De doop van de Nine Marit

Het leek zo’n mooi plekje. We dachten net met de kop in de wind te liggen, maar dat was niet zo. De wind was eigenwijs en drukte ons schip met een forse Beaufort 5 tegen het ondermaatse steigertje aan. 
De borden op de wal hadden we nog niet goed bekeken. Het was de hoogste tijd voor de doop.
Onze jongste kleinzoon, Indy, was er sinds de vorige dag al mee bezig. Eindeloos heeft hij, zelfs in zijn slaap de rituele zin herhaald, ” ik doop U Nine Marit, en wens U een behouden vaart”.
Dat woord ‘behouden’ was het lastigste, af en toe vergiste hij zich en had het over een ‘fijne vaart’, snel gecorrigeerd zo gauw hij zijn vergissing bemerkte. 
Op paasmorgen verwende hij luid declamerend zijn ouders met een zeer vroeg appèl rond een uur of zeven. De grote dag van de doop was aangebroken. ‘Wanneer gaan we naar de boot en wanneer gaat de boot gedoopt worden en wat gebeurt er dan precies?’ Voor een zevenjarige is zo’n gebeurtenis ook geen kattenpis. We hebben onderweg het ritueel nogmaals uitgelegd en na een fantastische lunch in het zonnetje op een terras aan het meer, was het eindelijk zover. 
De dag van de doop was niet toevallig. Op mijn verjaardag in 2007, 20 april, doopten we ons zeilschip, de Nika. Onze oudste kleinzoon had toen de eer. Dit jaar viel eerste Paasdag op mijn verjaardag, dus op die dag moest het weer gebeuren. De doop op zich is al een ritueel en als je dat ritueel ook nog wat uitbreidt met een verjaardag, (ik ben niet zo dol op verjaardagen), is dat een mooie bijkomstigheid. 
De fles met bubbels kapot slaan tegen het schip, vonden we niet zo’n goed plan, zeker vanuit het oogpunt van verspilling, verzot als onze familie is op dat prikkelende vocht. Derhalve werd eerst de fles geopend en uitgeschonken in de champagneglazen. Onze kleinzoon werd met gevuld glas op de voorpunt bij de boeg van het schip geïnstalleerd, terwijl een ieder er angstvallig voor waakte dat zijn eigen glas niet leeg gewaaid werd door de straffe Oostenwind. 
Hij sprak plechtig de woorden die hij inmiddels zó vaak had herhaald en ingeprent dat ze vloeiend zijn lippen verlieten en sproeide de inhoud van het glas, geholpen door de wind, over de boeg onder luid gejuich van ons allen. 
Achteraf was hij wel wat teleurgesteld dat dit nu alles was, hetgeen we goed maakten door hem een  groot stuk te laten sturen onder het oog van zijn vader of mij. Hij is een stuurman in de dop, zijn oom Jeroen waardig. Best knap om als zevenjarig zo geconcentreerd achter elkaar de boot op koers te houden. 
Bij nadere lezing waren de borden met opschrift aan de wal  wel wat omineus. 
We werden gewaarschuwd om het uit ons hoofd te laten hier aan wal te gaan. Dat hebben we ook niet geprobeerd, we zouden een stuk hebben moeten zwemmen. Het bord met de twee handen in de lucht boven het drijfzand zag er eveneens niet aanmoedigend uit. We hebben bedacht dat deze doopplek misschien wel de beste plek was, onbewust door ons gekozen, om te benadrukken dat naderend onheil niet op het water is te verwachten, maar eerder op een stuk land waar je als scheepje bij een sterke aanlandige wind ver van weg moet blijven. Zoals de schippers vroeger al zeiden, ‘bij storm op zee, niet proberen aan land te gaan maar op ruim water afwachten tot de storm geluwd is.’
Het was een mooie dag. En van mijn verjaardag heb ik deze keer genoten. 
Dank je Indy, voor de mooie doop, je hebt het goed gedaan!

Mooi licht en een geheime plek

                           De rietkragen aan de kant lichten geel op in het magere zonnetje. Onder het zachte gebrom van de motor glijden we door het landschap over het donkerblauwe vrijwel rimpelloze water. In de verte zien we IJlst en passeren het aquaduct waar vroeger in het hoogseizoen de vele passanten zich voor de brug ophoopten in afwachting van een opening. De Jeltesloot is nu zonder oponthoud te bevaren en de enkele schepen die we tegenkomen zijn voor het merendeel Duitsers die evenals wij genieten van dit vroege voorjaar. Het is nog opvallend stil op het water. Vluchten watervogels en een enkele kokmeeuw kruisen ons pad op weg naar wie zal het zeggen. Twee waterhoentjes klepperen luid watertrappend voor onze boeg weg, verstoord piepend om even later hun gram af te reageren op elkaar. 

We zijn op weg naar dat plekje dat we geheim willen houden. Dat plekje aan de waterkant waar we jaren al niet meer konden komen vanwege de grotere diepgang van onze vorige schip de Nika. 
Via een omweg over Heeg waar we twee vrienden voor een rondje over Woudsend uitnodigden, varen we op ons gemakje over het Heegermeer en de Fluessen naar het zuidwesten. Onzeker over wat de dieptemeter aangeeft (hij is nog niet gecalibreerd) scharrelen we naar het plekje en zijn stil over de ons omringende schoonheid van het landschap. Geen schip  te bekennen behalve dat ene motorbootje dat ons tegemoet kwam. In de verte zien we een jagende buizerd vliegen, af en toe naar beneden duikend om een mogelijke prooi te spotten. 
Behoedzaam varen we naar het walletje, Nienke staat aan het roer. Ik sta buiten klaar met de touwtjes, nadat ik de ballen heb uitgehangen op hoogte van de steiger. Het zachte windje komt van land, de hogerwal. Het is lastig om de breedte van het schip in te schatten, maar weldra liggen we vast en staat meneer Buoy te kwispelen. Hij wil aan wal, vaste voet aan de grond. Hij is heel wat gewend met zijn echte baas, onze zoon, die ruim 15 jaar op klippers voer op de Waddenzee en het IJsselmeer. Haast een zeehond. Echter op het water is niet veel te snuffelen en en zijn ware aard, een landbeest, is niet te verloochenen.
De motor gaat uit en de stilte, af en toe onderbroken door de ijle kreet van een vogel, valt over ons als een warme deken. De zon laat zich af en toe zien tussen de langzaam voorbij schuivende stapelwolken. De elzasser wijn met een stukje helaas niet helemaal rijpe camembert versiert de tijd die we nog in de kuip kunnen zitten bij het lengen van het licht. Bijzonder hoe de omgeving inwerkt op ons welbevinden. Een magische plek hervonden. Een plek die je over land niet kunt bereiken. Nou ja, mischien wel, er liep een boer in overall langs met een polsstok die ons geen blik waardig vond.
In het schip staat een glas met pinksterbloemen, boterbloemen en zuring. Een geschenk van het stuk ongemaaide grasland achter de steiger. 
Het is lekker warm in het schip, Bo moet nog even uit voor een plas. Het is donker buiten. Het bed voor in het schip lokt. 

De naam Nine Marit

Over de naam van ons nieuwe schip hebben we niet lang hoeven nadenken.

Nine is de voornaam van Nienke’s moeder en Marit is geïnspireerd op de naam van mijn moeder, die Maria heette maar Riet als roepnaam had. De naam van een eventuele dochter van ons zou Marit zijn geweest. Vandaar Nine Marit. We vermoeden dat onze moeders het motorbootvaren meer hadden omarmd dan dat zeilen met boten die erg scheef kunnen gaan en niet tegen de wind in kunnen varen. 
Bij de bouw van het schip heeft Nienke een zilveren dubbeltje uit 1948, ons beider geboortejaar, op de kielbalk laten vastzetten onder in het schip. Dat zal de Nine Marit hopelijk voorspoed brengen. De schippers van weleer geloofden dat het plaatsen van een munt op de kielbalk geluk bracht en weigerden te varen in een schip zonder deze talisman. In feite is het lot van de Nine Marit daarmee al in een goede richting bezegeld.
Terwijl ik dit schrijf ligt ze knus onderdak ik het schiphuis van de Domp in Sneek, de jachthaven in het oosten van de stad. In het weekend hebben we haar bedje gespreid door de randen van de loopsteiger met vloerbedekking te bekleden en de vaste landvasten op maat te bevestigen aan de palen van de box. Zo wordt het binnenvaren een eitje. 
Het zwemplateau achter op het schip is een graaggeziene plek voor eenden die het eveneens als openbaar toilet gebruiken. Daar moeten we wat op bedenken. Glasscherven lijken met niet praktisch en erg eend-onvriendelijk. Misschien dat een net hen kan ontmoedigen. Een aardige suggestie kreeg ik nog van een collega schipper, die een nepkraai boven zijn zwemplateau plaatst. Dat schijnen eenden niet prettig te vinden.
We hebben nog veel te leren: hoe gedraagt het schip zich bij harde zijdelingse wind en hoe zal het zijn op een stromende rivier, met de stroom mee of er tegen in? En wat doet ze in hoge golven op zee of het IJsselmeer? Met een open blik en niet te veel verwachtingen gaan we eerst maar eens wat kleine tochtjes maken om te wennen aan een varend buitenhuis. De plannen voor verderweg stellen we nog even uit, maar die gaan zeker plaatsvinden. 

De maidentrip van de Nine Marit

Nine Marit heeft haar maidentrip gemaakt. Ze had er zin in. Als verwacht waren er nog enkele kleinigheden te herstellen, waardoor we pas aan het begin van de vrijdag-middag de steven richting Friesland konden richten. De nacht ervoor sliepen we beiden slecht en de ochtend van het geplande vertrek bleek het schip onder het Sahara-zand te zitten. Gelukkig waren we allebei in het bezit van een mop geraakt. Nienke had er een met een katoenen pruik, en ik had er een bij de Action gescoord met een ingenieus wringsysteem dat mij wel,maar Nienke niet kon bekoren. Het moet gezegd, ik haalde er in de eerste minuten mijn handen al aan open, hetgeen resulteerde in bloedspatten op het net door Nienke gemopperde achterdek. Een ervaring rijker lukte het me even later om mijn taak te verrichten zonder dat er verbandmiddelen uit de doos gehaald moesten worden. De Action is een winkel waar ik niets van moest hebben, maar ik ben bekeerd. Het kost er allemaal niets, en de spullen zijn er ook meestal niets, behalve een enkel pareltje zoals deze mop. Geen natte handen, en het vuile water vliegt er uit met die handige draaiwringer. Zelden zoveel smerigheid in een handomdraai de plons in zien gaan. Het soppen in dat zelfde buitenwater vind ik zoleuk dat ik haast niet kan stoppen. Van het voordek krijg ik dan een gil, dat het zo wel genoeg is. 
Eenmaal klaar met al dat gemoedelijk gemopper en alles aan kant, ontvangen we de zus van Nienke, die met ons de maidentrip zal maken.
De motor wordt gestart en Steenwijk ligt al snel achter ons. Een prachtige tocht langs de Weerribben, Ossenzijl, Echtenerbrug, het Tjeukemeer, de Langweerder wielen, de Koevorder, richting het Snekermeer, waar we overnachten aan een lieflijk  walletje. Het torretje is mooi stil, en we genoten van alles wat er aan de wallenkanten te zien is: Woedende vissers die ons stampvoetend en scheldend hun pas gevangen ondermaatse paling toesmijten omdat we over hun dobber zijn gevaren. Waarom hebben ze ook van die lange hengels? Als je aan de andere kant van de vaart wilt vissen, ga je toch met een kort hengeltje aan de overkant zitten. En wat te denken van de overhangende wilgetakken die ze in de winter hebben vergeten te snoeien omdat de wilgetenen-manden uit China goedkoper zijn? 
Het sturen vind ik nog best lastig, en het eerste deel van de reis, moet het geen fraaie aanblik zijn geweest. Regelmatig had het schip last van ‘overstuur’, waardoor ik het stuurrad telkens te ver doordraaide naar de andere kant. Een eend die in dit slingerend vaartuig een mogelijke bedreiging zag, heeft ons zeker een kilometer luid kwakend achtervolgd. Maar al doende leert men en na de derde brug met bijna-schade doorgevaren te zijn, kreeg ik de slag te pakken. Zo binnen sturend heb je niet in de gaten wat je voor enorme hekgolven je maakt. De snelheidsborden langs de kant schijnen op het binnenwater niet te slaan op de maximale snelheid in knopen, maar in kilometers per uur. Dank je de koekoek dat die hekgolven gigantisch waren en de vissers zo uit hun dak gingen. 
Het was een mooie tocht en we hebben veel geleerd. Het is veel ingewikkelder dan een tocht over zee naar Noorwegen met de zeilboot die we hiervoor hadden. 
In Sneek keken we elkaar aan, is dit leuk? Ja, het is leuk, en ja, hier gaan we mooie tochten mee maken. 

Nienke en Rob Peters