
Aanvankelijk dacht ik dat ze in een boodschappentas aan het aqua-joggen was. Woest stampte de vrouw in een tas gevuld met water op de steiger. Af en toe, het spetterde nogal, vulde ze uit een slang water bij. Zij bleek de was aan het doen. Met haar krachtige voetenwerk in de met sop gevulde tas bewerkte ze fanatiek de sokken en de kussenslopen. Tegelijkertijd wrong ze de pas gewassen stukken uit met haar vriendin die tegenover haar stond. Als je geen wasmachine hebt en geen gebruik wilt maken van de wasmachine in het toiletgebouw moet je creatief zijn. Beide vrouwen verrichtten hun taak met ernstige gezichten als was het de gewoonste zaak van de wereld, geen moment gehinderd door de blikken van voorbijgangers op de steiger. Al met al zal ze, op de plaats stappend, zowat een rondje om de haven hebben gerend, gezien de blozende kop die ze kreeg van het stampen. We liggen in de haven van Stubbekøbing. Een naam waarbij ik vrij associërend denk aan tobbedansen al had de act op de steiger meer iets van ‘tobbe-soppen’ of de ‘tas-was’ doen.


Gisteren vertrokken we in alle vroegte, 9.30 uur, uit Hesnæs, een pittoresk vissersplaatsje op de oostkust van Falster. Een plek om te onthouden, maar waar je vroeg moet komen anders is de haven vol. De havenmeester komt langs, de pet op zijn hoofd en de geldtas op zijn heup. Er is in de haven vrijwel niets, voor de stroom heb je een halve mijl verlengsnoer nodig als je net als wij aan het eind van de mole( dam) ligt. Water kun je bemachtigen bij de steiger voor het toiletgebouw. Voor de tweede dag zijn we om onze accu’s te voeden meer midden in de haven gaan liggen zodat we met onze verlengkabel de afstand tussen de elektra-zuil en ons schip konden overbruggen. Een paar huizen in oude stijl en een schuur met locale kunstnijverheid zijn de enige attractieve objecten rond de haven. Het achterland is daarentegen zeer aantrekkelijk qua landschap. Als de zon schijnt doen de steile kust en een lang smal strand je denken aan een plek bij de Middellandse zee. De bomen, steunend op kale wortels, hangen voorover op de rand van de klif en lijken ieder moment te kunnen vallen.
Pomle Nakke is een geliefd restaurant dat hoog op de klif, iets ten zuiden van het dorp, vanuit een beukenbos over de Oostzee uitkijkt.
Zaterdag bemerkte ik wat onrust in de haven. Opeens begonnen mensen met emmers en lege tassen richting een zojuist afgemeerde vissersboot te lopen. Verse vis te koop, direct van de visser. Toen ik er ook naar toe ging bleek de meest interessante vis al verkocht. Een koper toonde me trots haar aankoop, een flinke kabeljauw, die ik ook graag had gekocht. Wat overbleef waren wat bruine platvissen waarvan ik de naam niet verstond. Ze leken op schar of bot. Lafaard die ik ben, heb het niet aangedurfd om ze te kopen, de bereiding ervan zou wel eens lastig kunnen zijn met de kleine koekenpan die we aan boord hebben. Op de dag dat we aankwamen in Hesnaes kwam er even na ons een groenig schip binnen. Het model kwam me niet bekend voor. Het logo op de zijkant onder het dak, kende ik wel. Alweer een Polllard. De Charly uit Hamburg! Gebouwd iets later dan de Nine Marit. De aardige eigenaren waren vol lof over het schip, maar nog geen lid van de Pollardvaarders, dus moest er door ons dringend gelobbyd worden.
Varen in dit gebied is alsof je door een groot merengebied vaart. De golven worden nooit erg hoog. De fraaie kust, met hoge wallen en kliffen waarop kleine nederzettingen en mooie kerkjes, is een lust voor het oog. Als je binnen de goed betonde geulen blijft is het navigeren even makkelijk als brood snijden. Wanneer het hard heeft gewaaid uit het noordwesten of uit het oosten, kan er tussen de eilanden stroming ontstaan die kan oplopen tot 4-5 knopen. Tot nu toe hebben we er niet veel van gemerkt.
Met de bus reden we vandaag naar Nykøbing, waar we op onze vouwfietsjes sprongen en richting de brug over de Sund naar Lolland fietsten. Met het Fuglsang-museum op Lolland als reisdoel, fietsten we 8-9 km door een glooiend landschap aan de rand van de Guldborgsund. Het oudste kunstmuseum van Denemarken ligt verstopt achter een bosschage maar kijkt uit over de Sund. Behalve de huiscollectie schilderijen en beelden van Deense kunstenaars uit de 19e en de 20e eeuw was er een tijdelijke tentoonstelling met 56 houtsneden van Edvard Munch en gedichten van Emanuel Goldstein waarmee hij een langdurige vriendschap onderhield. Munch heeft een geschiedenis van hypochondere depressies met opnames in psychiatrische ziekenhuizen, hetgeen in zijn werk duidelijk tot uiting komt. Vrolijk werd ik er niet van, indrukwekkend en interessant vond ik het wel. De vriendschap met de dichter Emanuel Goldstein droeg bepaald niet in positieve zin bij als het gaat om de zon tussen de wolken te kunnen zien. Beide heren versterkten elkaar in hun melancholie en een zwarte kijk op menselijke relaties. Er waren veel vrouwen maar tot een vaste relatie kwam het bij hen niet. Goldstein presteerde het om slechts 3 uur getrouwd te zijn geweest, een rappe spijtoptant. Hun beider broze gezondheid en sombere kijk op de wereld hebben de mannen in hun expressionistische werk tot uitdrukking gebracht, waarbij Edvard Munch bekende dat hij zijn levens-angst en ziektes niet had willen missen. Zonder die angst voelde hij zich als ‘een schip zonder roer in een storm, zich afvragend waar hij zou stranden’….
