Even was het bijna droog, toen we de landvasten losmaakten. We dachten slim te zijn om bij weinig wind een flink stuk richting Kopenhagen te varen. Maar weinig wind was niet weinig regen.
Nauwelijks de haven uit of we werden ondergedompeld in een regengordijn waarachter telkens een nieuw regengordijn opdook. De tonnen waren nauwelijks te zien. De ruitenwissers konden het niet bijbenen en de boot was in een keer helemaal schoon. Gratis wasstraat in de fjord. Naarmate we verder op zee kwamen, hebben we plan B in werking gezet. Wel richting Kopenhagen, maar een beetje minder ambitieus naar Rødvig in plaats van naar Køge, waar we voor onze vriend Ted een nippeltje zouden proberen te kopen. Een nippeltje voor zijn AIS kabel, die nog niet aangesloten was. Nu zijn er veel nippeltjes op de wereld, maar dat ene nippeltje voor die kabel is een speciaal nippeltje dat alleen in de meer gespecialiseerde nippeltjes- en scheepsbenodigdheden winkels is te verkrijgen. In Køge zou er zo’n winkel zijn. Daar zijn we niet gekomen. Behalve dat het regende alsof er duizenden gieters uit de hemelse wateren leeg werden gegoten, was er ook die vermaledijde deining dwars op onze koers naar de nippeltjes-winkel. Nauwelijks wind, maar wel een sikkeneurig makende deining.
Wat zullen die schepelingen met hun Kofschepen of Fluiten de pest in hebben gehad als ze dagenlang in een windstiltegebied waren terecht gekomen. Toen er ook nog een windje opstak uit de verkeerde hoek hebben zoals gezegd plan B in werking gezet. Afbuigen naar Rødvig, een vissershaven aan de oostkant van Sjælland.
Bij de invaart dachten we op de AIS in een wedstrijdveld zeilboten te geraken. Dichterbij gekomen bleken het allemaal kleine amateur- vissersbootjes te zijn, uitgerust met ieder zeker 50 hengels, in het gelid opgesteld op het dak en bij de zeereling. Varende zee-stekelvarkens. Ze schijnen er ook vis mee te vangen. Toen we eenmaal in de haven afgemeerd waren, zag ik stoere mannen, sigaret tussen de tanden, laarzen tot de knieën, een pet op de kop en tatoeages op al wat bloot was, met zakken vol vis naar de weegschaal van de jury-tent lopen. Na het wegen werd er een geschreven kartonnetje aan de zak bevestigd met bootnaam en een nummer. De hoofdprijs voor de meeste vis zal wel een hengel zijn, ligt voor de hand. Ik zag een enkele zalm en een enkele zalmforel op de weegschaal gelegd worden. Het meerendeel van wat er aan vis uit het water werd gehengeld was van het merk ‘Geep’, die merkwaardige lange vis met een giftige centrale groene graat. Dat heb ik van horen zeggen. Het beest doet me denken aan een ander langwerpig en gevaarlijk snel vreetprojectiel, de Wahoo, een maatje groter. Ik zag er een op Bermuda en mocht van een gegrild exemplaar een stukje proeven. Kan zo bij een 3 sterren restaurant op de kaart.
Aan de overkant van de haven stond een man in een oranje okselbroek telkens iets langwerpigs in platte kisten te gooien. Bleken ook Gepen te zijn. De Oresund zit dus vol met Gepen. Een Gepenkolonie die de zalm aan het verdringen is?
Er is altijd wat te zien in zo’n vissershaven. De vissersboten en wat eraan hangt is het meest interessant. Geordende rotzooi, waar ik me steeds weer over verbaas, dat je daarmee vissen uit de zee kunt trekken. Katrollen, rollen , kettingen en ketels, emmers en bakken, slangen en stokken, en een oranje bezem tegen de kajuit. Met soepele bewegingen zie ik een wat oudere visser zijn boot op orde brengen. De motor even aan om met de deckwash het dek schoon te spuiten, met een straal waar een brandweerman jaloers van zou worden. Klaar met zijn schoonmaakwerk, zie ik hem geroutineerd het schip van de wal achteruit de box in varen, even de boot stilleggen, de landvasten, die op lengte zijn, om de palen slaan, en dan achter de lijnen vastknopen aan de bolders op de wal, in zijn eentje.
Na de laatste regenspetters in de haven, klaart het vanuit het westen langzaam op. De wind is gaan liggen en de volgende dag, pinkstermaandag, zien we wel weer verder……


Lekker door naar het noorden!
LikeLike