustratie luidkeels te loeien, ‘ ik wil van deze rotboot af, ik moet nodig plassen’. Maar eerst moet het schip aan de steiger worden vast gebreid. Dat gebeurt met een veelheid aan lijntjes en een overvloed aan stootwillen, een kunstwerk, dat het meest lijkt op een gehaakt kleedje tussen schip en steiger. Je weet immers nooit hoe het komt als het zomaar hard gaat waaien. 
Nadat de does-poedel zijn hoge nood had geloosd en weer aan boord was gehesen, moesten de  landvasten nogmaals gecontroleerd worden. De voortrossen iets losser en de achtertrossen iets vaster, stormvast, de patrijspoorten strak vergrendeld. Het weerbericht hadden de beide mannen kennelijk niet gehoord. Wij hoorden het wel; Het zou windstil en misschien wat mistig worden.

Aankomen of afmeren, het is voor een ieder die onderweg is soms lastig, al zijn de achterliggende redenen vaak heel verschillend……