Zur Tal naar Lübeck 875 jaar Hanse Festival

Lübeck. Vorig jaar waren we er ook, alleen gingen we toen de andere kant op, naar huis. Gevlucht voor harde wind en golven op de Oostzee. Van Mölln naar Lübeck vaar je haast gezapig over het Elbe-Lübeck kanaal. De sluizen zijn steeds voorbereid op je komst. De lichten staan op groen, de boten in de sluis, de deuren dicht, samen rustig zakken, deuren aan de andere kant open en verder varen. Wel opletten dat je niet te hard vaart. Ben je te snel bij de volgende sluis (ze houden bij hoe lang je erover doet), helaas dat kost pegels. Een van de laatste sluiswachters voor Lübeck, weigerde de sluis in werking te stellen omdat een groot plastic scheurijzer het verdomde om zijn motor uit te zetten. Hij nam zelfs de moeite om er naar toe te lopen en de boosdoeners te manen de pruttel het zwijgen op te leggen. De Denen die op dat schip voeren wisten mijns inzien niet dat ze een linksdraaiende schroef hadden. Ze hadden moeite om van de bakboord sluiswand met het achterschip af te draaien. Vanuit stilstand met een te grote peut gas wil de kont van het schip juist graag naar bakboord. Hard met een pikhaak afduwen leek hun de enige methode.

Met een slakkengang door de stadsgracht varend zagen we vanuit het struweel een autobus de gracht in plonzen. Het bleek een drijvende autobus vol beladen met toeristen te zijn. We werden vanuit de bus enthousiast toegewuifd, hobbelend op de door de tewaterlating veroorzaakte boeggolf van de bus, die naar onze smaak wel erg diep in het water lag.

Wat we dachten bleek niet waar, de Newport haven in het centrum was geenszins vol. Op een mooie plek aan lange stabiele steigers meerden we ons schip met gemak af. Rondvaartboten schuiven gepast rustig voorbij. Aan de overkant ligt een houten Noorse kotter, waar op de kade fietsende en joggende voorbijgangers het beeld bepalen langs een minder aantrekkelijke lange loods uit vroeger tijden toen er nog een trein stopte.

Terwijl we ons op het happy hour voorbereidden, hoorden we een luide knal. Een varend museumstuk, een grote houten viskotter met gasten aan boord voer zijn waterstag kapot op een dukdalf bij de brug. Stuurfoutje van de schipper die blijkbaar niet goed over het potdeksel kon kijken en een dukdalf niet had gezien.

Lübeck is een fraaie stad. We vinden het geen straf om hier te zijn. Op onze aankomstdag maakten we het staartje van het Hanse-festival mee ter ere van het 875 jarig bestaan van de stad. De Hansestad was in meerdere straten gevuld met vrolijk straattheater, stalletjes met allerhande spul wat je niet wilt kopen en plekken waar bier en Bratwürsten het volk moest verblijden. Ik heb het maar weer eens geprobeerd ‘een Bratwürst eten’. In de mond knapt het alsof je een condoom gevuld met iets van een weke substantie doorbijt, waarna de smaak van frikandellen met kummel en een vleugje houtskool-rook langs tong en verhemelte kruipt. Ach, voor een keertje is het wel eens lekker. Met flink wat mosterd en ketchup en stevig doorbijten valt het te overleven.

Maar wat gedragen de mensen in Lübeck zich allemaal goed. Lopend op straat lijkt het in de hand meegenomen bier eerder rustgevend dan agressief te werken, of is dat agressieve iets wat we vooral bij Nederlanders op vakantie of bij een voetbalwedstrijd in het buitenland zien? Minihondjes met strikjes, zoet meegedragen in een tasje of mandje en mensen met tattoo’s op zowat ieder zichtbaar lichaamsdeel zijn favoriet. De tattoo’s mogen niet meer iets voorstellen. Een anker, een zeemeermin of een roos is ‘uit’. Het lijkt steeds meer op een soort antiek behang met bloem-patronen. Misschien interessant om van de huid na je dood een lampenkap of placemats te laten maken ter nagedachtenis voor je familieleden. Soms twijfel ik wel eens of ze echt zijn en of je ze met wat groene zeep kunt afwassen. Gelukkig worden naakthonden, kleine kinderen en andere jonge levende have nog gevrijwaard van tatoeages.

Het weer blijft wonderwel goed. Het is minder warm. De regen waarop we hoopten voor het dak van de Nine Marit dat nogal stoffig is blijft uit. De tweede helft van de week lijkt gunstig te worden voor een stuk varen over zee. We passen ons aan en verkassen naar een landelijker plek aan de Trave……

Klotsend door Hamburg en de Wasserschutz Polizei op bezoek

Half zeven ging de wekker. Ik was al een tijdje wakker, zoals dat vaker gebeurt, wanneer er iets moet zoals vroeg vertrekken. We wilden met de stroom mee naar Hamburg en liefst ook verder naar Lauenburg, een aardig plaatsje aan de Elbe waar het Elbe-Lübeck Kanal aftakt naar het noorden. Het was een woelig tochtje, de oostenwind trok aan, stroom tegen wind. De korte steile golfslag werd op het vroege tijdstip verlicht door een verblindende laagstaande zon.

In de buurt van Hamburg stuiven de veerboten kriskras over de Elbe, waarbij ze niet malen om de hekgolven die ze produceren. Plotseling duiken ze op uit de brede schitter van het zonlicht op het water, nauwelijks herkenbaar als snelvarend object. Op de AIS zie ik ze in tweede instantie wel, al vertrouw ik primair mijn eigen ogen in deze wirwar van kruisende boten. Pas na Hamburg werd het wateroppervlak rustiger, de opkomende vloed begon aan zijn laatste 2 uren. 2 vissersboten lagen voor anker in de vloedstroom, hun netten met een boom aan beide zijden uitgespannen. Onder het mom van ‘ kom maar in mijn hokje’, hoopt de visserman dat de vissen die met de stroom mee zwemmen, de netten ‘uitkiezen’ als tijdelijke verblijfplaats. Eigenlijk is het vissen met een soort dubbele totebel, verticaal uitgehangen, terwijl je als schipper geen moeite hoeft te doen met het schip te manoeuvreren en de netten over de grond te slepen.

We schrokken op terwijl net de stress van het varen door Hamburg was weg geëbd. We werden ingehaald door een snelle RIB met drie mannen in het zwart, Wasserschutz Polizei. Ze kwamen zo hard aanscheuren dat we het ergste vermoedden. Onder de indruk van hun performance vroeg ik hen, enigszins timide, wat ze wilden. “Kontrolle, Papieren bitte. Alles wat ik aan papieren heb, waarvan ik dacht dat ze belangrijk zijn, zit in een doorzichtige map, die ik bewaar in een kastje naast de stuurstand. De gebruiksaanwijzing van de marifoon had ik er per ongeluk ook bij ingedaan. Bij het overhandigen, kreeg ik te horen dat ze alles gingen bekijken, terwijl ze op afstand achter ons zouden blijven varen. Voor de zekerheid vroeg ik hen nog of ik de papieren wel terugkreeg.

Het was een ’gründliche Kontrolle’. Na ongeveer een kwartier, begonnen wij ons serieus zorgen te maken, bovendien ontdekten we dat onze paspoorten niet in de map zaten. In de kuip ermee zwaaien had geen effect op de heren, ernstig verdiept in onze papieren. We werden steeds onrustiger naarmate het langer duurde en ik vroeg me af wat er aan onze papieren kon ontbreken. Ik weet toch heel zeker, dat ik behalve het gebruikelijke ook nog mijn zwemdiploma A, mijn inentingsbewijs 1,2 en 3 na mijn geboorte, het trouwboekje van mijn ouders en 2 medailles van de avondvierdaagse had bijgevoegd.

Toen bleek dat de controle van een tweede politieboot bij onze vrienden, die voor ons uit voeren, al heel snel klaar was, begonnen we te fantaseren hoe hoog de boete zou worden. Ruim 20 minuten hadden ze nodig om onze papieren te bekijken en te registreren. Toen ze weer naar ons toe voeren werd de map met een ernstig gezicht aan ons overhandigd. Alles was in ‘Ordnung’, de map voorzien van een roze briefje waarop stond dat we gecontroleerd waren, voor het geval dat we opnieuw lastig gevallen zouden worden bij een volgende politiecontrole. Onder het kopje ‘Beanstandungen’ stond slechts één woord: ‘Keine’, wat zoiets betekent als dat er geen bezwaren of kritiekpunten waren. Giechelig en opgelucht hebben we het gas erop gegooid. Op naar de eerste sluis op de Elbe vanaf zee bij Geesthacht.

Aan het eind van de middag bereiken we Lauenburg, dat aardige oude stadje aan de Elbe. Mooie oude huizen, met godvruchtige spreuken aan de gevels, die voor een deel nodig gerestaureerd moeten worden.

Vandaag voeren we het Elbe-Lübeckkanaal op en liggen nu in Mölln 34 km ‘zur Tal’(dalvaart). Het wordt denk ik lastig een ligplaats in het centrum van Lübeck te krijgen. Er is een groot festival met overal muziek ter gelegenheid van het 875 jarig bestaan van de Hanse-stad Lübeck .

Mölln is de stad waar het verhaal van Tijl Uilenspiegel eindigde. Hij zou in de eerste helft van de 14 eeuw door Europa hebben gereisd waar hij iedereen op de hak nam, van adel tot burgerman. Hij zou hier zijn overleden in het Heilig-Geist-Hospital, volgens de oudst bekende verhalen geschreven door schrijver Hermann Bote aan het begin van de 16 e eeuw. Dit onderstaande beeld zou je diepste wens vervullen als je tegelijkertijd de duim en de de voet aanraakt. Het is duidelijk dat wij dat ook deden. Wat die wensen waren gaan we aan niemand verklappen, dan werkt het niet. Zeggen ze…….

Door moerassen en nauwe sluizen

Nee, ik ben geen groot fan van het Hadelner Kanal, de verbinding van Bremerhaven aan de Weser, naar Otterndorf aan de Elbe. Het voormalig moerasgebied waar het kanaal door heen slingert, is een uitnodiging om gestoken te worden door dazen of horzels, waarbij niet ik, maar Nienke meestal de lekkerste is van de aanbiedingen aan boord. Zo geniepig en fluisterstil als ze aanvallen. Pas als ze je prikken heb je door dat ze er zijn. Niet alleen de insecten, maar eveneens de sluisjes van iets meer dan 5 meter doen me de billen samenknijpen bij het naar binnen varen. Gemene uitsteeksels en een lekkende opgehesen sluisdeur, die je schip vervuilt met aanhangende water, planten-troep en een baby-visje dat per ongeluk was mee gelift. Met onze 4.10 meter hebben we niet veel ruimte over als de ballen uithangen. Die rollen dan zo lekker omhoog, als je niet precies het midden houdt bij het in de sluis varen. Langzaam en vooral langzaam, pruts ik de Nine Marit naar binnen, Nienke als begenadigd afduwer op plekken waar het dreigt mis te gaan. Bij het uitvaren neig ik met het zwemplateau alsnog bijna een sluiswand te raken. Diep zuchten en het resultaat evalueren met Nienke helpt om mijn relaxte vaarrust te herstellen. We hebben de eerste twee sluizen waarvan er één een zelfbedienings-sluis is zonder schade genomen.

Veel ondiepe stukken, waar onze meevarende vrienden met hun 1.30 meter stekende schip net over heen kwamen, wisselen af met smalle doorgangen, waar we voor een tegemoet komend schip in de met stenen bezaaide wal moesten klimmen om hem doorgang te verlenen. Ook dat hebben we zonder schade overleefd. Het stuk vaarwater na Bederkesa( dat moet je maar eens een paar keer snel achter elkaar uitspreken als je de klemtoon verkeerd legt) is beslist het aardigste, een breed vaarwater met mooie oude boerderijen op de kant en een afwisselend glooiend landschap. Het kanaal, dat eveneens dienst doet als afwatering voor de omliggende landerijen is daar gemiddeld dieper dan in het westelijke deel.

Nog één hindernis te gaan. De sluis bij Otterndorf, de poort naar de Elbe. De sluis is gebouwd tegen de zeedijk aan en de buitenste sluisdeur hangt zo ongeveer in de dijk. Net als de andere twee sluizen, een sluis met deuren die omhoog gehesen worden. De crux bij deze sluis is dat hij alleen gepasseerd kan worden ongeveer een anderhalf uur voor laag water of anderhalf uur na laag water. Als het water in de Elbe te hoog staat kun je met je schip niet meer door de tunnel in de dijk. Als het water te laag staat aan de buitenkant, kun je prima door de tunnel maar loop je buiten de sluis vast in de geul die door een droogvallend stuk naar de Elbe voert. De sluismeester heeft in zijn hok op de dijk een apparaat staan, waarop precies is af te lezen hoe de waterstand buiten op de Elbe is.

(Voor de kenners: de ‘Eisenbahnbrucke’ is vernieuwd en ligt nu ruim 2.80 meter boven het waterniveau. De sluis Otterndorf gaat dit najaar (nu echt) dicht voor een ingrijpend nieuwbouw-project dat 3 jaar gaat duren. Er kan dan zelfs bij hoog water geschut worden.)

De tunnel die er nu nog is heeft een zodanige bouw (een beetje Romaans gebogen) dat je er gemakkelijk je hoofd stoot, evenals de dakrand van je boot als je nogal breed bent. Ik schreef er al eens eerder over. Het ging deze keer goed en ook daar was mijn zucht van verlichting wel verdiend. Het wijde water van de Elbe op, dat zich in eerste instantie nogal woelig presenteerde. Pas in de buurt van Brunsbüttel vlakte het water wat af.

3 uur en een kwartier later meerden we af in Glückstadt in de buitenhaven, Glückstadt spreek ik per ongeluk steeds uit als Duckstad, waarover ik in mijn favoriete weekblad als jochie de belevenissen van een eend en zijn neefjes las.

Glückstadt is gesticht door Christian IV van Denemarken. De Denen waren in de 16e en de 17 e eeuw nogal tuk op landje veroveren. Zuid Zweden is lang in Deense handen geweest, evenals delen van Noorwegen. Groenland is nog steeds Deens grondgebied.

Het stadje Glückstadt is op voorschrift van Christian lV gebouwd volgens een polygonaal (veelhoekig) model. Een marktplaats in het midden en straten met woningen als spaken in een wiel uitstralend naar de vestingwal die om de stad lag. Over de haven lag een klapbrug die het kasteel verbond met het stadje en de kerk, waar de koning zijn dagelijkse gebeden kon prevelen.

Later werd Glückstadt een belangrijk centrum voor de haringvangst. De ‘Matjes’ worden er heden ten dage in zowat ieder restaurant als specialiteit aangeboden. Rolmopsen, maar dan uitgerold in allerhande zoete of zure sausjes die met ’Bratkartoffeln en Salat’ geserveerd worden.

Met het opkomende tij zijn we in de middag verder de Elbe opgevaren. Stroom mee en af en toe opsturend om een bult golven van snel voorbij varende grote containerschepen te beklimmen.

Prachtig weer op een overigens gladde Elbe. Mooie oevers en lekker de gang er in met 7-8 knopen bij een laag toerental van de motor. Morgen vroeg op om met opkomend tij op te stomen naar Hamburg en de eerste sluis bij Geesthacht……

Het happy hour moest even wachten voordat we tegen 18 uur afmeerden in Wedel een grote haven die niet droogvalt een paar kilometer voor Hamburg.

Droogvallen of droog vallen

Van Fedderwardersiel over de Jade naar Bremerhaven.

Dat hadden we nog niet eerder gedaan, droogvallen met de Nine Marit. Eigenlijk wisten we niet dat het zou gebeuren totdat we in de haven van Fedderwardersiel zomaar scheef lagen. Dat de kleine roeibootjes aan de andere kant van de steiger allang op het slik waren droog gevallen had ons moeten waarschuwen. Omdat de steiger scheef ging liggen op de plaat, merkten we dat de ballen tussen de steiger en ons schip wel erg plat werden. Dat ze met een knal hadden kunnen knappen zou me niet hebben verbaast. Met een buurman en zijn vrouw en wij zelf hebben we een poosje vruchteloos tegen de Nine Marit staan drukken. 11 ton vast in de modder druk je niet even weg, al waren we met meerdere mensen geweest. De rest van de fenders die we nog hebben voor het geval dat, en dat was nu het geval, hebben we zo goed mogelijk tussen de andere ballen gepropt om de krachten op het schip te verdelen. Niet dat dat veel hielp maar je moet wat, om je bezit van schade te vrijwaren. Die schade hebben we niet gekregen, de ballen hebben het gehouden.

Toen het water weg was, dat heb je bij eb, bleken we op een bult te liggen. Een maf gezicht, Nine Marit op een bedje van zand en modder, als een pasja op een poef. Hoofdschuddend en inwendig mezelf op de kop gevend dat ik, die altijd haast neurotisch probeer vooruit te denken, dit niet heb voorzien. Het hele gebied waar we door voeren, de Jadebusen, de boezem van de Jade, is vergeven van de droog vallende platen en banken, met of zonder slik, dat je schoeisel zo lekker vastzuigt en weigert los te laten zo gauw je een poging waagt er in te gaan lopen.

Het woord ‘droogvallen’ houdt me bezig. Wat valt er eigenlijk droog? Het schip is van onder toch nat en wat valt er te vallen. We hadden niet eens in de gaten dat we vielen, het was meer droog zakken, of misschien moet ik zeggen nat zakken tot dat we droog liggen, na enige tijd dan. Want droog gevallen zijn kun je dit niet noemen. En als je zelf valt als het droog is, is dat dan ook droog-vallen? En val je nat als het regent?

De volgende dag zouden we na het nachtelijke hoogwater opnieuw nat zakken tot droogte. De wekker op 7 uur gezet, stond ik even later, ongewassen en ongeschoren, met mijn kont tegen de zeereling, die is bij ons heel wat steviger, dan op de meeste zeilboten, Nine Marit een duwtje te geven, zodat ze bij het ‘droogvallen’ een gepaste afstand tot de scherpe rand van de drijfsteiger zou houden. Dat klusje heeft me 3/4 uur bezig gehouden. Dat er naast de ligplaats ook nog eens fors gespuid werd met veel warreling in het water rond de ligplaats heeft er zeker mee te maken dat ik nu enig ongemak ervaar bij het zitten. Voldoening gaf het wel. Ons schip heeft zich bij die tweede droogval-manoeuvre met zachte schokjes en rechtop op de bult neergevlijd. Nine Marit blij, ik blij en niet te vergeten Nienke blij, die lekker in bed is blijven liggen, nadat ze Bo ‘s nachts nog een keer had uitgelaten.

Bo moet vaker plassen, bij voorkeur op de wal. Bij een verschil van bijna 4 meter tussen eb en vloed, is het bij laag water lastig om de kade te beklimmen langs de soms gladde stalen trap.

Met een teckel onder de arm en slecht één hand over om je aan de ladder vast te houden is het een hachelijk avontuur. We hebben daar dus wat op gevonden. Bo gaat in de draagtas van Ikea voorzien van een schouderband, rits vrijwel dicht, koppie eruit, schouderband om de nek van Nienke, inderdaad Nienke, die dan met twee handen aan de sporten de trap op klimt waar ik boven het pakketje aanpak en Bo verlos uit zijn verpakking. Hij doet dan direct een lange plas, het liefst vlak bij mijn voeten.

Het is warm, Bo heeft het er moeilijk mee, zijn jas kan niet uit en zweten kunnen hondjes niet. Hij drinkt veel, dus ook veel plassen. Misschien komt het ook wel omdat we denken dat hij toch wat onder de leden heeft nu hij een stuk ouder is. Na het eten wil hij nog wel het spelletje doen, wie het hardste aan zijn dekentje kan trekken. Hij heeft nog altijd de fanatieke instelling om altijd maar te willen doorgaan. Zeker nu met de hitte van de dag, houdt hij het niet lang vol en gaat dan hijgend, de tong uit de bek naast zijn mandje liggen.

Het was warm, broeierig warm. Eindelijk hebben we wat regen gehad, een verkoeling die welkom is.

De voorspelde onweersbuien zijn niet tot ontwikkeling gekomen.

We liggen na wederom een schitterende tocht over het wantij in de haven van Bremerhaven. Een moderne, goed geoutilleerde haven, waar we mooi beschut liggen….

Van Spiekeroog naar Horumersiel

Het eiland Spiekeroog dat we slechts kort aandeden is een parel waar we qua natuur nog te weinig van hebben gezien. Gezien het gunstige weer en de vooruitzichten hebben we ervoor gekozen om verder te varen en eerst de vaste wal op te zoeken met als doel Horumersiel en later Bremerhaven aan de Weser. Een Duits echtpaar op leeftijd, behulpzaam en belangstellend, wees ons nadrukkelijk op de uitstekende mogelijkheid om in etappes over het wad verder naar het oosten te varen, een alternatieve route naar de Elbe via Bremerhaven. Het lijkt een goed advies.

Net als op Spiekeroog zakten we hier in Horumersiel bij eb in de modder, zachte slik.

De schemering is begonnen terwijl ik dit schrijf. Het opkomende water in de haven van Horumersiel klotst tegen de kont van het schip naast ons. Op een zeilschip dat vanmiddag arriveerde, 3 schepen naast ons, heeft de schipper verzuimd een val bij de mast klappervrij te maken. Het getik verstoort de rust in de haven en de schipper en zijn vrouw zijn van boord en mogelijk gaan stappen aan de wal.

Langzaam verdwijnen de oesters, die zich massaal op de kadewand hebben gevestigd en zichtbaar werden bij eb, weer onder water. Er zit spanning in de lucht, het is wat zwoel en het lijkt het erop dat de donkergrijze lucht die vanuit het zuidwesten nadert ons gaat bereiken. Een buitje en wat wind zou prettig zijn, al zitten we niet te wachten op het natte onweer-geweld dat in het midden van Duitsland en Nederland straten blank zet en bomen doet omwaaien.

De oostenwind trekt af en toe stevig aan en staat recht op de haveningang, waardoor er bij hoog water golven binnen wandelen die ons zachtjes laten rollen tussen de vingersteigers. Het ondiepe wad voor Horumersiel strekt zich meer dan een mijl uit tot aan het diepere water van de Jade. Slechts een enkele wat diepere beprikte geul vormt de verbinding van de haven met het open water. Tot 3 uur voor hoogwater en 3 uur na hoogwater is de haven voor schepen met een diepgang van 1.50 meter niet toegankelijk.

Het was een rustig dagje, de wasmachine heeft drie keer gedraaid en alles is weer schoon. De boodschappen en al wat er nog meer gedaan moest worden hebben we afgewerkt. Varen is net als thuis, veel gewone dingen doen. Net als het hebben van gewone gedachten en gewone zorgen. Zo langzamerhand (we zijn twee weken onderweg) voelt ons varende huis alsof we al heel lang weg zijn en volledig gewend aan dit nomadisch bestaan. De irritaties naar elkaar die we op grond van onbenulligheden aan het begin van een nieuwe reis vaak ervaren, zijn we inmiddels vergeten.

Achter ons kleurt de hemel rood in het noord-westen, alsof hij zich schaamt voor de hitte en het onweer van de laatste dagen en al het water en de hagelstenen die het land hebben geteisterd. Een man op de kade, zeemanspet scheef op het hoofd en een uitgedoofd sigaartje in de mondhoek, zegt dat het niet gaat regenen, ondanks de nog steeds donkere wolken in het zuiden. De toenemende wind uit het oosten bij de opkomende vloed drukt het onweer landinwaarts. Hij is vast een man van de kust en de zee. Zijn nuchtere houding en zelfverzekerd weten heeft een geruststellende werking op mij. Nu het donker is geworden, huilt de wind in plotse vlagen door de haven.Het klinkt spookachtig. Buiten is de wind warm, heel anders dan de koude wind van de ochtend.

De schipper van de tikkende val is weer aan boord en heeft zijn nalatigheid bemerkt en hersteld.

Een scholekster schreeuwt een laatste schrille roep, achter de dijk spoelt het opkomende water over het droogvallende wad en het lijkt alsof ik het hoor…..

Herinneringen op Langeoog en een wapperend klusje bij de buurman

De Duitse bocht maakt zijn reputatie van windgat waar. De wind fluit door de masten en de steiger die door een dikke houten dukdalf met kunststof-rollen op zijn plaats wordt gehouden kreunt en kraakt. De ergste kreun-kraak heb ik gesmoord door wat afwasmiddel tussen de paal en de rollen te spuiten. Bij hoog water in de aan de oostzijde deels droogvallende haven schommelen we aangenaam door bescheiden golven, die vriendelijk tegen de boot klotsen.

Zo gevangen zijn door de harde wind en niet verder kunnen, dwingt ons tot rust. De druk van het onderweg willen zijn en verder willen varen valt weg en het is goed om een paar dagen alleen maar in de haven te liggen. Behalve het peddelen op onze fietsjes met Bo, boeken lezen, een wandeling door het bos en ons laten overweldigen door de geuren van het eiland, doen we niet zo veel en zijn we heel tevreden met wat er is.

Gemakkelijk komen herinneringen over vroeger tot leven. De tochten die we over de wadden maakten met de jongens en hoe het was toen we enigszins onverantwoord een oversteek maakten van Spiekeroog naar Helgoland en terug met onze Cornish Crabber. Slechts met een kaart, een kompas en een dieptemeter. Helgoland was niet zichtbaar toen we van Spiekeroog vertrokken. Op kompaskoers voeren we naar het noorden. De ware koers hadden we in de kaart getekend. 30 mijl de zee op. 6-7 uur varen. Het was rustig op zee en haar oppervlak gedroeg zich als een lome deining bij de lichte wind uit het westen. Mooi weer maar wel wat heiig. Dat we een aantal uren door de ebstroom opzij gezet zouden worden waren we ons wel bewust. Best eng dat we na meerdere uren het eiland nog steeds niet in zicht kregen. Toen we in de verte in het avondlicht iets ‘roods en hoogs’ meenden te ontwaren, groeide ons zelfvertrouwen dat we goede kant op gevaren waren, Helgoland, eindelijk! Vreemd alleen dat na enige tijd het leek alsof ons kompas een afwijking kreeg, de koers veranderde. Het ‘roods en hoogs’ bleek een groot containerschip dat van oost naar west voer. Nadat we de koers iets naar het oosten hadden bijgesteld zagen we een half uur later Helgoland roodachtig opdoemen.

Onderweg hadden de jongens zich vermaakt met het vissen op makrelen, waarvan we er plotseling 7 tegelijk aan de lijn kregen. Ik vermelde het al eens eerder in een blog, abcessen openen of een ingegroeide teennagel insnijden en openleggen, geen probleem, maar vissen vastpakken en doodmaken, laat staan van zijn ingewanden ontdoen, mwah, liever niet. Daar is Nienke veel beter in. Tijdens haar studie Biologie deed ze de eerste jaren niet anders. Muizen, kikkers, visjes werden nieuwsgierig geopend en van binnen bestudeerd.

Van die eerste gevangen makrelen hebben we er 3 terug gegooid. We wisten nog niet goed wat we ermee moesten. Van een aardige dame in de haven van Helgoland, geschokt dat we er 3 hadden terug gegooid, hoorden we dat ze gebakken heerlijk zijn. En dat was ook zo. Toen onze jongste zoon, een volhouder, op de terugtocht er weer een aantal aan de haken kreeg, wisten we hoe we die visjes het beste konden bereiden. Op Spiekeroog in een geultje voor anker, de haven was al aan het droogvallen, hebben we de makrelen met wat kruiden uit een potje, gekocht op Helgoland, in roomboter gebakken. De herinnering aan dat feestmaal aan boord bij het licht van de ondergaande zon is nog steeds vers op te roepen. Vermoedelijk ook omdat we in onze ogen een geweldige prestatie hadden geleverd door naar Helgoland en weer terug naar Spiekeroog te varen.

Vanavond was een buurman bezig zijn Lazy Jack opnieuw in te scheren. Dat viel niet mee. Hij moest met een bootsman-stoeltje naar boven gehesen worden. Een lastige klus als een zijdelings wind van 20 knopen je wegwaait van de mast. Het lukte hem om zijn benen om de mast te slaan en onder aanmoediging van hemzelf en zijn medeopvarenden vorderde hij gestaag tot de aanhechting van de zaling op de mast. Van de weeromstuit, er hing meer gewicht in de mast, zette het schip het op een slingeren als wuivend helmgras op een duin. Het lukte de durfal, de lijnen door de katrollen te prutsen, maar nauwelijks was hij weer beneden of de doorgehaalde lijn kroop door de wind en door het slingeren terug omhoog. Het eind van de lijn hing halverwege de mast en was met de hand niet bereikbaar. Een behulpzame buurman van het schip ernaast waagde een poging de lijn in te halen door er met een pikhaak naar te wijzen. Uiteindelijk moest de hijsbroek opnieuw aangegespt worden om de op excursie geraakte lijn te redden en aan de nagelbalk te beleggen.

Ach, zo is er altijd wel wat te beleven als je verwaaid ligt in een haven …..

Fietsjes en visjes op Langeoog

Haven Langeoog bij nacht

De oostenwind fluit angstaanjagend luid door de masten van de zeilschepen in de haven van Langeoog. Bf 5 met af en toe uitschieters naar Bf 6. In de haven lijkt het vaak erger dan het is, maar de kopjes op de golven buitengaats vertellen dat er echt een stevig windje staat. Het rukt je uit elkaar, alsof je wat duizelig op je benen komt te staan.

Op onze fietsjes, Bo in het mandje achterop, peddelden we naar het dorp, door het bos dat ons tijdelijk vrijwaarde voor de wind. De geuren van talloze wilde rozenstruiken deden ons de wind vergeten. Het bos lijkt op een oerbos met dicht op elkaar staande bomen, omgevallen rottende stammen, en een gevarieerde vegetatie van struiken, loofhout, sparren en dennen. Het pad door het bos is onregelmatig geplaveid, iets wat we helaas ook op de rest van het eiland bemerkten. De Brompton fietsjes, prachtig klein op te vouwen, blinken niet uit als het gaat om de vering, zodat berijders en hond roffelend en stotend over de keien na enige tijd verlangend uitkijken naar een stopje om hun beurse billen te laven aan een poosje staan of lopen.

Langeoog is een gemoedelijk eiland, nergens hoogbouw, geen auto te bekennen. Als er wat rond rijdt is het elektrisch aangedreven. De opvallende watertoren op een hoog duin aan de noordzijde van het dorp is een monument dat behoort tot het wereld erfgoed. De vele terrassen nodigen uit tot het nuttigen van grote taarten en Ostfriesische thee met room en een klontje kandij. Bier en kleurrijke hompen ijs met smaakversiering in wijde coupes zijn ook favoriet. Omdat wij niet uit de toon wilden vallen, schoven we, aangestoken door al dat lekkers, aan voor een kopje espresso macchiato met sanddorn(duindoorn)taart. De overmaatse hondenbakken koffie die men hier serveert kunnen ons niet bekoren.

Overigens dat visje waar we ons gisteren zo op verheugden in het havenrestaurant, viel minder in de smaak dan we gehoopt hadden. Misschien kwam het door de bijgeleverde salzkartoffeln met botersaus en de twijfel of het visje, ondanks de verzekering van de ober, dat ze vers uit Emden kwamen(dat wil ik graag geloven), nu nog wel zo vers was. Het leek me eerder dat de schol was opgevist uit het vriesvak, gezien de waterige structuur na toebereiding. Maar de bediening was ‘hervoragend’, evenals de wijn.

Een stil voor zich uitkijkende ouder echtpaar naast ons, bloeide spraakzaam op toen wij belangstelling voor hen toonden. 10 jaar ouder dan wij en nog steeds varend, zij het niet meer zo vaak zeilend. De man vertelde dat hij technicus was geweest bij Airbus. Hij was zo goed in het sleutelen aan vliegtuigen, dat hij regelmatig op werkbezoek ging bij Gadafi en Saoedische prinsen om de technisch moeilijker problemen bij hun vliegtuigjes op te lossen. Mijn vraag of hij niet in staat was geweest opzettelijk ergens een schroefje te vergeten verstond de man gelukkig niet, eveneens behept met een voortschrijdend slechter wordend gehoor. Hij bekende zijn gehoorapparaten vergeten te hebben in te doen, waarschijnlijk omdat hij dacht ze niet nodig te hebben tijdens het etentje met zijn vrouw . Omdat hij ook nog eens slecht articuleerde, en daarin volhardde, ondanks aanmoedigingen van zijn vrouw beter te articuleren, heb ik het grootse deel van zijn zelfopofferingen en verdiensten tijdens zijn werkzame leven gemist. Gezellig was het wel met deze twee krasse oudjes.

Het ziet ernaar uit dat we hier nog 1-2 nachten liggen tot de wind zijn oren in het kussen legt.

Het is vandaag doodtij. Een extra verlaging van 50 cm op het wad. Met deze wind en een wantij dat we niet kennen niet het beste moment voor ons om oostwaarts te varen.

Prima wind trouwens om langs de westkust van Denemarken met een rif in het zeil naar het noorden te stuiven….,met een zeilboot uiteraard….

Over 2 wantijen naar Langeoog

Toen we gisteren wilden vertrekken vanaf Norderney, en het moment van vertrek naderde, werden we beide steeds onrustiger. Kijkend naar een paar schepen die met de stroom mee tegen de wind in naar het oosten probeerden te boksen, benam ons de lust om te vertrekken. Beaufort 5 uit het oosten zag er niet aangenaam uit. Nu hadden we in Denemarken ook wel eens met een windje 5 op groter water gevaren, maar comfortabel is het niet met onze motorboot. Om weer een paar uur als in een wasmachine op en neer te klotsen was niet waar we naar taalden.

De havenmeester zei ‘s ochtends bij zijn rondgang over de steiger, “jullie blijven zeker nog een nachtje”, waarop wij enigszins stoer antwoorden dat daar geen sprake van was. Wat beschaamd hebben we later, aan het begin van de middag, een nachtje bijgeboekt bij zijn collega, die de dienst overnam.

Het berekenen van het moment van passage over het wantij (de ondiepte aan de wadzijde waar de vloedstromen om het eiland elkaar ontmoeten en het meegenomen slib achterlaten) kon opnieuw beginnen. Dat we eerst slechts naar Baltrum zouden varen, het volgende kleine eiland naar het oosten, hebben we ingeruild voor een ambitieuzer plan. We wilden in één tij, twee wantijen passeren, naar Langeoog .

Dat moet kunnen volgens de havenmeester. Al waarschuwde hij ons voor het wantij onder Baltrum. Dat is het meest ‘flache’ wantij van de Ost-Friesische Insel. Bij normaal getij, zouden we bij hoog water 30-40 cm onder de kiel hebben, al moeten we nu met de oostenwind rekening houden met een verlaging van 10 cm.

Kwestie van goed timen. We hebben na het nodige rekenwerk 1 1/2 uur de tijd om dit wantij onder Baltrum over te steken. Het wantij onder Norderney daarentegen is geen probleem met een waterdiepte van ruim 2 meter bij hoog water.

We waren wat gespannen, dit stuk hadden we nooit eerder gevaren. 2 1/2 uur voor hoogwater weg uit Norderney zou moeten lukken. Toen we de haven uit voeren zagen we dat er nog een motorboot en en zeilboot voor de Oost kozen. De motorboot had haast en scheurde met 8-9 knopen richting het wantij. Te vroeg, zagen we. Hij moest fors in snelheid minderen. Heel langzaam schoof hij naar het wantij met waarschijnlijk precies genoeg water onder de kiel om niet vast te lopen. Waarschijnlijk ‘een local’ die weet wat hij doet, of een vroege haastmaker die bang is te laat te komen. Wij, een dikke mijl achter hem, passeerden zonder problemen een half uur voor de door ons optimaal berekende passage tijd het wantij van het Norderneyer Wattfahrwasser. Die barrière hadden we achter ons.

Het vertrouwen in onze navigatie op het wad is weer hersteld . De apen en beren die we in ons hoofd hadden gehaald over het passeren van het wantij smolten weg als ijs in een glas lauwe limonade. Ondanks dat het eerste stuk varen naar het wantij toe wat knobbelig was met het opkomende water tegen de wind in, viel het allemaal reuze mee. Er kwam regelmatig zeewater over, maar de ruitenwissers deden hun werk met verve en de wind was duidelijk minder krachtig dan de dag tevoren.

Bij de prikken( in de buurt van het wantij wordt de bevaarbare geul aangegeven met ‘prikken’’, boompjes waarvan de takken al naar gelang ze gepasseerd moeten worden gemerkt zijn met een rood of groene tape of een open of samengebonden takkenbos) hadden we nog 90 cm onder de kiel. We hebben ons wel eens méér zorgen gemaakt over de diepte op binnenwater. Het zeegat tussen Norderney en Baltrum is smal en voor niet ingewijden een lastig stuk water. Hier naar buiten de Noordzee op of naar binnen komen wordt sterk afgeraden door de voortdurend ‘wandelende’ zandbanken in het gat.

Terwijl we vlak langs de uiterste oostpunt van Norderney voeren zagen we tientallen zeehonden op het zand zich aan de zonnewarmte koesteren.

Even was er verwarring omdat de veerboot vanaf Baltrum een stuk afsneed over een ondiepte aan stuurboord en recht op ons af kwam. Door duidelijk aan te geven wat we wilden, bakboord -bakboord passeren, ging alles goed.

Op naar het wantij onder Baltrum waar we een half uur te vroeg op af stoven.

Een Nederlandse boltjalk lag voor anker te wachten op hoger water en toen we voorbij voeren zag de schipper het waarschijnlijk als een gunstig teken om zijn anker te hieuwen en ons te volgen langs de prikken.

Als eerder gezegd, de havenmeester waarschuwde ons: ‘Het Baltrumer wantij is erg ondiep’. Achteraf vonden wij dat het nogal meeviel. Ruim voor hoogwater passeerden we het met 50 cm onder de kiel op het ondiepste deel. De Nine Marit steekt 1.10 meter. Dus de diepte was 1.60 m nog vóór het eigenlijke hoogwater.

De haven van Langeoog is ruim qua opzet. En nadat we bijna een opduwer kregen van de veerboot die op hetzelfde moment achter ons de haven inliep en toeterde om ons uit de weg te krijgen voordat hij achterwaarts draaiend ging aanleggen, vonden we een langssteiger in de jachthaven waar we nu aan liggen.

Motto : Datgene waar je tegen opziet, geeft des te meer voldoening als het eenmaal ten goede is volbracht.

Morgen Langeoog ontdekken. Het restaurant aan de haven ziet er veelbelovend uit…..dat wordt een visje eten.

Norderney party

Het was een schitterende tocht van Delfzijl naar Norderney. Een vlakke zee, een beetje heiig, weinig andere schepen en een tevreden grommende motor onder de vloer. Voor de ingang van de haven van Norderney was het kruipen tegen de doorzettende ebstroom in. De allerlaatste open box mogen we volgens een behulpzame havenmeester op de steiger gebruiken ondanks dat er een bordje ‘besetzt’ hangt. We laten ons dat niet twee keer zeggen, want het is stampvol in de haven van Norderney. Allemaal Pinksteren-eiland-minnaars, die in grote getale vanaf het vaste land de oversteek hebben gewaagd. Op de vrijdag ervoor waren de meeste boten er al. Grote scheurijzers, elegante zeilschepen en krap bemeten motorbootjes bevolkt door jongeren.

Van de bewoners op de kleine motorboten die het meest lijken op een flinke badkuip met opbouw, aangedreven door buitenboordmotoren van soms meer dan 100 pk, staan de resten van hun drinkgelag de avond tevoren op de steiger. Bij een wonderlijk opdrukkertje, die scheef achterover hangt vanwege zijn overmaatse buitenboordmotor, staan welgeteld 7, 5 liter weggooi frisch vom Fass bierblikken op de steiger. Het is stil op de middag, er beweegt niets.

Na de avondwandeling met Nienke en Bo is er in een aantal bootjes weer wat beweging waarneembaar. De stilte is verbroken, misschien is men wakker geworden uit een langdurige alcoholische verdoving. Tersluiks naar binnen kijkend bij een van de bootjes merk ik dat een aantal jongeren nu aan de Bacardi-Cola zijn begonnen, de mix-verhouding ken ik niet, al zag ik een jongeman iets doorzichtigs scheutig in een plastic beker gooien alvorens er cola bij te schenken, voor de kleur neem ik aan. Iedereen lijkt nog nuchter.

De buurvrouw, in glanzend lichtgevend blauw michelin-mannetjes jas stapt met een zuur gezicht aan boord van het zeilschip in de box naast ons. Even later komt de buurman, ik denk haar man, sloffend aanlopen met een even zuur gezicht. Waarschijnlijk hebben ze afgesproken voorlopig niet meer met elkaar te praten of is de Norderneyer Scholle mit Krabben in het Hafenrestaurant verkeerd gevallen.

De haven van Norderney wordt gedomineerd door grijze loodsen voor opslag of handelsdoeleinden. Niet direct de meest aantrekkelijk aanblik. Een lange muur is als troost voor de voorbijganger versierd met een Mesdag-achtig panorama van al datgene wat men in de buurt kan bekijken of liever moet zien te vermijden.

De Frisia rederij van Norderney, een soort Doeksen maar dan groter, heeft meer dan 10 schepen onder haar hoede, waarvan we er onderweg meerdere zagen. Terwijl wij braaf langs de prikken voeren op het wantij, kruisten voor onze boeg 2 grote veerboten dwars over het wad, niet eens bang om vast te lopen bij de reeds intredende eb. Ik zou wel eens willen weten hoeveel diepgang die schepen hebben.

Mijn zoon die jarenlang de Waddenzee bevoer als schipper, had ook van die neigingen om bij hoog water stukjes af te snijden of dwars over een plaat te varen. Nuchter zei hij dan, “als je maar zorgt dat alleen te doen bij opkomend tij. Niets aan de hand toch?”. Zijn aanmoediging om met de Nine Marit ook maar eens te gaan droogvallen zit nog in het vat. Enige aarzeling om iets nieuws te proberen is mij niet vreemd. Blijft ze op haar dooskiel staan, en krijg we schade als ze omvalt? Of moet ik tijdens het droogvallen een tijdje de schroef laten draaien zodra we vast zitten, om het zand onder de scheg weg te spoelen? Het lijkt me wel spannend. De crabber die we in het begin van ons zeil-leven bezaten, viel goed droog, een beetje scheef. Ze bonkte nogal bij het loskomen als er golven stonden. Alsof er iemand met een moker tegen de bodem beukt. Geen idee hoe dat bij ons stalen bootje zal zijn. Een uitdaging die we hopelijk deze zomer een keer kunnen beleven.

Inmiddels is het steigerfeest begonnen, een dof boemende techno-dreun in uptempo dringt door tot in onze kajuit en dat terwijl we net willen gaan pitten……..

P.S. We hebben goed geslapen, de techno dreun is geleidelijk gesmoord.

Keurige jongeren, die Duitsers.

3 mannen, een peuter, een motorboot en een tjalk

Scheef over stuurboord hangend als een lekkend en bijna gezonken schip stuift een motorbootje met 3 mannen en een kind( hij is 3 jaar, horen we later) vanaf het Eemskanaal de bocht om in de richting van de sluis naar Appingedam. Met gebaren maak ik aanvankelijk de mannen duidelijk dat wij niet van plan zijn door de sluis te gaan maar hier blijven liggen en dat zij de sluis moeten oproepen, als ze erdoor willen.

De mannen, gekleed in camouflage pakken alsof ze op jacht gaan, de klep van de pet diep in de ogen, roepen dat ze geen marifoon hebben. Ik bied aan om voor hen de sluis op te roepen. Net voor sluitingstijd wordt de sluis nog voor hen gedraaid.

Het motorbootje ziet er uit of het een paar jaar onder water heeft gelegen. Groen bemanteld maar met, volgens de roerganger, daaronder nog een ‘uitstekende witte verflaag’. Aan de aangroei te zien zou het me niet verbazen dat er een mosselcultuur op de romp is gekweekt.

De motor loopt en de man aan het roer vertelt trots dat hij hem na een jaar weer aan de praat heeft gekregen. De dynamo had kuren en inderdaad het scheepje had wel wat onderhoud nodig.

Terwijl twee van de mannen met de peuter naar de sluis lopen om daar te kijken hoe het water stijgt in de sluiskolk, vertelde een van de mannen, hij knoopte net zijn gulp dicht, dat ze uit Oude Pekela kwamen en nu op weg zijn naar Hallum in Friesland, nog best een eindje varen.

Vanavond gaat dat niet meer lukken, vandaar dat er bij vrienden in Appingedam gepit gaat worden. Het is een vrolijk stel en ze bedanken ons uitvoerig terwijl ze al waggelend de sluis in varen.

Nauwelijks is er weer rust aan het walletje, waar we overigens op de terugtocht vanuit Duitsland vorig jaar ook een nachtje lagen, of er komt een oude tjalk de hoek om, de mast gestreken, slechts bemand door de schipper. Hij wil hier ook een nachtje slapen. Handig maakt hij gebruik van een achterspring om de kop van het schip bij de wal te krijgen. Eenmaal vast gemaakt wordt onder luid geratel de mast met een elektrische lier rechtop gezet. Het klinkt alsof een ijscoboer, manisch en continu zijn bel rinkelend onze aandacht probeert te trekken.

Het mag, een nachtje liggen op de wachtplek voor de Groevesluis. We hebben het voor de zekerheid even gevraagd over de marifoon aan Post Appingedam, de marifooncentrale voor dit deel van het druk bevaren kanaal.

Morgen varen we naar de buitenhaven van Delfzijl. Daar kijken we hoe het weer zich gaat ontwikkelen …..

P.S. Twee laat gearriveerde Duitse motorboten hebben hun landvasten aan de tjalk achter ons vast geknoopt. Achter ons en niet naast ons, gelukkig ….