Veel te veel wind

Na een tocht van 58 mijl(104 km) vanaf Juelsminde over een vlakke zee, het was vrijwel windstil, zijn we in Faaborg aanbeland. Het mooie stabiele weer van de laatste maand zet er een punt achter. Depressies uit het westen zijn aan de winnende hand en dat merken we een dag later hier in Faaborg. De wind giert door de masten van de zeilschepen in de haven. Een fluitconcert dat het gekrijs van de meeuwen overstemt. De vlagerige wind verandert de toonhoogte van het fluiten naarmate die krachtiger over de haven giert. Windkracht 5-6 zeggen de meteorologen. In de haven liggen we maar licht te schommelen. Buiten dansen de schepen op de golven en duiken met hun boegen door gordijnen van opspattend water. Wij maken pas op de plaats. Geen weer voor ons motorboot-vaarders.

Op de heuvels bij Faaborg staan fraaie boerderijen

De weersvooruitzichten voor de volgende week stemmen ons ook niet vrolijk. Er lijkt nog meer onstuimig weer te komen. Morgen komt er een weergat met weinig wind. Zal het ons lukken om dan in één dag naar Holtenau te varen, 45 mijl, 8-9 uur varen? Eenmaal op de kanalen en de rivieren maak ik me minder druk over de wind. Al kan het op een stromende rivier als de Elbe dankzij de vloed- of ebstroom bij harde wind uit de verkeerde hoek behoorlijk te keer gaan.

Faaborg

Faaborg is een aardig plaatsje met erg mooie ‘openluchtmuseum- huizen’. Er zijn meerdere musea waarvan we er geen een hebben bezocht, het bezoek aan het openluchtmuseum in Århus ligt ons nog steeds wat zwaar op de maag. Het is leuker om al het gedoe in de haven te beschouwen. Zeilboten die de haven binnen jakkeren en geen idee hebben dat je op de motor ook langzamer kunt varen, waardoor er regelmatig bijna aanvaringen dreigen. Misschien wel met de gedachte; ‘met die harde wind moet ik hard varen anders heb ik geen druk meer op mijn roer’. Het is een genot om te zien hoe goed dat kleine veerpontje uit Bjørnø kan manoeuvreren en ondanks de harde wind haar achterschip met een zwierige zwiep tegen de kade plant.

Veerpont naar Bjørnø

De Nederlandse driemastbark Artemis is de haven binnengevaren. De voorste twee masten zijn dwarsgetuigd met meerdere ra’s waaraan de zeilen zijn opgebonden. In de jachthaven was geen plek. Ze verdween na meerdere steek- manoeuvres uit de jachthaven om even later in de handelshaven, alsnog een aanlegplek te vinden.

driemastbark Artemis

Terwijl ik dit schrijf, heeft ons electronische wasmeisje een wasje gedraaid, die Nienke gepavoiseerd op het voordek in de zon en de wind heeft opgehangen. Een betere manier om de was te drogen, is er niet…..

De was

Over Århus, Snaptun, Hjarnø en hard wegrennen

Vanuit Tunø naar Århus varen is ons niet gelukt. De steile golven en de deining van opzij dwongen ons om over te stappen op plan B. We hebben halverwege de koers verlegd van noordwest naar zuidwest, richting de haven van Hou. ‘Hou’( een rare naam voor een havenplaats, een naam die ook wel als ‘Hov’ wordt geschreven) bleek uiteindelijk een haven waar de langssteiger aan de buitenzijde een rustig en prima bed bood aan de Nine Marit.

Århus

Omdat we als noordelijkste doel en keerpunt Århus in gedachten hadden, hebben we de volgende dag de bus genomen. Een belevenis op zich. Afgezien van een ijzingwekkend gerammel waarbij je denkt dat de bus bij de volgende drempel of bocht in tweeën zal breken, weet de buschauffeur mijn stresshormonen te prikkelen door als een stuntman met volle snelheid, al slalommend rakelings langs obstakels te sturen, obstakels die soms ook mensen blijken te zijn. Hij lijkt het vaker gedaan te hebben, want ik heb nergens iets van een tik of een gil gehoord. De chauffeur die we op de terugweg hadden kon er ook wat van, maar ik denk dat ik inmiddels wat meer gewend was aan de Deense rijstijl over smalle wegen.

Århus

Een bezoek van één dag doet Århus te kort. Het is een prachtige stad, met een aardig oud centrum en een leuke stad, al was het alleen om de grote diversiteit aan mensen die er rondlopen. Favoriet was mensen kijken vanaf een tafeltje op de stoep bij een lunch in het Quartier Latin, de studentenwijk in Århus. Op de dag dat we er waren zagen we overal jongeren met de karakteristieke witte petjes die ze dragen als ze geslaagd zijn voor hun eindexamen. In de bus naar Århus zat een oudere vrouw met 4 rozen apart verpakt in cellofaan in haar handen. Gezien haar uiterlijk dacht ik, vast een lerares oude talen( die diagnose stel ik wel vaker ten onrechte), op weg naar een paar geslaagde leerlingen of studenten. Nu weet ik uiteraard niet hoe een lerares oude talen er uit ziet. Althans, ik denk dat ze er zo hoort uit te zien, en dat deed ze. Zelf had ik in de tweede klas op het gymnasium een piepjonge lerares oude talen, die geen orde kon houden. De vergelijking gaat hier mank. Ze volgde haar vader op, die ik in het eerste jaar mocht meemaken. Hij was enigszins ‘apart’. In zijn klas met ouderwetse donker-houten lessenaars zat hij vooraan achter een gammel klein tafeltje bezaaid met rommel. Met potloodjes die door eindeloos slijpen letterlijk bijna aan hun eind waren gekomen, deelde hij naar gelang prestatie een kleintje koffie B(bene) of kleintje koffie M( male) uit, een plusje of een minnetje op het cijfer dat je verdiende. Mijn Grieks en Latijn hebben nooit erg vaste grond gekregen in mijn vocabulaire, tenzij het ging om de namen van ziektebeelden en andere medische terminologie.

Geslaagd!

Het zag er allemaal heel feestelijk uit daar in Århus en eigenlijk was het er rondlopen en rondkijken het leukste. We zouden naar het Aros-museum. Dat moest volgens ingewijden. Toen we er binnen waren, de architectuur op zich is al een belevenis, leek er dezelfde tentoonstelling te zijn als in Odense, waar we eerder met de bus naar toe waren geweest. Toen we ook nog zagen dat we € 50 kwijt zouden zijn hebben we het pand maar weer verlaten om vervolgens een tweede vergissing te maken. Het andere museum waar we zeker naar toe moesten( het pakt niet altijd goed uit om op de smaak van een ander af te gaan) was het Gamle By museum, een soort openluchtmuseum met ‘balk voor balk’ en ‘steen voor steen’ verzamelde oude huizen uit heel Denemarken. Dat museum bleek nog duurder en dat snap ik, als je ziet wat er verzameld is aan oud spul, dat ook nog onderhouden moet worden. We werden er niet blij van, in tegenstelling tot de vele meest Deense toeristen die vrolijk happend van broodjes worst en likkend aan overmatig grote ijsjes rond liepen tussen de vakwerkhuizen die we varend en rondlopend in Denemarken al hadden gezien langs de kust en op het platteland.

Aros museum

Het tochtje van 2 1/2 uur varen naar Snaptun en Hjarnø ging ons goed af, minder golven en slechts een lichte deining. De haven van Snaptun is klein, maar er was plaats in een mooie box voor onze vrienden en ons zelf. Een aanrader voor wie er in de buurt is. Het restaurant bij de haven wordt gerund door een Vietnamese familie die een heerlijke maaltijd serveerde. Het dorp zelf stelt niet veel voor. De haven zelf is een levendig bedoening. Twee veerdiensten frequenteren de haven. Een grote veerboot naar het eiland Endelave en een kleine jongen voor de overtocht naar het eiland Hjarnø. De kleine veerpont naar Hjarnø spant qua frequentie de kroon met ruim 30 overtochten per dag. Zowat ieder 20 minuten vertrekt ze, of komt ze aan. De overtocht zelf duurt niet veel langer dat 5-8 minuten. Haar bijna 40 jaar oude 3 cilinder Grenaa-motor klinkt inmiddels vertrouwd, het gezellige ‘plop-kloppende’ geluid van een oude diesel waar je van gaat houden.

Naar Hjarnø

De oversteek naar Hjarnø is de moeite waard. Het eiland heeft een prachtige zuidkust en een soort lagune met een rijk vogelleven. De zeldzame planten die Nienke vond staan in Nederland op de rode lijst. Wandelend over het smalle paadje langs de lagune stond ik plotseling voor een groot nest met 3 grote eieren, verscholen tussen het riet. Een zwanennest dat goed verdedigd werd, want ik moest rennen voor de mannetjes-zwaan die sissend en dreigend met wijd uitstaande vleugels vanuit het water op me afstoof. Terwijl ik op afstand probeerde de aandacht van de zwaan af te leiden wist Nienke via een sluiproute om het nest te voorkomen dat ze ook aangevallen zou worden. Net als Samsø is Hjarnø een eiland waar voornamelijk graan wordt verbouwd. Behalve een fraai stuk natuur aan de zuidkust is er niet veel te doen.

Hjarnø

We hebben het goed, de zon schijnt uitbundig, morgen nauwelijks wind, ideaal motorbootvaren….

Eiland hoppen en een lastig stuk zee

De Samsö Belt, de zee rond het eiland Samsø, ligt als een gladde vloer voor de boeg van ons schip. Achter ons tekent onze hekgolf een V-vormige waaier in het water. Er is wederom weinig wind. Zeilboten zeilen niet en ploegen net als wij op de motor door de vlakke zee. Een op flinke afstand varende veerboot weet na passage nog een zwakke deining te produceren, waarmee we op een lome schommeling worden getrakteerd. Een enkele eidereend of aalscholver rust uit op het water om na enige tijd weer op te vliegen met onbekende bestemming.

Mårup, de haven op Samsø

We hebben geluk met het weer, meerdere dagen is het rustig motorboot-weer. De zon schijnt uitbundig maar het is niet te warm. Van Strib naar Juelsminde, van Juelsminde naar Endelave, van Endelave naar Samsø, van Samsø naar Tunø. Plaatsen en namen van eilanden waar we ooit langs voeren, maar niet aan land waren geweest. We waren onder de indruk van het grote Samsø, dat zich al een ouderwetse telefoonhoorn uitstrekt van zuid naar noord. De Haven van Mårup op het eiland ligt beschut in een kom bij de steile kliffen die het noordelijke hogere deel van het eiland kenmerken.

Het klif bij de haven

We beklommen de berg langs de kliffen in de ochtend en waren verrukt van het schitterende landschap en het zicht op het veel kleinere eiland Tunø in de verte.

In de verte ligt Tunø

Een fietstocht op onze Bromptons bracht ons op de dag ervoor naar Langør een haventje aan de oostzijde van Samsø in het middelste smalle deel van het eiland. De vers gerookte zalm van het café bij de haven, en de nieuwe aardappelen en donkerrode zoete aardbeien die langs de weg te koop werden aangeboden, hebben we met onze vrienden in de avond als feestmaal gesavoureerd. Van de man die de aardappelen en de aardbeien verkocht kregen we uitleg over hoe de Denen, en misschien ook wel de Noren en de Zweden hun maaltijden samenstellen. Hij, een man van denk ik rond de 60 jaar, met als van een Viking loshangend blond haar tot op zijn schouders en het doorgroefde gelaat van een buitenmens, legde uit dat bij de aardappelen warm gerookte zalm wordt gegeten. Koud gerookte zalm eet men bij de broodmaaltijd met roggebrood en een salade. Roggebrood van de stevige soort, die er uitziet als een oude bruine baksteen met dikke graankorrels aan de buitenkant. Roggebrood voor stoere eters die niet bang zijn voor een beetje zuur oprispen in de nacht. Wij hadden dus gekozen voor de ‘varm røket laks med nye kartofler’, waar we van smulden met in de nacht toch ook een beetje zuur….

Langør, waar we de zalm kochten
Naar Tunø

We konden het niet laten liggen, iedere Deen die we spraken zei het, we moesten ook naar Tunø. Het ronde kleine eiland ten westen van Samsø, ligt iets meer dan een half uur varen van Samsø. Het probleem zou zijn dat de haven meestal vol is in het weekend. We hadden geluk. De haven was niet vol. Zondagmiddag vertrekken veel mensen met hun schepen en we konden zelfs aan een langssteiger afmeren. Tunø heeft ons verrast met haar fraaie, haast mediterrane natuur. Een autoloos eiland met een schitterende kustlijn, waarlangs je in 2-3 uur het hele eiland rondloopt. Er is een piepklein dorpje met een vuurtoren die tevens dienst doet als kerk met bijbehorende begraafplaats, ‘licht zal altijd over U schijnen, ook al ligt u onder de zoden’. Bij de haven een rokerij, waar we geen zalm kochten, maar wel een lunch genoten met een gebakken scholletje en veel te zoute frites, die ons dwong aan boord de watertank enige liters te ontfutselen. We zijn zuinig met water.

De vuurtoren-kerk
Langs het kust-pad op Tunø
Noordzijde Tunø

Het is een parel, Tunø. We zien een rijke diversiteit aan planten. Er zijn bossen, akkers met granen, aardappelen, struiken met zoet geurende hondsrozen langs de paden. We liepen de helft van het pad langs de kust. Het geluid van de branding wordt af toe overstemd door het gekrijs van een meeuw of de vrolijk noot van een scholekster. In het midden van het eiland boven de roggevelden hoorden we constant veldleeuweriken zingen. We staken het eiland dwars over naar de zuidkust met haar steile klif. Vanuit het dorp lopen smalle paadjes door de velden naar zee. Een enkele steiger vanaf het strand strekt zich als een stalen vinger uit in zee. Aan het eind zit een trapje om het water in te gaan.

De steiger in zee

Vertrekken van Tunø verliep niet zoals we gedacht hadden. Mijn navigatieprogramma crashte op het moment dat we wilden losgooien. Na een nieuwe installatie van het programma met hulp van mijn zoon Jeroen, bleek ons voorgenomen tochtje richting Århus door de inmiddels toenemende wind hobbeliger uit te vallen dan we gedacht hadden. We hadden veel vroeger op zee moeten gaan, toen er nog weinig wind stond. Regelmatig slingerde ons schip als de omgekeerde slinger van een metronoom naar stuur- en bakboord door de aanrollende golven. De aanvallen in de flank kwamen in cohorten van 1-2 minuten en de enige manier om ze wat op de vangen was een zigzagkoers rond de eigenlijke koers naar waar we heen wilden. Op deze manier nog 2 uur doorvaren leek ons niet aangenaam. Plan B was afvallen en met de wind en de golven in de rug een meer zuid-westelijke koers varen. Dat werkte voor een tijdje goed. Echter in de buurt van het havenplaatsje Hou, moest in de wind en de golven opgestuurd worden met te verwachten gevolgen. Het was een pittige schommelpartij waarbij we ook nog voor de vertrekkende veerboot naar Samsø moesten uitwijken. Eenmaal door de havenmonding van Hou, was er rust en een mooie langssteiger om vast te maken. Neen, bang waren we niet, alles bleef ook min of meer op zijn plek. De vaas met bloemen en het staande olielampje in de gootsteen, de kastjes dicht, een handdoek tussen de snijplanken en de flessen met olie en azijn, tegen het rammelen. En eenmaal afgemeerd, lijntjes op orde, motor uit, instrumenten uit, een middagtukje voor ons twee……

Sedum

Over innemers, een ondernemer en bruinvissen

Hij zit op het het dak van het motorbootje aan de andere kant van de steiger. Al een tijdje. Het is kwart over tien in de ochtend en hij heeft een derde biertje in zijn hand. Zijn functie daar op het dak is onduidelijk. Gisteren was hij op de kade druk doende blikjes aan het legen in gesprek met twee andere bebaarde innemers. De eigenaar van het scheepje, een motorbootje uit Esbjerg deelt het vierde biertje uit. Er staan nog twee mannen op de steiger die breeduit ons schip bekritiseren en komen tot de conclusie dat het een stalen schip is. Ze lopen van de boeg naar de kuip en weer terug alsof ze van plan zijn ons schip te taxeren voordat ze een bod gaan uitbrengen. Op mijn vraag of een van hen interesse heeft om ons schip te kopen trok hij als grap zijn portemonnee.

Geroutineerd Innemer( foto vanuit ons schip)

We werden gedwongen onze betere ligplaats te verlaten. Op het groene schildje stond ‘t.11/6 15.00’ wat zoiets betekent als dat we voor die tijd moeten opzouten. Dat we er weg zouden gaan was niet erg. Het schokken aan de landvasten door de binnenkomende deining was dan wel gedurende de tweede nacht een stuk minder, maar we hadden op die plek geen walstroom geregeld, de havenmeester had zijn vrije zaterdagmiddag.

Wedstrijd

Aan de overkant van Fredericia ligt het plaatsje Strib. Er is een kleine jachthaven. Volgens de vriendelijke havenmeester die we belden, was er plek langszij aan de kade in het noordelijke deel van de haven. Even voor twaalf uur hebben we de haven verlaten om de oversteek naar Strib te maken. Met de oude vuurtoren van Strib als leidraad moesten we uitwijken voor een wedstrijd tussen zeilende Optimistjes. We zagen dat ze af en toe moesten hozen en water maakten door de korte hoge golfslag tengevolge van stroom tegen wind.

Strib
Jachthaven Strib

De haven van Strib is niet groot. We konden langszij aan de kade vóór een grote motorboot. Aan de hoge wal, de wind was nog steeds Oost, lagen we een stuk rustiger. Mooie plek om een paar dagen te liggen, en dat hebben we gedaan. De eigenaar van de grote motorboot achter ons kwam een babbeltje maken. Hij vertelde dat hij Nederland goed kende. Hij had een fortuin verdiend met het leveren van matrassen aan Swiss Sense en Beterbed. Toen ik zei dat hij in goede doen was en dat ik dat kon zien aan de grootte van zijn motorboot, zei hij met een brede glimlach dat hij een nog veel grotere had kunnen kopen. Het bedrijf had hij vorig jaar verkocht. Hij had nu een hotel in Skagen in het uiterste noorden van Jutland. Een stoffige pad langs de kade bleek een geliefkoosde route voor enthousiaste joggers om voorzien van oordoppen, ingeplugd en draadloos verbonden met hun smartphone, hun prestaties te monitoren. Gekleed in strakke pakjes om hun jonge of oudere lijven te accentueren of te ondersteunen draafde het lopers-gilde langs, waarbij het opwaaiende stof vanonder hun loopschoenen met de aflandige wind onze boot tot een zandbak omtoverde.

Strib, het plaatsje op Funen blijkt een prima plek om bruinvissen te spotten. Zelfs vlak voor de haven hoef je niet lang te wachten of ze breken met hun rugvinnen door het wateroppervlak. De Sund waar we aan liggen herbergt één van de grootste populaties van bruinvissen ter wereld. De afwisseling tussen heel diep en heel ondiep water schijnt veel soorten vis aan te trekken en dat vinden bruinvissen heel prettig. Op meerdere plaatsen langs de kust kun je als toerist mee op “walvisvaart” om bruinvissen te spotten. Denen hebben het over een ‘marsvin’, als ze bruinvis bedoelen, letterlijk kan ik het vertalen als ‘meer-zwijn’ of ‘zee-varken’. Zelf vind ik ‘bruinvis’ leuker klinken, al is die benaming ook fout omdat een bruinvis geen vis is. Net als orka’s schijnen bruinvissen soms in groepsverband scholen vis te kunnen opjagen tot een samengebalde feest-dis voor hun zelf en mee-etende meeuwen, aalscholvers en zeehonden. Onderweg zien we hen, meestal ben ik net te laat, met hun karakteristieke zwarte vinnen opduiken als ze een luchtje scheppen.

Werf bij de oude haven van Middefart

Het is mooi weer, eigenlijk al heel lang. In Nederland lezen we dat het tropisch warm was. Hier in de Grote Belt is het een stuk koeler. Langzaam keutelen we verder naar het Noorden. Van Strib voeren we over een knobbelig water in ruim 3 uur naar Juelsminde. Een haven waar we door de havenmeester werden opgevangen en zij aan zij met onze vrienden een langssteiger mochten bekleden, vlakbij de ingang van de haven. De in en uitgaande jachten die diesel willen tanken aan de overkant of denken een vrije plek te kunnen vinden om af te meren. Een levendig gebeuren, waarbij we ons verkneukelen over alle aanleg-fouten die we zelf ook al eens maakten. Het is altijd erg leuk als een ander het doet. …

Langzaam Noordwaarts over een gladde zee

De Flensburgfjord uitvarend zie je Sønderborg aan bakboord liggen. Ons volgende reisdoel. Het is ideaal motorboot-weer. Een hogedrukgebied bezorgt ons koude nachten en warm zonnig weer overdag. En dat lijkt zo een tijd te blijven. Warmte voor de botten. Het is niet druk op het water, te weinig wind voor de zeilers. De zee oogt glad en het wateroppervlak wordt slechts af en toe verstoord door de hekgolf van een snelle motorboot die op afstand langs ons heen stuift.

Vis in de houdgreep aan de kade van Sønderborg

Denemarken vanaf het water toont een afwisselend landschap in de vorm van glooiende heuvels al dan niet bedekt met jong graan, een enkel groepje bomen, en steile afgekalfde zandkliffen waar de kust het wateroppervlak raakt. In Sønderborg lig je lekker onrustig aan de kade met uitzicht op de grote klapbrug waar zeilboten, die er door willen, rondjes varen tot hij opengaat. Flanerende kadelopers blikken in onze kuip, waar wij, gezeten op onze campingstoelen, proberen een lunch te verorberen. Een enkeling blijft staan voor een nadere inspectie. Wat wij op onze boterham hebben boeit blijkbaar mateloos, en wordt uitgebreid van commentaar voorzien. Gelukkig verstaan we geen Deens.

Bij Dyvig, daar waar we naar stuurboord gingen om te ankeren

Een zijarm van het Dyvigfjord, door onze vrienden gespot als optie om te ankeren, bleek een gouden plek. Met 4 andere scheepjes hebben we in alle rust de nacht, dobberend aan de ketting doorgebracht. Van de luidruchtig feestvierende schepen verderop in het fjord bij het hotel hadden we hier geen last.

De volgende morgen werden we bij het uitvaren van het fjord vergezeld door meerdere klassieke 12 meter- klasse zeilschepen. Prachtig gelijnde schepen, de bemanningen in gelijksoortig gekleurde zeilpakken, driftig de zeilen aan het hijsen terwijl er nauwelijks wind stond. Een wedstrijd bij een aarzelend opkomend briesje. Het zag er mooi uit. Ons schip gleed die dag wederom over een vlakke tamme zee. Met de stuurautomaat aan, op groot water, is het goed toeven op de Nine Marit, zij doet het werk, wij beschouwen het landschap en houden een oog op de koers van andere schepen en die van ons.

12 meter klasse

Assens, een havenstad op Funen biedt een uitstekende jachthaven. Met de gratis leenfietsen peddelden we een stuk langs de kust naar het zuiden, terwijl onze been-spieren af en toe behoorlijk protesteerden als er weer een heuvel beklommen moest worden. Velden met Rogge en Tarwe wisselen elkaar af, waarbij een enkele klaproos parmantig boven het graan uittorent. Een kleurige toets in het geelgroene- en blauwachtige koren.

We fietsen door een wijds glooiend akkerlandschap dooraderd met coulissen struikgewas, groepjes bomen en prachtige oude boerderijen. Na een bocht in de weg werden we verrast door een kasteel in de vorm van een bovenmaats geel geschilderd herenhuis tussen eeuwenoude eiken en beuken. Het stallen-complex dat zich in U-vorm aan de overkant van de weg uitstrekte leek het ideale speelveld voor een middeleeuws toernooi.

Het kasteel, ik ben de naam vergeten.

Om terug te fietsen naar Assens moesten we helaas gebruik maken van een stuk route langs een drukke autoweg. Fietsen langs de autoweg over een autoband-brede vluchtstrook is een geliefde bezigheid van de Denen. Dat die vluchtstrook soms overgaat in een grindpaadje met een opstaand randje maakte het gevoel van veilig fietsen er voor ons niet beter op. In ieder geval, dat moet gezegd, veel Deense fietsers dragen een helm, waar wij in Nederland nog steeds van vinden dat je er voor gek mee fietst. De gemiddelde Deense autorijder wijkt ruim uit voor fietsers op de snelweg, zelfs als er een dubbele streep midden op de weg staat. Vervelend dat er soms ook tegenliggers zijn, waarbij die uitwijk-manouvre een ‘wel-niet- keuzemoment- is. Vervelend ook voor al die wielrijders, die liever niet geschampt willen worden door een verkeerde keuze van een langsrazende auto. Het is met ons goed gegaan op de leenfietsen van de haven. Goed voor de benen, goed voor de geest. Van varen alleen, hoe prettig ook, word je misschien ook wel wat lui…..

Middelfart, ons volgende reisdoel naar het noorden, was ons bekend als afstap-plek vanwaar je gemakkelijk met de trein of auto terug kunt rijden naar Nederland nadat we als opstappers waren mee gevaren op het schip van zeilvrienden. In de zuidelijke haven hebben we kortdurend afgemeerd voor een paar boodschappen en het zoeken van een gehoorwinkel waar mijn gerepareerde hoortoestel naar toe gestuurd kon worden. Van dat toestel was het draadje naar het oor gebroken, net toen we vertrokken uit Sneek en moest opgestuurd worden voor reparatie.

Bolwerk met toren in Fredericia

Zuidoostelijk van Middelfart ligt een langwerpige baai, waar het bij oostelijke wind goed ankeren is. Dat we er vastliepen door te veel naar de kant te gaan was stom. De kaart gaf de diepte goed aan. We waren te zeer geïmponeerd door de omgeving en te gretig om de ankerplek te bereiken waar onze vrienden al lagen. De Sund, de Snævringen, het smalle vaarwater naar het noorden langs Middelfart staat bekend om zijn landschappelijke schoonheid, maar ook om de sterke stroming, al dan niet zuid- of noordwaarts, afhankelijk van de heersende winden. Wij voeren noordwaarts bijna 3 knopen sneller dan onze kruissnelheid. Over de grond klokten we regelmatig een dikke 8 knopen.

Voorbij de Sund bleek de haven van Fredericia de enige optie te zijn voor een ligplaats. Een rock festival tussen Middelfart en Strib zorgde voor overvolle havens en een ritmische dreun die zich over de Sund voortplantte in onze richting.

De wind neemt toe uit het oosten en het wordt onrustig in de haven. De deining die de haven binnenloopt laat Nine Marit wild schokken aan haar landvasten in een ons toegewezen veel te grote box. We hebben geluk, een stuk kade komt voor de komende nacht vrij. Ze ligt geharnast met korte lijnen aan de vaste wal, als een prinses naast de grote jongens in de boxen…….

Onderweg langs oude boerderijen

Flensburg met een vleugje verleiding

Ze lag, op haar rug in een bikini met haar benen iets gespreid op het dekkleed van de snelle motorboot in de box vlakbij het toegangshek van de steiger, de zon aanbiddend met zoveel mogelijk oorbaar bloot. Haar ogen namen niet de moeite om te kijken toen we langs haar liepen. Zelf had ik moeite mijn blik op de steiger te houden. Alles ademde vlees van het niet eetbare soort. Het was niet eens dat de schoonheid er vanaf afspatte, eerder haar ongegeneerde houding in die open motorboot waar iedereen die er langs loopt naar binnen kon kijken.

Zo zag ze er niet uit, misschien wilde ze het wel.( foto geconstrueerd )

Onze vriend en mede-motorboot-vaarder, die door het hek van buiten naar binnen wilde, bemerkte dat de voorzorgsmaatregel die hij had genomen om weer naar zijn boot te kunnen terugkeren, in de vorm van een touwtje tussen het slot, verwijderd was door een voorbijganger. Hij stond voor een dicht hek. Zonder iets te hoeven zeggen was daar de voornoemde dame, die zei dat ze het hek wel even zou openen. Blijkbaar waren haar ogen plotseling helemaal open toen ze door had dat onze ongelukkige vriend voor het gesloten hek stond. Eenmaal door het hek, gaf ze hem te kennen ‘dat het op de steiger koud was en dat het in haar bootje een stuk warmer was’. Onze vriend enigszins in verwarring over wat ze bedoelde, koos ervoor na enige aarzeling, toch maar door te lopen.

Stadshafen van Flensburg

Flensburg is een merkwaardige smeltkroes van mensen. Behalve Duitsers zagen we Denen, Hollanders en andere buitenlanders. Vaak met een op de arm gedragen hond, bij voorkeur zo klein en pluizig dat je gaat twijfelen of het wel een hond is. Mocht je belangstelling tonen voor het schepsel, het heftige agressieve kefje houdt je wel af van een verkeerde conclusie. Ik meen ook veel vissers en zeelieden te zien, bruinverbrand, ankers en zeemeerminnen op borst en armen, peuk in de mond, blikje bier in de hand. Een bedelaar die alleen maar zit en zijn hond met treurige ogen naast hem als mede-lijder, is een straatbeeld dat ik in Sneek nog niet eerder zag. De vele winkels zijn de grootste attractie voor Denen van vlak over de grens. Winkels die een stuk goedkoper zijn dan in hun eigen land. Hun met keelklanken doorspekte Deens kan ik zelfs met mijn slechte oren herkennen terwijl ze ons passeren.

De terrassen
Flensburger boot

Flensburg was vroeger een bloeiende stad met veel handel en stond bekend om de rum die ze sinds de achttiende eeuw importeerden uit de Caribbean. De rum werd hier vermengd en nog een aantal jaren op houten vaten opgelegd voordat ze gebotteld werd. Het bekende Flensburger bier smaakt naar bier, maar ik vind het als niet-kenner niet bijzonder. Dan nog even over de jachthaven bij de stad, er kan gedoucht worden. Echter volgens een bijzonder concept. 25 eurocent per 15 seconden….een euro per minuut, net genoeg om één haar te wassen. Maatregelen in verband met de stijgende energie-prijzen.

Het is zondagmorgen. Aan weerszijden van het Fjord houden de kerkklokken een wedstrijd in het gelijktijdig produceren van donkere ronkende klokslagen over het water. Wie kan de ander overstemmen met het lokken van de beminde gelovigen?

Stadsgezicht

We varen het fjord uit, Flensburg achter ons latend. Vandaag is er wat wind, niet veel maar wel genoeg voor de zeilschepen om ons heen die met halve wind onze 5,5 knopen niet kunnen bijbenen. We genieten van het heuvelachtige landschap aan de Duitse en Deense kant. Op de grens van beide landen varen we richting Sønderborg, waar ik hoop een stommiteit te herstellen. We vergaten de magneet sleutel van de buitenboordmotor mee te nemen van huis.

Visser die naar buiten vaart

De wind blijft koud. Uit de wind is de warmte van de zon als massage voor kleumende lijven.…..

Het grote water op, van de Elbe naar de Oostzee

‘Door de sluis of wachten tot morgen’,was de keuze. Bij de nieuwe sluis van Otterndorf waren we wat laat. De ebstroom op de Elbe liep op zijn laatste liters naar zee. We konden nog geschut worden, maar of het lukken zou om door de ondieper wordende geul naar dieper water te varen, was onzeker. De beslissing lag voor de hand. We bleven voor de sluis liggen om te overnachten. Bovendien was er de volgende dag veel minder wind, een min voor de zeilers, en een plus voor ons.

Na een heerlijk rustige nacht, waren we er met 3 schepen klaar voor. Even na 8 uur mochten we de sluis invaren omdat er net een schip van buiten naar binnen was geschut. De sluis die helemaal opnieuw is gebouwd is een technisch hoogstandje. Opgenomen in de zeedijk en voorzien van 3 moderne verticale hefdeuren waarmee de sluis, verkleind of vergroot, gebruikt kan worden. Een minpuntje is dat het kolk-deel van de sluis aan de kant van de Elbe geen glijstangen, maar alleen bolders heeft. Het echtpaar op leeftijd, ze bewogen als stramme klazen door het gangboord, had de grootste moeite het schip bij de sluiswand te houden. Heftig de hekschroef en de boegschroef laten razen, hield het schip, dat slechts aan één sluis-bolder met 2 lijnen vast lag, nauwelijks op zijn plaats. Wij, ietsje jonger bejaard, hadden het makkelijk. Voor en achter vast aan de glijstangen, stegen we, dobberend op borrelende waterbellen, langzaam omhoog. Uiteindelijk voeren we zonder schade de sluis uit, evenals het echtpaar op leeftijd, dat verder zou varen richting Hamburg.

Eenmaal op het Elbe-water, veel rustiger dan de dag ervoor, kozen we ervoor om verder te varen langs de noordoever nadat we, zoals het hoort, de vaargeul recht overgestoken hadden. Brunsbüttel is met de vloedstroom mee vanaf Otterndorf in anderhalf uur te bevaren. Dankzij de wind uit het noorden was het een rustig tochtje. Van de grote jongens, de containerschepen en tankers op weg naar zee of omgekeerd, hadden we weinig last. Irritant zijn de af en aanstormende pilots, die er lol in hebben met hun gigantische hekgolven onze glazenkast te herorganiseren en alles wat we vergaten vast te zetten vliegles te geven.

De grote sluis was een makkie. De houten vlonders langs de sluiswanden, waartegen je stootwillen wegglijden in plaats van te willen stoten zijn tegenwoordig met metalen roosters bekleed. Prettig om niet adem-happend als een spartelende vis op de gladde plankieren te vallen bij het afstappen van je schip, zoals dat jaren geleden menigeen overkwam. Het gaat allemaal mooi langzaam en voor het zeilschip dat bij ons langszij had vastgemaakt, was de sluisprocedure een cadeautje en een sluisbabbel zo geboren.

Het haventje om de hoek bij de sluis in Brunsbüttel heeft ons voorzien van vers ‘Kein Trinkwasser’-water (volgens het opschrift bij de kraan). Als eigengereide Nederlanders hadden wij er zo onze gedachten over, zeker omdat bij een kleine proeverij er toch zeer smakelijk koel vers water uit die kraan kwam. Misschien was het opschrift wel bedoeld de lurkende en happende bezoekers (er was een soort Pinkster-markt met bier en zo), aan te moedigen om het bij dorst na Bratwursten en Backfisch vooral op ‘Bier’ te houden. Overigens, we zijn er na inname van de nodige liters water nog steeds niet ziek van geworden.

Kein Trinkwasser tanken in Brunsbüttel

Het is relaxed varen op het Noord-Oostzeekanaal. Alleen zodra een gigantisch varend pakhuis je tegemoet komt of oploopt is het zaak voldoende ruimte te geven en goed stuurboordwal te houden. Op 40 km vanaf Brunsbüttel vonden we in het Giselau-kanal een goede plek voor een nachtje over. Meerdere zeilschepen en motorboten kunnen er voor een nacht gratis afmeren voor de sluis. Ooit gingen we die sluis door en voeren we met vrienden in onze toenmalige zeilschepen via de Eider naar Helgoland.

Noord-Oostzeekanaal

Rendsburg is bij kilometerpaal 62 aan het NOZ-kanaal een ideale plek om snel boodschappen te doen. Met 10-11 km per uur voeren je daarna in 4 uur verder naar de sluis van Holtenau alwaar we vlot met z’n tweeën in de sluis werden geschut. Holtenau aan de kade bij de oude sluis bleek een prima plek om te overnachten. Tijdens een wandeling langs de oude kade aan de binnenkant van de sluis vond Nienke in het park een orchidee, een ‘Brede Orchis’. Niet bepaald een te verwachten habitat voor orchideeën.

NOZ kanaal( 2016,foto; met dank aan Ted Vermeulen )
In de sluis van Holtenau

Het is windstil, de Kieler Förde oogt als een gladde spiegel. De zon is net op, 6 uur in de ochtend maken we los van de kade. In de middag zou de wind fors toenemen. We varen net buiten de groene tonnen naar het noorden. De zon schildert een brede baan verblindend licht op het water. In de verte zien we de vuurtoren van Kiel en laten haar aan stuurboord liggen. De aantrekkende wind uit het westen vormt de lome deining om in een korte krullende golfslag. Het zicht is uitstekend, in de verte een enkel schip. De uitgezette koerslijn lijkt te kloppen met de werkelijkheid. Om zo te varen, wat wil je nog meer……