Een snelle terugtocht naar Nederland

Groot water

Zo vaar je nog naar Brunsbüttel aan het eind van het NOKanaal aan de Elbe en zo ben je weer terug in Nederland in Delfzijl aan de Eems. We wilden naar huis. Het was mooi varen in Denemarken. De weersomstandigheden waren gekenterd van bijna altijd mooi naar wisselvallig. En er zijn technische probleempjes. De lader-omvormer weet geen maat te houden en blijft met een te hoge spanning de accu’s volgieten als we aan de walstroom liggen. Volgens de wet van meneer Murphy komen dingen nooit alleen. Dus onze navigatiecomputer hield er ook mee op. Een zwart scherm. Gelukkig hadden we de kaarten nog en een eenvoudiger navigatie programma op de iPad. We kennen de route van vorige tochten. Ouderwets navigeren en in-plotten van je positie op de kaart zijn we nog niet verleerd. Kortom we zijn heelhuids in Delfzijl aangekomen. Onze vrienden met hun Gillesen-trawler zijn bij het verlaten van het Küstenkanal bakboord uit afgeslagen richting hun thuishaven.

Van de Elbe naar Otterndorf over een stuk bijna droogvallend wad

Terugdenkend over de terugreis waren er onderweg nog wel wat spannende momenten. Om 6 uur in alle vroegte hebben we erg lang moeten wachten voor de zuid-sluis in Brunsbüttel. Niet leuk als je met afgaand water verderop een ondiepte moet passeren om bij de sluis in Otterndorf te komen. Twee en een half uur voor laagwater bij Otterndorf zou het net nog moeten kunnen volgens een buurman in de haven. We waren er iets eerder en de geul naar de sluis binnenvarend zagen we een vader met zijn zoontje tot aan hun enkels langs de geul door het water lopen op nog geen 10 meter vanwaar wij voeren. De sluisdeuren stonden open. We konden zo invaren. Omdat we vroeg waren konden we het hele Hadelnerkanal doorvaren tot voor de sluis in de Geeste bij Bremerhaven, waar we de nacht doorbrachten langs een steiger van het haventje een paar honderd meter voor de sluis. Het Hadelnerkanal dat van Otterndorf richting Bremerhaven loopt en op het laatst overgaat in het getijde-rivierdeel van de Geeste, is een een fraai stuk waterweg door natuurgebied. De diepte van ongeveer 1.50 m. is bijna overal voldoende, maar je moet niet raar opkijken als je af en toe onderwater een stuk hout of een tak van een boom tegen je scheepshuid hoort bonken alsof er aangeklopt wordt om binnen te mogen komen. Het bevaren van het traject van de Geeste na de sluis dat bergafwaarts naar de Weser loopt kan spannend zijn. Bij hoogwater kunnen wij niet door de sluis en we moesten wachten tot het water ruim een meter gezakt was, net voldoende om met ons schip dat 2.50 meter hoog is onder de sluis-klep door te kunnen varen. Met de volle ebstroom mee scheurden we, zo goed mogelijk midwater houdend, meanderend naar beneden. Omdat we met de vloed-stroom de Weser op wilden varen hebben we bij de monding van de Geeste een getijstop ingelast. Een mooie gelegenheid om in Bremerhaven even iets lekkers bij de bakker te halen. Met de opkomende vloed-stroom als aanjager schoot het lekker op. Al snel gingen we harder en klokten regelmatig een snelheid over de grond van 9 knopen ofwel ongeveer 16-17 km per uur. Over het riviertje de Hunte naar Oldenburg ging het ook hard. Eenmaal door de sluis bij Oldenburg vonden we een paar kilometer verder een aanlegplek voor de nacht op het Küstenkanal. Het Küstenkanal is een beetje saai. Er staan veel bomen langs, bijna alleen maar bomen. Dat betekent doorvaren, en dat deden we. In Dörpen, 60 km verderop, vonden we een plekje in de haven, waar we het voorspelde onweer met heftige regenbuien hebben afgewacht en ondergaan. De volgende ochtend was het tijd om afscheid te nemen van onze vrienden, die via een zuidelijker route naar huis zouden gaan.

Getijdestop bij de monding van de Geeste, het water is al flink gezakt
Getijde stop

De sluis in Dörpen draait vanaf 6 uur. Hoogwater bij de laatste sluis van het Dortmund-Emskanaal, de Herbrumsluis, was rond 8 uur. Als alles ons meezat zouden we vanaf daar de stroom mee hebben tot Delfzijl. En het zat ons mee. Om 5 uur zijn we opgestaan en om 5.45 uur lagen we voor de sluis in Dörpen. Weinig vrachtschepen en geen wachttijden. Zonder oponthoud werden we vlot door alle 3 sluizen geloodst en rond 12.30 uur voeren we in Delfzijl bij de zeesluis naar binnen. Prettig als alles volgens plan loopt.

We hadden nog een technisch probleempje. Na elke tocht lag er wat diesel in de bilge. En dat hoort niet. Na overleg konden we terecht bij de Delfzijl Werf, een vertrouwd adres waar vorig jaar onze vrienden van de Tiberius goed geholpen zijn. Na een nacht langszij bij een sleepboot in hun haven is het probleem de volgende ochtend door een monteur snel opgelost. In de buurt van een verstuiver onder de motorafdekplaat klemde een slangklem niet voldoende. Een nieuwe klem gemonteerd, afdekplaat erop en wij konden weer varen.

Bollingerfähr
Als je handen te kort komt bij het wisselen van de gastenvlag.
Papenburg. Meyer werf, waar gigantische cruiseschepen worden gebouwd

Inmiddels liggen we in Groningen en blijven we hier een paar dagen. De Groningse Motorboot Club biedt een mooie rustige plek vlak bij de Oostersluis. We zijn tevreden.

De wind is gaan liggen. We kijken uit op een fietspad langs de Praxis en becommentariëren de bonte mengeling aan fietsers die langskomen……..

Geen commentaar

Een boeket Wortels en storm Poly

het land achter het Gieselaukanaal

Vandaag zag ik Günther weer, bij de sluis. Hij had een bos wortels in zijn hand, terwijl hij achteloos met zijn andere hand de brug bediende voor een schip, dat gesluisd wenste te worden. Het scheepje had hem gestoord bij het worteltrekken in zijn moestuin achter het huis. Eindelijk dan toch een klant die gesluisd wilde worden. Met een gulle lach bood hij de schipperse de wortels aan als was het een boeket bloemen. Al die wortelen die nog in zijn tuin zaten konden ze toch niet op. Bovendien waren de wortels bovenop al groen aan het worden. Zijn vrouw had hem nog zo gewaarschuwd. Dus die bos wortelen kon hij wel missen. De schipperse blij. Haar bij de Aldi gekochte wortels in de voorraadkast onder de vloer hadden een dieselluchtje en met de kleur van die wortels was ook iets aan de hand. Dieselmarinade had de wortels veranderd in slappe bruingele taps toelopende sigaren, ongeschikt om te roken en zeker niet om te eten. Welke schipperse krijgt in de sluis zomaar een bos wortels, vers uitgegraven door de Sluismeester zelf, zomaar voor niets? Omdat haar man met zijn hoofd in het voorluik hing op zoek naar nog een stootwil, wist de schipperse een vluchtige kus op de wang van de sluismeester te drukken, waarop Günther nog meer ging stralen. Ik stond erbij en wreef een opwellend traantje weg bij zoveel liefdevolle uitwisseling tussen twee wildvreemde mensen. De sluis als vreugdevolle ontmoetingsplek voor twee zielen met een totaal verschillende achtergrond, zij met haar voeten in het schip, hij op de kant met voeten onder de zwarte aarde van zijn moestuin. Zij, los van haar man in de boot die nog steeds met zijn hoofd in het voorluik op zoek was naar die stootwil en hij, los van zijn vrouw die thuis zijn overhemden strijkt. Ik dacht nog wel dat er hier niets te beleven is.

De wind begint te aan te trekken. Storm Poly komt dichter bij. De vlagen brengen de bomen in beweging en de ons aanvankelijk vriendelijk toewuivende takken aan de bomen naast ons veranderen steeds meer in dreigende wild-zwaaiende creaturen die het op ons gemunt lijken te hebben. De bomen zelf, eiken, zijn nog redelijk jong en lijken goed geworteld in de wal.

Zojuist is een zeilschip door de sluis gegaan, richting de Eider. Günther blij, denk ik. Ik hoorde van een voorbijganger dat er toch serieus wordt gesproken over sluiting van de sluis. Het zou te duur zijn om hem open te houden. Hoe het met de af en toe benodigde afwatering moet is me niet duidelijk. Alleen de opening naar zee blijft open. Niet bepaald aantrekkelijk voor mensen die met hun grotere schip alleen maar van zee naar Friedrichstadt of Tönning aan de Eider kunnen varen. Met een kleiner schip wil ik beweren dat het even erg is, misschien wel erger, omdat de zee voor een kleiner schip veel groter is. Zelf hebben we een redelijk klein schip, maar best groot voor sommigen die een nog kleiner schip hebben. Er zijn vast mensen die toch met een nog kleiner schip over zee denken te kunnen gaan. Als je nog kleiner bent heeft dat consequenties. Ze moeten wel snappen dat als wij het niet doen met ons redelijk kleine schip, zij het zeker niet moeten doen met hun nog kleinere schip. Immers golven kunnen hoger worden. Voor een redelijk klein schip niet prettig en een nog kleiner schip zeer onprettig. Kun je stellen dat golfhoogte evenredig is met de windsterkte, maar dat golfhoogte omgekeerd evenredig is met de grootte van het schip? Zou het kloppen: ‘Hoe hoger de golven en krachtiger de wind, des te ‘kleiner’ wordt het schip?’ Zeker wanneer je heen en weer wordt geslingerd en met samen geknepen billen merkt dat de wanden van je schip op je af komen. Dacht je veel ruimte om je heen te hebben, valt dat door al die golven zwaar tegen. Ik zag onlangs een heel wat kleiner schip varen dat mogelijk tegen alle adviezen in, te lang op zee was geweest. De schipper zat klem in zijn kajuit. Veel te klein voor hem geworden. Men moest hem door het dakluik bevrijden. Hij had met hoge golven en harde wind niet op zee moeten gaan. Ik zou zeggen, lekker in de haven blijven. Doen we nu ook.

Daar kregen we even later een staartje van mee.

Het waait nu hard, de wind giert door de bomen. Inmiddels is er een heel wat groter schip aangekomen. Echt een heel wat groter schip, haast onfatsoenlijk groot. Ze ligt nu aan de overkant vlak bij een grote scheve boom, die soms nog schever staat in de harde windvlagen. Mooi schip. Hij blijft hier ook liggen, onder de boom, schuilen voor de harde wind, dus waarom zouden wij vertrekken……

Al met al, het viel mee met storm Poly. De bomen zijn hun dooie puntjes en loszittende bladeren dankzij de storm-kapper kwijt. Ons schip, bezaaid met takjes en bladeren, leek wel een bospad na de storm.

Het weer wordt beter, we varen richting Brunsbüttel…..

Onder weg naar Brunsbüttel

Storm op komst en Bratwurst

Harde windvlagen stellen de landvasten van Nine Marit op de proef, als was het een wedstrijd touwtrekken die van de wind niet mag worden verloren. Slecht bevestigde en los hangende vallen van de zeilschepen in de haven klepperen tegen de masten. Zoveel wind hadden we deze vakantie niet eerder meegemaakt. Het kleine haventje voor Rendsburg aan het Noord-Oostzeekanaal bood ons een veilige plek om het geweld van de wind te weerstaan. Bij een paar andere schepen, niet bemand, hebben we de landvasten versteld omdat er schade dreigde te ontstaan. Is dat niet de taak van de havenmeester? Het onbestendige weer, noopte ons langer te blijven dan we van plan waren.

Avondlicht in de haven van Schreiber.Foto gemaakt door Dorine Heijnis

Nu we na een tocht van 27 km in het Gieselaukanaal liggen, bij de sluis, de poort naar de Eider, zien de weersvooruitzichten er nog steeds niet erg rooskleurig uit. Windvlagen, onweer en regenbuien. Pluspunt is dat we mooi beschut liggen achter de bomen. Minpunt, dat die bomen door de harde wind wel erg veel bladeren en takjes juist op ons schoon geregende schip laten vallen. We merken goed dat we niet meer op open zee varen, waar de lucht schoner is en het schip schoner blijft dan op de kanalen, de meren en de rivieren. We hadden gedacht een volle steiger aan te treffen met schepen die net als wij het Gieselaukanaal gebruiken om beter weer af te wachten. Het viel mee. Behalve nog twee motorboten uit Nederland en een paar zeilschepen was er meer dan genoeg plek om voor de sluis af te meren. Vandaag, de tweede dag hier, ziet het ernaar uit dan we pas over twee dagen verder kunnen. Wie kent niet het gezegde; ‘Een geduldig schipper heeft altijd mooi weer’. De Elbe op richting zee vraagt om rustig weer, weinig wind en liefst uit de goede hoek.

Met alles wat ik doe moet ik meestal een beetje op gang komen, in dit geval, wennen aan de nieuwe omstandigheid te moeten wachten en niet te kunnen varen maar op een plek moeten blijven, waar zo op het oog niet veel te beleven is. We hebben wat ervaringen uitgewisseld met mede-motorbootvaarders. Verder is er de steiger waar we aan liggen en zicht op twee roestige ouderwetse bruggen bij de sluis, die nauwelijks gebruikt wordt, omdat niemand er door wil. Ik denk dat de sluismeester een volhardend type moet zijn, volhardend in verwachtingsvol loeren of er wat aan komt varen, om uiteindelijk in de avond teleurgesteld naar huis te gaan omdat er vandaag weer niemand gesluisd wilde worden. Nee, sluismeester zijn van een sluis met twee bruggen, die bijna nooit bediend moeten worden, lijkt me een recept voor het krijgen van een depressie, niets te sluizen en niets te wippen( in Friesland hebben ze het over bruggenwippers). Toen ik hem sprak speelde er mogelijk nog wat anders. Hij klaagde in bedekte termen over zijn vrouw die hem voortdurend achter de broek zat als hij thuis was. Mogelijk liep de conversatie over zoiets als “Zou jij je luie gat niet eens verheffen, Günther, de wortels in de moestuin beginnen al boven de grond uit te groeien”.Günther houdt helemaal niet van tuinieren. Günther houdt van bootjes kijken en bootjes door de sluis loodsen. Er was zelfs sprake van om de sluis en de twee bruggen maar helemaal te sluiten voor de bootjes die naar Friedrichstadt of Tönning aan de Eider wilden. Hij is zielsgelukkig dat dat niet is doorgegaan. Maar ja, er moeten wel bootjes langs komen en door de sluis willen. Hij heeft een probleem. Zelfs een groot bord met de tekst ‘Help de Sluismeester, hij wil U graag sluizen’ zal de toestroom aan schepen niet verbeteren, terwijl zijn vrouw ook vast blijft doorzeuren over de wortels die geoogst moeten worden. Toen ik hem sprak was de bittere twijfel op zijn gezicht te lezen en ik had met hem te doen. Met een troostend woord en een hand op zijn arm zei ik, dat het in de zomervakantie vast beter zou worden, en geduld is voor een sluismeester even belangrijk als voor een schipper die de tijd neemt en wacht op mooi weer….

De sluis in het Gieselaukanaal

Langzaamaan voegen steeds meer schepen zich bij ons aan de steiger. Ik neem aan om dezelfde reden als die wij hebben. Wachten op beter weer. Tussen de bomen aan weerszijden van het kanaal zie ik cumulus wolken voorbij jagen, aangewakkerd door een vlagerige westenwind.

We hebben met onze vrienden besloten om ons aan Bratwurst te gaan bezondigen. Als flexitariers en bezoekers van Duitsland moeten we toch echt een keer dit nationale gerecht tot ons nemen. Ze zelf gaan grillen kwam er niet van. Dus op naar de pont over het kanaal om Bratwurst te gaan eten in het tentje aan de overkant met de inspirerende naam ‘Kanalkieker’. Vandaag geen principieel vleesloos diner, gewoon vette Bratwurst met Pommes. Waarna we, denk ik, ze minstens een jaar niet meer willen eten, uit principe, vanwege de zielige varkens. Dubbelhartig als ik ben, kan ik soms kwijlen bij het idee van een sateetje of een entrecôte met een lekkere bearnaisesaus. Dat ik het thema Bratwurst al eens eerder in een blog heb misbruikt is te lezen op https://ninemarit.blog/2016/06/

Trouwens de schnitzels die we bij de Kanalkieker in plaats van Bratwurst aten waren best goed……

Uitzicht vanaf de Schnitzels op het Kanaal

Weervoorspelling: woensdag, orkaanbuien, windstoten tot 130 km per uur. We blijven liggen waar we liggen. Nu is het stil, de wind is gaan liggen, stilte voor de storm…..

Een weergat en natte appeltaart

Kerkje in het centrum van Faaborg

Één dag met rustig weer om van Faaborg naar Holtenau te varen, daar hoopten we op na de omslag naar ruiger weer. Een dag om 45 mijl, ruim 70 km, over open zee te varen. Die dag kwam. De wind was zuid tot zuid west en de golven kwamen min of meer ook uit het zuid-zuid westen. Een beetje gespannen waren we wel. Het had twee dagen hard gewaaid. Waren de golven wel minder hoog geworden? We zagen op de app van het Deense meteorologisch instituut dat er bijna een knoop stroom stond langs de westkust van het eiland Ærø, tegengesteld aan de windrichting. Dat betekent meestal hogere golven, maar hoe hoog was vanuit de haven van Faaborg niet goed in te schatten. Het was zeker in het begin van de tocht, we vertrokken heel vroeg om 6 uur, nog erg knobbelig op het water totdat we tussen de eilanden door vanuit Faaborg op groter water kwamen. Het zicht was slecht, de contouren van de eilanden waren maar vaag te zien. Langzamerhand werd het zicht wat beter maar eenmaal op groter water verdween ook de kust van Ærø uit beeld. Wat overblijft is de koers die we voeren, de positie op het beeldscherm, en de, op ieder uur geplotte positie die we op de papieren kaart met het tijdstip noteerden. Grijze leegte, en een steeds vlakker wordende zee naarmate we verder richting Duitsland voeren, naar de Kieler Förde. Na 6 uur varen zagen we de Kieler Leuchtturm in al dat grijs opdoemen. Tijd om de Deense gastenvlag te vervangen voor de Duitse. Vrij snel nadat we op groter water kwamen, kwam bij ons allebei een gevoel van rust. De golven vlakten af en de overblijvende deining werkte als een meditatie dankzij de ritmisch bewegingen van het schip. We genieten van de lege ruimte, het hypnotiserende zachte gebrom van de motor ( mijn hoorapparaten wat zachter gezet) en het wijdse uitzicht over de lege zee. Slechts af en toe zagen we een schip, een boei of heel ver weg een stukje kustlijn. Zo onaangenaam als het varen is met golven of deining van opzij, zo rustgevend kan het zijn als de omstandigheden gunstig zijn. 7 1/2 uur later, meerden we af in Holtenau. We hadden een lastig stuk zee overbrugd dankzij een dag minder wind en minder golven.

Een lege vlakke zee

Het meisje achter de toonbank van de bakkerij naast de supermarkt kijkt me met verwondering aan. Op mijn vraag of het taartje met appel dat ik in de toonbank zie staan ook ‘ knusperig’ is, is het antwoord nadat ik de vraag een paar maal heb herhaald ; Ja…, maar het klinkt wat aarzelend…. Goed van vertrouwen, het was een aardig wicht, heb ik het lekkers gekocht. Eenmaal aan boord bleek het echt niet ‘knusperig’, maar was het eerder een natte cake met appelflats en iets pudding-achtigs er tussen. Nu vraag ik me af of ik misschien een verkeerd woord heb gebruikt, of dat ik door mijn herhaalde vraag haar onwetendheid teveel benadrukte, waardoor ze om haar gezicht te redden maar zei dat het taartje ‘knusperig’ was. Of was het, dat haar baas haar had opgedragen het oudere gebak eerst te verkopen en dat ze het zelf moest opeten als het niet verkocht werd. Misschien geen gekke opdracht want ze was eerder te mager dan te dik. Misschien zag ze dat ik de croissantjes en de broodjes, die veel goedkoper waren dan de hare, in de supermarkt had gekocht en heeft ze me willen pesten door me gebak over de datum te verkopen. Dat laatste lijkt me onwaarschijnlijk, want het taartje was zacht, te zacht. Oud gebak is meestal niet te zacht, behalve de appeltaart van Ah, die is na een dag wel zacht, waarschijnlijk omdat de appels in appeltaarten nat zijn, lastig voor een knapperige korst. Dit taartje was misschien ook wel te nat, door de appels én de pudding ertussen. Echt een taartje voor oude bekkies, bij wie het gebit al langer los in de mond hangt. Wij hebben het baksel, laat het bakgedeelte maar weg, bij de koffie genuttigd, niet genoten, genuttigd. Meer kan ik er niet over zeggen, behalve dan, ‘pas op met vragen of iets ‘knusperig’ is aan een lief Duits meisje achter de toonbank’…..

De gastenvlag verwisselen
Heel in de verte de leuchtturm van Kiel

Het weer is verschrikkelijk, in het NoordOostZeekanaal liggen we bij Rendsburg in de buurt de komende dagen vast. Regen, veel wind, te veel om ook maar een stukje de Elbe op te gaan…..

Veel te veel wind

Na een tocht van 58 mijl(104 km) vanaf Juelsminde over een vlakke zee, het was vrijwel windstil, zijn we in Faaborg aanbeland. Het mooie stabiele weer van de laatste maand zet er een punt achter. Depressies uit het westen zijn aan de winnende hand en dat merken we een dag later hier in Faaborg. De wind giert door de masten van de zeilschepen in de haven. Een fluitconcert dat het gekrijs van de meeuwen overstemt. De vlagerige wind verandert de toonhoogte van het fluiten naarmate die krachtiger over de haven giert. Windkracht 5-6 zeggen de meteorologen. In de haven liggen we maar licht te schommelen. Buiten dansen de schepen op de golven en duiken met hun boegen door gordijnen van opspattend water. Wij maken pas op de plaats. Geen weer voor ons motorboot-vaarders.

Op de heuvels bij Faaborg staan fraaie boerderijen

De weersvooruitzichten voor de volgende week stemmen ons ook niet vrolijk. Er lijkt nog meer onstuimig weer te komen. Morgen komt er een weergat met weinig wind. Zal het ons lukken om dan in één dag naar Holtenau te varen, 45 mijl, 8-9 uur varen? Eenmaal op de kanalen en de rivieren maak ik me minder druk over de wind. Al kan het op een stromende rivier als de Elbe dankzij de vloed- of ebstroom bij harde wind uit de verkeerde hoek behoorlijk te keer gaan.

Faaborg

Faaborg is een aardig plaatsje met erg mooie ‘openluchtmuseum- huizen’. Er zijn meerdere musea waarvan we er geen een hebben bezocht, het bezoek aan het openluchtmuseum in Århus ligt ons nog steeds wat zwaar op de maag. Het is leuker om al het gedoe in de haven te beschouwen. Zeilboten die de haven binnen jakkeren en geen idee hebben dat je op de motor ook langzamer kunt varen, waardoor er regelmatig bijna aanvaringen dreigen. Misschien wel met de gedachte; ‘met die harde wind moet ik hard varen anders heb ik geen druk meer op mijn roer’. Het is een genot om te zien hoe goed dat kleine veerpontje uit Bjørnø kan manoeuvreren en ondanks de harde wind haar achterschip met een zwierige zwiep tegen de kade plant.

Veerpont naar Bjørnø

De Nederlandse driemastbark Artemis is de haven binnengevaren. De voorste twee masten zijn dwarsgetuigd met meerdere ra’s waaraan de zeilen zijn opgebonden. In de jachthaven was geen plek. Ze verdween na meerdere steek- manoeuvres uit de jachthaven om even later in de handelshaven, alsnog een aanlegplek te vinden.

driemastbark Artemis

Terwijl ik dit schrijf, heeft ons electronische wasmeisje een wasje gedraaid, die Nienke gepavoiseerd op het voordek in de zon en de wind heeft opgehangen. Een betere manier om de was te drogen, is er niet…..

De was

Over Århus, Snaptun, Hjarnø en hard wegrennen

Vanuit Tunø naar Århus varen is ons niet gelukt. De steile golven en de deining van opzij dwongen ons om over te stappen op plan B. We hebben halverwege de koers verlegd van noordwest naar zuidwest, richting de haven van Hou. ‘Hou’( een rare naam voor een havenplaats, een naam die ook wel als ‘Hov’ wordt geschreven) bleek uiteindelijk een haven waar de langssteiger aan de buitenzijde een rustig en prima bed bood aan de Nine Marit.

Århus

Omdat we als noordelijkste doel en keerpunt Århus in gedachten hadden, hebben we de volgende dag de bus genomen. Een belevenis op zich. Afgezien van een ijzingwekkend gerammel waarbij je denkt dat de bus bij de volgende drempel of bocht in tweeën zal breken, weet de buschauffeur mijn stresshormonen te prikkelen door als een stuntman met volle snelheid, al slalommend rakelings langs obstakels te sturen, obstakels die soms ook mensen blijken te zijn. Hij lijkt het vaker gedaan te hebben, want ik heb nergens iets van een tik of een gil gehoord. De chauffeur die we op de terugweg hadden kon er ook wat van, maar ik denk dat ik inmiddels wat meer gewend was aan de Deense rijstijl over smalle wegen.

Århus

Een bezoek van één dag doet Århus te kort. Het is een prachtige stad, met een aardig oud centrum en een leuke stad, al was het alleen om de grote diversiteit aan mensen die er rondlopen. Favoriet was mensen kijken vanaf een tafeltje op de stoep bij een lunch in het Quartier Latin, de studentenwijk in Århus. Op de dag dat we er waren zagen we overal jongeren met de karakteristieke witte petjes die ze dragen als ze geslaagd zijn voor hun eindexamen. In de bus naar Århus zat een oudere vrouw met 4 rozen apart verpakt in cellofaan in haar handen. Gezien haar uiterlijk dacht ik, vast een lerares oude talen( die diagnose stel ik wel vaker ten onrechte), op weg naar een paar geslaagde leerlingen of studenten. Nu weet ik uiteraard niet hoe een lerares oude talen er uit ziet. Althans, ik denk dat ze er zo hoort uit te zien, en dat deed ze. Zelf had ik in de tweede klas op het gymnasium een piepjonge lerares oude talen, die geen orde kon houden. De vergelijking gaat hier mank. Ze volgde haar vader op, die ik in het eerste jaar mocht meemaken. Hij was enigszins ‘apart’. In zijn klas met ouderwetse donker-houten lessenaars zat hij vooraan achter een gammel klein tafeltje bezaaid met rommel. Met potloodjes die door eindeloos slijpen letterlijk bijna aan hun eind waren gekomen, deelde hij naar gelang prestatie een kleintje koffie B(bene) of kleintje koffie M( male) uit, een plusje of een minnetje op het cijfer dat je verdiende. Mijn Grieks en Latijn hebben nooit erg vaste grond gekregen in mijn vocabulaire, tenzij het ging om de namen van ziektebeelden en andere medische terminologie.

Geslaagd!

Het zag er allemaal heel feestelijk uit daar in Århus en eigenlijk was het er rondlopen en rondkijken het leukste. We zouden naar het Aros-museum. Dat moest volgens ingewijden. Toen we er binnen waren, de architectuur op zich is al een belevenis, leek er dezelfde tentoonstelling te zijn als in Odense, waar we eerder met de bus naar toe waren geweest. Toen we ook nog zagen dat we € 50 kwijt zouden zijn hebben we het pand maar weer verlaten om vervolgens een tweede vergissing te maken. Het andere museum waar we zeker naar toe moesten( het pakt niet altijd goed uit om op de smaak van een ander af te gaan) was het Gamle By museum, een soort openluchtmuseum met ‘balk voor balk’ en ‘steen voor steen’ verzamelde oude huizen uit heel Denemarken. Dat museum bleek nog duurder en dat snap ik, als je ziet wat er verzameld is aan oud spul, dat ook nog onderhouden moet worden. We werden er niet blij van, in tegenstelling tot de vele meest Deense toeristen die vrolijk happend van broodjes worst en likkend aan overmatig grote ijsjes rond liepen tussen de vakwerkhuizen die we varend en rondlopend in Denemarken al hadden gezien langs de kust en op het platteland.

Aros museum

Het tochtje van 2 1/2 uur varen naar Snaptun en Hjarnø ging ons goed af, minder golven en slechts een lichte deining. De haven van Snaptun is klein, maar er was plaats in een mooie box voor onze vrienden en ons zelf. Een aanrader voor wie er in de buurt is. Het restaurant bij de haven wordt gerund door een Vietnamese familie die een heerlijke maaltijd serveerde. Het dorp zelf stelt niet veel voor. De haven zelf is een levendig bedoening. Twee veerdiensten frequenteren de haven. Een grote veerboot naar het eiland Endelave en een kleine jongen voor de overtocht naar het eiland Hjarnø. De kleine veerpont naar Hjarnø spant qua frequentie de kroon met ruim 30 overtochten per dag. Zowat ieder 20 minuten vertrekt ze, of komt ze aan. De overtocht zelf duurt niet veel langer dat 5-8 minuten. Haar bijna 40 jaar oude 3 cilinder Grenaa-motor klinkt inmiddels vertrouwd, het gezellige ‘plop-kloppende’ geluid van een oude diesel waar je van gaat houden.

Naar Hjarnø

De oversteek naar Hjarnø is de moeite waard. Het eiland heeft een prachtige zuidkust en een soort lagune met een rijk vogelleven. De zeldzame planten die Nienke vond staan in Nederland op de rode lijst. Wandelend over het smalle paadje langs de lagune stond ik plotseling voor een groot nest met 3 grote eieren, verscholen tussen het riet. Een zwanennest dat goed verdedigd werd, want ik moest rennen voor de mannetjes-zwaan die sissend en dreigend met wijd uitstaande vleugels vanuit het water op me afstoof. Terwijl ik op afstand probeerde de aandacht van de zwaan af te leiden wist Nienke via een sluiproute om het nest te voorkomen dat ze ook aangevallen zou worden. Net als Samsø is Hjarnø een eiland waar voornamelijk graan wordt verbouwd. Behalve een fraai stuk natuur aan de zuidkust is er niet veel te doen.

Hjarnø

We hebben het goed, de zon schijnt uitbundig, morgen nauwelijks wind, ideaal motorbootvaren….

Eiland hoppen en een lastig stuk zee

De Samsö Belt, de zee rond het eiland Samsø, ligt als een gladde vloer voor de boeg van ons schip. Achter ons tekent onze hekgolf een V-vormige waaier in het water. Er is wederom weinig wind. Zeilboten zeilen niet en ploegen net als wij op de motor door de vlakke zee. Een op flinke afstand varende veerboot weet na passage nog een zwakke deining te produceren, waarmee we op een lome schommeling worden getrakteerd. Een enkele eidereend of aalscholver rust uit op het water om na enige tijd weer op te vliegen met onbekende bestemming.

Mårup, de haven op Samsø

We hebben geluk met het weer, meerdere dagen is het rustig motorboot-weer. De zon schijnt uitbundig maar het is niet te warm. Van Strib naar Juelsminde, van Juelsminde naar Endelave, van Endelave naar Samsø, van Samsø naar Tunø. Plaatsen en namen van eilanden waar we ooit langs voeren, maar niet aan land waren geweest. We waren onder de indruk van het grote Samsø, dat zich al een ouderwetse telefoonhoorn uitstrekt van zuid naar noord. De Haven van Mårup op het eiland ligt beschut in een kom bij de steile kliffen die het noordelijke hogere deel van het eiland kenmerken.

Het klif bij de haven

We beklommen de berg langs de kliffen in de ochtend en waren verrukt van het schitterende landschap en het zicht op het veel kleinere eiland Tunø in de verte.

In de verte ligt Tunø

Een fietstocht op onze Bromptons bracht ons op de dag ervoor naar Langør een haventje aan de oostzijde van Samsø in het middelste smalle deel van het eiland. De vers gerookte zalm van het café bij de haven, en de nieuwe aardappelen en donkerrode zoete aardbeien die langs de weg te koop werden aangeboden, hebben we met onze vrienden in de avond als feestmaal gesavoureerd. Van de man die de aardappelen en de aardbeien verkocht kregen we uitleg over hoe de Denen, en misschien ook wel de Noren en de Zweden hun maaltijden samenstellen. Hij, een man van denk ik rond de 60 jaar, met als van een Viking loshangend blond haar tot op zijn schouders en het doorgroefde gelaat van een buitenmens, legde uit dat bij de aardappelen warm gerookte zalm wordt gegeten. Koud gerookte zalm eet men bij de broodmaaltijd met roggebrood en een salade. Roggebrood van de stevige soort, die er uitziet als een oude bruine baksteen met dikke graankorrels aan de buitenkant. Roggebrood voor stoere eters die niet bang zijn voor een beetje zuur oprispen in de nacht. Wij hadden dus gekozen voor de ‘varm røket laks med nye kartofler’, waar we van smulden met in de nacht toch ook een beetje zuur….

Langør, waar we de zalm kochten
Naar Tunø

We konden het niet laten liggen, iedere Deen die we spraken zei het, we moesten ook naar Tunø. Het ronde kleine eiland ten westen van Samsø, ligt iets meer dan een half uur varen van Samsø. Het probleem zou zijn dat de haven meestal vol is in het weekend. We hadden geluk. De haven was niet vol. Zondagmiddag vertrekken veel mensen met hun schepen en we konden zelfs aan een langssteiger afmeren. Tunø heeft ons verrast met haar fraaie, haast mediterrane natuur. Een autoloos eiland met een schitterende kustlijn, waarlangs je in 2-3 uur het hele eiland rondloopt. Er is een piepklein dorpje met een vuurtoren die tevens dienst doet als kerk met bijbehorende begraafplaats, ‘licht zal altijd over U schijnen, ook al ligt u onder de zoden’. Bij de haven een rokerij, waar we geen zalm kochten, maar wel een lunch genoten met een gebakken scholletje en veel te zoute frites, die ons dwong aan boord de watertank enige liters te ontfutselen. We zijn zuinig met water.

De vuurtoren-kerk
Langs het kust-pad op Tunø
Noordzijde Tunø

Het is een parel, Tunø. We zien een rijke diversiteit aan planten. Er zijn bossen, akkers met granen, aardappelen, struiken met zoet geurende hondsrozen langs de paden. We liepen de helft van het pad langs de kust. Het geluid van de branding wordt af toe overstemd door het gekrijs van een meeuw of de vrolijk noot van een scholekster. In het midden van het eiland boven de roggevelden hoorden we constant veldleeuweriken zingen. We staken het eiland dwars over naar de zuidkust met haar steile klif. Vanuit het dorp lopen smalle paadjes door de velden naar zee. Een enkele steiger vanaf het strand strekt zich als een stalen vinger uit in zee. Aan het eind zit een trapje om het water in te gaan.

De steiger in zee

Vertrekken van Tunø verliep niet zoals we gedacht hadden. Mijn navigatieprogramma crashte op het moment dat we wilden losgooien. Na een nieuwe installatie van het programma met hulp van mijn zoon Jeroen, bleek ons voorgenomen tochtje richting Århus door de inmiddels toenemende wind hobbeliger uit te vallen dan we gedacht hadden. We hadden veel vroeger op zee moeten gaan, toen er nog weinig wind stond. Regelmatig slingerde ons schip als de omgekeerde slinger van een metronoom naar stuur- en bakboord door de aanrollende golven. De aanvallen in de flank kwamen in cohorten van 1-2 minuten en de enige manier om ze wat op de vangen was een zigzagkoers rond de eigenlijke koers naar waar we heen wilden. Op deze manier nog 2 uur doorvaren leek ons niet aangenaam. Plan B was afvallen en met de wind en de golven in de rug een meer zuid-westelijke koers varen. Dat werkte voor een tijdje goed. Echter in de buurt van het havenplaatsje Hou, moest in de wind en de golven opgestuurd worden met te verwachten gevolgen. Het was een pittige schommelpartij waarbij we ook nog voor de vertrekkende veerboot naar Samsø moesten uitwijken. Eenmaal door de havenmonding van Hou, was er rust en een mooie langssteiger om vast te maken. Neen, bang waren we niet, alles bleef ook min of meer op zijn plek. De vaas met bloemen en het staande olielampje in de gootsteen, de kastjes dicht, een handdoek tussen de snijplanken en de flessen met olie en azijn, tegen het rammelen. En eenmaal afgemeerd, lijntjes op orde, motor uit, instrumenten uit, een middagtukje voor ons twee……

Sedum

Over innemers, een ondernemer en bruinvissen

Hij zit op het het dak van het motorbootje aan de andere kant van de steiger. Al een tijdje. Het is kwart over tien in de ochtend en hij heeft een derde biertje in zijn hand. Zijn functie daar op het dak is onduidelijk. Gisteren was hij op de kade druk doende blikjes aan het legen in gesprek met twee andere bebaarde innemers. De eigenaar van het scheepje, een motorbootje uit Esbjerg deelt het vierde biertje uit. Er staan nog twee mannen op de steiger die breeduit ons schip bekritiseren en komen tot de conclusie dat het een stalen schip is. Ze lopen van de boeg naar de kuip en weer terug alsof ze van plan zijn ons schip te taxeren voordat ze een bod gaan uitbrengen. Op mijn vraag of een van hen interesse heeft om ons schip te kopen trok hij als grap zijn portemonnee.

Geroutineerd Innemer( foto vanuit ons schip)

We werden gedwongen onze betere ligplaats te verlaten. Op het groene schildje stond ‘t.11/6 15.00’ wat zoiets betekent als dat we voor die tijd moeten opzouten. Dat we er weg zouden gaan was niet erg. Het schokken aan de landvasten door de binnenkomende deining was dan wel gedurende de tweede nacht een stuk minder, maar we hadden op die plek geen walstroom geregeld, de havenmeester had zijn vrije zaterdagmiddag.

Wedstrijd

Aan de overkant van Fredericia ligt het plaatsje Strib. Er is een kleine jachthaven. Volgens de vriendelijke havenmeester die we belden, was er plek langszij aan de kade in het noordelijke deel van de haven. Even voor twaalf uur hebben we de haven verlaten om de oversteek naar Strib te maken. Met de oude vuurtoren van Strib als leidraad moesten we uitwijken voor een wedstrijd tussen zeilende Optimistjes. We zagen dat ze af en toe moesten hozen en water maakten door de korte hoge golfslag tengevolge van stroom tegen wind.

Strib
Jachthaven Strib

De haven van Strib is niet groot. We konden langszij aan de kade vóór een grote motorboot. Aan de hoge wal, de wind was nog steeds Oost, lagen we een stuk rustiger. Mooie plek om een paar dagen te liggen, en dat hebben we gedaan. De eigenaar van de grote motorboot achter ons kwam een babbeltje maken. Hij vertelde dat hij Nederland goed kende. Hij had een fortuin verdiend met het leveren van matrassen aan Swiss Sense en Beterbed. Toen ik zei dat hij in goede doen was en dat ik dat kon zien aan de grootte van zijn motorboot, zei hij met een brede glimlach dat hij een nog veel grotere had kunnen kopen. Het bedrijf had hij vorig jaar verkocht. Hij had nu een hotel in Skagen in het uiterste noorden van Jutland. Een stoffige pad langs de kade bleek een geliefkoosde route voor enthousiaste joggers om voorzien van oordoppen, ingeplugd en draadloos verbonden met hun smartphone, hun prestaties te monitoren. Gekleed in strakke pakjes om hun jonge of oudere lijven te accentueren of te ondersteunen draafde het lopers-gilde langs, waarbij het opwaaiende stof vanonder hun loopschoenen met de aflandige wind onze boot tot een zandbak omtoverde.

Strib, het plaatsje op Funen blijkt een prima plek om bruinvissen te spotten. Zelfs vlak voor de haven hoef je niet lang te wachten of ze breken met hun rugvinnen door het wateroppervlak. De Sund waar we aan liggen herbergt één van de grootste populaties van bruinvissen ter wereld. De afwisseling tussen heel diep en heel ondiep water schijnt veel soorten vis aan te trekken en dat vinden bruinvissen heel prettig. Op meerdere plaatsen langs de kust kun je als toerist mee op “walvisvaart” om bruinvissen te spotten. Denen hebben het over een ‘marsvin’, als ze bruinvis bedoelen, letterlijk kan ik het vertalen als ‘meer-zwijn’ of ‘zee-varken’. Zelf vind ik ‘bruinvis’ leuker klinken, al is die benaming ook fout omdat een bruinvis geen vis is. Net als orka’s schijnen bruinvissen soms in groepsverband scholen vis te kunnen opjagen tot een samengebalde feest-dis voor hun zelf en mee-etende meeuwen, aalscholvers en zeehonden. Onderweg zien we hen, meestal ben ik net te laat, met hun karakteristieke zwarte vinnen opduiken als ze een luchtje scheppen.

Werf bij de oude haven van Middefart

Het is mooi weer, eigenlijk al heel lang. In Nederland lezen we dat het tropisch warm was. Hier in de Grote Belt is het een stuk koeler. Langzaam keutelen we verder naar het Noorden. Van Strib voeren we over een knobbelig water in ruim 3 uur naar Juelsminde. Een haven waar we door de havenmeester werden opgevangen en zij aan zij met onze vrienden een langssteiger mochten bekleden, vlakbij de ingang van de haven. De in en uitgaande jachten die diesel willen tanken aan de overkant of denken een vrije plek te kunnen vinden om af te meren. Een levendig gebeuren, waarbij we ons verkneukelen over alle aanleg-fouten die we zelf ook al eens maakten. Het is altijd erg leuk als een ander het doet. …

Langzaam Noordwaarts over een gladde zee

De Flensburgfjord uitvarend zie je Sønderborg aan bakboord liggen. Ons volgende reisdoel. Het is ideaal motorboot-weer. Een hogedrukgebied bezorgt ons koude nachten en warm zonnig weer overdag. En dat lijkt zo een tijd te blijven. Warmte voor de botten. Het is niet druk op het water, te weinig wind voor de zeilers. De zee oogt glad en het wateroppervlak wordt slechts af en toe verstoord door de hekgolf van een snelle motorboot die op afstand langs ons heen stuift.

Vis in de houdgreep aan de kade van Sønderborg

Denemarken vanaf het water toont een afwisselend landschap in de vorm van glooiende heuvels al dan niet bedekt met jong graan, een enkel groepje bomen, en steile afgekalfde zandkliffen waar de kust het wateroppervlak raakt. In Sønderborg lig je lekker onrustig aan de kade met uitzicht op de grote klapbrug waar zeilboten, die er door willen, rondjes varen tot hij opengaat. Flanerende kadelopers blikken in onze kuip, waar wij, gezeten op onze campingstoelen, proberen een lunch te verorberen. Een enkeling blijft staan voor een nadere inspectie. Wat wij op onze boterham hebben boeit blijkbaar mateloos, en wordt uitgebreid van commentaar voorzien. Gelukkig verstaan we geen Deens.

Bij Dyvig, daar waar we naar stuurboord gingen om te ankeren

Een zijarm van het Dyvigfjord, door onze vrienden gespot als optie om te ankeren, bleek een gouden plek. Met 4 andere scheepjes hebben we in alle rust de nacht, dobberend aan de ketting doorgebracht. Van de luidruchtig feestvierende schepen verderop in het fjord bij het hotel hadden we hier geen last.

De volgende morgen werden we bij het uitvaren van het fjord vergezeld door meerdere klassieke 12 meter- klasse zeilschepen. Prachtig gelijnde schepen, de bemanningen in gelijksoortig gekleurde zeilpakken, driftig de zeilen aan het hijsen terwijl er nauwelijks wind stond. Een wedstrijd bij een aarzelend opkomend briesje. Het zag er mooi uit. Ons schip gleed die dag wederom over een vlakke tamme zee. Met de stuurautomaat aan, op groot water, is het goed toeven op de Nine Marit, zij doet het werk, wij beschouwen het landschap en houden een oog op de koers van andere schepen en die van ons.

12 meter klasse

Assens, een havenstad op Funen biedt een uitstekende jachthaven. Met de gratis leenfietsen peddelden we een stuk langs de kust naar het zuiden, terwijl onze been-spieren af en toe behoorlijk protesteerden als er weer een heuvel beklommen moest worden. Velden met Rogge en Tarwe wisselen elkaar af, waarbij een enkele klaproos parmantig boven het graan uittorent. Een kleurige toets in het geelgroene- en blauwachtige koren.

We fietsen door een wijds glooiend akkerlandschap dooraderd met coulissen struikgewas, groepjes bomen en prachtige oude boerderijen. Na een bocht in de weg werden we verrast door een kasteel in de vorm van een bovenmaats geel geschilderd herenhuis tussen eeuwenoude eiken en beuken. Het stallen-complex dat zich in U-vorm aan de overkant van de weg uitstrekte leek het ideale speelveld voor een middeleeuws toernooi.

Het kasteel, ik ben de naam vergeten.

Om terug te fietsen naar Assens moesten we helaas gebruik maken van een stuk route langs een drukke autoweg. Fietsen langs de autoweg over een autoband-brede vluchtstrook is een geliefde bezigheid van de Denen. Dat die vluchtstrook soms overgaat in een grindpaadje met een opstaand randje maakte het gevoel van veilig fietsen er voor ons niet beter op. In ieder geval, dat moet gezegd, veel Deense fietsers dragen een helm, waar wij in Nederland nog steeds van vinden dat je er voor gek mee fietst. De gemiddelde Deense autorijder wijkt ruim uit voor fietsers op de snelweg, zelfs als er een dubbele streep midden op de weg staat. Vervelend dat er soms ook tegenliggers zijn, waarbij die uitwijk-manouvre een ‘wel-niet- keuzemoment- is. Vervelend ook voor al die wielrijders, die liever niet geschampt willen worden door een verkeerde keuze van een langsrazende auto. Het is met ons goed gegaan op de leenfietsen van de haven. Goed voor de benen, goed voor de geest. Van varen alleen, hoe prettig ook, word je misschien ook wel wat lui…..

Middelfart, ons volgende reisdoel naar het noorden, was ons bekend als afstap-plek vanwaar je gemakkelijk met de trein of auto terug kunt rijden naar Nederland nadat we als opstappers waren mee gevaren op het schip van zeilvrienden. In de zuidelijke haven hebben we kortdurend afgemeerd voor een paar boodschappen en het zoeken van een gehoorwinkel waar mijn gerepareerde hoortoestel naar toe gestuurd kon worden. Van dat toestel was het draadje naar het oor gebroken, net toen we vertrokken uit Sneek en moest opgestuurd worden voor reparatie.

Bolwerk met toren in Fredericia

Zuidoostelijk van Middelfart ligt een langwerpige baai, waar het bij oostelijke wind goed ankeren is. Dat we er vastliepen door te veel naar de kant te gaan was stom. De kaart gaf de diepte goed aan. We waren te zeer geïmponeerd door de omgeving en te gretig om de ankerplek te bereiken waar onze vrienden al lagen. De Sund, de Snævringen, het smalle vaarwater naar het noorden langs Middelfart staat bekend om zijn landschappelijke schoonheid, maar ook om de sterke stroming, al dan niet zuid- of noordwaarts, afhankelijk van de heersende winden. Wij voeren noordwaarts bijna 3 knopen sneller dan onze kruissnelheid. Over de grond klokten we regelmatig een dikke 8 knopen.

Voorbij de Sund bleek de haven van Fredericia de enige optie te zijn voor een ligplaats. Een rock festival tussen Middelfart en Strib zorgde voor overvolle havens en een ritmische dreun die zich over de Sund voortplantte in onze richting.

De wind neemt toe uit het oosten en het wordt onrustig in de haven. De deining die de haven binnenloopt laat Nine Marit wild schokken aan haar landvasten in een ons toegewezen veel te grote box. We hebben geluk, een stuk kade komt voor de komende nacht vrij. Ze ligt geharnast met korte lijnen aan de vaste wal, als een prinses naast de grote jongens in de boxen…….

Onderweg langs oude boerderijen

Flensburg met een vleugje verleiding

Ze lag, op haar rug in een bikini met haar benen iets gespreid op het dekkleed van de snelle motorboot in de box vlakbij het toegangshek van de steiger, de zon aanbiddend met zoveel mogelijk oorbaar bloot. Haar ogen namen niet de moeite om te kijken toen we langs haar liepen. Zelf had ik moeite mijn blik op de steiger te houden. Alles ademde vlees van het niet eetbare soort. Het was niet eens dat de schoonheid er vanaf afspatte, eerder haar ongegeneerde houding in die open motorboot waar iedereen die er langs loopt naar binnen kon kijken.

Zo zag ze er niet uit, misschien wilde ze het wel.( foto geconstrueerd )

Onze vriend en mede-motorboot-vaarder, die door het hek van buiten naar binnen wilde, bemerkte dat de voorzorgsmaatregel die hij had genomen om weer naar zijn boot te kunnen terugkeren, in de vorm van een touwtje tussen het slot, verwijderd was door een voorbijganger. Hij stond voor een dicht hek. Zonder iets te hoeven zeggen was daar de voornoemde dame, die zei dat ze het hek wel even zou openen. Blijkbaar waren haar ogen plotseling helemaal open toen ze door had dat onze ongelukkige vriend voor het gesloten hek stond. Eenmaal door het hek, gaf ze hem te kennen ‘dat het op de steiger koud was en dat het in haar bootje een stuk warmer was’. Onze vriend enigszins in verwarring over wat ze bedoelde, koos ervoor na enige aarzeling, toch maar door te lopen.

Stadshafen van Flensburg

Flensburg is een merkwaardige smeltkroes van mensen. Behalve Duitsers zagen we Denen, Hollanders en andere buitenlanders. Vaak met een op de arm gedragen hond, bij voorkeur zo klein en pluizig dat je gaat twijfelen of het wel een hond is. Mocht je belangstelling tonen voor het schepsel, het heftige agressieve kefje houdt je wel af van een verkeerde conclusie. Ik meen ook veel vissers en zeelieden te zien, bruinverbrand, ankers en zeemeerminnen op borst en armen, peuk in de mond, blikje bier in de hand. Een bedelaar die alleen maar zit en zijn hond met treurige ogen naast hem als mede-lijder, is een straatbeeld dat ik in Sneek nog niet eerder zag. De vele winkels zijn de grootste attractie voor Denen van vlak over de grens. Winkels die een stuk goedkoper zijn dan in hun eigen land. Hun met keelklanken doorspekte Deens kan ik zelfs met mijn slechte oren herkennen terwijl ze ons passeren.

De terrassen
Flensburger boot

Flensburg was vroeger een bloeiende stad met veel handel en stond bekend om de rum die ze sinds de achttiende eeuw importeerden uit de Caribbean. De rum werd hier vermengd en nog een aantal jaren op houten vaten opgelegd voordat ze gebotteld werd. Het bekende Flensburger bier smaakt naar bier, maar ik vind het als niet-kenner niet bijzonder. Dan nog even over de jachthaven bij de stad, er kan gedoucht worden. Echter volgens een bijzonder concept. 25 eurocent per 15 seconden….een euro per minuut, net genoeg om één haar te wassen. Maatregelen in verband met de stijgende energie-prijzen.

Het is zondagmorgen. Aan weerszijden van het Fjord houden de kerkklokken een wedstrijd in het gelijktijdig produceren van donkere ronkende klokslagen over het water. Wie kan de ander overstemmen met het lokken van de beminde gelovigen?

Stadsgezicht

We varen het fjord uit, Flensburg achter ons latend. Vandaag is er wat wind, niet veel maar wel genoeg voor de zeilschepen om ons heen die met halve wind onze 5,5 knopen niet kunnen bijbenen. We genieten van het heuvelachtige landschap aan de Duitse en Deense kant. Op de grens van beide landen varen we richting Sønderborg, waar ik hoop een stommiteit te herstellen. We vergaten de magneet sleutel van de buitenboordmotor mee te nemen van huis.

Visser die naar buiten vaart

De wind blijft koud. Uit de wind is de warmte van de zon als massage voor kleumende lijven.…..