Storm

Meerkoet op het ijs, lijkt wel of hij zich schuldig voelt.

De heftige storm op de zondag na het zaterdagse gezellige Pollardvaarders-uurtje op Boot Holland had voor ons nog een kleine verrassing.

Vorig jaar in een eerdere blog sprak ik over de Meerkoeten die ons schip in de winter als openbaar toilet gebruikten.

De loods waar Nine Marit ligt heeft geen deur vanaf het water. Het is eigenlijk een soort carport voor een schip. Makkelijk bij het in- en uitvaren, maar daardoor ook makkelijk voor het in- en uitzwemmen voor watervogels. De loods heeft aan de westzijde kanteldeuren. Wij liggen met ons schip in de oostzijde. Omdat we tijdens eerdere winters ontdekten dat het zwemplateau een ideale verzamelplaats was voor onze ‘gevederde kak-vrienden’, hebben we de laatste twee winters Nine Marit omgekeerd in de box gelegd, de boeg richting de open kant.

Op de kopse kant van de loods is een toegangsdeur naar een middensteiger met links en rechts smalle, uitstaande tussen-steigers als de graten van een vis. Over die smalle graten lopen is zoiets als fietsen op een evenwichtsbalk met aan beide kanten het weinig aanlokkelijk koude en donkere water. Met wat houvast aan de zeereling is erover lopen is geen probleem, iets verder op de steiger, zonder steun, is het wat hachelijker, zeker als het hard waait. Het prettigste om bij het verste uiteinde te komen is het om op je knieën als een krab langzaam naar voren te kruipen, de ogen gericht op de reddende steun-paal die houvast moet geven. Nu denk je wellicht, daar hoef je toch niet te zijn? Nee, meestal niet, maar voor het vast zetten van een onwillig wapperend zeil dat met een lang elastiek deels over het voorschip en deels dwars over de ingang van de box gespannen moet worden, moet je wel naar het uiteinde van die rottige smalle plank kruipen.

Vorige winter hadden we een zeil, lekker voordelig aangeschaft bij de Welkoop, om de boeg gespannen, over het voordek met de neergeklapte mast, waardoor het dekzeil op meerderde plekken kapot ging op de scherpe uitsteeksels van de mast. De meerkoeten vonden het alsnog een aantrekkelijke plek om op de door het zeil overdekte zeereling hun gemak te nemen en daar onbekommerd hun ontlasting op de vingersteigers en het zeil te deponeren. Conclusie: Geen goede constructie.

Deze winter dachten we het anders te doen. Uit voorzorg hadden we de mast ingepakt met schuimplastic om te voorkomen dat er weer schaviel-plekken in het zeil zouden ontstaan. Het zeil spanden we uit tot over de zijsteigers om de heren en dames zwemvogels een schuin aflopende en wankele ondergrond te bieden, té onaantrekkelijk voor een rustige nacht vanwege het ongetwijfeld af en toe klapperde dekzeil. Voor het eerst dit jaar geen poepje te bekennen. Hoera!

Echter…….we hielden geen rekening met de wind die het dit jaar nodig vond, met stormkracht de loods te geselen. Het vlakke deel van het zeil klapperde als een lamme vogel omhoog richting het dak. Het elastiek was los geschoten en een poging om het elastiek met de pikhaak naar me toe te hengelen mislukte, terwijl de stormwind zijn best deed om me, balancerend op mijn knieën op de vooruitgestoken vingersteiger, het water in te donderen. Met een dun draadje zat het dekzeil nog vast en met het aanspannen van de andere loszittende lijntjes heb ik het maar even gelaten. De volgende dag, de wind was eindelijk gaan liggen, heb ik samen met mijn lief, ze is veel handiger op de evenwichtsbalken, het zeil geborgen. Nine Marit ligt nu in volle glorie, zonder zeil de lente af te wachten. Een enkel vogelpoepje mag haar niet deren.

Gisteren nog even bij het schip geweest. Geen poep te bekennen. De neiging om met z’n allen terug te keren naar de van ouds bekende overnachtingsplek zijn de Meerkoeten naar het lijkt vergeten…..

Bloesem, gestolen uit het park