

Het eiland is zo klein dat je het te voet in 3-4 uur kunt rondlopen. De oostkant van het eiland is het interessantste deel qua natuur. Na een korte duinenrij kwamen met de vrienden waarmee we samen opvaren op een brede zandplaat met een haakvormige lagune die voor een groot deel droogvalt. Scholeksters, Sterntjes en Plevieren broeden er en foerageren er hun dagelijkse kost. Het eiland is behoorlijk ongerept en voor een groot deel Naturschutzgebiet.
Baltrum ligt dicht bij het vaste land en is bereikbaar voor walbewoners met de veerboot die slechts 2 keer per dag vaart afhankelijk van het tij. Voor fraaie oude huizen moet je hier niet zijn. De meeste gebouwen zijn vermoed ik pas in de tweede helft van de vorige eeuw gebouwd. Voor een charmantere uitstraling moet je naar Spiekeroog met zijn leuke straatjes en panden in een lommerrijke omgeving.
De wadzijde van Baltrum is buitendijks een paars- en grijskleurige lappendeken van bloeiende zoutminnende planten als Lamsoor en Zeealsum. Zeealsum werd vroeger gebruikt als wormafdrijvend middel en gedroogd als vulling in matrassen.
Slechts een enkele wandelaar of wandelpaar kruiste ons pad op weg naar de oostpunt.
Over het strand dat zich breed uitstrekt aan de noordoostelijke kant van het eiland liepen we weer naar het westen. Bij de lage waterstand waren een aantal zandbanken te zien die zich parallel aan de waterlijn in zee langwerpig uitstrekten. Het smalle gat tussen Baltrum en Langeoog lijkt bij rustig weer goed te bevaren dankzij een rij tonnen langs de geul. Een visserman voer er een stuk rustiger dan even te voren op zee, langzaam door. Ik denk dat het een lelijk stuk water is met grondzeeën bij harde noordwestelijke wind door de ondiepe zandbanken in het midden van het gat naast de bebakening. Het breed uitwaaierende strand werd overkoepeld door een helderblauwe lucht bekleed met honderden plukkerige schapenwolkjes. In de leegte van het strand klonk het klagende gejammer van een bedelend meeuwenjong en het opgewonden geschreeuw van enkele scholeksters. Pas veel verder naar het westen lagen een paar mensen in hun zelfgebouwde zandburchten te zonnen. De neiging om delen van het strand te kolonialiseren hebben de Duitse badgasten hier in ere gehouden.
Op de terugtocht door de duinen naar de haven vonden we lage struikjes met bramen waar we met onze vrienden van smulden.
In het dorp, de bewoonde wereld, werd ik geconfronteerd met een voorbijganger versierd met een tattoo die mijn fantasie op hol deed slaan. Het fenomeen tattoo beschreef ik eerder en ik kan het niet laten om me erover te verwonderen. Dit was een dame met een bijzonder exemplaar. Haar hele rechter been, dat er net als haar linker best mocht zijn, was versierd met een omhoog klimmende rank voorzien van bladeren. Door haar short kon ik niet precies zien wat het einddoel was van haar ‘klimop’. Nog merkwaardiger was dat ik de dame in kwestie herkende achter de toonbank van de lokale bakkerij aan de voortzetting van haar klimop tattoo op haar linker arm. Van mijn stuk gebracht bestelde ik bijna te veel broodjes gefascineerd door de vraag waar de klimop op haar lijf de kruising maakte van rechts naar links. Ja, het fenomeen Tattoo blijft een merkwaardig iets. Wat beoogt de drager een waarom juist deze tattoo op deze plaats? Is het alleen maar mode of is het een behoefte om de individuele eigenheid naar buiten te willen tonen?
Waarom zou je je lichaam in een eindig leven tot een schilderij van permanente tijdelijkheid willen maken? Een symbolisch dagboek ter lezing en zichtbaar voor de buitenwereld al naar gelang de mate van of ontkleding.
Het rustige warme weer gaan we gebruiken om op het wad te ankeren. De lichte zeewind, opgewekt door de opwarming van het vaste land is een aangename verkoeling op de middag.
