Op Camperplaats ‘Op de Bult’ staat al een grote blauwe tot woonmobiel omgebouwde bus als we het plekje ernaast willen inrichten. Met twee getrapte blokken onder de voorwielen staan we vrijwel waterpas. De ontvangst was hartelijk. De eigenaar van de Camperplaats liet ons zien waar we allemaal konden gaan staan en vertelde waar alles was en wat er kon.

Nauwelijks een beetje geïnstalleerd sprak Nienke de eigenaar van de bus en zijn vrouw aan die net van een fietstocht bij hun bus aankwamen. Ik hoorde hem ‘Willem’ zeggen, terwijl hij zich voorstelde ‘en mijn vrouw heet Jos’. Omdat het socialiseren me wat al te snel ging verborg ik me achter de camper die als een prima geluidswal fungeerde. Wat ik aan inhoudelijk gesprek kon horen was niet te verstaan, luid was het wel. Toen ik het waagde om rond de camper in zijn gezichtsveld komen, stoof hij op me af, nam mijn hand in de klem als in een bankschroef en zei met een donderende stem dat hij Willem heette. Hij kwam uit de Beemster, zei hij, en voordat ik het wist volgde zijn levensverhaal terwijl zijn vrouw zich, na met Nienke gesproken te hebben, opmaakte om te gaan douchen. ‘Alles in de bus en aan de bus heb ik zelf gemaakt, als ik iets niet wist zocht ik het uit op het internet’ en dat was duidelijk te zien. Ik doe alles zelf, lassen, timmeren, elektra aanleggen, noem het maar op’.
Zijn huis verbouwt hij zelf en ook dat van zijn kinderen, met eikenhouten balken, dikke balken. Hij wees me de lengte en dikte ervan aan als had hij zojuist een bovenmaatse snoek gevangen. Kortom een homo universalis . Spullen die hij nodig heeft koopt hij op Marktplaats. ‘Ik heb een vrachtwagenrijbewijs en reed op allerlei vrachtwagens met vee naar de slachthuizen. Volgens hem is alle groente en fruit bespoten met pesticiden, ‘aardbeien zitten vol met gif en van druiven worden je kinderen ziek’. ‘De groente van de Lidl was ik minstens 3 keer ’. ‘Bovendien, ik heb ook een Irissen-kwekerij gehad, en daar wordt veel gif bij gebruikt ‘ik weet er alles van’. De kinderen moesten altijd helpen met de bollen, maar mijn vrouw zei: ‘de irissen eruit of ik ga eruit’, en dat bracht hem ratelend als een bolderwagen over de kasseien op het thema gezondheid. Hij had me ontfutseld dat ik in de gezondheidszorg had gezeten. Hij was doodziek geweest, zijn alvleesklier was ontstoken, hij had te veel gezopen, nu drinkt hij geen drup meer. ‘Ik heb nu een bedrijf met caravanstalling, daar leef ik van met mijn vrouw’.’ Zij, zijn vrouw Jos, kent een vrouwtje die met lapjes gedrenkt in een gele vloeistof wonden kan genezen die gewone dokters niet kunnen genezen. Een wond die met zo’n lapje is behandeld ziet er na de eerste nacht vreselijk uit, maar is na een paar dagen helemaal genezen. ‘Het recept is geheim, want de farmaceutische industrie moet er niet mee aan de haal gaan’. ‘Ze kosten maar €3 per stuk, die lapjes’, maar dat vrouwtje hoeft er niets aan te verdienen‘ Trouwens’, overstappend op een ander onderwerp ‘ik zie aan je wielvelgen dat je je remmen te veel gebruikt’, terwijl hij met zijn vinger over de velg streek en me de zwarte veeg op zijn vinger onder m’n neus porde. ‘Je moet je camper meer laten uitrollen!’ Terwijl het me nauwelijks lukte een weerwoord te geven en niet anders kon reageren dan met een instemmend knikje of een blik van ongeloof hem aankijken, bleef hij me vol overgave deelgenoot maken van zijn overtuigingen en inzichten. Nu heb ik de nodige ervaring opgedaan als het gaat om een gesprek voeren vanuit mijn vroegere functie als arts, echter een praatkanon als deze overigens hartelijke, aardige man vol levenslust was ik nog niet eerder tegengekomen, laat staan dat het mogelijk is om vriendelijk doch beslist een niet al te kwetsend einde aan het gesprek te breien. Slechts door non-verbaal tussen de woorden door enkele zijdelingse, achterwaartse stappen te maken, lukte het me om in hem het idee te laten groeien dat ik me van hem en het gesprek wilde losmaken. Je moet een buurman, zo dichtbij, niet voor het hoofd stoten. Dat hij zich later nog een paar keer uitvoerig liet horen, heb ik belangstellend en met mildheid ondergaan. Bij het afscheid de volgende morgen, kreeg Nienke een zoen op de wang en nam hij mijn hand in de klem als was het in een bankschroef …..

Onze volgende stop was Winterswijk. De stad waar mijn grootmoeder ooit woonde. Ze was geboren in de Achterhoek, vertrok met mijn pas geboren en 6 weken oude vader en mijn opa per boot naar Indonesië waar mijn opa een functie kreeg bij de politie. Daar woonden ze 16 jaar en kwamen vlak voor de oorlog terug naar Nederland waar mijn opa overleed aan een nierziekte die hij had opgelopen door veelvuldig fenacitine-gebruik voor zijn chronische hoofdpijn. De verjaardagen van mijn oma in Winterswijk, waar ze na terugkomst uit Indonesië weer was gaan wonen, herinner ik me goed. Ik had er een grote pest aan om een hele middag rond de tafel te moeten zitten met de rest van familie, die rookten en praatten. Eerst gebak met koffie en voor ons limonade. Later kwam bier, Jenever en een citroentje voor de vrouwen op tafel. Mijn broer en ik verveelden ons rot, terwijl de stemming steeg en de verhalen die ons nauwelijks interesseerden, breder werden uitgesponnen. Zo dichtbij een paar ‘roots’ kwamen we met onze camper terecht op een Camperplaats vlak bij de Duitse grens, een paar kilometer van Winterswijk. De naam ‘Schaapskudde’ had ons nieuwsgierig gemaakt. Een prachtige plek bij een oude boerderij waar aan het camperplaats nog flink gesleuteld moet worden, sanitair moet nog aangelegd worden. Overal liepen kippen, eenden, pauwen en ganzen los over het erf. Uit een schuur klonk geblaat van een paar schapen


. Op een veldje naast de weg stonden de schapen. We stonden er alleen. Met de te verwachten regen konden we op een verharde plek staan naast de brandnetels en de bramen. Later in de middag verscheen de eigenaar om een praatje te maken. Hij is een zzp-herder die zich met zijn kudde schapen verhuurt om hobbelig en ruig terrein af te grazen, terrein dat lastig met grof materieel te bemaaien is. Hij zag er uit als een Viking met blonde wapperende haren. Een Drenth die per ongeluk in de Achterhoek was beland. Hij vond Winterswijk maar niets, ‘ je wil er niet dood gevonden worden’. De dorpen eromheen waren veel aardiger. Er werd in deze grensstreek na de oorlog levendig gesmokkeld door de mensen die elk aan een zijde van de grens woonden. Er waren plekken waar Duitsers en Nederlanders elk aan hun kant van de grens een stukje grond van een paar vierkante meter hadden gekocht, gescheiden door prikkeldraad, waar buiten het zicht van de douane, koffie, sigaretten en soms hele varkens over het prikkeldraad werden uitgewisseld. Ons plan om de kalksteengroeve, bekend van de vondst van een fossiel zeemonster, een Nothosaurus en de wijngaard van Hesselink te bezoeken, viel door de vele regen in het water. In de steengroeve hebben zich een aantal oehoe’s gevestigd, de grootste uilen-soort van de wereld. Gevlucht voor te veel regen en nattigheid zijn we de volgende dag toch maar verhuisd naar drogere streken.
