Van Spiekeroog naar Horumersiel

Het eiland Spiekeroog dat we slechts kort aandeden is een parel waar we qua natuur nog te weinig van hebben gezien. Gezien het gunstige weer en de vooruitzichten hebben we ervoor gekozen om verder te varen en eerst de vaste wal op te zoeken met als doel Horumersiel en later Bremerhaven aan de Weser. Een Duits echtpaar op leeftijd, behulpzaam en belangstellend, wees ons nadrukkelijk op de uitstekende mogelijkheid om in etappes over het wad verder naar het oosten te varen, een alternatieve route naar de Elbe via Bremerhaven. Het lijkt een goed advies.

Net als op Spiekeroog zakten we hier in Horumersiel bij eb in de modder, zachte slik.

De schemering is begonnen terwijl ik dit schrijf. Het opkomende water in de haven van Horumersiel klotst tegen de kont van het schip naast ons. Op een zeilschip dat vanmiddag arriveerde, 3 schepen naast ons, heeft de schipper verzuimd een val bij de mast klappervrij te maken. Het getik verstoort de rust in de haven en de schipper en zijn vrouw zijn van boord en mogelijk gaan stappen aan de wal.

Langzaam verdwijnen de oesters, die zich massaal op de kadewand hebben gevestigd en zichtbaar werden bij eb, weer onder water. Er zit spanning in de lucht, het is wat zwoel en het lijkt het erop dat de donkergrijze lucht die vanuit het zuidwesten nadert ons gaat bereiken. Een buitje en wat wind zou prettig zijn, al zitten we niet te wachten op het natte onweer-geweld dat in het midden van Duitsland en Nederland straten blank zet en bomen doet omwaaien.

De oostenwind trekt af en toe stevig aan en staat recht op de haveningang, waardoor er bij hoog water golven binnen wandelen die ons zachtjes laten rollen tussen de vingersteigers. Het ondiepe wad voor Horumersiel strekt zich meer dan een mijl uit tot aan het diepere water van de Jade. Slechts een enkele wat diepere beprikte geul vormt de verbinding van de haven met het open water. Tot 3 uur voor hoogwater en 3 uur na hoogwater is de haven voor schepen met een diepgang van 1.50 meter niet toegankelijk.

Het was een rustig dagje, de wasmachine heeft drie keer gedraaid en alles is weer schoon. De boodschappen en al wat er nog meer gedaan moest worden hebben we afgewerkt. Varen is net als thuis, veel gewone dingen doen. Net als het hebben van gewone gedachten en gewone zorgen. Zo langzamerhand (we zijn twee weken onderweg) voelt ons varende huis alsof we al heel lang weg zijn en volledig gewend aan dit nomadisch bestaan. De irritaties naar elkaar die we op grond van onbenulligheden aan het begin van een nieuwe reis vaak ervaren, zijn we inmiddels vergeten.

Achter ons kleurt de hemel rood in het noord-westen, alsof hij zich schaamt voor de hitte en het onweer van de laatste dagen en al het water en de hagelstenen die het land hebben geteisterd. Een man op de kade, zeemanspet scheef op het hoofd en een uitgedoofd sigaartje in de mondhoek, zegt dat het niet gaat regenen, ondanks de nog steeds donkere wolken in het zuiden. De toenemende wind uit het oosten bij de opkomende vloed drukt het onweer landinwaarts. Hij is vast een man van de kust en de zee. Zijn nuchtere houding en zelfverzekerd weten heeft een geruststellende werking op mij. Nu het donker is geworden, huilt de wind in plotse vlagen door de haven.Het klinkt spookachtig. Buiten is de wind warm, heel anders dan de koude wind van de ochtend.

De schipper van de tikkende val is weer aan boord en heeft zijn nalatigheid bemerkt en hersteld.

Een scholekster schreeuwt een laatste schrille roep, achter de dijk spoelt het opkomende water over het droogvallende wad en het lijkt alsof ik het hoor…..

Herinneringen op Langeoog en een wapperend klusje bij de buurman

De Duitse bocht maakt zijn reputatie van windgat waar. De wind fluit door de masten en de steiger die door een dikke houten dukdalf met kunststof-rollen op zijn plaats wordt gehouden kreunt en kraakt. De ergste kreun-kraak heb ik gesmoord door wat afwasmiddel tussen de paal en de rollen te spuiten. Bij hoog water in de aan de oostzijde deels droogvallende haven schommelen we aangenaam door bescheiden golven, die vriendelijk tegen de boot klotsen.

Zo gevangen zijn door de harde wind en niet verder kunnen, dwingt ons tot rust. De druk van het onderweg willen zijn en verder willen varen valt weg en het is goed om een paar dagen alleen maar in de haven te liggen. Behalve het peddelen op onze fietsjes met Bo, boeken lezen, een wandeling door het bos en ons laten overweldigen door de geuren van het eiland, doen we niet zo veel en zijn we heel tevreden met wat er is.

Gemakkelijk komen herinneringen over vroeger tot leven. De tochten die we over de wadden maakten met de jongens en hoe het was toen we enigszins onverantwoord een oversteek maakten van Spiekeroog naar Helgoland en terug met onze Cornish Crabber. Slechts met een kaart, een kompas en een dieptemeter. Helgoland was niet zichtbaar toen we van Spiekeroog vertrokken. Op kompaskoers voeren we naar het noorden. De ware koers hadden we in de kaart getekend. 30 mijl de zee op. 6-7 uur varen. Het was rustig op zee en haar oppervlak gedroeg zich als een lome deining bij de lichte wind uit het westen. Mooi weer maar wel wat heiig. Dat we een aantal uren door de ebstroom opzij gezet zouden worden waren we ons wel bewust. Best eng dat we na meerdere uren het eiland nog steeds niet in zicht kregen. Toen we in de verte in het avondlicht iets ‘roods en hoogs’ meenden te ontwaren, groeide ons zelfvertrouwen dat we goede kant op gevaren waren, Helgoland, eindelijk! Vreemd alleen dat na enige tijd het leek alsof ons kompas een afwijking kreeg, de koers veranderde. Het ‘roods en hoogs’ bleek een groot containerschip dat van oost naar west voer. Nadat we de koers iets naar het oosten hadden bijgesteld zagen we een half uur later Helgoland roodachtig opdoemen.

Onderweg hadden de jongens zich vermaakt met het vissen op makrelen, waarvan we er plotseling 7 tegelijk aan de lijn kregen. Ik vermelde het al eens eerder in een blog, abcessen openen of een ingegroeide teennagel insnijden en openleggen, geen probleem, maar vissen vastpakken en doodmaken, laat staan van zijn ingewanden ontdoen, mwah, liever niet. Daar is Nienke veel beter in. Tijdens haar studie Biologie deed ze de eerste jaren niet anders. Muizen, kikkers, visjes werden nieuwsgierig geopend en van binnen bestudeerd.

Van die eerste gevangen makrelen hebben we er 3 terug gegooid. We wisten nog niet goed wat we ermee moesten. Van een aardige dame in de haven van Helgoland, geschokt dat we er 3 hadden terug gegooid, hoorden we dat ze gebakken heerlijk zijn. En dat was ook zo. Toen onze jongste zoon, een volhouder, op de terugtocht er weer een aantal aan de haken kreeg, wisten we hoe we die visjes het beste konden bereiden. Op Spiekeroog in een geultje voor anker, de haven was al aan het droogvallen, hebben we de makrelen met wat kruiden uit een potje, gekocht op Helgoland, in roomboter gebakken. De herinnering aan dat feestmaal aan boord bij het licht van de ondergaande zon is nog steeds vers op te roepen. Vermoedelijk ook omdat we in onze ogen een geweldige prestatie hadden geleverd door naar Helgoland en weer terug naar Spiekeroog te varen.

Vanavond was een buurman bezig zijn Lazy Jack opnieuw in te scheren. Dat viel niet mee. Hij moest met een bootsman-stoeltje naar boven gehesen worden. Een lastige klus als een zijdelings wind van 20 knopen je wegwaait van de mast. Het lukte hem om zijn benen om de mast te slaan en onder aanmoediging van hemzelf en zijn medeopvarenden vorderde hij gestaag tot de aanhechting van de zaling op de mast. Van de weeromstuit, er hing meer gewicht in de mast, zette het schip het op een slingeren als wuivend helmgras op een duin. Het lukte de durfal, de lijnen door de katrollen te prutsen, maar nauwelijks was hij weer beneden of de doorgehaalde lijn kroop door de wind en door het slingeren terug omhoog. Het eind van de lijn hing halverwege de mast en was met de hand niet bereikbaar. Een behulpzame buurman van het schip ernaast waagde een poging de lijn in te halen door er met een pikhaak naar te wijzen. Uiteindelijk moest de hijsbroek opnieuw aangegespt worden om de op excursie geraakte lijn te redden en aan de nagelbalk te beleggen.

Ach, zo is er altijd wel wat te beleven als je verwaaid ligt in een haven …..

Fietsjes en visjes op Langeoog

Haven Langeoog bij nacht

De oostenwind fluit angstaanjagend luid door de masten van de zeilschepen in de haven van Langeoog. Bf 5 met af en toe uitschieters naar Bf 6. In de haven lijkt het vaak erger dan het is, maar de kopjes op de golven buitengaats vertellen dat er echt een stevig windje staat. Het rukt je uit elkaar, alsof je wat duizelig op je benen komt te staan.

Op onze fietsjes, Bo in het mandje achterop, peddelden we naar het dorp, door het bos dat ons tijdelijk vrijwaarde voor de wind. De geuren van talloze wilde rozenstruiken deden ons de wind vergeten. Het bos lijkt op een oerbos met dicht op elkaar staande bomen, omgevallen rottende stammen, en een gevarieerde vegetatie van struiken, loofhout, sparren en dennen. Het pad door het bos is onregelmatig geplaveid, iets wat we helaas ook op de rest van het eiland bemerkten. De Brompton fietsjes, prachtig klein op te vouwen, blinken niet uit als het gaat om de vering, zodat berijders en hond roffelend en stotend over de keien na enige tijd verlangend uitkijken naar een stopje om hun beurse billen te laven aan een poosje staan of lopen.

Langeoog is een gemoedelijk eiland, nergens hoogbouw, geen auto te bekennen. Als er wat rond rijdt is het elektrisch aangedreven. De opvallende watertoren op een hoog duin aan de noordzijde van het dorp is een monument dat behoort tot het wereld erfgoed. De vele terrassen nodigen uit tot het nuttigen van grote taarten en Ostfriesische thee met room en een klontje kandij. Bier en kleurrijke hompen ijs met smaakversiering in wijde coupes zijn ook favoriet. Omdat wij niet uit de toon wilden vallen, schoven we, aangestoken door al dat lekkers, aan voor een kopje espresso macchiato met sanddorn(duindoorn)taart. De overmaatse hondenbakken koffie die men hier serveert kunnen ons niet bekoren.

Overigens dat visje waar we ons gisteren zo op verheugden in het havenrestaurant, viel minder in de smaak dan we gehoopt hadden. Misschien kwam het door de bijgeleverde salzkartoffeln met botersaus en de twijfel of het visje, ondanks de verzekering van de ober, dat ze vers uit Emden kwamen(dat wil ik graag geloven), nu nog wel zo vers was. Het leek me eerder dat de schol was opgevist uit het vriesvak, gezien de waterige structuur na toebereiding. Maar de bediening was ‘hervoragend’, evenals de wijn.

Een stil voor zich uitkijkende ouder echtpaar naast ons, bloeide spraakzaam op toen wij belangstelling voor hen toonden. 10 jaar ouder dan wij en nog steeds varend, zij het niet meer zo vaak zeilend. De man vertelde dat hij technicus was geweest bij Airbus. Hij was zo goed in het sleutelen aan vliegtuigen, dat hij regelmatig op werkbezoek ging bij Gadafi en Saoedische prinsen om de technisch moeilijker problemen bij hun vliegtuigjes op te lossen. Mijn vraag of hij niet in staat was geweest opzettelijk ergens een schroefje te vergeten verstond de man gelukkig niet, eveneens behept met een voortschrijdend slechter wordend gehoor. Hij bekende zijn gehoorapparaten vergeten te hebben in te doen, waarschijnlijk omdat hij dacht ze niet nodig te hebben tijdens het etentje met zijn vrouw . Omdat hij ook nog eens slecht articuleerde, en daarin volhardde, ondanks aanmoedigingen van zijn vrouw beter te articuleren, heb ik het grootse deel van zijn zelfopofferingen en verdiensten tijdens zijn werkzame leven gemist. Gezellig was het wel met deze twee krasse oudjes.

Het ziet ernaar uit dat we hier nog 1-2 nachten liggen tot de wind zijn oren in het kussen legt.

Het is vandaag doodtij. Een extra verlaging van 50 cm op het wad. Met deze wind en een wantij dat we niet kennen niet het beste moment voor ons om oostwaarts te varen.

Prima wind trouwens om langs de westkust van Denemarken met een rif in het zeil naar het noorden te stuiven….,met een zeilboot uiteraard….

Over 2 wantijen naar Langeoog

Toen we gisteren wilden vertrekken vanaf Norderney, en het moment van vertrek naderde, werden we beide steeds onrustiger. Kijkend naar een paar schepen die met de stroom mee tegen de wind in naar het oosten probeerden te boksen, benam ons de lust om te vertrekken. Beaufort 5 uit het oosten zag er niet aangenaam uit. Nu hadden we in Denemarken ook wel eens met een windje 5 op groter water gevaren, maar comfortabel is het niet met onze motorboot. Om weer een paar uur als in een wasmachine op en neer te klotsen was niet waar we naar taalden.

De havenmeester zei ‘s ochtends bij zijn rondgang over de steiger, “jullie blijven zeker nog een nachtje”, waarop wij enigszins stoer antwoorden dat daar geen sprake van was. Wat beschaamd hebben we later, aan het begin van de middag, een nachtje bijgeboekt bij zijn collega, die de dienst overnam.

Het berekenen van het moment van passage over het wantij (de ondiepte aan de wadzijde waar de vloedstromen om het eiland elkaar ontmoeten en het meegenomen slib achterlaten) kon opnieuw beginnen. Dat we eerst slechts naar Baltrum zouden varen, het volgende kleine eiland naar het oosten, hebben we ingeruild voor een ambitieuzer plan. We wilden in één tij, twee wantijen passeren, naar Langeoog .

Dat moet kunnen volgens de havenmeester. Al waarschuwde hij ons voor het wantij onder Baltrum. Dat is het meest ‘flache’ wantij van de Ost-Friesische Insel. Bij normaal getij, zouden we bij hoog water 30-40 cm onder de kiel hebben, al moeten we nu met de oostenwind rekening houden met een verlaging van 10 cm.

Kwestie van goed timen. We hebben na het nodige rekenwerk 1 1/2 uur de tijd om dit wantij onder Baltrum over te steken. Het wantij onder Norderney daarentegen is geen probleem met een waterdiepte van ruim 2 meter bij hoog water.

We waren wat gespannen, dit stuk hadden we nooit eerder gevaren. 2 1/2 uur voor hoogwater weg uit Norderney zou moeten lukken. Toen we de haven uit voeren zagen we dat er nog een motorboot en en zeilboot voor de Oost kozen. De motorboot had haast en scheurde met 8-9 knopen richting het wantij. Te vroeg, zagen we. Hij moest fors in snelheid minderen. Heel langzaam schoof hij naar het wantij met waarschijnlijk precies genoeg water onder de kiel om niet vast te lopen. Waarschijnlijk ‘een local’ die weet wat hij doet, of een vroege haastmaker die bang is te laat te komen. Wij, een dikke mijl achter hem, passeerden zonder problemen een half uur voor de door ons optimaal berekende passage tijd het wantij van het Norderneyer Wattfahrwasser. Die barrière hadden we achter ons.

Het vertrouwen in onze navigatie op het wad is weer hersteld . De apen en beren die we in ons hoofd hadden gehaald over het passeren van het wantij smolten weg als ijs in een glas lauwe limonade. Ondanks dat het eerste stuk varen naar het wantij toe wat knobbelig was met het opkomende water tegen de wind in, viel het allemaal reuze mee. Er kwam regelmatig zeewater over, maar de ruitenwissers deden hun werk met verve en de wind was duidelijk minder krachtig dan de dag tevoren.

Bij de prikken( in de buurt van het wantij wordt de bevaarbare geul aangegeven met ‘prikken’’, boompjes waarvan de takken al naar gelang ze gepasseerd moeten worden gemerkt zijn met een rood of groene tape of een open of samengebonden takkenbos) hadden we nog 90 cm onder de kiel. We hebben ons wel eens méér zorgen gemaakt over de diepte op binnenwater. Het zeegat tussen Norderney en Baltrum is smal en voor niet ingewijden een lastig stuk water. Hier naar buiten de Noordzee op of naar binnen komen wordt sterk afgeraden door de voortdurend ‘wandelende’ zandbanken in het gat.

Terwijl we vlak langs de uiterste oostpunt van Norderney voeren zagen we tientallen zeehonden op het zand zich aan de zonnewarmte koesteren.

Even was er verwarring omdat de veerboot vanaf Baltrum een stuk afsneed over een ondiepte aan stuurboord en recht op ons af kwam. Door duidelijk aan te geven wat we wilden, bakboord -bakboord passeren, ging alles goed.

Op naar het wantij onder Baltrum waar we een half uur te vroeg op af stoven.

Een Nederlandse boltjalk lag voor anker te wachten op hoger water en toen we voorbij voeren zag de schipper het waarschijnlijk als een gunstig teken om zijn anker te hieuwen en ons te volgen langs de prikken.

Als eerder gezegd, de havenmeester waarschuwde ons: ‘Het Baltrumer wantij is erg ondiep’. Achteraf vonden wij dat het nogal meeviel. Ruim voor hoogwater passeerden we het met 50 cm onder de kiel op het ondiepste deel. De Nine Marit steekt 1.10 meter. Dus de diepte was 1.60 m nog vóór het eigenlijke hoogwater.

De haven van Langeoog is ruim qua opzet. En nadat we bijna een opduwer kregen van de veerboot die op hetzelfde moment achter ons de haven inliep en toeterde om ons uit de weg te krijgen voordat hij achterwaarts draaiend ging aanleggen, vonden we een langssteiger in de jachthaven waar we nu aan liggen.

Motto : Datgene waar je tegen opziet, geeft des te meer voldoening als het eenmaal ten goede is volbracht.

Morgen Langeoog ontdekken. Het restaurant aan de haven ziet er veelbelovend uit…..dat wordt een visje eten.

Norderney party

Het was een schitterende tocht van Delfzijl naar Norderney. Een vlakke zee, een beetje heiig, weinig andere schepen en een tevreden grommende motor onder de vloer. Voor de ingang van de haven van Norderney was het kruipen tegen de doorzettende ebstroom in. De allerlaatste open box mogen we volgens een behulpzame havenmeester op de steiger gebruiken ondanks dat er een bordje ‘besetzt’ hangt. We laten ons dat niet twee keer zeggen, want het is stampvol in de haven van Norderney. Allemaal Pinksteren-eiland-minnaars, die in grote getale vanaf het vaste land de oversteek hebben gewaagd. Op de vrijdag ervoor waren de meeste boten er al. Grote scheurijzers, elegante zeilschepen en krap bemeten motorbootjes bevolkt door jongeren.

Van de bewoners op de kleine motorboten die het meest lijken op een flinke badkuip met opbouw, aangedreven door buitenboordmotoren van soms meer dan 100 pk, staan de resten van hun drinkgelag de avond tevoren op de steiger. Bij een wonderlijk opdrukkertje, die scheef achterover hangt vanwege zijn overmaatse buitenboordmotor, staan welgeteld 7, 5 liter weggooi frisch vom Fass bierblikken op de steiger. Het is stil op de middag, er beweegt niets.

Na de avondwandeling met Nienke en Bo is er in een aantal bootjes weer wat beweging waarneembaar. De stilte is verbroken, misschien is men wakker geworden uit een langdurige alcoholische verdoving. Tersluiks naar binnen kijkend bij een van de bootjes merk ik dat een aantal jongeren nu aan de Bacardi-Cola zijn begonnen, de mix-verhouding ken ik niet, al zag ik een jongeman iets doorzichtigs scheutig in een plastic beker gooien alvorens er cola bij te schenken, voor de kleur neem ik aan. Iedereen lijkt nog nuchter.

De buurvrouw, in glanzend lichtgevend blauw michelin-mannetjes jas stapt met een zuur gezicht aan boord van het zeilschip in de box naast ons. Even later komt de buurman, ik denk haar man, sloffend aanlopen met een even zuur gezicht. Waarschijnlijk hebben ze afgesproken voorlopig niet meer met elkaar te praten of is de Norderneyer Scholle mit Krabben in het Hafenrestaurant verkeerd gevallen.

De haven van Norderney wordt gedomineerd door grijze loodsen voor opslag of handelsdoeleinden. Niet direct de meest aantrekkelijk aanblik. Een lange muur is als troost voor de voorbijganger versierd met een Mesdag-achtig panorama van al datgene wat men in de buurt kan bekijken of liever moet zien te vermijden.

De Frisia rederij van Norderney, een soort Doeksen maar dan groter, heeft meer dan 10 schepen onder haar hoede, waarvan we er onderweg meerdere zagen. Terwijl wij braaf langs de prikken voeren op het wantij, kruisten voor onze boeg 2 grote veerboten dwars over het wad, niet eens bang om vast te lopen bij de reeds intredende eb. Ik zou wel eens willen weten hoeveel diepgang die schepen hebben.

Mijn zoon die jarenlang de Waddenzee bevoer als schipper, had ook van die neigingen om bij hoog water stukjes af te snijden of dwars over een plaat te varen. Nuchter zei hij dan, “als je maar zorgt dat alleen te doen bij opkomend tij. Niets aan de hand toch?”. Zijn aanmoediging om met de Nine Marit ook maar eens te gaan droogvallen zit nog in het vat. Enige aarzeling om iets nieuws te proberen is mij niet vreemd. Blijft ze op haar dooskiel staan, en krijg we schade als ze omvalt? Of moet ik tijdens het droogvallen een tijdje de schroef laten draaien zodra we vast zitten, om het zand onder de scheg weg te spoelen? Het lijkt me wel spannend. De crabber die we in het begin van ons zeil-leven bezaten, viel goed droog, een beetje scheef. Ze bonkte nogal bij het loskomen als er golven stonden. Alsof er iemand met een moker tegen de bodem beukt. Geen idee hoe dat bij ons stalen bootje zal zijn. Een uitdaging die we hopelijk deze zomer een keer kunnen beleven.

Inmiddels is het steigerfeest begonnen, een dof boemende techno-dreun in uptempo dringt door tot in onze kajuit en dat terwijl we net willen gaan pitten……..

P.S. We hebben goed geslapen, de techno dreun is geleidelijk gesmoord.

Keurige jongeren, die Duitsers.

3 mannen, een peuter, een motorboot en een tjalk

Scheef over stuurboord hangend als een lekkend en bijna gezonken schip stuift een motorbootje met 3 mannen en een kind( hij is 3 jaar, horen we later) vanaf het Eemskanaal de bocht om in de richting van de sluis naar Appingedam. Met gebaren maak ik aanvankelijk de mannen duidelijk dat wij niet van plan zijn door de sluis te gaan maar hier blijven liggen en dat zij de sluis moeten oproepen, als ze erdoor willen.

De mannen, gekleed in camouflage pakken alsof ze op jacht gaan, de klep van de pet diep in de ogen, roepen dat ze geen marifoon hebben. Ik bied aan om voor hen de sluis op te roepen. Net voor sluitingstijd wordt de sluis nog voor hen gedraaid.

Het motorbootje ziet er uit of het een paar jaar onder water heeft gelegen. Groen bemanteld maar met, volgens de roerganger, daaronder nog een ‘uitstekende witte verflaag’. Aan de aangroei te zien zou het me niet verbazen dat er een mosselcultuur op de romp is gekweekt.

De motor loopt en de man aan het roer vertelt trots dat hij hem na een jaar weer aan de praat heeft gekregen. De dynamo had kuren en inderdaad het scheepje had wel wat onderhoud nodig.

Terwijl twee van de mannen met de peuter naar de sluis lopen om daar te kijken hoe het water stijgt in de sluiskolk, vertelde een van de mannen, hij knoopte net zijn gulp dicht, dat ze uit Oude Pekela kwamen en nu op weg zijn naar Hallum in Friesland, nog best een eindje varen.

Vanavond gaat dat niet meer lukken, vandaar dat er bij vrienden in Appingedam gepit gaat worden. Het is een vrolijk stel en ze bedanken ons uitvoerig terwijl ze al waggelend de sluis in varen.

Nauwelijks is er weer rust aan het walletje, waar we overigens op de terugtocht vanuit Duitsland vorig jaar ook een nachtje lagen, of er komt een oude tjalk de hoek om, de mast gestreken, slechts bemand door de schipper. Hij wil hier ook een nachtje slapen. Handig maakt hij gebruik van een achterspring om de kop van het schip bij de wal te krijgen. Eenmaal vast gemaakt wordt onder luid geratel de mast met een elektrische lier rechtop gezet. Het klinkt alsof een ijscoboer, manisch en continu zijn bel rinkelend onze aandacht probeert te trekken.

Het mag, een nachtje liggen op de wachtplek voor de Groevesluis. We hebben het voor de zekerheid even gevraagd over de marifoon aan Post Appingedam, de marifooncentrale voor dit deel van het druk bevaren kanaal.

Morgen varen we naar de buitenhaven van Delfzijl. Daar kijken we hoe het weer zich gaat ontwikkelen …..

P.S. Twee laat gearriveerde Duitse motorboten hebben hun landvasten aan de tjalk achter ons vast geknoopt. Achter ons en niet naast ons, gelukkig ….

Als hondjes oud worden

We zijn weer onderweg. Het ‘At the Watergate festival’ in Sneek is afgelopen. Het was een festival dat we niet hadden willen missen. Zo’n 6000 kinderen van 13-19 jaar uit meerdere Europese landen speelden op verschillende podia, zowel klassieke als moderne muziek, gedurende 2 dagen in Sneek en plaatsen in Sûd West Fryslân. De opening en het slotconcert van het festival stonden als een huis, goed georganiseerd met muziek en dans van hoge kwaliteit. De sfeer gedurende de dagen was gemoedelijk en er waren nauwelijks incidenten. Muziekmakers lijken prettige mensen.

Weer aan boord zijn opent nieuwe perspectieven. Frankrijk als reisdoel staat in de ijskast. Ik legde dat uit in de vorige blog. We opteren voor de Duitse wadden, waar we al keutelend afhankelijk van weer en wind naar toe varen.

Bo, onze teckel stelt ons voor een probleem. Het gaat minder goed met hem. Voor zover we het kunnen beoordelen heeft hij een beginnende ziekte van Cushing. Niet direct een gevaarlijke ziekte, maar wel een langzaam verergerende kwaal waar oorzakelijk alleen met operaties wat aan te doen is. Nu hij sinds gisteren 14 jaar is geworden willen we hem niet belasten met allerlei ingewikkeld onderzoek of operaties. Symptomatisch zijn de verschijnselen afhankelijk van de locatie van de tumor(en) soms te onderdrukken met medicijnen, die echter forse bijwerkingen kunnen hebben en waarvan de dosering nogal nauw afgestemd moet worden. Niet iets waar we, nu we onderweg zijn, praktisch gezien gelukkig mee zijn. Omdat Bo onder de verschijnselen van de ziekte nog niet erg lijkt te lijden, wagen we het erop, na uitvoerig overleg met de dierenarts, eerst toch maar verder te varen. We houden er rekening mee dat we misschien vervroegd terug moeten.

Gisteren verraste hij ons met zijn nog steeds uitstekend functionerend reukvermogen.

Terwijl we net aan een walletje afgemeerd hadden, ergens mooi achter een bosje uit de wind, en Bo aan land hadden gezet voor een plas, waren we hem plotseling kwijt. Op roepen reageert hij altijd al slecht, zeker als er iets interessants te snuffelen valt. Dus dat we op ons roepen geen gehoor kregen verbaasde ons dan ook niet. Naast de strook gemaaid gras op de wal lag een groot veld met hoog riet. Na enig speuren vonden we hem fanatiek knagend aan een grotendeels van Serranoham ontdane varkenspoot. Zo’n hele varkenspoot, die je rond de kerstdagen kunt kopen om er zelf het vlees van af te snijden, fraai opgebaard in een houten stellage en geleverd met een vlijmscherp mes. Voor Bo een interessant item, zeker in het kader van zijn Cushing, waarbij, behalve de andere symptomen, de eetlust toeneemt met het vorderen van de ziekte. Geschrokken en walgend heb ik het bot tussen duim en wijsvinger opgepakt en in de container, 20 meter verder op, gemikt. De varensgasten die de ham hadden genuttigd waren zeker te bezopen of te beroerd om 20 meter naar de container te lopen en daar de varkenspoot in te gooien.

Achteraf denk ik, ‘waarom mocht hij niet verder knagen’? De poot lag er vast nog niet zo lang want het rottingsproces was nog niet zo ver gevorderd, aan de lucht van het overblijfsel te ruiken. Sorry Bo.

Bo heeft er geen dysenterie aan over gehouden. Zou me wat moois zijn met dat wat hij al heeft.

En wat sneu is, die vondst was op deze dag haast een prima verjaardagscadeau geweest als ik het hem niet had afgenomen. Gelukkig is Bo niet haatdragend en een extra snack maakte veel goed.

Tijdelijk hebben we een paar koudere dagen met flink wat wind uit het noorden.

De plannen zijn aangepast en morgen varen we een stukje verder richting het Lauwersmeer, ons favoriete meer als tussenstation naar het wad of naar Groningen. Dat we nu eindelijk die zeearend eens mogen spotten. Er zou daar een broedend paar zitten…..

Een ‘Sleepje over Zee’

Nauwelijks hadden we in alle vroegte de steiger op West-Terschelling de kont van het schip getoond of we zagen een heftig zwaaiende blonde vrouw die op het eind van een steiger wanhopig onze aandacht probeerde te trekken. Of we hun konden helpen met een ‘sleepje’ naar Harlingen. Ze hebben een tros in de schroef van hun zeilboot gekregen en kunnen de motor niet gebruiken. De wind was zuid-oostelijk, voor een deel van de reis stik in de wind (en slechts Bf. 2-3) op het smalle stuk bij de Blauwe Slenk. Ze waren bang dat ze het niet zouden redden zonder hulp van hun motor. Wij overlegden druk. We hadden er niet direct zin in, maar toen we hoorden dat het een licht schip van 11 meter is met een ophaalbaar midzwaard, besloten we, vooral ook omdat er weinig wind stond, de ongelukkigen te helpen. De wanhoops-tranen werden acuut verruild voor vreugde-tranen. Terwijl Nienke de supertros met rekvermogen ( een gouden tip van onze skipper zoon) uit de bakskist tevoorschijn toverde stuurde ik de Nine Marit met haar kont naar de steiger, waar de opvarenden met hun vleugellamme schip afgemeerd lagen. Omdat wij net als zij geen tros in de schroef wilden hebben, hebben we onze supertros van hand tot hand aangereikt. Van hun kregen we van hand tot hand een tweede tros. Beide trossen hebben we als een spruit vanaf ons zwemplateau naar de boeg van hun zeilboot belegd.

Toen was het vort met de geit. De vloed kwam op en we moesten er een stuk tegen in naar het Schuitengat, dat tegenwoordig weer te bevaren is en keurig betond is. Zelfs met laag water staat er ruim 1.60 meter water. De minst gelode diepte is 3,00 meter t.o.v. NAP. Wonder boven wonder liep het sleep-theater als een trein op rails. Slecht 2 keer werden we door elkaar gerammeld door de hekgolf van een voorbijrazende motorboot en de snelboot vanaf Terschelling.

Ondanks dat het te slepen schip haar midzwaard had opgetrokken, was van slingeren nauwelijks sprake. Als een trouw jong eendje hobbelde ze achter ons aan, aangelijnd, dat wel. Regelmatig controleerden we op beide schepen de trossen. Via de communicatie over marifoon kanaal 77 hielden we elkaar op de hoogte van het reilen en zeilen( nou ja) op beide schepen. Halverwege het traject even voorbij de Meep toen we het Pannegat indraaiden, liepen we al slepend en met de stroom mee, 7,5 knopen, terwijl ons motortje slechts 1600 toeren draaide. Ik ben trots op ‘sleepboot Nine Marit’.

Bij de Pollendam begon ik wat spook-zeehonden op de vaarweg te zien. Hoe moet dat straks in de haven? We overlegden en ieder voorstel dat volgde op een eerder voorstel leek een beter voorstel. We besloten in de haven, wanneer we de veerboot-terminal voorbij waren, de trossen wat in te halen en slechts op één tros naar de sluis te varen. De Tjerk Hiddes sluis hadden we gemeld dat we al slepend naar binnen wilden. We vroegen om de kleine sluis en kregen die ook. Toen we stapvoets aan kwamen varen, stonden de sluisdeuren al open en werd de brug geopend. Langzaam voeren we de sluis in, de tros vrijwel helemaal ingehaald. Met de schipper van de zeilboot die de tros in zijn hand hield en Nienke die op het zwemplateau de boeg naar de kant duwde, wisten zij de zeilboot, ondanks ons schroefwater, naar de touwen aan de sluiswand te dirigeren. Wij maakten een paar meter verder ook vast. Het sluizen ging verder gladjes. Vlak na de Koningsbrug namen we afscheid. Zo voeren we nooit eerder over de Waddenzee. Het geeft een voldaan gevoel dat het sleep-avontuur zonder schade is verlopen.

Inmiddels liggen we, zonnetje in de kuip, ergens in de buurt van Eernewoude uit te hijgen van een spannend maar leuk dagje varen…..