Cuxhaven

‘Raucher Kneipe, nicht Raucher sind auch willkommen’. Een rook café, waar ook niet rokers welkom zijn, lees ik op de ruit van een kroegje in Cuxhaven. Daar gaan we maar niet naar toe, dacht ik zo.

De weersvooruitzichten lijken motorboot-vriendelijker te worden. De twijfel is weg, we gaan de Elbe af, naar Wangerooge met een tussenstop in Cuxhaven, waar we nu zijn.

De harde oostenwind was gisteren wat afgenomen en met het aflopende tij hobbelden we vlot naar Cux. Doorvaren was niet aan de orde, bij de uiterton Elbe 1 woei het nog Bf 4-5 en stonden er golven van een meter of meer. In de veronderstelling slim te zijn en geen zin in de gebruikelijke jachthaven af te meren, floepten we de Amerikahafen binnen, een stukje oostelijk van het centrum. Na twee keer op een andere plek in de jachthaven te hebben aangelegd, merkten we dat het door de oostenwind behoorlijk deinde. Toen we ook nog merkten dat de drijfsteiger kraakte en piepte als een oude windmolen groeide het besef dat dit geen goede keus voor een rustige nacht was. Brunsbüttel was niet fijn, de Amerikahafen was belabberd, zeker nadat we van een toevallige passant op de steiger hoorden dat er naast de jachthaven achter de grote muur een overslag- terminal was waar men grind, gruis en zand pleegt over te hevelen in vrachtschepen. Soms ook ‘s nachts. In combinatie met een stevige oostenwind, loop je de volgende dag over een grindpad in je gangboord naar voren om de lijntjes los te gooien. De nacht daar doorbrengen, en het vooruitzicht een tuintje van je dek te maken leek ons geen goed idee. Dus belden we naar de grote jachthaven. Er was misschien wel een plek, maar de invalster van de havenmeester wist niet of we in de box zouden passen. Er bleef nog een optie over. De city marina Cuxhaven. Daarvoor moesten we door een openstaande sluis met een joekel van een klapbrug, overigens zonder veel geklap, of het moesten de mensen zijn die applaudisseerden toen we er onderdoor voeren. De havenmeester die we hadden gevraagd of er plek voor ons was, had ons een plaatsje aan een langssteiger aanbevolen, vlak onder een bouwterrein waar heel optimistisch een rood bord stond dat er wel eens wat bouwmateriaal over de rand kon vallen. Op je schip wel te verstaan. Terugvarend vonden we een plek gewoon in de marina, in een box. Prima plek, al gebruikte de havenmeester wel zijn expertise om te stellen dat we een erg groot schip hebben en dat we daarom voor twee boxen liggeld moesten betalen. Alsof we een catamaran zijn, potverdrie. De volgende dag ging ik met de man in discussie, waar hij me fijntjes wees op een bepaling in de voorschriften van de haven: ‘De havenmeester bepaalt hoe lang of breed het schip is’. Hij was zelfs bereid om het schip zelf te komen opmeten om aan te tonen dat de Nine Marit groter is dan de 11.90 meter die ik had gezegd. De ellende is dat hij dan wel gelijk krijgt, want een nauwkeurige meting die ik een paar geleden met onze vrienden uitvoerde kwam uit op 11.97,5 m. Dus dat voorstel heb ik maar laten schieten. Na enige zelfreflectie moet ik bekennen dat dit gesjoemel met de lengte van ons schip me niet vreemd is. Eerlijk gezegd heb ik vaak met het ietsje afknijpen van de lengte mijn voordeel bij het betalen van het havengeld gehaald. Ten onrechte, ik beken. Met deze gemankeerde moraal geconfronteerd is het meer dan logisch dat ik een keertje betrapt ben voor mijn misleiding, hoe klein en onbeduidend ook. Misschien moet ik de man maar bedanken voor dit inzicht…..

,‘waar Duitse Bakkers al niet toe bereid zijn’

Brunsbüttel, harde oostenwind en twijfel, naar zee of binnendoor.

Alweer harde wind. Wat hebben we een pest aan harde wind. De wind raast me om de kop en trekt me figuurlijk uit het lijf. Alsof ik minder stevig sta en minder goed kan focussen. Zo welkom als een windje rond de Beaufort 4-5 was toen we nog zeilden, zo onrustig worden we van diezelfde wind bij het idee met deze wind het grote water op te moeten gaan. In het haventje van Brunsbüttel liggen we te deinen achter de golfbreker in een vlagerige harde oostenwind. Volgens onze zoon en een enkele local, is met oostenwind Bf 6 de Elbe afvaren bij aflopend tij een ‘eitje ’. Wind, golven en stroom mee, zou het wateroppervlak plat als een dubbeltje maken. Ons principe ‘met onze motorboot op ruim water niet uitvaren bij Beaufort meer dan 4’ is daarmee in tegenspraak. We gingen vanochtend even kijken op de kop van de sluis. Van een afstandje lijkt het een rustig zeetje. De actuele wind in Cuxhaven was vandaag 6-7 Beaufort uit het oosten. Niet lollig als je dwars met je motorboot recht moet oversteken van de rechter naar de linker oever. Beide ons onrustige gevoel credit gevend, besloten we rond het middaguur vandaag niet te gaan. Dan maar nog een nachtje hobbelen in de haven met misschien wederom een zware langkieler van 15 ton aan de loefzijde van je schip. Want dat was wel vreemd. Afgelopen nacht was het een Hutting( ons vorige zeilschip) die ons uitzocht langszij te komen. Mooie uitzonderlijke scheepstypes zoeken elkaar onbewust op, naar het schijnt. De toevallige ontmoeting met de Hutting 45 in Leeuwarden 1 jaar geleden was een vergelijkbare situatie.

Brunsbüttel is niet het meest inspirerende plaatsje, al zijn de ijsjes van de twee Italiaanse ijssalons niet te versmaden bij dit idiote hete windmolen-weer.

Nadat we, inmiddels 4 dagen geleden, over een gladde zee van Rudkøbing in Denemarken waren overgestoken naar Stickenhörn in de Kielerförde en een dag later het Noord-Oostzee kanaal waren ingedoken vonden we een uitstekend alternatief voor de gebruikelijke jachthaven in Rendsburg . Bij km-paal 67.5 ligt verstopt aan de noordzijde van het kanaal een leuk haventje. Jachtwerf Schreiber is tevens een plek voor motoronderhoud, en winterstalling. Een familiebedrijf gerund door de vrouw en de dochters van de werfbaas die inmiddels 97 jaar is en nog steeds helder van geest is( al zat hij toen ik het bureau binnen kwam te slapen in een stoel).

Vanuit de haven zie je tussen de bomen door de grote schepen door het kanaal varen.

Het blijft indrukwekkend om die kastelen van schepen aan je voorbij te zien schuiven. Op een verwijd stuk in het kanaal kwam een sleep- combinatie ons achterop. Een grote metershoge logge vrachtvaarder werd door een voorste sleepboot gesleept en achter afgeremd en op koers gehouden door een achteruitvarende tweede sleepboot. In de veronderstelling dat ze ons wilden voorbij lopen lieten we onze snelheid teruglopen om het span sneller voorbij te laten gaan. De sleepboten bleken andere plannen te hebben. Ze minderden ook vaart en kwamen van midvaarwater steeds dichter naar de kant, juist daar waar wij voeren. Met een luide stoot op de hoorn werd ons duidelijk gemaakt dat ze plan waren tegen de dukdalven af te meren. Schielijk stuurboord tussen de dukdalven doorschietend konden we, ongeplet en niet gemangeld aan de veilige kant onze weg vervolgen.

Intussen lijkt de wind alleen maar harder te gaan blazen, een bevestiging dat we de juiste keuze hebben gemaakt. De binnenlopende schepen hebben moeite om af te meren. De wind duwt de koppen van de polyester schepen van hun koers als ze geen boegschroef hebben. De truc om achterwaarts met de kont in de wind vanochtend de smalle doorgang van de havenmond naar buiten te verlaten werd door een aantal jachten met succes gedemonstreerd. Het blijft merkwaardig om te zien hoe zeilers, maar ook sommige motorboot schippers, onhandig met hun schip afmeren. Zelf was ik met ons zeilschip ook niet altijd even handig bezig. Manoeuvreren op de motor is toch een vak apart. Sinds we met de motorboot varen heb ik veel bijgeleerd en kan er nu aardig mee overweg. Over die deuk aan de stuurboord kant, 5 jaar geleden, wil ik het maar liever niet meer hebben….

We zitten aan het ‘vikingbrot’, een ontdekking in de Lidl van Rendsburg. We mogen graag rond sneupen in een buitenlandse supermarkt. Wat je daar al niet aan nieuw spul kunt tegenkomen. Een uitnodiging om nieuwe spul aan te schaffen en te proberen. Zo ook het ‘ vikingbrot’. Langwerpige platte stroken gebakken deeg, bedoeld als toastjes, vol met onduidelijke ‘gezond vogelzaad’, een mus zou ervan gaan watertanden. Bovendien gekruid met Rozemarijn, waarvan ik vermoed dat Vikingen nog nooit gehoord hebben, tenzij ze terugkerend van rooftochten in het mediterrane gebied geproefd hebben van de Italiaanse keuken. Wel lieve vrienden, niet kopen hoor! Ze zijn zo hard als de Vikingen zelf waren, om je tanden op stuk te bijten. Pletten met een hamer en dan als pap nuttigen zou misschien kunnen. Voor een toastje met brie zijn ze niet geschikt. Ik dacht nog even ze in de lengte te kunnen splijten en te gebruiken als eetstokjes. Het resulteerde slechts in een soort gruis geschikt om je dek gemengd met verf antislip te maken. Moraal; ‘Niet alles in de supermarkt wat nieuw is en lekker lijkt is dat ook.’…..

Toch hebben we wel een aantal smakelijke ontdekkingen gedaan. Niet verkrijgbaar bij de Lidl in Nederland . Ik noem er maar een paar. Frischkase en haring ingemaakt in diverse sausjes. Heerlijk op een toastje bij de 5 uur( in de middag) borrel. Het mischbrot, van zuurdesem-deeg met rogge en tarwe is van dat brood dat beet heeft en 2-3 dagen eetbaar blijft.

Varen is mooi, afmeren is mooi, zeker als dat gevolgd wordt door een culinaire traktatie en een glas koele witte wijn of een biertje.

De sluis in bij Brunsbüttel.

Femø, Rudkøbing en een akelig kopje koffie.

Femø

De wind (Bf 6)poeierde gisteren over de haven van Rudkøbing. We lagen te schommelen ondanks de grote dam voor de haven. Op de kopsteiger strak tegen de houten palissade-wand voelen we ons veilig beschut. Eergisteren vertrokken we bij vrijwel windstilte uit Troense een plaatsje in de buurt van Svendborg waar we ‘s nacht prachtig voor anker hebben gelegen samen met onze vrienden die we daags tevoren op Femø ontmoetten. Zij zeilden vanuit Stege op Møn naar Femø. De dag ervoor waren we vanuit Stubbekøbing naar Femø gevaren. Het haventje aan de westzijde van Femø is in de zomer meestal vol. Wij planden er al vroeg op de dag te zijn en vonden zowaar een plek aan een langssteiger. De volgende dag, na overleg met de havenmeester, een aardige jonge dame, bijna net zo lang als Nienke, mocht ik op persoonlijke titel de plek langszij ons schip proberen vrij te houden voor onze vrienden met de Hutting die later in de middag zouden arriveren. Voor deze havens geldt dat je geen plek kunt reserveren. Wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Steeds meer schepen kwamen de haven binnen. Aan onze zeereling hadden we een stuk papier opgehangen met het verzoek niet langszij te komen omdat we vrienden uit Nederland verwachtten. Met dit vriendelijk verzoek lukte het om de plek vrij te houden ondanks dat de meeste open plekken inmiddels bezet waren. Het warme weerzien mondde uit in een gezamenlijk bij elkaar gescharreld maar heerlijk diner met risotto, verse doperwten en een stukje entrecote van de Cobb.

Met de fietsjes, waar we de pedalen af en toe flink moesten belasten, fietsten we voordat onze vrienden arriveerden in anderhalf uur het eiland rond. Graanvelden, sommige al geoogst, deden ons denken aan Bornholm, het grote Deense eiland meer naar het oosten in de Oostzee.

De volgende dag voeren we, zij grotendeels zeilend, wij pruttelend over een rustig zeetje naar Troense. Ons gedachte reisdoel, de haven van Lohals op Langeland, bleek stampvol met schepen te liggen zodat we genoodzaakt waren verder naar het zuiden te varen. We ankerden eerst met onze twee schepen tegen elkaar zodat we wederom een gemeenschappelijke maaltijd in elkaar knutselden, waarna wij voor de nacht, het was windstil, een eigen ankerplek opzochten.

De volgende dag zou de wind in de loop van de dag al weer gaan toenemen. Voor ons een reden om vroeg op te staan. Rond 6 uur vertrokken we naar Rudkøbing, 8 mijl varen. We waren bang daar ook geen plek te kunnen vinden voordat het aangekondigde slechte weer zou beginnen. Tot onze verrassing waren er veel plekken vrij, zelfs aan een langssteiger waar we nu nog steeds liggen.

In de box naast ons ligt een oude Taiwan klipper met een kunstenaarsechtpaar en hun 3 jonge kinderen, 3 dochters. Daan en Maaike zijn beide fotograaf en trekken met hun kinderen naar afgelegen oorden met een dubbel doel; Het gezin natuur-ervaringen bieden en werken aan projecten die uitmonden in tentoonstellingen en opdrachten. Hun website en blog vind je op www.zuijver.nl . Ze zijn op weg naar Zweden waar ze mogelijk ook in de winter gaan blijven om te werken aan nieuwe projecten.

Haven van Rudkøbing na de onweersbui

Rudkøbing is een aardig vissers-stadje met een leuke levendige hoofdstraat, veel oude gevels in de zijstraatjes en stokrozen, veel stokrozen. Als ze ouder worden, de stokrozen, neigen ze voorover te vallen op de stoep, een erehaag voor de voetganger, slagbomen op je pad als ze zijn gevallen. Het restaurantje in de hoofdstraat leek ons wat voor een kopje koffie. Nu is koffie drinken rond 11 uur, buiten de deur, in Denemarken niet de keuze die je zou verwachten. Vrijwel Iedereen drinkt tegen het middaguur bier of lebbert aan een oversized bol ijs in een wafel-hoorn ter grootte van een bloemenvaas. De espresso die ik bestelde was bruin, een cremorlaag ontbrak. De cappuccino die Nienke bestelde had de grootte van een soepkom met daarin een soort bruine melk, zonder schuim, die enigszins naar koffie smaakte. Belachelijk duur(op een terras in Florence betaal je evenveel) en alles zo waterig dat een Italiaan zich diep zou schamen en zich onmiddellijk vrijwillig zou laten kaalscheren bij het per ongeluk leveren van een dergelijk bocht. Toen ik na het tweede slokje ( ik was na de eerste slok in verwarring door wat ik proefde) mijn espresso terugstuurde, was het commentaar dat ze het altijd zo deden, maar dat ze voor mij de machine op standje 3 zou zetten in plaats van op standje 2. Ik had beter een glaasje bier kunnen bestellen.

Haast niet voor te stellen, het is koud, het regent continue en we krijgen een ‘Wetterwarnung’ voor extreem warm weer niet ver van hier bij Bremerhaven. Het weer is echt in de war.

Voor de oversteek naar Kiel wachten we op een rustig wateroppervlak. 7-8 uur varen met een snelheid van 5-6 knopen, inderdaad bij rustig weer…..

De Luciana onder Nederlandse vlag bij windkracht 5-6 Bf

Hesnaes, Stubbekøbing en het Fuglsang museum

Aanvankelijk dacht ik dat ze in een boodschappentas aan het aqua-joggen was. Woest stampte de vrouw in een tas gevuld met water op de steiger. Af en toe, het spetterde nogal, vulde ze uit een slang water bij. Zij bleek de was aan het doen. Met haar krachtige voetenwerk in de met sop gevulde tas bewerkte ze fanatiek de sokken en de kussenslopen. Tegelijkertijd wrong ze de pas gewassen stukken uit met haar vriendin die tegenover haar stond. Als je geen wasmachine hebt en geen gebruik wilt maken van de wasmachine in het toiletgebouw moet je creatief zijn. Beide vrouwen verrichtten hun taak met ernstige gezichten als was het de gewoonste zaak van de wereld, geen moment gehinderd door de blikken van voorbijgangers op de steiger. Al met al zal ze, op de plaats stappend, zowat een rondje om de haven hebben gerend, gezien de blozende kop die ze kreeg van het stampen. We liggen in de haven van Stubbekøbing. Een naam waarbij ik vrij associërend denk aan tobbedansen al had de act op de steiger meer iets van ‘tobbe-soppen’ of de ‘tas-was’ doen.

Hesnaes

Gisteren vertrokken we in alle vroegte, 9.30 uur, uit Hesnæs, een pittoresk vissersplaatsje op de oostkust van Falster. Een plek om te onthouden, maar waar je vroeg moet komen anders is de haven vol. De havenmeester komt langs, de pet op zijn hoofd en de geldtas op zijn heup. Er is in de haven vrijwel niets, voor de stroom heb je een halve mijl verlengsnoer nodig als je net als wij aan het eind van de mole( dam) ligt. Water kun je bemachtigen bij de steiger voor het toiletgebouw. Voor de tweede dag zijn we om onze accu’s te voeden meer midden in de haven gaan liggen zodat we met onze verlengkabel de afstand tussen de elektra-zuil en ons schip konden overbruggen. Een paar huizen in oude stijl en een schuur met locale kunstnijverheid zijn de enige attractieve objecten rond de haven. Het achterland is daarentegen zeer aantrekkelijk qua landschap. Als de zon schijnt doen de steile kust en een lang smal strand je denken aan een plek bij de Middellandse zee. De bomen, steunend op kale wortels, hangen voorover op de rand van de klif en lijken ieder moment te kunnen vallen.

Pomle Nakke is een geliefd restaurant dat hoog op de klif, iets ten zuiden van het dorp, vanuit een beukenbos over de Oostzee uitkijkt.

Zaterdag bemerkte ik wat onrust in de haven. Opeens begonnen mensen met emmers en lege tassen richting een zojuist afgemeerde vissersboot te lopen. Verse vis te koop, direct van de visser. Toen ik er ook naar toe ging bleek de meest interessante vis al verkocht. Een koper toonde me trots haar aankoop, een flinke kabeljauw, die ik ook graag had gekocht. Wat overbleef waren wat bruine platvissen waarvan ik de naam niet verstond. Ze leken op schar of bot. Lafaard die ik ben, heb het niet aangedurfd om ze te kopen, de bereiding ervan zou wel eens lastig kunnen zijn met de kleine koekenpan die we aan boord hebben. Op de dag dat we aankwamen in Hesnaes kwam er even na ons een groenig schip binnen. Het model kwam me niet bekend voor. Het logo op de zijkant onder het dak, kende ik wel. Alweer een Polllard. De Charly uit Hamburg! Gebouwd iets later dan de Nine Marit. De aardige eigenaren waren vol lof over het schip, maar nog geen lid van de Pollardvaarders, dus moest er door ons dringend gelobbyd worden.

Varen in dit gebied is alsof je door een groot merengebied vaart. De golven worden nooit erg hoog. De fraaie kust, met hoge wallen en kliffen waarop kleine nederzettingen en mooie kerkjes, is een lust voor het oog. Als je binnen de goed betonde geulen blijft is het navigeren even makkelijk als brood snijden. Wanneer het hard heeft gewaaid uit het noordwesten of uit het oosten, kan er tussen de eilanden stroming ontstaan die kan oplopen tot 4-5 knopen. Tot nu toe hebben we er niet veel van gemerkt.

Met de bus reden we vandaag naar Nykøbing, waar we op onze vouwfietsjes sprongen en richting de brug over de Sund naar Lolland fietsten. Met het Fuglsang-museum op Lolland als reisdoel, fietsten we 8-9 km door een glooiend landschap aan de rand van de Guldborgsund. Het oudste kunstmuseum van Denemarken ligt verstopt achter een bosschage maar kijkt uit over de Sund. Behalve de huiscollectie schilderijen en beelden van Deense kunstenaars uit de 19e en de 20e eeuw was er een tijdelijke tentoonstelling met 56 houtsneden van Edvard Munch en gedichten van Emanuel Goldstein waarmee hij een langdurige vriendschap onderhield. Munch heeft een geschiedenis van hypochondere depressies met opnames in psychiatrische ziekenhuizen, hetgeen in zijn werk duidelijk tot uiting komt. Vrolijk werd ik er niet van, indrukwekkend en interessant vond ik het wel. De vriendschap met de dichter Emanuel Goldstein droeg bepaald niet in positieve zin bij als het gaat om de zon tussen de wolken te kunnen zien. Beide heren versterkten elkaar in hun melancholie en een zwarte kijk op menselijke relaties. Er waren veel vrouwen maar tot een vaste relatie kwam het bij hen niet. Goldstein presteerde het om slechts 3 uur getrouwd te zijn geweest, een rappe spijtoptant. Hun beider broze gezondheid en sombere kijk op de wereld hebben de mannen in hun expressionistische werk tot uitdrukking gebracht, waarbij Edvard Munch bekende dat hij zijn levens-angst en ziektes niet had willen missen. Zonder die angst voelde hij zich als ‘een schip zonder roer in een storm, zich afvragend waar hij zou stranden’….

Museum Fuglsang op Lolland

Kloster op Hiddensee en over groot water naar Denemarken

Het hotel bij de haven van Kloster op Hiddensee

“ We mochten er gaan liggen, als we maar er voor zorgden dat we de hoek van de kade vrijhouden” zei de havenmeester van Kloster. Een locale kleine visser wil goed zijn box kunnen verlaten of er in terugkeren. De jachthaven was vol met zeilboten, de enige plek die overbleef was een plek aan de kade voor het hotel en vlak voor de Raucher-kutter waarvan de rookwalm in de ochtend bij de westelijke wind gelukkig in oostelijke richting wegwoei. Gebroederlijk lagen we met onze vrienden langszij aan de kade. Onze nieuwe vrienden van de Tiberius, Aad en Ria lagen met hun schip 20 meter verder net om de hoek. Ze wonen op hun schip, dat eveneens is gebouwd door Pollard. Als Nederlandse enclave genoten we van incidentele bezoekjes bij elkaar waarbij we ervaringen uitwisselden en samen de voetballende leeuwinnen de finale zagen verliezen.

Kloster ligt in het noorden van het eiland Hiddensee tegen de zuidflank van een hoog en bebost kalkplateau. De meeste huizen tussen het geboomte hebben rieten daken. Geen spoor van moderne woningbouw. Het natuurpark is beschermd gebied en we zagen nergens anders op de Duitse eilanden zo’n variatie aan plantengroei. Heb je het plateau beklommen tot het hoogste punt, kijk je uit over Rügen en het ondiepe binnenzee gebied. Naar het noorden kijkend zagen we de witte kliffen van Møn, het Deense eiland met de haven bij Klintholm.

De tot ‘restaurant’ omgebouwde kotter achter ons ziet eruit alsof hij ieder moment kan zinken. Een bilgepomp slaat af en toe aan om de zaak drijvend te houden. De houten romp, waarvan de naden tussen de planken gevuld zijn met uitpuilende Pur, lijkt begroeid te zijn met een vreemd soort paddestoelen. Delen van het rotte potdeksel zijn bedekt met dunne donkerrode plastic platen om inwateren door de regen te voorkomen. Vanwege de locatie vlakbij de kade is de gammele oude kotter zeer in trek bij de toeristen die een Fischbrötchen willen eten. De ‘frischer Fisch aus dem Rauch täglich ab 11.30 Uhr’,wordt ‘s morgens in bevroren toestand per diepvries-koerier bij de kotter afgeleverd en dan gerookt, maar dat weten de mensen die hier om een broodje komen niet.

Gerookte vis is erg populair in de Duitse kustplaatsen. De gerookte haring die ik op aanraden van de verkoopster bij een rokerij verderop in de haven kocht, kreeg onze waardering niet. Voor het fileren van gerookte haring moet je volgens mij een cursus hebben gevolgd, zodat het resultaat van mijn pogingen uitmondde in een schamel restje visvlees nog steeds stikvol kleine graatjes. De smaak was zo rokerig dat ik meer het idee kreeg een pas gedoofde sigaar te eten dan een stukje vis.

Het gebied aan de oostzijde van het eiland Hiddensee is erg ondiep. Iets buiten de betonning loopt je met een diepgang van 1 meter geheid vast. Bovendien staan er nogal wat visnetten van locale vissers. Op een ton zagen we een meeuw een kleine platvis verorberen die hij in zijn geheel naar binnen wist te werken.

Om Kloster te bereiken vanaf zee zijn er twee toegangsmogelijkheden: één bij de zuidelijke punt van het eiland en één vanuit het noorden, beide langs goed betonde geulen.

Waar we aan de kade lagen staat een prachtig gerenoveerd hotel in vakwerkstijl dat ons deed denken aan een even fraai hotel in Dyvig, Denemarken. Het terras kijkt uit over de haven. Voor ons, aan de kade, in de hoek lag een motorbootje met een oudere heer. Prominent op zijn hekstoel stond een suggestief tonnetje waarvan je zou kunnen denken dat het een voorraadje spiritualiën bevat. Niets was minder waar. Het was een creatieve en veilige oplossing voor het herbergen van een gasfles. De man ligt er met zijn boot zowat de hele zomer. Een mooi plekje op een mooi eiland.

Na een paar winderige dagen kregen we een weergat met weinig wind. Niet Zweden, maar Denemarken lag nu binnen de gewenste mogelijkheden.

Op de fietsjes peddelden we de dag voor vertrek naar het meest noordoostelijke punt van het eiland. Na een hobbeltocht over kleine keien en betonplaten waarbij we ernstig twijfelden of onze klapperende tanden heel zouden blijven, bereikten we de kust die net als op Mön onderhevig is aan erosie, iedere oostelijke storm laat een stuk steile kust afkalven. Het losse kalkhoudende zand belandt als langgerekte zandbanken in de zee die daar erg ondiep is. In de steile wand hebben tientallen zwaluwen nestgaten gemaakt voor hun kroost.

Terwijl ik dit schrijf zijn we al een stuk op weg over de Oostzee naar Gedser. Via de noordelijke uitgang verlieten we het binnenwater ten oosten van Hiddensee. Als gebruikelijk stond er bij de kaap een knobbelige zee. Het had tot gisteren behoorlijk gewaaid. Naarmate we verder op zee kwamen vlakten de golven af en werd het veel aangenamer. De korte golfslag lijkt op die van het IJsselmeer. Door de tegenwind uit het westen die in het oosten waarschijnlijk nog stevig was, merkten we dat we wat stroom tegen hadden. 51 zeemijl, 92 km, 8- 9 uur varen. Gedser is in zicht. Nu nog een plek in de haven…..

Verwaaid in Stralsund, Rügen en een orgelconcert

Verblijven in de haven van Stralsund als tussenstop is geen straf. Dat de wind en de regen ons dwars zitten, is nu eenmaal zo. De Deutsche Wetterdienst is heel duidelijk over de komende dagen in dit gebied, westelijk van Rügen op de Oostzee Bf 5-6, af en toe zelfs Bf 7-8.

Gek dat we dat in de luwte van Stralsund nauwelijks merken.

Stralsund is de moeite waard, een mooie compacte stad met veel oude panden en imposante bakstenen kerken. Het is een Hansestad (zoals o.a. Lübeck en Wismar) met een rijke welvarende geschiedenis, waardoor het een aantrekkelijke stad was om te veroveren en te bezetten. Daar hebben de Zweden en de Fransen veel moeite voor gedaan. Hoe ze dat deden valt uitvoerig te bekijken in het museum dat afgeladen is met wapens, prenten van veldslagen en belegeringen en portretten van veldheren die, zelf op veilige afstand, de soldaten zo gek kregen om oorlog te voeren.

Vanwege het overwegend koude, winderige en natte weer, hebben we met onze vrienden een auto gehuurd, waarmee we Rügen hebben verkend. Lekker warm en droog in de auto tuften we dwars over het eiland naar het noordoosten en het zuiden. Afgezien de stevige wind was het best een aardige dag, redelijk droog en af en toe zelfs zonnig. Het landschap is heuvelachtig. Graanvelden worden onderbroken door stukken bos. De dorpen doen ons denken aan Denemarken, de badplaatsen aan oude vergane glorie. In Sellin, een badplaats aan de oostkust, wordt het strand gesierd door een pier die al meer dan 100 jaar met haar natte voeten in de branding staat.

Een oudere heer sprak ons aan, terwijl Nienke net aan een ijsje was begonnen en wij de moede benen rust gaven: ‘Of we hoorden dat hij iets verkeerds gezegd had’. ‘Nee hoor, niets gehoord’, zeiden we in koor. Maar, wilde hij weten, of we dan konden horen waar hij vandaag kwam. Daar was ons antwoord wederom een neen, we konden niet horen waar hij vandaan kwam al deed ik een gooi en zei dat hij mogelijk uit Berlijn kwam. ‘Fout’, het was aan zijn gezichtsuitdrukking te zien, haast een belediging. Hij kwam uit Neurenberg, wat bij mij direct de associatie opriep of hij misschien aan de processen was ontsnapt. Door zijn vreemde en opdringerige manier van doen vermoedde ik dat hij niet helemaal spoorde. Moest ik hem nu serieus antwoorden of moest ik hem met een grap van repliek dienen? Iets aardigs zeggen over het autorace-circuit, de Neurenberger Ring en dat je daar heel hard met je eigen auto een rondje kunt scheuren, leek me een meer gepaste reactie, maar die gedachte duurde te lang. Hij redde me door te melden dat hij direct wist dat we Hollanders waren. Zo gek was hij dus niet. Omstandig, met veel gebaren, namen we wat ongemakkelijk afscheid waarop we hem even later met een andere oudere heer babbelend op een bankje opnieuw hebben moeten begroeten en snel door liepen.

De pier aan het strand van Sellin is een trekpleister. Boven op de duinweg heb je er goed zicht op. Veel mensen blijven er staan om een foto te maken. De steile trap naar beneden is op een aantal plekken naar opzij uitgebouwd tot een zitbankje, waar men, al dan niet verliefd, een wijle kan verpozen of uithijgen tijdens de klim naar boven. Voor slecht mobiele of gewoon luie mensen is er een lift naar het strand en terug, een soort goederenlift dat lijkt op een wachthokje op rails waar je gratis gebruik van mag maken.

Aan het eind van de dag bleken veel horeca-gelegenheden op Rügen de tent al te hebben gesloten. De benzine juffrouw van het tankstation gaf ons de tip. Het werd een zeer smakelijke diner in Stralsund bij Brauerei de Störtebeker. Uiteraard met Störtebeker bier………

Het orgelconcert in de Marienkirche de volgende dag vond ik geen succes. Aan het orgel uit 1659 lag het niet. Dat staat er al een tijdje en was kortgeleden nog gestemd en gerestaureerd. De organist wist het eerste en het laatste stuk dat hij speelde zo te verbroddelen dat ik er geen melodie of thema in kon ontdekken. Zwaarmoedig persten de orgelpijpen de onbestemde brij van geluid uit, waarbij ik steeds meer het idee kreeg naar een concert voor fluitketels te luisteren, bespeeld door een enthousiaste stoomtrein-machinist die er zijn hobby van heeft gemaakt. Toch waren er mensen die met gesloten ogen en in vervoering leken te luisteren….

Nu meen ik te weten dat je niet hoort te klappen tussen de delen van een gespeeld werk. Pas als het stuk klaar is wordt er geklapt. Daarom vond ik het merkwaardig dat er helemaal niet geapplaudisseerd werd aan het eind van een stuk. Of hoort dat niet in een kerk? Een beetje sneu voor de bariton die geen waardering kreeg voor zijn luidkeelse inspanningen in het middengedeelte van het concert bij het kleine orgel. Toen de zanger bijna de kerk uit was, wist de mevrouw achter de kassa door zelf te gaan applaudisseren de toehoorders aan te moedigen een blijk van waardering te geven……

De pier van Sellin op Rügen

Marktplein Stralsund