Bredase Bosschebollen

Alles doet het, de waterpomp doet het, het pompje in de douche doet het, de elektronica doet het, de motor doet het, alles doet het aan boord van de Nine Marit. De laatste weken hebben we nog niet eerder zoveel complimenten gekregen over het schip. Waarom wij nu zelf fysiek de vlag wat moeten laten hangen is me niet duidelijk. ‘De wetmatigheid van het verschuiven der dingen, niets blijft op zijn plek’, vrij naar de bekende stelling ‘Panta Rhei, Alles stroomt’ van De Griekse filosoof Heraclites(P.)

De COVID infectie die we opliepen begint zijn onprettige effecten op onze lijven geleidelijk te verliezen. Het is net als het vlammetje van een theelicht dat op de laatste druppels waxine probeert nog even op te flikkeren. Periodes van zich goed voelen, wisselen af met periodes weinig energie, verstopte neuzen en irritante hoest. Maar er zit een opgaande lijn in. We kunnen ruiken, we kunnen proeven, we kunnen ademen, we kunnen zingen ( vader Jacob, vader Jacob, slaapt gij nog?…… en dat in canon)….?

Deze trip met ons schip, is er een van uitersten, niet eerder was er zoveel anders en ook niet anders. Geen lange tocht naar Denemarken en Duitsland, geen grootste prestaties met tochten over groot water maar daarentegen, een korte oversteek naar Schiermonnikoog, keutelen langs riviertjes en kanalen, plaatsjes in het zuiden van het land en tot nu een bezoek aan het Grevelingenmeer en de Biesbosch.

Amercentrale bij de Biesbosch

Breda beloofde in de Havengids een prachtige en heerlijke ligplaats midden in het centrum. Dat hebben we geweten. De rustige passanten-steiger die de havenmeester telefonisch beloofde bleek volledig bezet met scheepjes waar duidelijk niemand in tijden aan boord was geweest, hij ook niet. Waarschijnlijk passanten met een dubbele agenda of een goede ‘verstandhouding’ met de havenmeester. We zijn dus maar een stukje verder door gevaren. De Nine Marit tussen een rijtje stootpalen langs de peilers van een loopbrug door geperst, belandden we uiteindelijk in een havendeel waar alleen de draaimolen ontbrak, het leek wel kermis …overal licht, de kerst- verlichting in de bomen hing er nog. De haven was rondom volledig ingepakt met terrassen die, naarmate de avond vorderde gevuld waren met lallende feestgangers. In de richting van de overigens fraaie kerk, bleek de markt rond de kerk een voortzetting van het feest-terrein. Het was vrijdagavond en dat moest gevierd worden…. Uitbundig ….. We werden vergast op een boem-boem dreun vanuit een discotheek in een zijstraat die onze vrienden, met hun wat minder goed tegen geluid geïsoleerde schip, dwong om voor de nacht een stuk verder op de kade af te meren. Dankzij mijn gehoorbellen die ik ‘s nachts uit doe had ik er betrekkelijk weinig las van. Nienke met haar goede oren, wist alles wat dicht kon op ons schip dicht te pleisteren zodat het ook in haar oren nog acceptabel was te verdragen. Volgens onze vrienden ging het feest nog tot na 3 uur door. De volgende ochtend bleek de straat bezaaid met troep, lege kapotte plastic glazen, papier, lege plastic zakken, sigarettenpeuken. Wat me bevreemde was de grote hoeveelheden bovenmatige grote, gek genoeg, lege condooms die hier en daar tussen de rotzooi lagen. Het leken wel ballonnen. Zijn Brabantse mannen anders geschapen dan mannen in het noorden?

Overigens, de straatveger die ik aansprak vond de hoeveelheid troep ongeveer normaal en toonde weinig verontwaardiging. Had hij tenminste wat te doen.

Ik was onderweg met een doel toen ik die ochtend de stad in liep. In de veronderstelling dat we deze zomer niet in ‘s Hertogenbosch zouden afmeren, kreeg ik ongelofelijke trek in Bosschebollen. Obsessief mag ik wel zeggen, ‘s Nachts in bed al kon ik de slaap niet vatten, ik zag alleen maar dikke glanzende Bosschebollen. Nu is Breda geen Den Bosch, dat is waar, maar de ‘B’ zit in de naam en in de Bollen. Dus ging ik op zoek naar een Bakkerij, een BanketBakkerij. Ook allemaal ‘B’ s. Een goed voorteken. Ik vond er een, aan de andere kant van het centrum, ruim 15 minuten lopen, voorbij de kerk naar het zuiden. Daar aangekomen, ‘Helaas meneer, het is deze week de ‘week van Éclairs’ ( iets met bananen,slagroom en chocolade, een soort uitgegleden Bosschebollen) en we bakken deze week geen Bosschebollen’. ‘Anders wel hoor’, maar ik weet een Bakkerij waar u ze wel kunt kopen’. Huppelend van enthousiasme hoor ik haar uit waar dat dan wel mocht zijn. ‘Wel meneer, het is wat lastig uit te leggen, maar het is in de buurt van de kerk, in de Veemarktstraat, Banketbakkerij Haanen’.’Dus in de buurt van de kerk, die kerk waar ik ruim 15 minuten geleden langs liep’, stelde ik nuchter vast….

Ze waren lekker de Bredase Bosschebollen. Drie ‘B’ s, maar nu geen rare associaties maken……..

Bosschebollen

Varen met virussen en kwallen

Grevelingenmeer

Er gloort weer wat lucht op de plas. De temperatuur is vandaag prettig, ik mag wel zeggen erg prettig. Niet te koud niet te warm. De inwendige kou en rillerigheid in onze lijven lijkt geleidelijk te verdwijnen. We laten een rottige periode achter ons. Tijdens onze reis richting Zeeland liepen we achtereenvolgens een griepvirus(Nienke) en later een COVID infectie (beide) op. Als zeehonden blaften we dag en nacht de buren uit hun bed. Slap als natte zwabbers sleepten we ons door de dag. Zwabbers zijn uiteraard handig in de gangboorden, maar om elkaar daarvoor te gebruiken gaat me wat te ver. De van een houten steel voorziene action kwast is een betere optie.

De archipel

Aan de mast hangt de gele quarantaine vlag. Nog twee dagen, dan mag hij eraf van het RIVM. We gebruiken ons schip als een quarantaine plek. De huisarts die na veel gedoe toch bereid was om aan boord de longen van Nienke te beluisteren, ze was al meer dan 3 weken aan het hoesten in tegenstelling tot ik zelf die dat al jaren doe, constateerde dat er van een longontsteking gelukkig geen sprake was. Hij vermelde dat COVID op dit moment bij gevaccineerden vrij mild verloopt( al heb ik me knap beroerd gevoeld en ben nog niet helemaal als voorheen) en dat hij en zijn collegae meer te stellen hebben met eveneens een heersend griepvirus dat in zijn staart veel narigheid teweegbrengt.

We liggen aan een paradijselijk eilandje in het Grevelingenmeer. Slechts een paar schepen hebben er plaats. Op het eiland vonden we een paar zeldzame planten; Orchideeën, de Moeraswespenorchis en de brede Orchis, de Kleverige Ogentroost en de Beklierde Ogentroost (rare namen die niet veel goeds beloven). De Ogentroost soorten lijken voor geen meter op elkaar, de ene een plant die lijkt op een bodembedekker met wit paarse bloemetjes met een gele vlek in het wit, de ander een 30-40 cm omhoog torende plant met gele bloemen. De kleverige Ogentroost is niet kleverig in de zin van plakkerig door lijm, maar heeft net als Kleefkruid uit de Walstro familie een soort beharing die kleverig aanvoelt bij aanraking. De Beklierde Ogentroost ( Euphrasia Officinalis of Rostkoviana, vroeger en soms nu nog gebruikt als middel bij oogproblemen maar tegenwoordig in kwader daglicht door de gemene bijwerkingen).

Moeraswespenorchis
Kleverige Ogentroost
Beklierde Ogentroost

Het water in de Grevelingen is iets zouter, maar niet echt zout. Het stikt er van de oorkwallen, die mij de lust benemen het water in te gaan, bovendien ben ik niet zo’n fanatieke zwemmer en altijd die gedachte dat iets van onder uit de diepte het op mij heeft voorzien, volstrekt irreëel, maar toch, je weet dat niet. Dus liever op het water dan in het water en zeker niet met een kwallen-soep rond mijn benen en voor mijn neus. Die aarzeling om onbekommerd het water in te duiken lijk ik niet toevallig te hebben. Volgens mijn ouders ben ik op 2-3 jarige leeftijd bijna verdronken in een vijver achter het huis en door een iets ouder buurjongetje, hij heette Kees, ternauwernood gered. Flink kereltje. Ik kan me er niets van herinneren maar blijkbaar wordt zo’n gebeurtenis wel ergens geregistreerd en ingeprent.

Neemt niet weg dat we van het Grevelingenmeer een beetje zijn gaan houden. Weinig insecten frisse zeewind, mooie natuur, rust en ruimte…..Dat het niet helemaal goed is met het Grevelingenmeer blijkt uit de kaalslag op de bodem, die meer dood dan levend is. Aanvankelijk dacht men er een zoetwater meer van te maken, dat was een klap voor het op zout water ingestelde bodemleven. Nu wordt regelmatig via de Brouwerssluis vers zeewater binnen gelaten waarbij het zoutgehalte van het meer op een vaste waarde wordt gehouden opdat er bodemherstel kan optreden. De kwallen moeten we op de koop toenemen……. En mooi om naar te kijken, dat wel……

Spakenburg en Hollandse Nieuwe

9 juni 2022

Spakenburg oude haven

Tegen de helder blauwe lucht boven me zie ik jagende witte schapenwolkjes. Wat een lust voor het oog na de gestage regen die neerdaalde uit het loodgrijze wolkendek van gisteren. Er staat een stevige wind uit het zuidwesten en het oppervlak van het Gooimeer lijkt op een knobbelig donkerblauw water-tapijt waarop enkele scheepjes zich in onduidelijke richtingen voortbewegen. De wind is koud en de zon lukt het maar matig die kou te verdrijven. Onze Yanmar gromt zacht op de achtergrond. Veel harder dan 5,5 knopen varen we niet en af en toe spat buiswater over de boeg en moeten de ruitenwissers aan. Een modern ogende zeilboot met een breed achterschip, rechte voorsteven en zwarte zeilen vaart scherp aan de wind en kruist ons pad. Één rif in het grootzeil.

Gisteren lagen we in Spakenburg. Op de mooiste plek in de oude haven. Tientallen botters, de een mooier dan de ander, lagen met hun boegen schuin naar de kant om ruimte over te laten voor langs varende schepen. Sommige botters hadden de helmstok van hun ruim bemeten roer aan bakboord vastgezet om zo nog meer ruimte te creëren. Achter in de oude haven is een werf met twee hellingen waar voor het merendeel houten botters worden opgekalefaterd en gerestaureerd. Een mooi ouderwets plaatje.

De werf

Pas na zeven uur in de avond hield het gisteren op met regenen. Er werd op het raam getikt. De havenmeester diende zich aan om het liggeld te innen. Van hem kreeg ik te horen dat Spakenburg vooral één grote vissers familie was. Hij vertelde me dat er tegenwoordig niet veel meer wordt gevist door de Spakenburgers, maar dat er wel veel vis wordt verwerkt en verhandeld. Het gaat de mensen goed, zo te zien aan de keurig onderhouden huizen en de glimmende bolides op de opritten naast hun huizen.

Ik kom aan de praat met de havenmeester. Ik vertel hem mijn blunder, dat ik vroeg om ‘Hollandse Nieuwe’ bij een vishandel aan het eind van de oude haven. Ik zag een bord ‘Nieuwe haring’ en concludeerde dat de Hollandse Nieuwe er weer was. Dat was fout. Die is er pas volgende week. Nieuwe haring is gewoon de haring van vorig jaar, maar ‘Nieuwe’ omdat die toen hij vorig jaar werd ingevroren ‘Nieuw’ was en nu net ontdooid nog steeds ‘Nieuw’ is. ‘Oude Nieuwe haring’ dus. Omdat dat niet lekker klinkt, laten ze dat ‘Oude’ maar weg. ‘Hollandse Nieuwe’ is de haring die in afgelopen 2 maanden is gevangen en ingevroren en mag pas in de tweede helft van juni officieel verkocht worden als ‘Hollandse Nieuwe’. Die haring is meestal gevangen door Deense vissers, maar een bord met ‘Deense Nieuwe’ klinkt niet lekker op de Hollandse viskraam. Laat staan dat men begrijpt of er haring mee wordt bedoeld.

Op mijn vraag of die Hollandse Nieuwe nu echt veel lekkerder is dan Nieuwe haring, kreeg ik als reactie van de havenmeester een minzaam lachje. Ik had er niets van begrepen. De oude haring, de Nieuwe dus, was soms lekkerder dan de de Hollandse Nieuwe, omdat de Hollandse Nieuwe soms te vroeg gevangen wordt en aan de magere kant kan zijn. Alle haring die rauw geconsumeerd wordt moet eerst zijn ingevroren. Dit om de eventuele aaltjes, die er niet in horen te zitten, letterlijk koud te maken. Levende aaltjes mogen niet in de haring zitten, bevroren mag dat wel, die zijn dan dood, de aaltjes evenals de haring. De levende haring-aal of haringworm-larve leeft in de buikholte van de haring en vind het daar erg prettig. Hij eet mee van wat de haring eet en de haring heeft er zelf geen last van. Dit aaltje, de larve, komt pas echt tot ontwikkeling tot worm als de haring door een zoogdier wordt verorberd. Als rauwe zilte spijs direct uit de zee genoten door een mens of opgevreten door een dolfijn of een zeehond wordt de larve een dikkere worm die je ziek kan maken en zelfs een darmperforatie kan veroorzaken. Dat laatste kan niet meer sinds het verplicht is de haring voor consumptie in te vriezen. Dus pak hem gerust bij de staart, zou ik zeggen.

Met deze wetenschap, ga ik volgende week als de Hollandse Nieuwe er is een vergelijkend en kritisch onderzoek doen. Een Nieuwe haring en een Hollandse Nieuwe gebroederlijk naast elkaar op het bord, de ene met een vlaggetje de ander zonder. De uitjes laat ik even staan…..te zijner tijd laat ik de lezer mijn genoten conclusie weten……

Botters