Aankomen en afmeren

Onderweg van Stavoren naar Workum krijgen we zowaar een ongenode gast, een verstekeling aan boord. De postduif, mogelijk uitgeput, landt enigszins onhandig fladderend in onze kuip. Teckel Bo snapt er niets van en weet even niet of hij erop af moet vliegen of niet. De duif ziet een ontmoeting met een jachthond niet zo zitten en vliegt op, om even later neer te strijken op de zeerailing aan stuurboord. Hij is waarschijnlijk al een tijd onderweg geweest, want hij valt bijna direct in een onrustige slaap, waarbij hij af en toe een oog opent. Waar komt hij vandaan, hoe lang was hij onderweg en hoe ver is hij van huis? Zijn beide poten zijn geringd en op een van de ringen lees ik’ NL 2014 1884′. Ik kan heel dichtbij komen, hij blijft rustig zitten. Pas na de sluis in Workum verruilt hij zijn plek op de zeerailing voor een gootrand op het dak van een huis. 

We varen door naar Gaastmeer en wat later naar onze geheime plek waar we afmeren aan de meest zuidelijke steiger.

De zwarte bastaardpoedel staat verlangend uitkijkend naar de wal op de voorplecht van een witte motorboot met een hoge opbouw. De beide mannen staan klaar om aan te leggen, de een hoog achter het windscherm aan het roer, de ander beneden bij de middenbolder met een landvast in zijn hand.  Ze proberen aan te leggen op de steiger verderop. Wij bekijken het lui vanaf ons achterdek.  
Met grote snelheid wordt het schip met de punt naar de steiger gevaren. De poedel staat heftig te kwispelen. De man met het lijntje kijkt steeds naar de boven-verdieping, mogelijk met ontzag voor degene die het schip zal gaan afmeren. Met zijn lijntje zal hij nog een poosje moeten wachten, want de roerganger neemt ruim de tijd voor deze klus. Hij geeft vol achteruit als blijkt dat hij met het schip de steiger in tweeën dreigt te splijten. De kont van het schip met de boegschroef steigerwaarts draaien, werkt averechts. Het schip komt alleen maar verder van de wal. Dan maar met de achterschroef proberen, driftig het roer naar links en rechts draaiend komt de man tot de conclusie dat het schip zo onbestuurbaar is en probeert het nogmaals met de boegschroef. Het resultaat is dat het schip nog steeds met kop naar de steiger ligt. 
Gelukkig is het windstil en blijft de boot als een koppige ezel op zijn plek. Er wordt driftig overleg gepleegd wat te doen. De schipper probeert het nogmaals, vooruit, achteruit en heel veel draaien aan het roer in de naar mijn idee steeds verkeerde richting. Vertwijfeld kijkt de man om zich heen.
De schipper van een motorboot verder op de steiger ziet het en snelt naar hen toe. 
Met veel moeite lukt het de lijntjesman de tros aan de schipper op de wal toe te werpen. Van opvaren in de spring heeft de roerganger nog nooit gehoord. De boot wordt met veel moeite door de man op de steiger naar de wal getrokken. Een hele klus in je eentje.

De zwarte poedel lijkt bij nader inzien meer op een soort geschoren schapendoes, maar dan hoger op de poten. Misschien is het wel een ‘opperdoes’. Het duurt het beest allemaal te lang en hij begint uit frustratie luidkeels te loeien, ‘ ik wil van deze rotboot af, ik moet nodig plassen’. Maar eerst moet het schip aan de steiger worden vast gebreid. Dat gebeurt met een veelheid aan lijntjes en een overvloed aan stootwillen, een kunstwerk, dat het meest lijkt op een gehaakt kleedje tussen schip en steiger. Je weet immers nooit hoe het komt als het zomaar hard gaat waaien. 
Nadat de does-poedel zijn hoge nood had geloosd en weer aan boord was gehesen, moesten de  landvasten nogmaals gecontroleerd worden. De voortrossen iets losser en de achtertrossen iets vaster, stormvast, de patrijspoorten strak vergrendeld. Het weerbericht hadden de beide mannen kennelijk niet gehoord. Wij hoorden het wel; Het zou windstil en misschien wat mistig worden.

Aankomen of afmeren, het is voor een ieder die onderweg is soms lastig, al zijn de achterliggende redenen vaak heel verschillend……

                                       

Daar komen de Russen

In de sluis van Stavoren worden we opgevangen door de bemanning van een zwart geschilderde aak, de Zeeroos.  Ik snapte niet wat ze zeiden tot ik me realiseerde dat het Engels was met een wonderlijk accent. De vrouw die het beste Engels sprak nam de landvast aan en belegde de lus om de bolder van de aak. Ze zei dat ze Russisch waren, waardoor ik direct in een kramp schoot, of ik nu aardig of niet aardig moest doen. 

Zij deden in ieder geval hun best door breed te glimlachen, en ons ongevraagd op de foto te zetten als voorbeeld van een paar echte Hollanders op een motorboot. Ze waren vorig jaar ook al met een huurschip  door Nederland gevaren. De boot was in Harlingen gehuurd en ze waren nu voor een week onderweg. Vorig jaar had het geregend, de hele week, blijkbaar waren ze er niet door ontmoedigd, gezien hun hernieuwde aanwezigheid op de Friese wateren.  
Enigszins ongemakkelijk probeer ik te zeggen dat de plaatsjes Woudsend en Sloten de moeite waard zijn om te bezoeken in een poging om de onaangename gedachten over Poetin die dezer dagen probeert de koude oorlog weer leven in te blazen, weg te drukken. 
De dikke jongedame, Russische volbloed, is zo aardig en enthousiast dat ik mijn reserve nauwelijks kan volhouden. Terwijl het water in de sluis zakte, wij hoefden niet op te letten omdat we aan hun schip hadden vastgemaakt, legde ze uit dat het reisdoel Workum was. Bijgestaan door haar vader of vriend, die ook wat Engels sprak, vertelden ze dat ze daarna naar Enkhuizen zouden gaan en later misschien nog naar Terschelling. 
Dat de Russen zouden komen, dacht ik al langer. In de jaren 70 was het ‘zeker weten’. Dat ik ze nu in de sluis tegenkom is een omineus teken wat mijn eerdere aanname lijkt te bevestigen . Een paar dagen eerder hoorden we iemand zeggen dat de botenmarkt niet best is, maar dat er Russen zijn die schepen van 3-4 miljoen kopen alsof het chocolade-broodjes zijn. Fijntjes kreeg ik nog te horen dat de Russische vlag erg lijkt op die van Nederland. 
Neen, niet het  directe gevaar van een Russische militaire inval is aanstaande, maar de geleidelijke  invasie van Russisch botenkopers die onze wateren gaan beheersen. Aangezien wij als echte Hollandse handelaren liever de andere kant op kijken en de ethiek loslaten als er geld te verdienen is, zal het waarschijnlijk niet lang meer duren of Russisch wordt op de middelbare scholen een verplicht vak.
Hadden we niet eerst de angst door de Chinezen geannexeerd te worden?
Wat me kwelt is dat deze mensen heel aardig waren en dat ze er helemaal niet zo raar uitzagen als ik verwachtte. Sportief, goed gekleed, passende zeilkleding, en vooral heel vriendelijk. Geen bureaucratische ambtenaren, die je afbekken, geen corrupte types die geld vragen voor het langszij afmeren. Ze hadden zelfs geen mutsen van sabelbont op hun hoofden. Mijn neiging om hun te vragen Poetin te bellen dat hij maar eens moest ophouden de spanningen met het westen op te voeren, heb ik maar ingeslikt. Al zijn ze misschien een uitzondering op de regel, tegen zoveel vriendelijkheid en behulpzaamheid kan ik niet op. Misschien moet ik maar wat van mijn vooroordelen door de sluisdeuren laten wegvloeien. Spasibo…….