
In het vaartje tussen het Grote Gaastmeer en het Zandmeer schuiven steeds meer boten aan langs de goed onderhouden wallenkanten. Zeilboten, kajuitjachten, sloepjes en motorboten. Morgen is het Hemelvaart. Dat wat kan en mag in Coronatijd wordt breed gevierd. Twee mannen met een opgelapte oude motorboot zijn aan hun vierde flesje bier begonnen terwijl de zon, nog hoog aan de hemel, probeert traag voorbijdrijvende wolken tot ophoepelen te verleiden. Onderuitgezakt, intens tevreden, zitten de beide heren in camping stoelen op de wal. Op het tafeltje de lege flesjes, in de hand een volle fles waarmee ze ons wazig groetten toen we langs liepen. Eigenlijk hadden we stilletjes gehoopt dat ze tegen het eind van de middag zouden vertrekken. Ze lagen op de plek waar we gisteren naar volle tevredenheid hadden overnacht. Mooi achter een bosje tegen de nog best koude noordwesten wind. Om de accu’s wat op te laden waren we vlak na de middag een eind het meer op gevaren, waarna we bij terugkomst dat mooie plekje verspeeld bleken te hebben.
Van het virus is hier op dit eilandje niets te merken. Nou ja bijna niets. Op een rondje kuieren over het eilandje kwamen we een paniekerige schepeling tegen die in het passeren over het pas gemaaide pad zich bijna in het riet stortte onder het uitroepen van ‘anderhalve meter’.
Over het geheel wordt er nogal laconiek gereageerd, de kans dat we in Corona-arm Friesland een besmetting oplopen is op dit moment gelukkig (nog) klein. Het was erg rustig op het water. Vanwege Hemelvaart is het nu wel drukker geworden. Van een invasie met varende Duitsers als in andere jaren kun je bepaald nog niet spreken. Normaal gesproken is ‘Merenprovincie’ Friesland in April en Mei een hotspot voor huurboten bevolkt met onze landsburen. Eerder heb ik me al eens min of meer kritisch uitgelaten over sommige bedrijfsfeestjes op het water met een groep van meestal mannen, vaak een stel landsburen, van drank doordrenkt en liederen zingend, die onze vaders koude rillingen zouden hebben bezorgd. Niets van dat alles, ze zijn er niet, in quarantaine vermoed ik. Trouwens, sommige Nederlandse business-feestjes op het water kunnen ook behoorlijk uit de hand lopen. Wat is er mooier, een mobiele locatie, ongestoord en ver weg van familie- en pottenkijkers, één keer per jaar met het bedrijf juichend en zuipend uit je bol gaan? Moet toch kunnen?
We zagen slechts enkele zeilbootjes en motorbootjes met een Duitse vlag. Laten we wel wezen, de meeste Duitsers zijn tegenwoordig aardige mensen. Meerdere keren hebben we genoten van prachtige tochten door ons buurland en bijna altijd waren de contacten met de Duitsers aangenaam en getuigden van bereidwilligheid en hulpvaardigheid. Des te bevreemdender voelt het jaarlijkse( en terechte) ritueel aan het begin van deze maand met het herdenken van de oorlogstijd ( die ik gelukkig zelf niet heb meegemaakt), waarin we bestookt worden met vreselijke beelden over en herinneringen aan, hoe erg het destijds was.
Het is goed om te merken dat het bootleven, de watersport, weer op gang komt. Vanochtend, op Hemelvaartsdag, pruttelden we in de vroege ochtend over een vrijwel leeg Heegermeer naar Woudsend richting het Slotermeer. Als altijd zijn gemaakte plannen (we zouden naar Langweer en het Sneekermeer) bij ons onderhevig aan flexibiliteit en verandering. Op het Slotermeer zag ik met de de verrekijker een lege meerboei aan de hoge wal. Vastmaken aan zo’n drijf-ei was nieuw voor ons met dit schip. Ankeren vind ik een gedoe, niet het voor anker gaan, maar het anker ophalen en op de juiste manier, rammel-vrij, weer aan je boeg plakken. Steevast zit het anker gedraaid en moet de ketting een slag gedraaid worden om de stok en de bladen van het anker recht voor het ankergat te krijgen. De opening van de ankerkoker zit onhandig onder de terugvallende boeg verstopt. Het drijf-ringboeitje dat de romp tegen het anker moet beschermen heeft de vervelende neiging zich aan zijn taak te onttrekken, zodat het te laag, te hoog of scheef naar links of rechts zit als je het anker net hebt opgehaald. En dan is hij ook nog half leeggelopen of na oppompen( onmogelijk vanaf het voordek en alleen te doen als je aangemeerd ligt aan een steiger of een walletje wat nu juist niet het geval tijdens het anker-op gaan) te bol zodat het anker niet stijf tegen de plaat aan zit. Een Bruce anker zoals we op de zeilboot hadden, was makkelijker te hanteren door de vooruitgestoken rol boven op de steven.
Voor anker liggen bij rustig weer is een genot. Vrij zwaaiend op de wind, geen luidruchtige buren al te dicht bij, de zachte schommel-bewegingen van het schip, het wijde uitzicht over het water. Een krabbend anker is een ramp, zeker als je meent eigenlijk te kunnen slapen. Een recent weerbericht ( krijgen we die onweersbui nu wel of net niet? ), een goed ingesteld anker-alarm en weten hoe het met de diepte is gesteld rondom je gedropte en goed ingegraven anker is een absolute voorwaarde voor een rustige nacht. Ik herinner me een anker-plek op het Lauwersmeer, waar we bij het wakker worden ineens 20 graden scheef lagen met onze Friendship 28. Het waterpeil was 20-30 cm gezakt, er was gespuid. Door ons zeilschip met hulp van vrienden te krengen( zoek maar op als je niet weet hoe dat gaat) hebben we haar vlot getrokken. Al denk ik, dat we door gewoon een halve dag te wachten ook wel weer drijvend waren geworden.
Grootse vaarplannen hebben we niet. Het is prima in Friesland. Covid-19 dwingt ons pas op de plaats te maken. De behoefte om verre oorden te ontdekken is er even niet. Naar de eilanden? Het kan weer, hoorde ik, wel bespreken en ‘anderhalve meter’ op de steigers….


