Vandaag ontmoette ik de collega scheepsarts van de Johann Smidt, een tall-schip dat in Nederland is gebouwd en nu door een Duitse reder wordt gebruikt voor o.a.dergelijke projecten als school at sea. Hij wacht hier op aankomst van het schip uit Bermuda. Het schip zal hier vermoedelijk volgende week aankomen en dan 2 dagen blijven om vervolgens dezelfde kant op te gaan als de Wylde Swan.
Hij vertelde dat hij net is gepensioneerd na een werkzaam leven als kinderarts. Hij gaat nu voor de tweede keer mee, omdat hij benieuwd is hoe het met de kinderen gaat die hij tijdens het eerste deel van de reis heeft begeleid.
Even later ontmoette ik hem weer samen met zijn vrouw in het walvissen-museum.
Op Faial en de andere eilanden van de Azoren was een levendige jacht op potvissen tot in de jaren 70. Het woord ‘levendig’ is hier wat misplaatst, de potvissen brachten het er meestal niet levend van af. Het ging vooral om de olie die uit het walvissen-spek, de blubber, werd gewonnen en de ambra grisea, die men gebruikte in de parfum-bereiding.
Het vlees van de potvis werd niet gegeten maar verwerkt tot een soort kunstmest. Net als de botten. Omdat voor de olie in de jaren 80 alternatieven werden ontdekt, zakte de markt voor de potvis-olie in, en werd de jacht op de potvis overbodig.
Het is een bijzonder dier, zijn leefwijze is totaal anders dan die van de andere walvissoorten. Hij is in staat 90 minuten onder water te blijven en 1000 meter te duiken, zonder te hoeven ademhalen. Naar die diepte duiken is noodzakelijk omdat daar de reuzenoctopussen leven die hij erg lekker vindt. Dat de strijd met die grote veelarmige monsters niet altijd goed verloopt is te zien aan de littekens en striemen op de huid van de meeste potvissen.
De jacht op de walvissen was een bloederig gebeuren en de risico’s voor de mannen die de jacht inzetten waren groot. Ik zag een oud filmpje waar ik soms liever niet naar keek.
De potvis werd meermalen geharpoeneerd vanuit een kleine roeiboot. De lijnen die vast zaten aan de harpoen werden snel uitgevierd als het arme dier op de vlucht sloeg. Met drijvers aan de lijnen werd het dier aan de oppervlakte gehouden en uitgeput. In zijn doodsstrijd bestond de kans dat hij met zijn staart de roeiboot doormidden sloeg, waarbij de jagers soms gedood werden.
De potvissen doden om te leven, de jagers doodden de potvissen om van te leven.
Alleen gedurende een bepaalde periode waren de potvissen te vangen, de rest van het jaar waren de jagers voor een deel gewoon boeren die het land bewerkten.
Tijdens de wandeling die ik vanochtend maakte naar een dorpje in het binnenland, zag ik de verweerde gezichten van mannen die misschien vroeger wel hebben meegedaan aan de walvisjacht. Hun gebitten zijn slecht onderhouden of afwezig en ik kon het niet nalaten een man te fotograferen die erg lang de tijd nodig had om met zijn tandeloze mond zijn bordje leeg te eten. Zo tussen de plaatselijke werkmannen de lunch gebruiken, heeft wel wat. Ik kan slechts fantaseren wat er in hen omgaat en ik besef dat ik voor hun wereld altijd een buitenstaander zal blijven. Met handen en voeten enkele gemeenplaatsen communiceren is het enige schamele contact dat ik met hen heb. Ik ben onder de indruk van de vriendelijkheid waarmee ik steeds benaderd word.
Op de terugweg naar Horta, stopt spontaan een auto met een man en een vrouw, die vragen waar ik naar toe wil. Ze bieden me een lift aan en nemen me mee naar hun huis dat uitkijkt over de zee. Ik moet hun appartement dat te huur is bewonderen en ze laten me een fotoalbum zien met foto’s van de vulkaanuitbarsting in 1957. Ongevraagd krijg ik een fles met een groenig drankje in de handen gedrukt. Geen idee wat het is, het is duidelijk zelfgemaakt want het zit in een whiskyfles met een wijn-kurk. Daarna werd ik terug gebracht naar de haven. Ik heb geen woord verstaan van wat ze allemaal zeiden, maar met veel obrigado’s en voor de vrouw obrigada’s waren we het eens.
Zullen we donderdag eindelijk vertrekken?
Het waait nu nog te hard.
Geduld,geduld ……

