Belgische Ardennen

In de buurt van boerderij de Kolke

Met Carol King op de achtergrond overdenk ik de laatste 3 dagen.

Het is altijd weer een beetje gedoe, weggaan en alles regelen voordat je uiteindelijk de motor van de camper kunt starten. En dan, net onderweg, die terugkerende gedachten, ‘hebben we niets vergeten, verwarming laag gezet, schuurtje op slot, mutsje voor de kou en de wind, zonnebril mee, postbus leeg gemaakt, buren gewaarschuwd’? Eenmaal onderweg is er de twijfel waar we de eerste nacht zullen overnachten. Zoon en schoondochter nog even een tip gevraagd, maar uiteindelijk naar een plek bij een boerderij gegaan, waar we eerder naar tevredenheid stonden. Eenmaal op de plek volgt het ritueel, uitstappen en rondkijken. Waar gaan we staan, niet te modderig? Hoe kunnen we het beste de koude wind vermijden, om toch nog even buiten te kunnen zitten,want buiten zitten hoort er bij als je campert op een buitenplaats ergens op het wilde platteland, ook als je bijna bevriest.

Mosterdzaad in bloei

We stonden aan de rand van een veld met bloeiende mosterdplanten, de blaadjes kun je eten, lekker in de sla, al hadden we genoeg ervan geproefd tijdens de wandeling die we later maakten. Het bos waardoor we liepen, in de buurt van Gietelo en Empe, riep herinneringen op bij Nienke, die er destijds vanwege bezoek aan haar moeder in Empe, vaak een wandeling maakt met onze teckel Chrimmle. Ze, de hond, had er een handje van achter alles aan te rennen wat maar bewoog of rook naar wild, waardoor ze soms langere tijd foetsie was, volledig in beslag genomen door haar jachtinstinct.

De volgende dag was een regendag, prima om een lekker stuk te rijden in de camper. Het plan was België, Durbuy, nooit eerder bezocht maar aantrekkelijk door de wat Engels klinkende naam. Door de regen over slechte Belgische wegen, slalommend om rotondes die tegenwoordig favoriet zijn bij de wegregelaars. Het tweede stuk na Luik reed Nienke. Onbekende wegen, soms zo smal langs afzettingen bij wegwerkzaamheden dat ik, naast haar zittend, dacht dat een kras op de camper niet onwaarschijnlijk zou zijn. Ik heb de neiging tot verdriet en irritatie van mijn lief om corrigerende opmerkingen te roepen. Meestal lukt het me aardig om dat binnensmonds te houden, maar soms is het me te veel en dat is niet fijn voor haar. Om een en ander toe te dekken richt ik dan snel haar aandacht op de mooie kleuren van de bomen, die links en rechts in de velden staan, voor de goede vrede. Het was ook wel een lastig stuk weg en ik had het niet beter gedaan. We zijn krasloos en veilig op de camperplaats in Durbuy aanbeland. Een fraaie plek aan de Ourthe, een snelstromende rivier waar in het voorjaar wordt geraft, ofwel met 6 man en/of vrouw in een rubberboot stuiterend door stroomversnellingen denderen, voor de kick.

Durbuy

Durbuy blijkt op het eerste gezicht een aantrekkelijk stadje. De huizen opgetrokken in grijs Belgisch hardsteen zien er aardig uit en dat vinden de toeristen ook. Nogal veel toeristen. In de smalle straatjes wemelt het van de restaurantjes en Vlaamse schoolkinderen, die een lijst bij zich hadden met afbeeldingen van een ‘rode fiets’ en andere kenmerken, een puzzeltocht met hindernissen zoals bleek toen meerdere kinderen ons vroegen of we de ‘rode fiets’ hadden gezien, in het Engels, totdat ze door kregen dat we Nederlanders waren. We moesten het antwoord als net gearriveerde onwetende toeristen steeds weer schuldig blijven. Het advies een locale stedeling te vragen was kennelijk niet meegevallen. Na een tijdje voor een slagerij met hammen en bakken paté te hebben gestaan en in de vitrine hadden gezien welke exorbitante prijzen ervoor werden gevraagd, zijn we naar onze camper terug gelopen om ons te goed te doen aan een flesje bubbels met een toastje potjes-paté uit de koelkast en een kaasje. De bubbles waren erg actief. In de camper rijden maakt de belletjes wild, zodat we bij het openen slechts de tweede helft konden genieten, de eerste helft belande bruisend in het gras.

Het was een prachtige ochtend, de volgende dag. Vroeg uit de veren, en al snel op pad langs een uitgestippelde route langs de Ourthe. Het valt opnieuw op, hoe snel het water in de rivier stroomt. Een sprintje om het bij te houden resulteerde geschat op ongeveer 9-10 km per uur. Dat we vrij snel daarna nog ruim 100 meter omhoog een steile klim moesten doen hadden we niet ingecalculeerd. Het uitzicht was grandioos, de kleuren van de bomen in het lage zonlicht een palet van rood, geel en bleekgroen. De groepjes kinderen die we onderweg tegenkwamen hadden de opdracht op kompas hun weg te zoeken, maar begrepen niet waar we het over hadden toen we vroegen of ze de ‘rode fiets’ hadden gevonden, blijkbaar een groep scholieren van een andere school.

Rond het middaguur waren we terug bij de camper. Voor vertrek de vuilwatertank legen, de poeptank legen en schoon water bij tanken. We trakteerden ons op een lunch in een kasteel bij een spiritueel centrum van de Krishna beweging, iets wat ons deed denken aan jonge mensen met oranje jurken, kaalgeschoren hoofden, die zingend door Amsterdam liepen. Niets van dit alles op dit centrum, maar wel erg lekker gegeten.

Radhadesh

Daarna ging alles minder voorspoedig, de plekken die we hadden gepland om de nacht door te brengen bleken gesloten te zijn. Na meerdere kilometers over hobbelige slecht onderhouden wegen te hebben gekard, de Belgen zijn dol op gaten in de wegen, soms leek het wel een maanlandschap met al die kraters in de weg, vonden we een plek boven op een heuvel, in het zonnetje met uitzicht over het Ourthedal. Een beetje winderig maar prima voor een nachtje. De lijvige breed-buikige boer had ons al gespot via zijn camera op de schuur, en stond even later na onze aankomst bij de camper om €20 in ontvangst te nemen en vroeg in rap Frans of we één of twee weken wilden blijven. Gelukkig verstond ik het enigszins en zei wat schuchter dat we maar ‘un nuit’ zouden blijven. ‘Of we dan misschien nog hout wilden stoken á cinq euro?’ Maar dat hebben we maar afgeslagen….