Over zwarte korrels, fruit en een ruig tochtje


Hij laat ze me zien, het grote luik geopend. In het diepe ruim van de vissersboot zie ik een berg zwarte knikker-grote korrels liggen, die met de kraan op het achterdek opgelepeld en uitgestrooid kunnen worden. De visser, die oogt als een gemoedelijke teddybeer op mensen- formaat legt me in goed Engels uit waar die zwarte korrels voor dienen. Het is ‘Fishfood’, voer voor zalmforellen in de kweeknetten verder op zee. Een mengsel van vismeel, visolie en garnalenschalen, een soort kracht-kaviaar voor de kweekforellen. Het is de bedoeling dat die zalmforellen krachtig en liefst snel groeien. Op mijn vraag wat er dan nog meer in het voer zit, zegt hij dat dat alles is. ‘Geen antibiotica?’ ‘ Nee, geen antibiotica, niet meer. Tegenwoordig worden de zalmforellen in de winter gevaccineerd’. Ik probeer me voor te stellen hoe dat gaat, gedachtig aan hoe ik als jonge huisarts op het consultatiebureau op een middag 100 kinderen moest inenten, de dierenarts op een stoel met naast zich de klaargelegde spuitjes en een visser die telkens met een zalmforelletje komt aandragen voor een prikje in zijn flank. Als hij de prik overleeft, wordt hij snel in een bak zeewater gemikt om bij te komen van zijn tijdelijk verblijf op het droge. Het lijkt me een omslachtige procedure. Ik zal nog eens verder informeren hoe het precies in werkelijkheid gaat. De gekweekte volwassen zalmforel wordt zijn leven ontnomen, schoongemaakt en gerookt voor de export. Rusland, Japan en de Lidl zijn grote afnemers. Ik moet zeggen, ik vind het lekkere vis. Erg licht verteerbaar en de smaak neigt naar die van licht gerookt paling. Of de visjes het zelf waarderen om zo ‘opgevoederd’ te worden weet ik niet. Dat we veroordeeld worden steeds meer kweekvis te gaan eten is zo goed als een feit. Er wordt nog steeds te veel wilde vis uit de zee geplukt.  Ik kreeg zin in een verse zalmforel en vroeg hem waar ik die kon kopen op Fejø. Een eiland dat leeft van appels en peren schijnt daar niet mee te harmoniëren. ‘Nee, geen verse vis te koop op dit eiland.’ Hij keek er schuldbewust bij.  Aan de andere kant van het het eiland hebben we plaatsvervangend een Cideri bezocht. Van de locale appels wordt hier volgens Normandisch recept, cider gebrouwen. We laten ons twee flessen cider aansmeren, waar we achteraf een beetje spijt van hebben. Een beetje laf van smaak. De cider mist de pittige frisse toets die we van de Franse cider kennen. 

Met de fietsen van de haven peddelen we naar de uiterste oostelijke punt van Fejø. Bo en Nienke kunnen de verleiding van het warme zeewater niet weerstaan. Ik ben bang voor de Baltische haai, dus ik blijf oppassen vanaf de wal. Er is geen mens te bekennen dus Bo en Nienke gaan in natura te water. Net op tijd, want nauwelijks uit het water of er verschijnt een shovel die van plan is het strand van wier en stenen te ontdoen. Het uitzicht van af dit eiland is grandioos. Femø en Askø zijn duidelijk zichtbaar. Het water heeft alle tinten van bruin-grijs tot azuur-blauw.

Het mooie maar winderige weer houdt aan. De haven loopt vol met Nederlandse zeilers. Als eindelijk de wind wegvalt, zouden we als harde wind-vrezende motorboot-vaarders nu moeten gaan varen, maar het is te leuk om met onze vrienden die met hun zeilschip langs op Fejø komen, het eiland gevoel te delen. Misschien hadden we die windstille dag moeten pakken, of was het beter geweest nog een dag langer op het eiland te blijven? Vandaag zou er een windje 4 Bft staan. Moet kunnen en langer blijven was onze eer te na met al die stoere zeilers in de haven. Het werd een onstuimig tochtje. 3 van de 4 uur varen hadden we de wind en de golven schuin van achter uit het Noord-Westen. Tussen de eilanden Fejø en Femø kwam een bult wind, waar we niet echt op gerekend hadden. De golven waren niet eens zo hoog, ik schat ongeveer een meter, maar onze koerslijn, tussen een paar ondieptes door, was niet direct de meest gunstige. Door het rollen in de golven kreeg Bo de kans om te leren vliegen en moest daarbij zijn best doen om de huisraad die meevloog te ontwijken. Eenmaal in de Guldborgsund kwamen de golven recht van achteren en werden ze langzamerhand vlakker. Een mooi stuk Denemarken, de Guldborgsund in naar Nykøbing en Gedser. Het deed ons denken aan de River Deben aan de oostkust van Engeland. 
In Nykøbing hebben we in de Lidl onze leeftocht aangevuld met heerlijkheden die een varensgast na enige tijd node gaat missen. Ik zal geen details geven……


Met het motorgeluid van een heipaal in de boot vertrekt deze mooie houten kotter uit Fejø.

Over babyfazanten, glad water en Fejø


Eindelijk transformeren de vlaggen in de haven van drukke baasjes in slome hangers. Het heeft stevig gewaaid. De wolken, donker en grijs, joegen voort als een paar herten achterna gezeten door een roedel wolven. We merken dat de temperatuur aangenamer wordt. Voor morgen zal de wind het voor gezien houden. Al is het tijdelijk. Het weergat gaan we benutten om naar het westen te varen. Eén van de eilanden trekt ons het meest. Of er plek is moeten we afwachten. We hebben een plan B voor het geval de haven vol is op Fejø. 

Als ik Bo ‘s morgens uitlaat zie ik de twee vaste gasten van het haventerrein alweer gebroederlijk naast elkaar op een bankje zitten. Ze hebben allebei een hond, die luid keffend tegen Bo tekeer gaan. De mannen zwaaien me vriendelijk toe, het blikje bier paraat naast zich op de grond. Ik versta niets van wat ze brallen, maar ze lijken het goed naar hun zin te hebben. Vissers, gekleed in felgele pakken zijn bezig hun netten te boeten en de vuilnisman leegt de vuilcontainers in zijn aanhangwagen. De lokale ‘Købmand’ eigenaar duwt de geleverde verse waren op een rek van de vrachtauto naar de winkel. Het dorpsleven beschouwend, vraag ik me af of ik in dit leven zou kunnen aarden. Zou ik dagelijkse herhaalde bezigheden als voldoende inspirerend kunnen ervaren?

De afgelopen dagen hebben we de bossen achter Kalvehave verkend. Het is een zeer gevarieerd bos met veel hoogteverschillen en een rijke afwisseling in bomen en beplanting. Terwijl we een opvallend lange beuk bewonderden, stopt een zwarte pick-up naast ons op het brede bospad. Een jonge blonde man, enigszins blozend, spreekt ons aan. ‘De hond moet aangelijnd zijn”, wijzend op Bo die rustig naast ons staat. Hij is jager en vertegenwoordigt de jachtvereniging in dit bos. Hij wijst naar een pad achter ons en vraagt ons of we niet gezien hebben dat mannen daar bezig zijn een kindercrèche te maken voor baby fazanten? ‘Hoezo baby-fazanten?’ Vraag ik belangstellend. ‘Die worden daar opgekweekt voor de jacht’ is de uitleg. ‘Dus jullie fokken fazanten om ze later af te knallen’, zeg ik. ‘Inderdaad’, nog meer blozend alsof hij zich er ook wat voor schaamt. ‘Maar wat heeft dat met ons loslopende hondje te maken die een padloper is en nooit achter wild aan gaat’.‘ Er is ook ander wild dat niet opgeschrikt mag worden’. Ik maak de afspraak met hem dat Bo nu aangelijnd wordt en dat ik als hij met zijn Picknick-up uit het zicht is Bo weer los laat lopen. Wat van zijn stuk gebracht door dit voorstel knikt hij aarzelend met een scheef lachje. Zijn laatste opmerking was iets van ‘dat de hond dan wel op het pad moest blijven’. Vriendelijk namen we afscheid van deze ‘wildbehoeder’. 

De volgende dag. 

7 uur zou de wekker gaan maar ik werd als gebruikelijk eerder wakker. We wilden gebruik maken van de voorspelde windstille ochtend. 7.30 uur gooien we de trossen los. De zon schijnt en alleen een lichte rimpeling op het water laat zien dat de weergoden ons goed gezind zijn. In 5-6 uren zullen we naar Fejø varen. Onderweg krijgen we een discussie over hoe we een westkardinaal aan het begin dan een betonde geul moeten passeren als je al in westelijke richting vaart. We komen er niet helemaal uit en zetten op de kaart een cirkeltje om de boei, met een vraagteken. Eenmaal door de rinne( bebakende geul) komen we opnieuw voor een probleempje. We willen onder de lange grote brug ten westen van Vordingborg door. Als we dichterbij komen zien we overal het bekende rood-wit-rood bordje op de 14 overspanningen staan, verboden om eronder door te varen. We duiken allebei op de kaart, en inderdaad er staat een waarschuwing met verwijzing naar een tekst opzij in de kaart. Er blijken van onder de overspanningen soms brokken beton naar beneden te vallen, en dat is niet prettig voor je scheepje of je eigen dakpan. Door de middelste overspanning mag je wel door varen en inderdaad daar staan geen verbodsborden. Probleem opgelost. De stuurautomaat aan en de koerslijn die ik van te voren had uitgezet weer aansturen en volgen. Een schitterende tocht, die ons deed denken aan de oversteek van het zuidelijke Kattegat vorig jaar. 

Dybvig havn is een piepklein haventje op Fejø. Het eiland staat bekend om zijn fruitbomen. Heel Denemarken eet er de appels, peren en pruimen van. Een deel van de oogst wordt naar de rest van Europa geëxporteerd. Op de gratis te gebruiken fietsen bij de haven, verkennen we het eiland. Glooiende graanvelden, beschutte boomgaarden en heel veel stukken gevarieerde bossen. Af en toe een mooie oude boerderij of een huis in oud Deense stijl met de dakbedekking, strodak met gekruiste nok-latten.  Rond zes uur komt de havenmeester aan boord. Onder het genot van een klein glaasje liggeld-verlagende Beerenburg vertelt hij honderduit wat er allemaal op het eiland te beleven is. Hij vond de ‘thee’ erg gezond-makend smaken.  Niet eerder zijn we zo gastvrij en persoonlijk ingelicht door een havenmeester die het liggeld zelf komt innen in plaats van dat we de gebruikelijk automaat moeten spekken. 

Weer waait het stevig, weer uit het westen. De vaargasten van het bootje voor ons en de tuinmannen op de haven zijn aan de koffie en het bier. Wij gaan aan de koffie met de rest van het gebak dat over is van gisteren…..

Kalvehave


Zondag.Mooi weer, een beetje broeierig en een stevige bries. ‘Kalvehave’ is de wonderlijke naam van deze plek. Een kalf heb ik bij deze haven in de Stegebugt niet gezien. Ook niet als standbeeld. Wel een zooi hondjes in meerdere formaten. Grotere huisdieren, paarden, rendieren, elanden? Nou nee.

We liggen als een spin in zijn web, met gekruiste landvasten tussen de palen, stevig vast. Morgen en overmorgen wordt een aantrekkende wind uit het westen van ruim 6 Bft verwacht.

Kalvehave is een haventje aan de zuidkust van Sjælland. Vlakbij het eiland Møn met zijn fraaie krijtrotsen, minder hoog dan die van Dover, maar zeker zo indrukwekkend. Vanaf onze ligplaats kijken we naar de rug van deze rotsformatie. Het is eigenlijk niet meer dan een verhoging in het landschap aan de overkant van het water. We zijn dol op dit landschap. Vorig jaar waren we al enthousiast over Møn. Dat wat we hier tot nu gezien hebben kan ermee wedijveren. Dat weten de Denen ook, want het dorpje Kalvehave is, behalve dat er slechts één winkel, een haven en een groot hotel is, met name een pleisterplaats voor welgestelden uit Kopenhagen. Hun ‘vakantie hutjes’ lijken meer gebouwd te zijn voor permanente bewoning. Wat misschien ook wel voor een deel zo is. De omgeving is van een lieflijke schoonheid. Vooral langs de zeekant is het goed toeven. Er wordt gewandeld, de hondjes ‘keurig aangelijnd’. Kinderen en volwassenen badderen in zee vanaf lange in zee gestoken steigers. De barbecues staan overal te roken met daarop het vakantie-basisvoedsel van de gemiddelde Deen, de worst. De Duitsers kunnen er nog wat van leren. De worsten die hier in de koeling bij het supermarktje van Brugsen liggen zijn bleek, lijkbleek zou ik zeggen. Levenloos liggen ze dicht tegen elkaar. Ze schijnen gemakkelijk aan te branden. De heren die de barbecue bemannen, betuttelen constant de worsten om een egale bruining te verkrijgen. In een lange rij staan de gasten van de zeilclub, een aluminiumfolie bord in de hand, klaar om een gegrilde worst te scoren. Het schijnt dat je in Denemarken rustig kunt aanschuiven en je meegebrachte worsten op de barbecue kunt leggen tussen de worsten van de reeds aanwezigen.

Plaatsvervangend voor de worst, geef ik een zalm-recept voor op de Cobb, een handig grill-apparaat, met een bol-ronde hoed, waarop je behalve grillen ook van alles in kunt roken. 

Benodigdheden:
Een paar stukken verse zalm van ongeveer 150 gram per persoon.

Grof zeezout, peper. 

Eventueel wat Italiaanse kruiden. 

Een beetje olijfolie.

Bereiding:

Bedek de zalmmoten met grof zeezout en laat een 1/2 tot 3/4 uur intrekken. Het zout trekt water uit de zalm. Afspoelen en droog deppen. Licht insmeren met wat olijfolie( tegen het plakken) Peper en eventueel kruiden erop. 

De Cobb voorbereiden door de coblestone of de briketten (9-10 stuks) in het korfje aan te steken. Als de stone of de briketten wit gloeien leg je er een envelop van aluminiumfolie op waarin een handje, 1/3 kopje houtsnippers of rookmot. Goed dichtvouwen tot een plat geheel van ongeveer 15 cm in het vierkant. Met een pin of scherp mes prik je er één klein gaatje in. Dan de geperforeerde grill plaat erop en het rekje dat er bovenop past. Daar komen de moten zalm op te liggen. Deksel erop en wachten tot het roken begint. Ik denk dat 15 a 20 minuten nodig is om de zalm à point te krijgen. Dan is hij lichtbruin van kleur en er liggen fijne vochtparels op en de structuur voelt veerkrachtig aan. Daarbij eten we meestal een stuk stokbrood, of jonge gekookte aardappelen in de schil en een bak sla.  Lekkerder zalm bestaat niet!

Vandaag, maandag, huilt de wind, Bft 6 met uitschieters van Bft 7. De masten van de zeilboten in de haven zwaaien ongeordend heen en weer en dreigen elkaar soms te raken. Nine Marit wiegt ons zacht in de box, een slaapliedje zou er goed bij passen…..

Hollandse immigranten in het 16e eeuwse Dragør 


Het stormachtige herfstweer in Dragør is even voorbij. In Nederland hebben ze het erger gehad. Na een zonnige winderige dag is het opnieuw begonnen te regenen. De wind houdt zich gedeisd. Een wandeling van bijna 2 uur met Bo, bracht ons net niet bij de Hollandse nederzetting die in de 16e eeuw aan de flanken van Dragør gevestigd werd.Het is allemaal keurig in Dragør. Zelden zoveel vuilnisbakken gezien, op iedere hoek van de straat staat er een en soms zelfs twee. Ze zijn niet eens vol. De huizen in de buitenwijken staan netjes in het gelid. Schuttinkje, tuintje, opritten voor de auto, grasveldje met een border vol bloemen en een tuinhuisje. Hondjes zijn altijd keurig aangelijnd. Met loslopende Bo zijn we voortdurend in overtreding. Brutale eenden bedelen voor een hapje bij de terrassen van de etablissementen. Van honden hebben ze niets te vrezen. Terwijl wij de vaste excrementen van Bo in een zakje keurig in de vuilnisbak kieperen, kakken de eenden op de stoep dat het een lieve lust is. Politie heb ik niet gezien, niet nodig hier. In Duitsland moesten we de tas en de rugzak bij de kassa van de Edeka open maken om aan te tonen dat de spullen die er in zaten echt bij de Aldi waren gekocht. Gelukkig had ik de bon ook in de tas gedaan. Hier in Dragør worden we bij de supermarkt vertrouwd op onze ogen en onze creditcard. Het is een leuk stadje. We liggen veilig in de oude haven en bekijken de reuring op de kade. De plek waar gisteren de kleuters probeerden krabben te vangen, blijkt een officiële krabben-vangst-plek voor kinderen te zijn. Er staat een bordje in het Deens bij. Vandaag kwam een ouder echtpaar met dochter en kleinkind een gokje wagen. Opa hanteerde het visnet met zwier en deed zijn kleinzoon voor hoe hij de meeste kans maakte iets vangen. Dat hij daarbij bijna van de vlonder in het water donderde, maakte hem niet. Je moet wat over hebben voor je kleinzoon.  

Bij de toerist-informatie treffen we een Zweedse dame, die ons vriendelijk te woord staat. Ze is geboren in Simresham, een plaatsje aan de Zweedse zuidkust, waar we in 2009 de beste koud-gerookte zalm aten. Ze vertelde ons uitgebreid over Dragør. In de 16e eeuw vestigden zich Hollandse immigranten op verzoek van koning Christiaan de tweede in een dorpje vlak bij Dragør, Store Magleby. 

Op onze fietsjes, Bo achter op in een mandje, bezochten we de volgende dag het museum in Store Magleby. Er is niet veel over van de nederzetting, die een paar honderd jaar de toon zette in de regio. De Hollanders waren uitstekende tuinders die hun kwaliteits-groente en fruit in Kopenhagen verkochten op de markt. Van de koning kregen ze allerlei privileges die nogal kwaad bloed zette bij de locale Deense bevolking. Een Hollandse ‘schout en schepenen’ kregen het in Dragør voor het zeggen. De in die tijd opgestelde wetten hebben tot in de 19e eeuw stand gehouden. De mensen uit Dragør die naar de kerk kwamen, moesten de preken in het Hollands aanhoren, staand achter in de kerk. Pas in de 18e eeuw werd er ook in het Deens gepreekt, om de week. Wat we in het museum zagen was dat de Hollanders het rijk hadden. Dure kleding, fraaie sieraden, schilderingen in de huizen op wanden en plafonds. In het begin van de 19e eeuw, werd de dominantie van de Holllanders wat doorbroken en werd Dragør en omstreken echt Deens.

We worden er een beetje flauw van, het regent weer en af en toe horen we een donderslag tussen het geluid van de opstijgende vliegtuigen. Hoe aardig ook in dit leuke plaatsje, we willen weer varen. Als het meezit varen we morgen naar Køge. Met dit sterk wisselende weer, de ene na de andere depressie, die als een trein met veel wind van West naar Oost trekt, denken we dat Zweden geen optie is. Naar het Kattegat in het noorden is geen optie, de Zweedse westkust is lagerwal. Voorlopig opteren we voor een stuk terug naar het zuiden. Als het zo blijft met het weer duiken we bij Lübeck naar binnen, op beschutter water. 
We hebben de tijd en een geduldig schipper heeft altijd goed weer, nou ja, zo ongeveer…..

De typische klederdracht van Hollanders in Store Magleby bij Dragør. De hand is niet van het meisje.

Golvendans

 

Stevnsklint.

                 Doen we het of doen we het niet. ’s Morgens kijken we bij het wakker worden wat gespannen uit de patrijspoort naar buiten. De regen is opgehouden, maar de wind trekt aan. De afstand van Rødvig naar Kopenhagen door de Køgebugt is bijna 30 mijl. Wat doen de golven en uit welke richting komen ze ? Na de ervaring van de vorige dag zijn we extra gespitst op het weer en haar effect op de zee. Volgens de berichten en de gribfiles zou de wind in de middag en avond nog meer toenemen. De golven zouden evenals de wind met name uit west-zuidwestelijke richting komen. Uit ervaring weten we dat er in een zee-bocht en bij een kaap, golven rare dingen doen. Toch wagen we het er op. Rond 9.30 uur, als we een paar vissersboten de haven zien uitvaren en een tweepersoons wherry(sic) de haven zien binnen varen, gooien we de trossen los. Naar buiten door de geul, die dwars op de golven ligt, is het even lastig. Nine Marit schurkt zich ongemakkelijk in de aanrollende golven. Als we de geul uit zijn en de stelnetten en visboeien hebben vrijgevaren, buigen we af naar het noorden en zetten de stuurautomaat aan. Verrast kijken we elkaar aan. Hoe anders is dit. Als met een loom-slepende dans glijden we over het water. Geleidelijk komt de kont van het schip omhoog en maakt een kleine zijdelingse zwiep alsof ze de achterop komende golf een duwtje na wil geven. We hebben de snelheid van ons schip aangepast aan de snelheid waarmee de golven ons oplopen. Dit is genieten. De wind en de golven recht van achteren, ‘kat in het bakkie, visje in de vijver’. De vroege zon in de kuip verwarmt onze botten en het kopje vers gezette koffie glijdt huigstrelend als een zachte bonbon naar binnen. 

Zoals verwacht, ontkomen we er niet aan om wat te moeten bijsturen. Naarmate we naar het noorden vorderen, komen de golven wat meer van opzij en kiezen we voor een iets westelijker koers, om later, met de golven mee, naar het noord-oosten te kunnen varen. Zeilschepen kruisen onze koers en in de verte zien we containerschepen van- en naar- Kopenhagen varen. De magistrale brug van Kopenhagen naar Malmö domineert het uitzicht naar het Noorden. We weten dat we daar niet onderdoor hoeven te varen. Op het tusseneiland in de Sund duikt de weg van de brug in een tunnel naar de vaste wal bij Kopenhagen. Hoe dichter we bij ons reisdoel, de haven van Dragør, komen, hoe rommeliger de zee wordt. Vanuit de Køgebugt, een wijd stuk water, varen we in een soort fuik, waar wind, golven en stroming worden samengeperst. 

Met een scherpe hoek lopen we de oude haven binnen. Het ligt er vol met schepen vanwege een of ander feestelijk gebeuren en een rondje door de haven doet ons besluiten om terug te varen naar de iets zuidelijker gelegen nieuwe haven. Met moeite vinden we een plek waar we met twee schepen langszij kunnen liggen. Het blijkt een onrustige plek te zijn. Te dicht bij de havenmond, waar de aantrekkende oostenwind het water naar binnen stuwt en ons een onrustige nacht bezorgt. 

De volgende morgen proberen we het nogmaals in de oude haven en krijgen op aanwijzingen van de havenmeester een mooie plek langszij voor het restaurant, dicht bij de stad. De baklucht van hamburgers en kibbeling krijgen we er gratis bij. Volledig beschut voor de wind, die volgens de havenmeester vanavond gaat doorzetten tot een Bft 6 of meer uit het zuidwesten. 

Voorlopig blijven we in dit authentieke plaatsje waar zich ooit in de 18e eeuw een kolonie Hollanders hebben gevestigd. Het slechte weer zal ons niet deren en er is genoeg te zien en te beleven in de komende dagen……


Kleuters op krabbenvangst in de haven van Dragør onder begeleiding van een juf en een meester

Van Præstø naar Rødvig


Rødvig

Even was het bijna droog, toen we de landvasten losmaakten. We dachten slim te zijn om bij weinig wind een flink stuk richting Kopenhagen te varen. Maar weinig wind was niet weinig regen.

Nauwelijks de haven uit of we werden ondergedompeld in een regengordijn waarachter telkens een nieuw regengordijn opdook. De tonnen waren nauwelijks te zien. De ruitenwissers konden het niet bijbenen en de boot was in een keer helemaal schoon. Gratis wasstraat in de fjord. Naarmate we verder op zee kwamen, hebben we plan B in werking gezet. Wel richting Kopenhagen, maar een beetje minder ambitieus naar Rødvig in plaats van naar Køge, waar we voor onze vriend Ted een nippeltje zouden proberen te kopen. Een nippeltje voor zijn AIS kabel, die nog niet aangesloten was. Nu zijn er veel nippeltjes op de wereld, maar dat ene nippeltje voor die kabel is een speciaal nippeltje dat alleen in de meer gespecialiseerde nippeltjes- en scheepsbenodigdheden winkels is te verkrijgen. In Køge zou er zo’n winkel zijn. Daar zijn we niet gekomen. Behalve dat het regende alsof er duizenden gieters uit de hemelse wateren leeg werden gegoten, was er ook die vermaledijde deining dwars op onze koers naar de nippeltjes-winkel. Nauwelijks wind, maar wel een sikkeneurig makende deining. 

Wat zullen die schepelingen met hun Kofschepen of Fluiten de pest in hebben gehad als ze dagenlang in een windstiltegebied waren terecht gekomen. Toen er ook nog een windje opstak uit de verkeerde hoek hebben zoals gezegd plan B in werking gezet. Afbuigen naar Rødvig, een vissershaven aan de oostkant van Sjælland. 

Bij de invaart dachten we op de AIS in een wedstrijdveld zeilboten te geraken. Dichterbij gekomen bleken het allemaal kleine amateur- vissersbootjes te zijn, uitgerust met ieder zeker 50 hengels, in het gelid opgesteld op het dak en bij de zeereling. Varende zee-stekelvarkens. Ze schijnen er ook vis mee te vangen. Toen we eenmaal in de haven afgemeerd waren, zag ik stoere mannen, sigaret tussen de tanden, laarzen tot de knieën, een pet op de kop en tatoeages op al wat bloot was, met zakken vol vis naar de weegschaal van de jury-tent lopen. Na het wegen werd er een geschreven kartonnetje aan de zak bevestigd met bootnaam en een nummer. De hoofdprijs voor de meeste vis zal wel een hengel zijn, ligt voor de hand. Ik zag een enkele zalm en een enkele zalmforel op de weegschaal gelegd worden. Het meerendeel van wat er aan vis uit het water werd gehengeld was van het merk ‘Geep’, die merkwaardige lange vis met een giftige centrale groene graat. Dat heb ik van horen zeggen. Het beest doet me denken aan een ander langwerpig en gevaarlijk snel vreetprojectiel, de Wahoo, een maatje groter. Ik zag er een op Bermuda en mocht van een gegrild exemplaar een stukje proeven. Kan zo bij een 3 sterren restaurant op de kaart. 

Aan de overkant van de haven stond een man in een oranje okselbroek telkens iets langwerpigs in platte kisten te gooien. Bleken ook Gepen te zijn. De Oresund zit dus vol met Gepen. Een Gepenkolonie die de zalm aan het verdringen is? 

Er is altijd wat te zien in zo’n vissershaven. De vissersboten en wat eraan hangt is het meest interessant. Geordende rotzooi, waar ik me steeds weer over verbaas, dat je daarmee vissen uit de zee kunt trekken. Katrollen, rollen , kettingen en ketels, emmers en bakken, slangen en stokken, en een oranje bezem tegen de kajuit. Met soepele bewegingen zie ik een wat oudere visser zijn boot op orde brengen. De motor even aan om met de deckwash het dek schoon te spuiten, met een straal waar een brandweerman jaloers van zou worden. Klaar met zijn schoonmaakwerk, zie ik hem geroutineerd het schip van de wal achteruit de box in varen, even de boot stilleggen, de landvasten, die op lengte zijn, om de palen slaan, en dan achter de lijnen vastknopen aan de bolders op de wal, in zijn eentje. 

Na de laatste regenspetters in de haven, klaart het vanuit het westen langzaam op. De wind is gaan liggen en de volgende dag, pinkstermaandag, zien we wel weer verder……

Uit eten 

                                      Van Kragenaes naar Vordingborg varen was even spannend. De uitgezette koers leek zo mooi tussen twee ondieptes te gaan. Ik denk dat we iets te snel van koers waren veranderd. De dieptemeter gaf aan dat er geen water meer onder de kiel was. Op de kaart leek het alsof we ruim naast de ondiepte zaten. Blijkbaar is de bodem bij het eiland Femø aan verandering onderhevig. Gas terugnemen en naar bakboord bijsturen was de oplossing. De bodem hebben we niet geraakt. 

Traag sloffend met een gezicht alsof haar gebit niet goed zit, komt de in een zwarte flodderjurk geklede uitbaatster van het restaurant ons de menukaart brengen. Plastisch afgebeeld staan de gerechten gerangschikt op een geplastificeerd blad met in het kort eronder wat het moet voorstellen en wat het kost. De beeldcultuur is ook in dit restaurant doorgedrongen. Wij zijn ‘uit eten’ in het visrestaurant bij de haven van Vordingborg. De entourage is simpel, maar de papieren servetten zijn plissé gevouwen. Als onze serveerster naar een andere tafel loopt zie ik hoe ze routineus alvast een nieuw servet in de plooi vouwt. Nauwelijks zitten we aan tafel of de tent vult zich met meerdere gezellige en welgedane Denen. De een nog gezetter dan de andere. Het echtpaar, dat zich naast ons in de stoelen drukt, heeft er duidelijk moeite mee zich aan de zetels over te geven. Goed en wel vast gewrikt, worden de drankjes besteld. Een halve liter bier voor meneer en een hele fles rode wijn voor hun samen. Het zijn vast geen zeilers, maar misschien, net als wij, motorboot vaarders of dorpelingen die iets te vieren hebben. De leuningen van de stoelen zijn inmiddels in hun lichaamscontouren verdwenen. Het eerste wat op tafel komt is een groot bord patat en een klein schoteltje sla. Even later volgt voor meneer en mevrouw, eensgezind, het zelfde hoofdgerecht, een sla-berg met daarop iets van gepaneerde gebakken vis, met een paar roze garnalen en een witte smurrie met daarin gebed een plukje zwarte nep-kaviaar( dat laatste is een aanname). Na het doorspoelen van het bier, weet meneer nog snel over te stappen op de resterende wijn. Hun bord patat is op, terwijl de patat op onze borden nog lang niet op is. Een aanbod om wat van onze patat te nemen wordt lachend afgeslagen. 

Een tafel verder op zit een jongeling met zwarte handschoenen aan. Hij nipt van zijn halve liter bier. Die handschoenen begrijpen we niet. Ook begrijpen we niet waarom hij, tussen het nippen, meerdere keren naar buiten loopt en met een merkwaardige slepende tred als een gekooide beer voor het raam heen en weer beent. Enigszins gebogen, de haren in de war, strak voor zich uit starend. We opperen voorzichtig een aantal diagnoses; Eczeem-handen en/of overmatig drugsgebruik en misschien ook door liefdesverdriet overmand. Helaas zullen we het niet weten, want plotseling verdwijnt hij, zonder naar de kassa te gaan. Het bierglas op tafel is leeg…

Het waait zo hard dat zelfs de meeuwen de vaste grond boven het luchtruim verkiezen. We liggen veilig en wel aan de kade, de wind op de kop, de landvasten dubbel aan de bolders. Bo maakt het allemaal niet uit en rent even dol als anders achter de bal aan over het grind van het haventerrein.
Morgen krijgen we een windarme dag. In Nederland is het mooi weer, 30 graden, windstil. We moeten nog even geduld hebben…..

Klutsen en klotsen


Klotsen en klutsen.
Het leek zo’n mooi tochtje te worden afgaande op de voorspelde gribfiles. Bft 2 uit het westen bleek later 2 -3 puntjes hoger uit te vallen. Maar laat ik bij het uitvaren van de haven van Bagenkop beginnen. Nauwelijks wind, een lichte miezer die niet echt doorzette in regen. Het plan was om langs de zuidkaap van Langeland naar het noorden te varen naar Kragenaes op Lolland. Hoe vaak hebben we niet gehoord en gelezen dat kapen bijna altijd klotsen en klutsen betekent. Dat het ’s nachts behoorlijk had gewaaid uit het zuidoosten, met een lange aanloop vanaf Bornholm naar het westen, had ik niet gehoord. Als ik slaap hoor ik niet veel. Nienke sliep ook en had ook niets gehoord. Zo ontspannend kan het bootleven zijn. Onze meevaarder Ted had de gierende wind wel gehoord, maar dat vertelde hij pas later.

Aan de oostkant van Lolland, Bft 4 op de kont

Niets vermoedend gingen we het water op richting de zuidkaap. Ons verheugend op wederom een mooi tochtje. Het was wel vreemd dat schepen die de haven verlieten allemaal stuurboord uit in Noordelijke richting vertrokken. Terwijl de wind geleidelijk naar het westen draaide en wij de kaap in zuidelijke richting naderden, werd het golfpatroon steeds onrustiger. Kleine vissersbootjes voor ons dansten als pingpongballen op het wateroppervlak. Dapper gingen we door, we hadden immers in ons hoofd dat het bij kapen meestal een rommelig zeetje is. Terwijl we, gedachtig aan de wijze raad van een Noorse reddingboot-kapitein, flink een eind de zee in zuidelijke richting voeren, alvorens de kaap te ronden, geraakten we in een wilde wirwar van golven uit alle richtingen, die ons scheepje met ons en onze spullen dusdanig door elkaar klutsten, dat we overwogen om rechtsomkeert terug te varen. Rollend en tollend werden we heen en weer geslingerd als zaten we met het schip in een giga- wasmachine op de extra vuile was-stand. Terwijl Nienke probeerde al wat rondvloog en rammelde in de salon met kussens te fixeren, stuurde ik de Nine Marit zo goed mogelijk recht in de golven, waarbij dat ‘recht in’ meestal te laat was. Een half uur schudden en slingeren bracht ons bijna in vertwijfeling. Golven en deining uit het oosten, die te hoop liepen in de opbouwende golven uit het westen. Kruisgolven schijnen ze te heten. Alsof je beurtelings van links en rechts een dreun tegen je lijf krijgt. De eieren zijn in de schaal geklutst, de slagroom geklopt, de muizen hebben het schip verlaten. Op het punt dat we bijna besloten om terug te keren, werden de golven rustiger en vlakker. Bij het ronden van de kaap waar de vuurtoren staat, kwamen we in de luwte van het eiland en hadden we alleen nog de zijdelings inrollende deining vanuit het oosten. Uit één richting. Een hele verbetering als je er een beetje schuin tegen in vaart. Toen een ruitenwisser, op een moment dat hij even nodig was, meende los te moeten schieten van zijn draaiarm, heb ik even luid het K-woord geuit. Dankzij een kabelbinder gaat hij nu niet meer los, evenals de andere ruitenwisser die ik voor de zekerheid er ook een schonk. Uiteindelijk is zelfs dit kleine leed van ons afgevallen. De golven werden steeds vlakker, de deining hield het voor gezien en ondanks een dikke Bft 4 op de kont vlogen we met 7 knopen de hoek om richting Kragenaes.

Leuk momentje voor ons. We werden door de veerboot op de marifoon opgeroepen. We hoefden niet op hem te wachten en hij verzocht ons om full speed de betonde geul naar de haven in te varen. Hij moest toch even wachten voor de uitgaande veerboot.

Kragenaes is een aardig vissers-haventje met een schitterende omgeving. Een wandeling naar een kunstwerk met grote stenen mensfiguren boven op een heuvel deed ons smelten voor dit eiland….

Op de Oostzee 

Laboe

Tjonge, wat is dat vlot gegaan. We zijn op de Oostzee en liggen inmiddels in de haven van Bagenkop een dorpje op Langeland in Denemarken. Met een hogedrukgebied als vriend voeren we van Rendsburg aan het N-Oostzee kanaal naar Holtenau en Laboe, van waaruit het slecht 27 mijl naar Bagenkop is.De sluis in Holtenau was een potje geduld oefenen. 3 sluizen waren buiten werking, alles moest door één grote sluis. Bijna 1 uur wachten, maar dankzij leuke babbeltjes met medewachtenden goed te pruimen. Als dan eindelijk het onderbroken witte licht verschijnt op het middeneiland van de grote sluis, is het met de gezelligheid gedaan. Juist de dikke, als laatste gekomen, snelle sportboten laten zich niet van hun sportieve kant zien en proberen als eerste de sluis in te varen, bang dat ze anders geen plek meer zullen hebben. Er was echter plaats genoeg naast het gigantisch rode schip nadat ze was afgemeerd. De Kieler Förde is meestal druk, nu ook. Grote veerboten en kustvaarders op weg van Kiel of er naar toe, belemmeren de mogelijkheid om makkelijk over te steken naar de stuurboord-kant van het vaarwater richting zee. Wanneer we denken veilig rechts in de vaargeul te varen worden we door een luide aanhoudende hoornstoot gesommeerd nog meer naar de wal te gaan. Het achterop komende vrachtschip, dat naast ons in de sluis was afgemeerd, eiste meer ruimte. Oprotten, nog meer naar de kant.  

In Laboe, een moderne haven aan de oostzijde van de Kieler Förde, is het goed toeven. De promenade langs de vissershaven en het strand gaf ons eerder de indruk ergens langs een Spaanse kust te lopen met zelfs hier en daar een palmboom. In een pot, dat wel. 

Vandaag was de wind ons motorbootvaarders wederom gezind. Ze was er nauwelijks. Grote zeilboten getooid met spinnaker of genaker, passeerden we met 6 knopen op de teller. Het enige waar we last van hadden waren de golven die de grote vrachtschepen opwierpen, wanneer ze ons tegemoet kwamen of opliepen. In nog geen 5 uren vaar je van Duitsland naar Denemarken. Duitsers die met hun schip in de buurt van Kiel liggen, zijn welgeziene gasten in dit deel van Denemarken. Een weekendje naar het Buitenland. Toen we Bagenkop binnenvoeren was de haven vrijwel leeg, op de lokale schepen na die deze haven als thuishaven hebben. In de loop van de middag vulde de haven zich steeds meer en ligt nu vrijwel vol. 

Tijdens ons ‘happy hour’ bij buurman Ted, verscheen een bruid en bruidegom in een overdadig van frutsels voorzien ceremonieel tenue op de steiger. De hond op de naast liggende boot, moest er van blaffen. Er was hogerop blijkbaar wat te vieren, want het hele gezelschap, bruidspaar en eveneens feestelijk uitgedoste aanhang, beklom de toren naast de bakkerij op de kade om, ja wat, iets boven te doen, te bekijken? Het uitzicht vanuit het schip van onze vriend naar boven door de metalen roosters op het uitkijk-gedeelte van de toren, was op zijn minst gezegd, interessant. De wind had vrij spel( die was in het eind van de middag wakker geworden) en speelde op frivole wijze met de soepel vallende kledij van het vrouwvolk. Misschien dat de bruidegom er iets van had gemerkt. Zo gauw hij weer beneden was, stak hij een sigaret op. Geen gezicht, een pasgetrouwde bruidegom in strak pak met een corsage op zijn revers, waar een sigaret in zijn mondhoek hangt.

Varen over open zee en na een paar uur aankomen in een haven waar we nog nooit zijn geweest.We voelen ons als ontdekkingsreizigers. Proeven van iets anders dan het zelfde. De smaken van een andere cultuur, andere gewoontes. 
Langzaam wordt het nu donker. Misschien morgen een plukje regen en meer wind. Een frontje verstoort het mooie weer. We zien wel, we hebben geen haast……

De toren op de kade van Bagenkop

 

Over zee

Memmert wattfahrwasser met in de verte Norderney 

Terwijl de’ greatest American president God ever created ‘ een wapendeal van meer dan 100 miljard met de Saoedies ondertekende tijdens het nuttigen van een ‘great dinner with a fantastic chocolat-dessert’, meerden wij af in de de Abel Tasman haven in Farsum bij Delfzijl. 

De volgende dag belooft een ideale dag te worden voor een oversteek naar Norderney over het wad. Weinig wind, een stralende zon, een gunstig getij, kortom alles voor een prima motorboot-tocht over de Waddenzee. 

De twee dagen in Groningen waren als vanouds verfrissend en leuk. Onze oude studiestad, het Amsterdam van het Noorden, verbaast ons altijd weer. De vele nieuwe winkeltjes, restaurants, biologische lunchcafe’s wisselen elkaar af in veelheid en verscheidenheid. We konden kiezen uit 4 jazzcafé’s, meerdere toneel- en dansvoorstellingen, debatavonden, en heel veel films. 

Na ons vertrek ontmoeten we Ted, die ’s ochtends al vroeg vanuit Groningen met zijn Pikmeerkruiser is gekomen. Hij vaart solo, 76 jaar jong en zal ons vergezellen tot in Denemarken. De sluis naar buiten werd vlot bediend. Op de Eems varen we met het laatste eindje van de ebstroom zeewaarts. Voor de passage over de Oostereems-ondiepte moeten we er voor zorgen dat er voldoende water staat. We doen het daarom rustig aan naar de afslag bij het Dukegat. Tot ons grote pret zien we een ons voorbij stuivende snelle motorboot, die meent dat er al voldoende water staat vastlopen bij het begin van het wantij. Na wat heen en weer geschuif komt hij na een kwartier los en vaart beduidend voorzichtiger verder. Een zeilschip voor ons is eveneens vast gelopen en komt pas los als we al lang voorbij zijn.  Met onze 1.10 meter diepgang scharrelen we fluitend over de ondiepte.Het Memmert Wattfahrwasser bleek eveneens een makkie met ruim water onder de kiel op het wantij, ondanks doodtij de dag ervoor. Na 6 uren varen bereiken we Norderney. Een heerlijke tocht over rustig water. Goed opgevangen door de havenmeester leggen we in de haven aan een langssteiger vast.

We besluiten de volgende dag in één ruk buiten de eilanden om naar Cuxhaven te varen. De wind komt uit het NO en is zwak Bft 2-3. Behalve onze twee motorboten zijn we weinig andere pleziervaartuigen op het water. Het is een relaxte reis over een rustige zee. De passage langs de Jade- en de Weser monding levert geen problemen op. 

Nienke en ik worden van dit varen heel blij; de ruimte van de zee, in de verte de eilanden die we passeren en het motortje dat onder onze voeten snort als een spinnende poes. We blijven om de beurt alert op wat er om ons heen te zien is ( grote vrachtschepen op weg naar de Shipping-lane kruisen ons pad). De uitgezette koers in de kaart controleren we en stellen we bij ( er zijn tonnen verlegd). Verder is het vooral genieten.

In 10 uren varen we van Norderney naar Cuxhaven. De laatste uren varen we de Elbe op en hebben een dikke vloedstroom op de kont. We tikken, met de motor op kruissnelheid, regelmatig meer dan 10 knopen aan(18 -20 km per uur). Achter ons verdwijnt de zon langzaam in een gordijn van lichte sluiers. Een goudglanzende gloed op het wateroppervlak rolt zich uit vanaf de horizon.

Cuxhaven is niet de meest interessante wereldstad. Een boerennacht aan de langssteiger in de haven doet ons goed. Als ik Bo de volgende morgen uitlaat, lijkt het of de hele hondenpopulatie van het dorp, vergezeld van bazen en bazinnen, het grasveld tussen de haven en het dorp als favoriete ontmoetingsplek hebben verkozen. Teckel Bo vind het maar zó zó en negeert de meeste honden, tenzij het een teefje betreft. De grootte van de hond maakt niet uit, als er maar op neushoogte wat te snuffelen is. 

De tocht naar Brunsbüttel, een trip van ongeveer 2 1/2 uur, was nogal hobbelig. De grote vrachtschepen produceren vervelende boeg- en hekgolven, die we liefst op de kop of op de hek van ons schip nemen. Iets te laat bijsturen resulteert in heftig slingeren waarbij de glazen en de borden rammelend protesteren in de kastjes. Voor de sluis moeten we we ruim een uur wachten. Geen pretje wanneer van alle kanten golven aanrollen. Eenmaal door de sluis valt de hobbelstress van ons af. Het zoete haventje van Brunsbüttel verwelkomt ons met gratis ‘achtergrondmuziek’ van het schroefgeluid van de grote schepen die de grote sluis in kruipen. Bij onze aankomst in de haven vertrekt de Prinsendam net uit de sluis het NO- Zeekanaal op. Even dachten we dat al het publiek op de kant naar ons kwam kijken, maar iedereen keek gefascineerd naar het gigantische passagiersschip achter ons dat langzaam het Kanaal op vaart. De hele nacht rommelt het alsof er een zware vrachtwagen over kasseien rijdt. Soms is het een geschenk om doof te zijn…..

Het Noord-Oostzeekanaal ligt voor ons. Morgen varen we naar Rendsburg. 60 km varen. 

6 uurtjes met de blik vooruit en af en toe achterom kijken…..


De Elbe