Vanuit Tunø naar Århus varen is ons niet gelukt. De steile golven en de deining van opzij dwongen ons om over te stappen op plan B. We hebben halverwege de koers verlegd van noordwest naar zuidwest, richting de haven van Hou. ‘Hou’( een rare naam voor een havenplaats, een naam die ook wel als ‘Hov’ wordt geschreven) bleek uiteindelijk een haven waar de langssteiger aan de buitenzijde een rustig en prima bed bood aan de Nine Marit.

Omdat we als noordelijkste doel en keerpunt Århus in gedachten hadden, hebben we de volgende dag de bus genomen. Een belevenis op zich. Afgezien van een ijzingwekkend gerammel waarbij je denkt dat de bus bij de volgende drempel of bocht in tweeën zal breken, weet de buschauffeur mijn stresshormonen te prikkelen door als een stuntman met volle snelheid, al slalommend rakelings langs obstakels te sturen, obstakels die soms ook mensen blijken te zijn. Hij lijkt het vaker gedaan te hebben, want ik heb nergens iets van een tik of een gil gehoord. De chauffeur die we op de terugweg hadden kon er ook wat van, maar ik denk dat ik inmiddels wat meer gewend was aan de Deense rijstijl over smalle wegen.

Een bezoek van één dag doet Århus te kort. Het is een prachtige stad, met een aardig oud centrum en een leuke stad, al was het alleen om de grote diversiteit aan mensen die er rondlopen. Favoriet was mensen kijken vanaf een tafeltje op de stoep bij een lunch in het Quartier Latin, de studentenwijk in Århus. Op de dag dat we er waren zagen we overal jongeren met de karakteristieke witte petjes die ze dragen als ze geslaagd zijn voor hun eindexamen. In de bus naar Århus zat een oudere vrouw met 4 rozen apart verpakt in cellofaan in haar handen. Gezien haar uiterlijk dacht ik, vast een lerares oude talen( die diagnose stel ik wel vaker ten onrechte), op weg naar een paar geslaagde leerlingen of studenten. Nu weet ik uiteraard niet hoe een lerares oude talen er uit ziet. Althans, ik denk dat ze er zo hoort uit te zien, en dat deed ze. Zelf had ik in de tweede klas op het gymnasium een piepjonge lerares oude talen, die geen orde kon houden. De vergelijking gaat hier mank. Ze volgde haar vader op, die ik in het eerste jaar mocht meemaken. Hij was enigszins ‘apart’. In zijn klas met ouderwetse donker-houten lessenaars zat hij vooraan achter een gammel klein tafeltje bezaaid met rommel. Met potloodjes die door eindeloos slijpen letterlijk bijna aan hun eind waren gekomen, deelde hij naar gelang prestatie een kleintje koffie B(bene) of kleintje koffie M( male) uit, een plusje of een minnetje op het cijfer dat je verdiende. Mijn Grieks en Latijn hebben nooit erg vaste grond gekregen in mijn vocabulaire, tenzij het ging om de namen van ziektebeelden en andere medische terminologie.


Het zag er allemaal heel feestelijk uit daar in Århus en eigenlijk was het er rondlopen en rondkijken het leukste. We zouden naar het Aros-museum. Dat moest volgens ingewijden. Toen we er binnen waren, de architectuur op zich is al een belevenis, leek er dezelfde tentoonstelling te zijn als in Odense, waar we eerder met de bus naar toe waren geweest. Toen we ook nog zagen dat we € 50 kwijt zouden zijn hebben we het pand maar weer verlaten om vervolgens een tweede vergissing te maken. Het andere museum waar we zeker naar toe moesten( het pakt niet altijd goed uit om op de smaak van een ander af te gaan) was het Gamle By museum, een soort openluchtmuseum met ‘balk voor balk’ en ‘steen voor steen’ verzamelde oude huizen uit heel Denemarken. Dat museum bleek nog duurder en dat snap ik, als je ziet wat er verzameld is aan oud spul, dat ook nog onderhouden moet worden. We werden er niet blij van, in tegenstelling tot de vele meest Deense toeristen die vrolijk happend van broodjes worst en likkend aan overmatig grote ijsjes rond liepen tussen de vakwerkhuizen die we varend en rondlopend in Denemarken al hadden gezien langs de kust en op het platteland.

Het tochtje van 2 1/2 uur varen naar Snaptun en Hjarnø ging ons goed af, minder golven en slechts een lichte deining. De haven van Snaptun is klein, maar er was plaats in een mooie box voor onze vrienden en ons zelf. Een aanrader voor wie er in de buurt is. Het restaurant bij de haven wordt gerund door een Vietnamese familie die een heerlijke maaltijd serveerde. Het dorp zelf stelt niet veel voor. De haven zelf is een levendig bedoening. Twee veerdiensten frequenteren de haven. Een grote veerboot naar het eiland Endelave en een kleine jongen voor de overtocht naar het eiland Hjarnø. De kleine veerpont naar Hjarnø spant qua frequentie de kroon met ruim 30 overtochten per dag. Zowat ieder 20 minuten vertrekt ze, of komt ze aan. De overtocht zelf duurt niet veel langer dat 5-8 minuten. Haar bijna 40 jaar oude 3 cilinder Grenaa-motor klinkt inmiddels vertrouwd, het gezellige ‘plop-kloppende’ geluid van een oude diesel waar je van gaat houden.




Naar Hjarnø
De oversteek naar Hjarnø is de moeite waard. Het eiland heeft een prachtige zuidkust en een soort lagune met een rijk vogelleven. De zeldzame planten die Nienke vond staan in Nederland op de rode lijst. Wandelend over het smalle paadje langs de lagune stond ik plotseling voor een groot nest met 3 grote eieren, verscholen tussen het riet. Een zwanennest dat goed verdedigd werd, want ik moest rennen voor de mannetjes-zwaan die sissend en dreigend met wijd uitstaande vleugels vanuit het water op me afstoof. Terwijl ik op afstand probeerde de aandacht van de zwaan af te leiden wist Nienke via een sluiproute om het nest te voorkomen dat ze ook aangevallen zou worden. Net als Samsø is Hjarnø een eiland waar voornamelijk graan wordt verbouwd. Behalve een fraai stuk natuur aan de zuidkust is er niet veel te doen.



We hebben het goed, de zon schijnt uitbundig, morgen nauwelijks wind, ideaal motorbootvaren….