
Langzamerhand krimpen we de camper in en wennen we aan de afmetingen. Mijn kop stoot ik nog wel af en toe maar het wordt minder. De locaties waar we komen te staan zijn steeds weer een verrassing. Aan de rand van een kersenboomgaard, bij het dorpje Hagen, worden we geïnformeerd dat er bijna 300 verschillende kersen-variëteiten staan, een databank van allerlei vergeten soorten. De namen van al die kersen-bomen kan ik niet meer ophoesten, maar volgens de bordjes variëren de kleuren van de kersen van pikzwart tot licht geel. Helaas zat er geen kers meer aan de bomen. De kersentijd is overgegaan in de pruimentijd. Het wordt dus een krap jaartje wachten om de vermelde uitnodiging te aanvaarden om vrijelijk van de kersen te mogen snoepen. De camperplaats is eenvoudig, maar alles wat je nodig hebt is er, water, plek om grijs water te lozen, elektriciteit en toilet. Met de neus van de camper naar de boomgaard en onze benen uitgestrekt onder een kersenboom is het goed toeven. Door de boomgaard loopt een pad naar het bos. We maakten een wandeling van 3 uur door het afwisselende landschap. Af en toe steil omhoog over een met stenen bezaaid pad waar overvloedige regen diepe geulen had uitgeslepen. Onderweg snoepten we van de bramen langs het pad.

Het Teutoburger Wald strekt zich uit van noordwest naar zuidoost, ten zuiden van Osnabrück. Erg hoog is het niet, al hebben we tijdens de wandelingen soms flink moeten klimmen. De hoogste top is ongeveer 350 meter, net even meer dan de Vaalserberg in Zuid-Limburg. Het gebied was een struikelblok voor de Romeinen die in hun expansiedrift naar het noorden oprukten en daar verslagen werden door Germaanse troepen. In latere tijden vestigden zich er meerdere kloosterordes, verspreid over het gebied. De meest bekende wandelroute, is de Hermannsweg een pad van 226 km door het Teutoburgerwoud. We hebben slechts een klein deel van het gebied gezien, maar het lijkt me een niet overlopen fraai wandelgebied met veel afwisseling in landschap en met leuke dorpen en stadjes.



Ons plan was om naar de Harz verder te reizen omdat we nu eenmaal de reisgidsen ervan hadden aangeschaft bij boekhandel de Zwerver in Groningen. De Harz ligt op bijna dezelfde breedtegraad als het Teutoburgerwoud, maar dan meer naar het oosten. Na een bezoek aan de fraaie middeleeuwse stad Goslar belandden we in Altenau in de Oberharz. De Harz is van oorsprong een aardplooi die nog steeds verder omhoog rijst en bestaat voornamelijk uit graniet en mineraalrijk gesteente. Altenau was bekend om zijn zilvermijnen, die tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw nog actief waren. Zie ook voor meer info over de geologie:
https://natuurtijdschriften.nl/pub/415292/GEA2003036003001.pdf.

Onze camper stond op een voormalig stationsemplacement. De rails zijn weg, maar het stationsgebouw staat er nog. De uitbaters zijn nog maar kort geleden begonnen om de plek te verbeteren en aan te passen aan de wensen van de camperaar. De man spreekt een beetje Nederlands dankzij een periode werk in Nederland en legde ons uit wat er in de omgeving te beleven is. Het voormalig spoorlijntje was er ten nutte van de mijnbouw. De kaarsrechte dennenbomen op de bergflanken waren uitstekend geschikt om als stut te dienen in de mijngangen. Dat er geen naalden meer zitten aan de bomen op de hellingen is te wijten aan de vraatzucht van een kever. Volgens hem is men te laat begonnen met het beestje te bestrijden. Gelukkig zijn er veel andere boomsoorten die de kever niet lust waardoor de kaalslag wat beperkt is gebleven. Regelmatig lopen er 4 wasberen over de camperplaats, een vos komt in de avond eveneens de ronde doen om te kijken of er iets te happen valt. De grote katachtige lynxen die er voorkomen laten zich minder vaak zien.
Onze zoon Ewout en schoondochter Fenny hebben zich bij ons gevoegd in Altenau met hun eigen camper. Een genoegelijk samenzijn met één minpuntje, van de twee slippers die Ewout gedurende de nacht buiten de camper had laten staan was er in de morgen nog maar één over. Volgens de beheerder, hij had ons gewaarschuwd, was hij meegenomen door een wasbeer, al denk ik dat maat 45 voor hem wat te groot is.


De hoogste berg is de Brocken, 1142 meter hoog, net niet te zien vanuit onze camperplaats. Fraai is het stuwmeertje vlakbij de camperplaats. We maakten met ons vieren een wandeling er omheen. Het vinden van een grote diversiteit aan planten waarvan in Nederland een aantal op de rode lijst staan, was een aangenaam cadeautje. Later, vlak nadat we vertrokken waren, reden we langs een heel groot stuwmeer waar werd gezeild en waar een rondvaartboot zijn spoor trok over het helderblauwe wateroppervlak. Het plan om de ‘moet je zien waterval’ naast het stuwmeer te bezoeken hebben we laten vallen; te veel toeristen. De nieuwe plek om te overnachten, aanbevolen door de camper-app, bleek voor ons niet aanbevelenswaardig. We hadden ons verheugd op een goed restaurant om gezamenlijk onze ontmoeting af te sluiten. De standplaats op een overmaatse betonnen stoeptegel met hek als uitzicht kon ons niet bekoren. De lucht in het ‘gourmet-restaurant’ bleek vooral te bestaan uit een mengsel van verschaalde biergeuren en de vluchtige gevolgen van jarenlange lucht-verpestende rokers. Dus op zoek naar een andere plek. Gelukkig is Fenny een technisch zoekwonder op het internet. Ze vond een camper-plek met restaurant. Wel zo’n 100 km rijden, maar ach, rijden in de camper is leuk. Het restaurant bij de nieuwe camper-plek, een zeer goed restaurant volgens Google, bleek gesloten, nou ja, wel open maar ‘besloten-open’ voor een familie partijtje. Uiteindelijk zijn we verwend in een aanbevolen schnitzel-specialiteiten restaurant in het stadje. Een half uur lopen, maar goed, dan krijg je ook wat. Het was lekker, de schnitzel van de bil van regionale biologische varkens, evenals het biologische zelfgebrouwen bier……, en over het knullig geserveerde ijsje in een kartonnen bekertje met een toefje slagroom zullen we het dan maar niet hebben…..

