Lübeck. Vorig jaar waren we er ook, alleen gingen we toen de andere kant op, naar huis. Gevlucht voor harde wind en golven op de Oostzee. Van Mölln naar Lübeck vaar je haast gezapig over het Elbe-Lübeck kanaal. De sluizen zijn steeds voorbereid op je komst. De lichten staan op groen, de boten in de sluis, de deuren dicht, samen rustig zakken, deuren aan de andere kant open en verder varen. Wel opletten dat je niet te hard vaart. Ben je te snel bij de volgende sluis (ze houden bij hoe lang je erover doet), helaas dat kost pegels. Een van de laatste sluiswachters voor Lübeck, weigerde de sluis in werking te stellen omdat een groot plastic scheurijzer het verdomde om zijn motor uit te zetten. Hij nam zelfs de moeite om er naar toe te lopen en de boosdoeners te manen de pruttel het zwijgen op te leggen. De Denen die op dat schip voeren wisten mijns inzien niet dat ze een linksdraaiende schroef hadden. Ze hadden moeite om van de bakboord sluiswand met het achterschip af te draaien. Vanuit stilstand met een te grote peut gas wil de kont van het schip juist graag naar bakboord. Hard met een pikhaak afduwen leek hun de enige methode.

Met een slakkengang door de stadsgracht varend zagen we vanuit het struweel een autobus de gracht in plonzen. Het bleek een drijvende autobus vol beladen met toeristen te zijn. We werden vanuit de bus enthousiast toegewuifd, hobbelend op de door de tewaterlating veroorzaakte boeggolf van de bus, die naar onze smaak wel erg diep in het water lag.

Wat we dachten bleek niet waar, de Newport haven in het centrum was geenszins vol. Op een mooie plek aan lange stabiele steigers meerden we ons schip met gemak af. Rondvaartboten schuiven gepast rustig voorbij. Aan de overkant ligt een houten Noorse kotter, waar op de kade fietsende en joggende voorbijgangers het beeld bepalen langs een minder aantrekkelijke lange loods uit vroeger tijden toen er nog een trein stopte.
Terwijl we ons op het happy hour voorbereidden, hoorden we een luide knal. Een varend museumstuk, een grote houten viskotter met gasten aan boord voer zijn waterstag kapot op een dukdalf bij de brug. Stuurfoutje van de schipper die blijkbaar niet goed over het potdeksel kon kijken en een dukdalf niet had gezien.
Lübeck is een fraaie stad. We vinden het geen straf om hier te zijn. Op onze aankomstdag maakten we het staartje van het Hanse-festival mee ter ere van het 875 jarig bestaan van de stad. De Hansestad was in meerdere straten gevuld met vrolijk straattheater, stalletjes met allerhande spul wat je niet wilt kopen en plekken waar bier en Bratwürsten het volk moest verblijden. Ik heb het maar weer eens geprobeerd ‘een Bratwürst eten’. In de mond knapt het alsof je een condoom gevuld met iets van een weke substantie doorbijt, waarna de smaak van frikandellen met kummel en een vleugje houtskool-rook langs tong en verhemelte kruipt. Ach, voor een keertje is het wel eens lekker. Met flink wat mosterd en ketchup en stevig doorbijten valt het te overleven.

Maar wat gedragen de mensen in Lübeck zich allemaal goed. Lopend op straat lijkt het in de hand meegenomen bier eerder rustgevend dan agressief te werken, of is dat agressieve iets wat we vooral bij Nederlanders op vakantie of bij een voetbalwedstrijd in het buitenland zien? Minihondjes met strikjes, zoet meegedragen in een tasje of mandje en mensen met tattoo’s op zowat ieder zichtbaar lichaamsdeel zijn favoriet. De tattoo’s mogen niet meer iets voorstellen. Een anker, een zeemeermin of een roos is ‘uit’. Het lijkt steeds meer op een soort antiek behang met bloem-patronen. Misschien interessant om van de huid na je dood een lampenkap of placemats te laten maken ter nagedachtenis voor je familieleden. Soms twijfel ik wel eens of ze echt zijn en of je ze met wat groene zeep kunt afwassen. Gelukkig worden naakthonden, kleine kinderen en andere jonge levende have nog gevrijwaard van tatoeages.
Het weer blijft wonderwel goed. Het is minder warm. De regen waarop we hoopten voor het dak van de Nine Marit dat nogal stoffig is blijft uit. De tweede helft van de week lijkt gunstig te worden voor een stuk varen over zee. We passen ons aan en verkassen naar een landelijker plek aan de Trave……


Nee, ik ben geen groot fan van het Hadelner Kanal, de verbinding van Bremerhaven aan de Weser, naar Otterndorf aan de Elbe. Het voormalig moerasgebied waar het kanaal door heen slingert, is een uitnodiging om gestoken te worden door dazen of horzels, waarbij niet ik, maar Nienke meestal de lekkerste is van de aanbiedingen aan boord. Zo geniepig en fluisterstil als ze aanvallen. Pas als ze je prikken heb je door dat ze er zijn. Niet alleen de insecten, maar eveneens de sluisjes van iets meer dan 5 meter doen me de billen samenknijpen bij het naar binnen varen. Gemene uitsteeksels en een lekkende opgehesen sluisdeur, die je schip vervuilt met aanhangende water, planten-troep en een baby-visje dat per ongeluk was mee gelift. Met onze 4.10 meter hebben we niet veel ruimte over als de ballen uithangen. Die rollen dan zo lekker omhoog, als je niet precies het midden houdt bij het in de sluis varen. Langzaam en vooral langzaam, pruts ik de Nine Marit naar binnen, Nienke als begenadigd afduwer op plekken waar het dreigt mis te gaan. Bij het uitvaren neig ik met het zwemplateau alsnog bijna een sluiswand te raken. Diep zuchten en het resultaat evalueren met Nienke helpt om mijn relaxte vaarrust te herstellen. We hebben de eerste twee sluizen waarvan er één een zelfbedienings-sluis is zonder schade genomen.
Van Fedderwardersiel over de Jade naar Bremerhaven.
Het eiland Spiekeroog dat we slechts kort aandeden is een parel waar we qua natuur nog te weinig van hebben gezien. Gezien het gunstige weer en de vooruitzichten hebben we ervoor gekozen om verder te varen en eerst de vaste wal op te zoeken met als doel Horumersiel en later Bremerhaven aan de Weser. Een Duits echtpaar op leeftijd, behulpzaam en belangstellend, wees ons nadrukkelijk op de uitstekende mogelijkheid om in etappes over het wad verder naar het oosten te varen, een alternatieve route naar de Elbe via Bremerhaven. Het lijkt een goed advies.
De Duitse bocht maakt zijn reputatie van windgat waar. De wind fluit door de masten en de steiger die door een dikke houten dukdalf met kunststof-rollen op zijn plaats wordt gehouden kreunt en kraakt. De ergste kreun-kraak heb ik gesmoord door wat afwasmiddel tussen de paal en de rollen te spuiten. Bij hoog water in de aan de oostzijde deels droogvallende haven schommelen we aangenaam door bescheiden golven, die vriendelijk tegen de boot klotsen.
Haven Langeoog bij nacht
Toen we gisteren wilden vertrekken vanaf Norderney, en het moment van vertrek naderde, werden we beide steeds onrustiger. Kijkend naar een paar schepen die met de stroom mee tegen de wind in naar het oosten probeerden te boksen, benam ons de lust om te vertrekken. Beaufort 5 uit het oosten zag er niet aangenaam uit. Nu hadden we in Denemarken ook wel eens met een windje 5 op groter water gevaren, maar comfortabel is het niet met onze motorboot. Om weer een paar uur als in een wasmachine op en neer te klotsen was niet waar we naar taalden.
Het was een schitterende tocht van Delfzijl naar Norderney. Een vlakke zee, een beetje heiig, weinig andere schepen en een tevreden grommende motor onder de vloer. Voor de ingang van de haven van Norderney was het kruipen tegen de doorzettende ebstroom in. De allerlaatste open box mogen we volgens een behulpzame havenmeester op de steiger gebruiken ondanks dat er een bordje ‘besetzt’ hangt. We laten ons dat niet twee keer zeggen, want het is stampvol in de haven van Norderney. Allemaal Pinksteren-eiland-minnaars, die in grote getale vanaf het vaste land de oversteek hebben gewaagd. Op de vrijdag ervoor waren de meeste boten er al. Grote scheurijzers, elegante zeilschepen en krap bemeten motorbootjes bevolkt door jongeren.

