
Het contrast kon niet groter zijn. Gisteren stralend weer, vandaag grijs en regen. Meest druilerige regen met af en toe dikke buien. Als ik naar buiten kijk, hier aan de steiger bij de Rengerspolle, zie ik door de waas van fijne regendruppels wuivende bomenkruinen, alsof ze me toezwaaien en troosten, ‘het is maar tijdelijk, morgen is alles weer anders’.
Dit plekje tussen Grou en Eernewoude kennen we goed. Een haast ondoordringbaar stuk bos op een eiland, deels omringd met een door de Marrekrite onderhouden grasstrook, waar meerdere aanlegplekken en steigers zijn aangelegd voor het bootjesvolk. Mooi beschut tegen de wind. Het noordelijk deel van het eiland heeft een paar plassen en rietvelden, waar het in de zomer wemelt van de libellen. Zwaluwen zwenken in haast rechte hoeken door de lucht om dat ene argeloos zoemend insect te verschalken. Het motorgeluid van een enkel vrachtschip op het Prinses Margrietkanaal verdringt de stilte van het eiland. Van de rijke plantenvariatie rest niet veel meer dan bruine droge stengels, pluizige bloemzaden en wat paars-bloeiende watermunt.
Eigenlijk was het plan om deze week naar een van de eilanden te varen. Toen we afgelopen dinsdag van huis wegvoeren, dachten we dat het de donderdag erna met het weer wel mee zou vallen. We voeren richting Stavoren, vooral ook om te tanken in de buitenhaven, waar je biodiesel-vrije diesel kunt krijgen. Tijdens de vaart op woensdag hoorden we op kanaal 1 van de marifoon, post IJsselmeer, dat de windvoorspelling voor donderdag een Beaufort hoger zou uitvallen. Was het eerst ZW Bf 3-4, werd het later een waarschuwing voorZW Bf 5-6 op donderdag middag en avond, plus als bonus een bak regen met slecht zicht. Daarom keerden we de steven en voeren we bij Workum door de sluis het binnenwater weer op. En wat was het vaartje bij het Gaastmeer weer een gaaf plekje om je in de warme middag-zon te laten verwennen.
De schier eindeloze stortvloed hemelwater van de dag erop (wat zullen de boeren blij zijn) deerde ons niet, gedurende het tochtje van Gaastmeer naar de Rengerspolle. We zaten droog en de nieuwe ruitenwissers deden hun werk zonder het gekraak en gepiep van de oude, heerlijk…..
Op weg naar het Lauwersmeer was Leeuwarden een goede tussenstop. De groentekraam op de markt op vrijdag nodigde uit tot flink inslaan. De door een donkergekleurde man aangevoerde kratten met aardbeien werden door de baas met een luide en schorre stem naar een al hoge toren-opstelling gedirigeerd. Zijn werknemer, wat geïntimideerd, en niet al te handig, had er moeite mee en protesteerde dat er te weinig ruimte was. Gretige jam-makers, zwermden om de aardbeiendozen heen, 8 dozen voor €4. ‘Die laat je niet liggen’. Wij waren tevreden met wat groente, een doos frambozen en een doos bessen en lieten ons neppen met een handje snijbonen voor €2.40 bij een kraam verderop waarvan de eigenaar onze naam droeg.
De volgende dag rond 11 uur vertrokken we richting Dokkum, de Dokkumer Ee op. De bruggen in Birdaard werden als gebruikelijk rond het middaguur niet bediend, de bruggenwipper mag de door zijn lief bereide lunch niet ontberen. Een mens wordt hongerig van al dat heen en weer-fietsen tussen twee bruggen.
Voor de eerste brug in Dokkum staat een raadselachtig drielicht. Twee van de drie lichten stonden op rood. Pas als je er voorbij bent en je het bord erbij hebt gezien wordt het voelbaar duidelijk, stroming! Van achteren! Blijkbaar wordt er verderop gespuid op het Lauwersmeer. Een klein motorbootje moest dit tot zijn schande ervaren doordat hij bij het aanleggen eerst een voorlijn gebruikte, waardoor het achterschip van de kant weg zwaaide en de schipper nauwelijks schade kon voorkomen. Met een brullende motor onder het uitbraken van een flinke dot zwarte rook wist hij het bootje, tegen de stroom invarend, in bedwang te krijgen. Door Dokkum varen ging niet vlot. Ook hier één bruggenwipper voor bijna alle bruggen. Met de paraplu achterop de bagagedrager, het was even droog, fietste de man van brug naar brug, terwijl hij intussen ook nog bij de tweede brug €5 moest zien te scoren met zijn hengeltje. Een arbeidsintensieve job.
Na Dokkum wordt het landschap heuvelachtiger en de Dokkumer Ee smaller. Tussen de brug ter hoogte van het dorpje Ee en die van Engwierum vonden we een prachtige aanlegplaats, gemaakt en onderhouden door de Marrekrite. In de avond werden we verrast door honderden zwermende spreeuwen die een spectaculaire luchtshow gaven in het langzaam vallende avondlicht. Dat de herfst er aankomt wordt steeds duidelijker.
Terwijl ik dit schrijf liggen we afgemeerd in het Stropersgaatje op het Lauwersmeer, de plek waar we steeds weer verrukt van zijn. Beschut tegen de westenwind met uitzicht over het water naar het oosten lig je hier in een vogelparadijs. Om ons heen zien we eenden, groepen meerkoeten die watertrappelend voor ons schip een heenkomen zoeken, meeuwen die krijsend vechten om een plek op een meerpaal en zwanen die in het ondiepe water foerageren. De zeearenden die hier zouden zijn hebben we nog niet gezien. Met een schip dat niet dieper steekt dan 1.10 m kom je hier op de mooiste plekken. Buiten de geulen is het erg ondiep. Zelfs in de geulen meten we soms geen diepte.
Woeste wolken trekken over en het licht is oer-Hollands, de wind ruist door de lage wilgen en de duindoornstruiken die rijk beladen zijn met oranje bessen……


