Lübeck

Een zegen voor de boeren, het regent eindelijk. De wind waait vlagerig met 20 knopen uit het oosten. Geen zegen voor ons. We zijn gevlucht. De harde wind zat. Uit ons lijf gerukt. Het geusje staat strak-wapperend dwars op de voorplecht. Gisteren zijn we, toen het even rustiger werd, van Fehmarn overgestoken naar de vaste wal. Een snoepreisje over een bijna gladde zee. Bij Travemünde voeren we naar binnen, de Trave op. In een klein haventje waar de havenmeester zich niet liet zien, laat staan aanwezig was, hebben we een nachtje gratis langszij aan een prima steiger gelegen. De Trave is prachtig, ze doet ons nog iets meer denken aan de River Deben( dat denken we nogal vaak). 

Vandaag voeren we verder en daar waren we zomaar in Lübeck zelf. Wel luxueus, om midden in Lübeck in een nieuwe jachthaven verwelkomd te worden, waar de licht- loensende havenmeester, duidelijk in zijn sas omdat de nieuwe haven net geopend was, ons uitgebreid voorlichtte over wat er allemaal in Lübeck te beleven is. Dat er nog geen drinkwater op de steiger is, lag aan de gemeente, die eerst terugslagkleppen op de leidingen gemonteerd wilde hebben. De bijbehorende uitleg kon de havenmeester niet geven, waarschijnlijk omdat hij de achterliggende techniek eveneens niet helder had. Vanwege dit ongemak bood hij aan om bij gebrek aan water zijn neefje water te laten brengen in twee 20 liter tanks. Het aanbod hebben we voorlopig afgeslagen. Om het neefje te sparen. We liggen riant aan een vingersteiger waar de middenbolder ontbreekt. Foutje van de aannemer, die volgens de ontwerper van de haven, hij kwam even langs, een Hollander is. Die kunnen het beste vingersteigers maken, van aluminium en hout op een drijfdoos van plastic.

Af en toe plenst het kortdurend met dikke druppels die bellen blazen boven het wateroppervlak. Aan de overkant horen we in de lange roodbruine loods iemand zijn best doen een drumstel in elkaar te slaan. Het lijkt alsof iemand met een gitaar probeert wat onduidelijke klanken er aan toe te voegen. De plens-regen wint het qua volume van de drummer.  Af en toe passeert een verlengde Canadese kano met daarin een veertiental zwoegende peddelaars die als galeislaven, in een dubbele rij, op het ritme van de trommelslager in de voorpunt, proberen de vaart er in te houden. Even later, haast nog sneller, passeert opnieuw een kano, ditmaal met zwaar-peddelend vrouwvolk, aangevuurd door een struise roerganger die op operasterkte een soort ritmische oerwoud-kreten te berde brengt. Als die twee een wedstrijdje gaan doen wed ik dat de dames winnen. Terwijl al dit aardigs voorbij vaart, blijkt de overkant een geliefkoosd hardloop pad, waar van alles voorbij wipt. Het zou me niet verbazen, als straks ook nog een rondvaartboot voorbijkomt, aangedreven door driftig waterfietsende toeristen. Alles in het kader van duurzaam bewegen en gezond recreëren. 

Ik zei het al, we liggen hier goed. We denken beide het zelfde; We blijven een paar dagen liggen. Regen en wind zullen ons niet hinderen bij het ontdekken van deze fraaie Hansestad. 

Die laatste zin was misschien wat optimistisch gesteld. De regen gutst vandaag naar beneden alsof je onder een waterval staat. De patrijspoortraampjes kunnen het niet aan en lekken op het fornuis en naast de boekenkast. Bo uitlaten voor zijn ochtendplas en -poep leek het meest op het waden door een beek tijdens een stortbui. Van boven en van onderen nat. Bo vond het niks. Zelfs het anders zo uitgebreid lezen van het nieuws door alles te besnuffelen bleef achterwege. Doorweekt van de regen en tevergeefs het water uit zijn vacht schuddend, kijkt hij me smekend aan om terug te gaan. Onverbiddelijk wijs ik hem erop dat er eerst nog een grote boodschap geproduceerd moet worden. Na wat heen en weer gedrentel komt die alsnog. 
Misschien dat het vanmiddag wat minder gaat regenen. Het Hansemuseum wacht wel…… en wat moest die brandweerboot nu door in de regen voor ons in de gracht heen en weer te gaan varen?…..

 Met regen en wind in de box op Fehmarn

In alle vroegte vertrek van Nysted, Denemarken

Hoe was het ook al weer, ‘een geduldig schipper heeft altijd mooi weer’. Klopt niets van. We zijn al 3 dagen aan het wachten en het regent en waait steeds meer. ‘Hoe meer geduld, des te meer wind en des te meer regen’ zou beter van toepassing zijn. Iedere morgen bekijken we uitgebreid de voorspellingen en iedere keer komen we zuchtend tot dezelfde conclusie: Vandaag moesten we maar weer blijven liggen.De haven op Fehmarn is beslist geen slechte plek en Burg is een leuk toeristenplaatsje, maar het gevoel vast te zitten en niet verder te kunnen breekt ons een beetje op. Zeker nu we besloten hebben om de binnenwateren van Duitsland te gaan bevaren. Een laatste hindernis moeten we nog nemen, over zee van Burgstaaken naar Lübeck. De wind zit in de westelijke hoek. Dus een tocht langs de hogerwal van Holstein moet niet al te lastig zijn. De havenmeester vond het nog niet zo’n goed idee. Er staat in de Fehmarnsund die we moeten oversteken een lastige golfslag bij harde westen wind. Voor een motorboot niet bepaald prettig. Eenmaal aan de hogerwal zou het wel weer meevallen, omdat je vrij dicht langs de kust kunt varen. Echter iets ten noorden van Grömitz rond je min of meer een kaap naar een zuid-westelijke richting. Bij een zuidwestelijke wind staat daar meestal meer wind en zijn er hogere golven. De weersverwachting voor over 2 dagen lijkt gunstig. Een kans om vrij gladjes naar Lübeck te varen. Daar wachten we op. 

Boerenzwaluwen voeren luid-kwetterend duikvluchten uit op Bo terwijl we over de steiger lopen. Waarschijnlijk om hun jongen in de nesten onder de steiger te beschermen. Bo loopt onverstoorbaar door, totaal niet onder de indruk van alle misbaar. Het is stil in de haven en een waterig zonnetje breekt door. Op dit moment waait het niet meer dan een Bft 3-4. Het zou weer toenemen naar 5-6 volgens de Deutsche Wetter Dienst. 

3 dagen geleden staken we over van Denemarken naar het eiland Fehmarn voor de Duitse kust. Met het vooruitzicht van dagenlang slecht weer was een langer verblijf in Nysted geen aanlokkelijk idee.We hadden gehoopt dat we beter beschut zouden liggen in de haven. Dat mocht niet zo zijn, de enige plek waar we konden liggen bleek helemaal open te liggen naar het zuidwesten. Blootgesteld aan een harde zuidwesten wind wordt dat een onrustige ligplaats. Goede alternatieven waren er niet.  
Nystad aan de zuidkust van Lolland is een plaatsje dat ons door meerdere Denen aangeraden werd als tussenstop. Het is een aardig oud dorp, maar de straten waren leeg, geen mens te zien. We wandelden in de omgeving naar het middeleeuwse kasteel maar mochten er niet in. Rechts van het pad zagen we een ondiep meer, met in de verte een groep kale bomen, half in de water staand. De bomen zijn ingelijfd door een kolonie aalscholvers. Hun mest bedekt de dode stammen en takken, waardoor het wat weg heeft van een witgeschilderd kunstwerk. 

Aalscholverkolonie

Wij vertrokken om 4.30 uur in alle vroegte. Het zou een vrijwel windstille ochtend worden. De zonsopgang in het oosten zette het dorp in een oranje rode gloed onder de resterende donkere wolken van de nacht. We vergaapten ons aan het licht dat voortdurend van kleur veranderde, terwijl we nauwkeurig de smalle betonde geul naar open zee volgden. Op de kaart werd gewaarschuwd voor ondieptes en grote stenen naast de geul. We waren allebei wat gespannen, omdat we de dag ervoor opnieuw verrast werden door de steeds hoger wordende golven bij het verlaten van de Guldborgsund. Juist nadat we zo’n rustige en schitterende tocht door de Sund zelf hadden gemaakt. Het zicht was goed, de schepen waren van verre te zien. Met de AIS zagen we op welke afstand we ze zouden passeren. Er werden onweersbuien verwacht met harde windstoten. Die hoopten we voor te zijn. Op zee varen bij rustig weer is makkelijker dan op binnenwater. Relaxed in de stuurstoel, doen we niet meer dan om ons heen kijken en opletten of we de ingeplotte koers volgen. De boot schommelde in een aangenaam ritme. Bo kreeg vanochtend een grappig medelevend berichtje van zijn Dierenartsen, na lezing van ons vorige blog. We zijn net niet van dierenmishandeling beschuldigd….. Zich nergens van bewust lag meneer op zijn rug, poten omhoog, te slapen in zijn mand tijdens de overtocht.

Bo slaapt terwijl we varen

Toen de lucht boven Fehmarn verontrustend donkerder werd en de zon achter ons in hoge stratus-bewolking verdween, hebben we nog even in de rats gezeten. Houden we het droog en alles heel? We merkten dat de golven hoger werden, maar ze waren nog alleszins acceptabel. De donkere wolken leken zich naar het oosten te verplaatsen, weg van Fehmarn. In de verte aan bakboord dobberde de Duitse kustwacht, loerend op smokkelaars en illegalen. Hij liet ons met rust.  Uiteindelijk viel het allemaal mee. na wat aanvankelijke miezer-regen begon het pas in de haven harder te regenen en te blazen. Een oude schipperswijsheid werd bewaarheid: ‘Eerst de regen dan de wind, berg uw zeilen maar gezwind’, ‘eerst de wind dan de regen, laat maar staan het kan er tegen’. 

Veilig in de box, kop in de wind, werden we bij onze vrienden van de Penelope aan boord hartelijk met koffie ontvangen. Gisteren zijn ze zwaar gereefd over een ruwe zee naar Gedser overgestoken. Wij liggen hier nog, als boven vermeld, al 3 dagen en het worden er waarschijnlijk 5…..

De overtocht van Denemarken naar Fehmarn op de Plotter

Over zwarte korrels, fruit en een ruig tochtje


Hij laat ze me zien, het grote luik geopend. In het diepe ruim van de vissersboot zie ik een berg zwarte knikker-grote korrels liggen, die met de kraan op het achterdek opgelepeld en uitgestrooid kunnen worden. De visser, die oogt als een gemoedelijke teddybeer op mensen- formaat legt me in goed Engels uit waar die zwarte korrels voor dienen. Het is ‘Fishfood’, voer voor zalmforellen in de kweeknetten verder op zee. Een mengsel van vismeel, visolie en garnalenschalen, een soort kracht-kaviaar voor de kweekforellen. Het is de bedoeling dat die zalmforellen krachtig en liefst snel groeien. Op mijn vraag wat er dan nog meer in het voer zit, zegt hij dat dat alles is. ‘Geen antibiotica?’ ‘ Nee, geen antibiotica, niet meer. Tegenwoordig worden de zalmforellen in de winter gevaccineerd’. Ik probeer me voor te stellen hoe dat gaat, gedachtig aan hoe ik als jonge huisarts op het consultatiebureau op een middag 100 kinderen moest inenten, de dierenarts op een stoel met naast zich de klaargelegde spuitjes en een visser die telkens met een zalmforelletje komt aandragen voor een prikje in zijn flank. Als hij de prik overleeft, wordt hij snel in een bak zeewater gemikt om bij te komen van zijn tijdelijk verblijf op het droge. Het lijkt me een omslachtige procedure. Ik zal nog eens verder informeren hoe het precies in werkelijkheid gaat. De gekweekte volwassen zalmforel wordt zijn leven ontnomen, schoongemaakt en gerookt voor de export. Rusland, Japan en de Lidl zijn grote afnemers. Ik moet zeggen, ik vind het lekkere vis. Erg licht verteerbaar en de smaak neigt naar die van licht gerookt paling. Of de visjes het zelf waarderen om zo ‘opgevoederd’ te worden weet ik niet. Dat we veroordeeld worden steeds meer kweekvis te gaan eten is zo goed als een feit. Er wordt nog steeds te veel wilde vis uit de zee geplukt.  Ik kreeg zin in een verse zalmforel en vroeg hem waar ik die kon kopen op Fejø. Een eiland dat leeft van appels en peren schijnt daar niet mee te harmoniëren. ‘Nee, geen verse vis te koop op dit eiland.’ Hij keek er schuldbewust bij.  Aan de andere kant van het het eiland hebben we plaatsvervangend een Cideri bezocht. Van de locale appels wordt hier volgens Normandisch recept, cider gebrouwen. We laten ons twee flessen cider aansmeren, waar we achteraf een beetje spijt van hebben. Een beetje laf van smaak. De cider mist de pittige frisse toets die we van de Franse cider kennen. 

Met de fietsen van de haven peddelen we naar de uiterste oostelijke punt van Fejø. Bo en Nienke kunnen de verleiding van het warme zeewater niet weerstaan. Ik ben bang voor de Baltische haai, dus ik blijf oppassen vanaf de wal. Er is geen mens te bekennen dus Bo en Nienke gaan in natura te water. Net op tijd, want nauwelijks uit het water of er verschijnt een shovel die van plan is het strand van wier en stenen te ontdoen. Het uitzicht van af dit eiland is grandioos. Femø en Askø zijn duidelijk zichtbaar. Het water heeft alle tinten van bruin-grijs tot azuur-blauw.

Het mooie maar winderige weer houdt aan. De haven loopt vol met Nederlandse zeilers. Als eindelijk de wind wegvalt, zouden we als harde wind-vrezende motorboot-vaarders nu moeten gaan varen, maar het is te leuk om met onze vrienden die met hun zeilschip langs op Fejø komen, het eiland gevoel te delen. Misschien hadden we die windstille dag moeten pakken, of was het beter geweest nog een dag langer op het eiland te blijven? Vandaag zou er een windje 4 Bft staan. Moet kunnen en langer blijven was onze eer te na met al die stoere zeilers in de haven. Het werd een onstuimig tochtje. 3 van de 4 uur varen hadden we de wind en de golven schuin van achter uit het Noord-Westen. Tussen de eilanden Fejø en Femø kwam een bult wind, waar we niet echt op gerekend hadden. De golven waren niet eens zo hoog, ik schat ongeveer een meter, maar onze koerslijn, tussen een paar ondieptes door, was niet direct de meest gunstige. Door het rollen in de golven kreeg Bo de kans om te leren vliegen en moest daarbij zijn best doen om de huisraad die meevloog te ontwijken. Eenmaal in de Guldborgsund kwamen de golven recht van achteren en werden ze langzamerhand vlakker. Een mooi stuk Denemarken, de Guldborgsund in naar Nykøbing en Gedser. Het deed ons denken aan de River Deben aan de oostkust van Engeland. 
In Nykøbing hebben we in de Lidl onze leeftocht aangevuld met heerlijkheden die een varensgast na enige tijd node gaat missen. Ik zal geen details geven……


Met het motorgeluid van een heipaal in de boot vertrekt deze mooie houten kotter uit Fejø.

Over babyfazanten, glad water en Fejø


Eindelijk transformeren de vlaggen in de haven van drukke baasjes in slome hangers. Het heeft stevig gewaaid. De wolken, donker en grijs, joegen voort als een paar herten achterna gezeten door een roedel wolven. We merken dat de temperatuur aangenamer wordt. Voor morgen zal de wind het voor gezien houden. Al is het tijdelijk. Het weergat gaan we benutten om naar het westen te varen. Eén van de eilanden trekt ons het meest. Of er plek is moeten we afwachten. We hebben een plan B voor het geval de haven vol is op Fejø. 

Als ik Bo ‘s morgens uitlaat zie ik de twee vaste gasten van het haventerrein alweer gebroederlijk naast elkaar op een bankje zitten. Ze hebben allebei een hond, die luid keffend tegen Bo tekeer gaan. De mannen zwaaien me vriendelijk toe, het blikje bier paraat naast zich op de grond. Ik versta niets van wat ze brallen, maar ze lijken het goed naar hun zin te hebben. Vissers, gekleed in felgele pakken zijn bezig hun netten te boeten en de vuilnisman leegt de vuilcontainers in zijn aanhangwagen. De lokale ‘Købmand’ eigenaar duwt de geleverde verse waren op een rek van de vrachtauto naar de winkel. Het dorpsleven beschouwend, vraag ik me af of ik in dit leven zou kunnen aarden. Zou ik dagelijkse herhaalde bezigheden als voldoende inspirerend kunnen ervaren?

De afgelopen dagen hebben we de bossen achter Kalvehave verkend. Het is een zeer gevarieerd bos met veel hoogteverschillen en een rijke afwisseling in bomen en beplanting. Terwijl we een opvallend lange beuk bewonderden, stopt een zwarte pick-up naast ons op het brede bospad. Een jonge blonde man, enigszins blozend, spreekt ons aan. ‘De hond moet aangelijnd zijn”, wijzend op Bo die rustig naast ons staat. Hij is jager en vertegenwoordigt de jachtvereniging in dit bos. Hij wijst naar een pad achter ons en vraagt ons of we niet gezien hebben dat mannen daar bezig zijn een kindercrèche te maken voor baby fazanten? ‘Hoezo baby-fazanten?’ Vraag ik belangstellend. ‘Die worden daar opgekweekt voor de jacht’ is de uitleg. ‘Dus jullie fokken fazanten om ze later af te knallen’, zeg ik. ‘Inderdaad’, nog meer blozend alsof hij zich er ook wat voor schaamt. ‘Maar wat heeft dat met ons loslopende hondje te maken die een padloper is en nooit achter wild aan gaat’.‘ Er is ook ander wild dat niet opgeschrikt mag worden’. Ik maak de afspraak met hem dat Bo nu aangelijnd wordt en dat ik als hij met zijn Picknick-up uit het zicht is Bo weer los laat lopen. Wat van zijn stuk gebracht door dit voorstel knikt hij aarzelend met een scheef lachje. Zijn laatste opmerking was iets van ‘dat de hond dan wel op het pad moest blijven’. Vriendelijk namen we afscheid van deze ‘wildbehoeder’. 

De volgende dag. 

7 uur zou de wekker gaan maar ik werd als gebruikelijk eerder wakker. We wilden gebruik maken van de voorspelde windstille ochtend. 7.30 uur gooien we de trossen los. De zon schijnt en alleen een lichte rimpeling op het water laat zien dat de weergoden ons goed gezind zijn. In 5-6 uren zullen we naar Fejø varen. Onderweg krijgen we een discussie over hoe we een westkardinaal aan het begin dan een betonde geul moeten passeren als je al in westelijke richting vaart. We komen er niet helemaal uit en zetten op de kaart een cirkeltje om de boei, met een vraagteken. Eenmaal door de rinne( bebakende geul) komen we opnieuw voor een probleempje. We willen onder de lange grote brug ten westen van Vordingborg door. Als we dichterbij komen zien we overal het bekende rood-wit-rood bordje op de 14 overspanningen staan, verboden om eronder door te varen. We duiken allebei op de kaart, en inderdaad er staat een waarschuwing met verwijzing naar een tekst opzij in de kaart. Er blijken van onder de overspanningen soms brokken beton naar beneden te vallen, en dat is niet prettig voor je scheepje of je eigen dakpan. Door de middelste overspanning mag je wel door varen en inderdaad daar staan geen verbodsborden. Probleem opgelost. De stuurautomaat aan en de koerslijn die ik van te voren had uitgezet weer aansturen en volgen. Een schitterende tocht, die ons deed denken aan de oversteek van het zuidelijke Kattegat vorig jaar. 

Dybvig havn is een piepklein haventje op Fejø. Het eiland staat bekend om zijn fruitbomen. Heel Denemarken eet er de appels, peren en pruimen van. Een deel van de oogst wordt naar de rest van Europa geëxporteerd. Op de gratis te gebruiken fietsen bij de haven, verkennen we het eiland. Glooiende graanvelden, beschutte boomgaarden en heel veel stukken gevarieerde bossen. Af en toe een mooie oude boerderij of een huis in oud Deense stijl met de dakbedekking, strodak met gekruiste nok-latten.  Rond zes uur komt de havenmeester aan boord. Onder het genot van een klein glaasje liggeld-verlagende Beerenburg vertelt hij honderduit wat er allemaal op het eiland te beleven is. Hij vond de ‘thee’ erg gezond-makend smaken.  Niet eerder zijn we zo gastvrij en persoonlijk ingelicht door een havenmeester die het liggeld zelf komt innen in plaats van dat we de gebruikelijk automaat moeten spekken. 

Weer waait het stevig, weer uit het westen. De vaargasten van het bootje voor ons en de tuinmannen op de haven zijn aan de koffie en het bier. Wij gaan aan de koffie met de rest van het gebak dat over is van gisteren…..

Kalvehave


Zondag.Mooi weer, een beetje broeierig en een stevige bries. ‘Kalvehave’ is de wonderlijke naam van deze plek. Een kalf heb ik bij deze haven in de Stegebugt niet gezien. Ook niet als standbeeld. Wel een zooi hondjes in meerdere formaten. Grotere huisdieren, paarden, rendieren, elanden? Nou nee.

We liggen als een spin in zijn web, met gekruiste landvasten tussen de palen, stevig vast. Morgen en overmorgen wordt een aantrekkende wind uit het westen van ruim 6 Bft verwacht.

Kalvehave is een haventje aan de zuidkust van Sjælland. Vlakbij het eiland Møn met zijn fraaie krijtrotsen, minder hoog dan die van Dover, maar zeker zo indrukwekkend. Vanaf onze ligplaats kijken we naar de rug van deze rotsformatie. Het is eigenlijk niet meer dan een verhoging in het landschap aan de overkant van het water. We zijn dol op dit landschap. Vorig jaar waren we al enthousiast over Møn. Dat wat we hier tot nu gezien hebben kan ermee wedijveren. Dat weten de Denen ook, want het dorpje Kalvehave is, behalve dat er slechts één winkel, een haven en een groot hotel is, met name een pleisterplaats voor welgestelden uit Kopenhagen. Hun ‘vakantie hutjes’ lijken meer gebouwd te zijn voor permanente bewoning. Wat misschien ook wel voor een deel zo is. De omgeving is van een lieflijke schoonheid. Vooral langs de zeekant is het goed toeven. Er wordt gewandeld, de hondjes ‘keurig aangelijnd’. Kinderen en volwassenen badderen in zee vanaf lange in zee gestoken steigers. De barbecues staan overal te roken met daarop het vakantie-basisvoedsel van de gemiddelde Deen, de worst. De Duitsers kunnen er nog wat van leren. De worsten die hier in de koeling bij het supermarktje van Brugsen liggen zijn bleek, lijkbleek zou ik zeggen. Levenloos liggen ze dicht tegen elkaar. Ze schijnen gemakkelijk aan te branden. De heren die de barbecue bemannen, betuttelen constant de worsten om een egale bruining te verkrijgen. In een lange rij staan de gasten van de zeilclub, een aluminiumfolie bord in de hand, klaar om een gegrilde worst te scoren. Het schijnt dat je in Denemarken rustig kunt aanschuiven en je meegebrachte worsten op de barbecue kunt leggen tussen de worsten van de reeds aanwezigen.

Plaatsvervangend voor de worst, geef ik een zalm-recept voor op de Cobb, een handig grill-apparaat, met een bol-ronde hoed, waarop je behalve grillen ook van alles in kunt roken. 

Benodigdheden:
Een paar stukken verse zalm van ongeveer 150 gram per persoon.

Grof zeezout, peper. 

Eventueel wat Italiaanse kruiden. 

Een beetje olijfolie.

Bereiding:

Bedek de zalmmoten met grof zeezout en laat een 1/2 tot 3/4 uur intrekken. Het zout trekt water uit de zalm. Afspoelen en droog deppen. Licht insmeren met wat olijfolie( tegen het plakken) Peper en eventueel kruiden erop. 

De Cobb voorbereiden door de coblestone of de briketten (9-10 stuks) in het korfje aan te steken. Als de stone of de briketten wit gloeien leg je er een envelop van aluminiumfolie op waarin een handje, 1/3 kopje houtsnippers of rookmot. Goed dichtvouwen tot een plat geheel van ongeveer 15 cm in het vierkant. Met een pin of scherp mes prik je er één klein gaatje in. Dan de geperforeerde grill plaat erop en het rekje dat er bovenop past. Daar komen de moten zalm op te liggen. Deksel erop en wachten tot het roken begint. Ik denk dat 15 a 20 minuten nodig is om de zalm à point te krijgen. Dan is hij lichtbruin van kleur en er liggen fijne vochtparels op en de structuur voelt veerkrachtig aan. Daarbij eten we meestal een stuk stokbrood, of jonge gekookte aardappelen in de schil en een bak sla.  Lekkerder zalm bestaat niet!

Vandaag, maandag, huilt de wind, Bft 6 met uitschieters van Bft 7. De masten van de zeilboten in de haven zwaaien ongeordend heen en weer en dreigen elkaar soms te raken. Nine Marit wiegt ons zacht in de box, een slaapliedje zou er goed bij passen…..

Hollandse immigranten in het 16e eeuwse Dragør 


Het stormachtige herfstweer in Dragør is even voorbij. In Nederland hebben ze het erger gehad. Na een zonnige winderige dag is het opnieuw begonnen te regenen. De wind houdt zich gedeisd. Een wandeling van bijna 2 uur met Bo, bracht ons net niet bij de Hollandse nederzetting die in de 16e eeuw aan de flanken van Dragør gevestigd werd.Het is allemaal keurig in Dragør. Zelden zoveel vuilnisbakken gezien, op iedere hoek van de straat staat er een en soms zelfs twee. Ze zijn niet eens vol. De huizen in de buitenwijken staan netjes in het gelid. Schuttinkje, tuintje, opritten voor de auto, grasveldje met een border vol bloemen en een tuinhuisje. Hondjes zijn altijd keurig aangelijnd. Met loslopende Bo zijn we voortdurend in overtreding. Brutale eenden bedelen voor een hapje bij de terrassen van de etablissementen. Van honden hebben ze niets te vrezen. Terwijl wij de vaste excrementen van Bo in een zakje keurig in de vuilnisbak kieperen, kakken de eenden op de stoep dat het een lieve lust is. Politie heb ik niet gezien, niet nodig hier. In Duitsland moesten we de tas en de rugzak bij de kassa van de Edeka open maken om aan te tonen dat de spullen die er in zaten echt bij de Aldi waren gekocht. Gelukkig had ik de bon ook in de tas gedaan. Hier in Dragør worden we bij de supermarkt vertrouwd op onze ogen en onze creditcard. Het is een leuk stadje. We liggen veilig in de oude haven en bekijken de reuring op de kade. De plek waar gisteren de kleuters probeerden krabben te vangen, blijkt een officiële krabben-vangst-plek voor kinderen te zijn. Er staat een bordje in het Deens bij. Vandaag kwam een ouder echtpaar met dochter en kleinkind een gokje wagen. Opa hanteerde het visnet met zwier en deed zijn kleinzoon voor hoe hij de meeste kans maakte iets vangen. Dat hij daarbij bijna van de vlonder in het water donderde, maakte hem niet. Je moet wat over hebben voor je kleinzoon.  

Bij de toerist-informatie treffen we een Zweedse dame, die ons vriendelijk te woord staat. Ze is geboren in Simresham, een plaatsje aan de Zweedse zuidkust, waar we in 2009 de beste koud-gerookte zalm aten. Ze vertelde ons uitgebreid over Dragør. In de 16e eeuw vestigden zich Hollandse immigranten op verzoek van koning Christiaan de tweede in een dorpje vlak bij Dragør, Store Magleby. 

Op onze fietsjes, Bo achter op in een mandje, bezochten we de volgende dag het museum in Store Magleby. Er is niet veel over van de nederzetting, die een paar honderd jaar de toon zette in de regio. De Hollanders waren uitstekende tuinders die hun kwaliteits-groente en fruit in Kopenhagen verkochten op de markt. Van de koning kregen ze allerlei privileges die nogal kwaad bloed zette bij de locale Deense bevolking. Een Hollandse ‘schout en schepenen’ kregen het in Dragør voor het zeggen. De in die tijd opgestelde wetten hebben tot in de 19e eeuw stand gehouden. De mensen uit Dragør die naar de kerk kwamen, moesten de preken in het Hollands aanhoren, staand achter in de kerk. Pas in de 18e eeuw werd er ook in het Deens gepreekt, om de week. Wat we in het museum zagen was dat de Hollanders het rijk hadden. Dure kleding, fraaie sieraden, schilderingen in de huizen op wanden en plafonds. In het begin van de 19e eeuw, werd de dominantie van de Holllanders wat doorbroken en werd Dragør en omstreken echt Deens.

We worden er een beetje flauw van, het regent weer en af en toe horen we een donderslag tussen het geluid van de opstijgende vliegtuigen. Hoe aardig ook in dit leuke plaatsje, we willen weer varen. Als het meezit varen we morgen naar Køge. Met dit sterk wisselende weer, de ene na de andere depressie, die als een trein met veel wind van West naar Oost trekt, denken we dat Zweden geen optie is. Naar het Kattegat in het noorden is geen optie, de Zweedse westkust is lagerwal. Voorlopig opteren we voor een stuk terug naar het zuiden. Als het zo blijft met het weer duiken we bij Lübeck naar binnen, op beschutter water. 
We hebben de tijd en een geduldig schipper heeft altijd goed weer, nou ja, zo ongeveer…..

De typische klederdracht van Hollanders in Store Magleby bij Dragør. De hand is niet van het meisje.

Golvendans

 

Stevnsklint.

                 Doen we het of doen we het niet. ’s Morgens kijken we bij het wakker worden wat gespannen uit de patrijspoort naar buiten. De regen is opgehouden, maar de wind trekt aan. De afstand van Rødvig naar Kopenhagen door de Køgebugt is bijna 30 mijl. Wat doen de golven en uit welke richting komen ze ? Na de ervaring van de vorige dag zijn we extra gespitst op het weer en haar effect op de zee. Volgens de berichten en de gribfiles zou de wind in de middag en avond nog meer toenemen. De golven zouden evenals de wind met name uit west-zuidwestelijke richting komen. Uit ervaring weten we dat er in een zee-bocht en bij een kaap, golven rare dingen doen. Toch wagen we het er op. Rond 9.30 uur, als we een paar vissersboten de haven zien uitvaren en een tweepersoons wherry(sic) de haven zien binnen varen, gooien we de trossen los. Naar buiten door de geul, die dwars op de golven ligt, is het even lastig. Nine Marit schurkt zich ongemakkelijk in de aanrollende golven. Als we de geul uit zijn en de stelnetten en visboeien hebben vrijgevaren, buigen we af naar het noorden en zetten de stuurautomaat aan. Verrast kijken we elkaar aan. Hoe anders is dit. Als met een loom-slepende dans glijden we over het water. Geleidelijk komt de kont van het schip omhoog en maakt een kleine zijdelingse zwiep alsof ze de achterop komende golf een duwtje na wil geven. We hebben de snelheid van ons schip aangepast aan de snelheid waarmee de golven ons oplopen. Dit is genieten. De wind en de golven recht van achteren, ‘kat in het bakkie, visje in de vijver’. De vroege zon in de kuip verwarmt onze botten en het kopje vers gezette koffie glijdt huigstrelend als een zachte bonbon naar binnen. 

Zoals verwacht, ontkomen we er niet aan om wat te moeten bijsturen. Naarmate we naar het noorden vorderen, komen de golven wat meer van opzij en kiezen we voor een iets westelijker koers, om later, met de golven mee, naar het noord-oosten te kunnen varen. Zeilschepen kruisen onze koers en in de verte zien we containerschepen van- en naar- Kopenhagen varen. De magistrale brug van Kopenhagen naar Malmö domineert het uitzicht naar het Noorden. We weten dat we daar niet onderdoor hoeven te varen. Op het tusseneiland in de Sund duikt de weg van de brug in een tunnel naar de vaste wal bij Kopenhagen. Hoe dichter we bij ons reisdoel, de haven van Dragør, komen, hoe rommeliger de zee wordt. Vanuit de Køgebugt, een wijd stuk water, varen we in een soort fuik, waar wind, golven en stroming worden samengeperst. 

Met een scherpe hoek lopen we de oude haven binnen. Het ligt er vol met schepen vanwege een of ander feestelijk gebeuren en een rondje door de haven doet ons besluiten om terug te varen naar de iets zuidelijker gelegen nieuwe haven. Met moeite vinden we een plek waar we met twee schepen langszij kunnen liggen. Het blijkt een onrustige plek te zijn. Te dicht bij de havenmond, waar de aantrekkende oostenwind het water naar binnen stuwt en ons een onrustige nacht bezorgt. 

De volgende morgen proberen we het nogmaals in de oude haven en krijgen op aanwijzingen van de havenmeester een mooie plek langszij voor het restaurant, dicht bij de stad. De baklucht van hamburgers en kibbeling krijgen we er gratis bij. Volledig beschut voor de wind, die volgens de havenmeester vanavond gaat doorzetten tot een Bft 6 of meer uit het zuidwesten. 

Voorlopig blijven we in dit authentieke plaatsje waar zich ooit in de 18e eeuw een kolonie Hollanders hebben gevestigd. Het slechte weer zal ons niet deren en er is genoeg te zien en te beleven in de komende dagen……


Kleuters op krabbenvangst in de haven van Dragør onder begeleiding van een juf en een meester

Van Præstø naar Rødvig


Rødvig

Even was het bijna droog, toen we de landvasten losmaakten. We dachten slim te zijn om bij weinig wind een flink stuk richting Kopenhagen te varen. Maar weinig wind was niet weinig regen.

Nauwelijks de haven uit of we werden ondergedompeld in een regengordijn waarachter telkens een nieuw regengordijn opdook. De tonnen waren nauwelijks te zien. De ruitenwissers konden het niet bijbenen en de boot was in een keer helemaal schoon. Gratis wasstraat in de fjord. Naarmate we verder op zee kwamen, hebben we plan B in werking gezet. Wel richting Kopenhagen, maar een beetje minder ambitieus naar Rødvig in plaats van naar Køge, waar we voor onze vriend Ted een nippeltje zouden proberen te kopen. Een nippeltje voor zijn AIS kabel, die nog niet aangesloten was. Nu zijn er veel nippeltjes op de wereld, maar dat ene nippeltje voor die kabel is een speciaal nippeltje dat alleen in de meer gespecialiseerde nippeltjes- en scheepsbenodigdheden winkels is te verkrijgen. In Køge zou er zo’n winkel zijn. Daar zijn we niet gekomen. Behalve dat het regende alsof er duizenden gieters uit de hemelse wateren leeg werden gegoten, was er ook die vermaledijde deining dwars op onze koers naar de nippeltjes-winkel. Nauwelijks wind, maar wel een sikkeneurig makende deining. 

Wat zullen die schepelingen met hun Kofschepen of Fluiten de pest in hebben gehad als ze dagenlang in een windstiltegebied waren terecht gekomen. Toen er ook nog een windje opstak uit de verkeerde hoek hebben zoals gezegd plan B in werking gezet. Afbuigen naar Rødvig, een vissershaven aan de oostkant van Sjælland. 

Bij de invaart dachten we op de AIS in een wedstrijdveld zeilboten te geraken. Dichterbij gekomen bleken het allemaal kleine amateur- vissersbootjes te zijn, uitgerust met ieder zeker 50 hengels, in het gelid opgesteld op het dak en bij de zeereling. Varende zee-stekelvarkens. Ze schijnen er ook vis mee te vangen. Toen we eenmaal in de haven afgemeerd waren, zag ik stoere mannen, sigaret tussen de tanden, laarzen tot de knieën, een pet op de kop en tatoeages op al wat bloot was, met zakken vol vis naar de weegschaal van de jury-tent lopen. Na het wegen werd er een geschreven kartonnetje aan de zak bevestigd met bootnaam en een nummer. De hoofdprijs voor de meeste vis zal wel een hengel zijn, ligt voor de hand. Ik zag een enkele zalm en een enkele zalmforel op de weegschaal gelegd worden. Het meerendeel van wat er aan vis uit het water werd gehengeld was van het merk ‘Geep’, die merkwaardige lange vis met een giftige centrale groene graat. Dat heb ik van horen zeggen. Het beest doet me denken aan een ander langwerpig en gevaarlijk snel vreetprojectiel, de Wahoo, een maatje groter. Ik zag er een op Bermuda en mocht van een gegrild exemplaar een stukje proeven. Kan zo bij een 3 sterren restaurant op de kaart. 

Aan de overkant van de haven stond een man in een oranje okselbroek telkens iets langwerpigs in platte kisten te gooien. Bleken ook Gepen te zijn. De Oresund zit dus vol met Gepen. Een Gepenkolonie die de zalm aan het verdringen is? 

Er is altijd wat te zien in zo’n vissershaven. De vissersboten en wat eraan hangt is het meest interessant. Geordende rotzooi, waar ik me steeds weer over verbaas, dat je daarmee vissen uit de zee kunt trekken. Katrollen, rollen , kettingen en ketels, emmers en bakken, slangen en stokken, en een oranje bezem tegen de kajuit. Met soepele bewegingen zie ik een wat oudere visser zijn boot op orde brengen. De motor even aan om met de deckwash het dek schoon te spuiten, met een straal waar een brandweerman jaloers van zou worden. Klaar met zijn schoonmaakwerk, zie ik hem geroutineerd het schip van de wal achteruit de box in varen, even de boot stilleggen, de landvasten, die op lengte zijn, om de palen slaan, en dan achter de lijnen vastknopen aan de bolders op de wal, in zijn eentje. 

Na de laatste regenspetters in de haven, klaart het vanuit het westen langzaam op. De wind is gaan liggen en de volgende dag, pinkstermaandag, zien we wel weer verder……

Uit eten 

                                      Van Kragenaes naar Vordingborg varen was even spannend. De uitgezette koers leek zo mooi tussen twee ondieptes te gaan. Ik denk dat we iets te snel van koers waren veranderd. De dieptemeter gaf aan dat er geen water meer onder de kiel was. Op de kaart leek het alsof we ruim naast de ondiepte zaten. Blijkbaar is de bodem bij het eiland Femø aan verandering onderhevig. Gas terugnemen en naar bakboord bijsturen was de oplossing. De bodem hebben we niet geraakt. 

Traag sloffend met een gezicht alsof haar gebit niet goed zit, komt de in een zwarte flodderjurk geklede uitbaatster van het restaurant ons de menukaart brengen. Plastisch afgebeeld staan de gerechten gerangschikt op een geplastificeerd blad met in het kort eronder wat het moet voorstellen en wat het kost. De beeldcultuur is ook in dit restaurant doorgedrongen. Wij zijn ‘uit eten’ in het visrestaurant bij de haven van Vordingborg. De entourage is simpel, maar de papieren servetten zijn plissé gevouwen. Als onze serveerster naar een andere tafel loopt zie ik hoe ze routineus alvast een nieuw servet in de plooi vouwt. Nauwelijks zitten we aan tafel of de tent vult zich met meerdere gezellige en welgedane Denen. De een nog gezetter dan de andere. Het echtpaar, dat zich naast ons in de stoelen drukt, heeft er duidelijk moeite mee zich aan de zetels over te geven. Goed en wel vast gewrikt, worden de drankjes besteld. Een halve liter bier voor meneer en een hele fles rode wijn voor hun samen. Het zijn vast geen zeilers, maar misschien, net als wij, motorboot vaarders of dorpelingen die iets te vieren hebben. De leuningen van de stoelen zijn inmiddels in hun lichaamscontouren verdwenen. Het eerste wat op tafel komt is een groot bord patat en een klein schoteltje sla. Even later volgt voor meneer en mevrouw, eensgezind, het zelfde hoofdgerecht, een sla-berg met daarop iets van gepaneerde gebakken vis, met een paar roze garnalen en een witte smurrie met daarin gebed een plukje zwarte nep-kaviaar( dat laatste is een aanname). Na het doorspoelen van het bier, weet meneer nog snel over te stappen op de resterende wijn. Hun bord patat is op, terwijl de patat op onze borden nog lang niet op is. Een aanbod om wat van onze patat te nemen wordt lachend afgeslagen. 

Een tafel verder op zit een jongeling met zwarte handschoenen aan. Hij nipt van zijn halve liter bier. Die handschoenen begrijpen we niet. Ook begrijpen we niet waarom hij, tussen het nippen, meerdere keren naar buiten loopt en met een merkwaardige slepende tred als een gekooide beer voor het raam heen en weer beent. Enigszins gebogen, de haren in de war, strak voor zich uit starend. We opperen voorzichtig een aantal diagnoses; Eczeem-handen en/of overmatig drugsgebruik en misschien ook door liefdesverdriet overmand. Helaas zullen we het niet weten, want plotseling verdwijnt hij, zonder naar de kassa te gaan. Het bierglas op tafel is leeg…

Het waait zo hard dat zelfs de meeuwen de vaste grond boven het luchtruim verkiezen. We liggen veilig en wel aan de kade, de wind op de kop, de landvasten dubbel aan de bolders. Bo maakt het allemaal niet uit en rent even dol als anders achter de bal aan over het grind van het haventerrein.
Morgen krijgen we een windarme dag. In Nederland is het mooi weer, 30 graden, windstil. We moeten nog even geduld hebben…..