Aan bakboord regent het, aan stuurboord probeert de zon door de hoge bewolking de zee te belichten. Een mooie bakstag wind laat de Swan zo’ n 8-9 knopen varen. Het schip ligt als een tevreden teckel languit op één oor. Om ons heen alleen maar water, mijlen ver van land. Het ritme van de oceaan heeft ons in de greep.
De leerlingen zijn deels aan het werk, deels lopen ze mee in de wacht. Na de valse start vanaf Bermuda met de harde wind en de hoge golven is dit tweede begin van de reis heel wat aangenamer. Ik praat met de mensen in de wacht over de meest uiteenlopende onderwerpen. Bootjes is favoriet. Met twee leerlingen had ik een gesprek over de eigenschappen en gevaren van drugs. Ze blijken er niet echt veel van te weten. Zouden hun ouders dat wel beseffen?
Er wordt tot nu toe met de hand gestuurd. De wachtlopende leerlingen lossen elkaar steeds af. Ze vinden het leuk om dit prachtige schip op koers te houden, de baas over een slanke kolos van staal, dat op de wind door het water stuift. We zijn benieuwd of we de achterstand van 60 uur op de Regina Maris wat kunnen inlopen. Tot onze vreugde, blijken zij volgens de gribfiles nu wind tegen te hebben, terwijl wij de wind mee hebben. As het zo doorgaat, zijn we met 10- 11 dagen bij de Azoren. Een gemiddelde van 180 mijl per dag is met een gunstige wind misschien wel haalbaar.
Gisteren is er een spel gestart. Het murdergame. Iedereen trekt 3 briefjes, met respectievelijk een naam, een voorwerp en een locatie. Je bezitter van de briefjes moet met het voorwerp op de desbetreffende locatie de persoon met die naam, ‘vermoorden’ met de uitspraak ‘ je bent dood’. De ‘dode’ wordt geregistreerd en moet zijn briefjes aan de ‘moordenaar’ geven. Het spel gaat door totdat iedereen ‘dood’ is behalve degene die als laatste overblijft en dus de ‘supermoordenaar’ is. In tegenspraak met mijn taak hier aan boord, heb ik de eerste ‘moord’ op mijn geweten. Met een rubber antislip-matje heb ik mijn euvele daad verricht bij de bar en ben nu in het bezit van een nieuwe set briefjes. De komende dagen ga ik vast voor de bijl, want mijn locatie is geen plaats maar een datum over 2 weken, ik kan dus tot die tijd niemand ‘vermoorden’.
‘Het broest erover’. Het karakteristieke geluid van de golven die langs het schip bruisen wordt af en toe begeleid door een voelbare siddering, een teken dat we hard gaan. Het stuurwiel maakt het vertrouwde rommelende geluid als het teruggedraaid wordt. Af en toe slaat een vlak inkomende golf met een dreun tegen de romp, als wil de zee laten weten dat ze er is. Laat dit windje en deze golven maar een tijdje duren. Een uur later is de pret voorbij, niets wisselender als het weer. Een bui met een bult wind teistert de Swan, het leek een beetje op een rolwolk, zoals ik dat een keer op land heb meegemaakt. Eerst vrijwel geen wind, een paar spetters regen en dan plotseling een dikke vlaag tot stormachtige proporties. De oude wijsheid blijkt hier te kloppen; Eerst de regen dan de wind, berg uw zeilen maar gezwind. Eerst de wind dan de regen, laat maar staan het kan er tegen. Nu komt de wind uit de tegenovergestelde richting, uit het noordwesten. Daarvoor moesten we een stormrondje maken. Heel wat ingewikkelder dan met een Valk of een kajuitjacht. Ik denk dat we met alle drie wachten, zeker een kwartier bezig zijn geweest om alles voor elkaar te krijgen. De leerlingen zijn blijkbaar wat gewend, want de lunch werd in alle rust genuttigd ondanks de bewegingen van het schip. De potten met jam en chocoladepasta, bleven met hun pootjes op de plank, dus uiteindelijk viel het mee.
15 03 Er is weinig wind. Het schip rolt. In de keuken achter onze hut hoor ik het wapengekletter van het bestek, dat vecht om het beste plekje in de bak. Ik lig op bed. Gisteravond maakte ik een lelijke val tijdens de wacht.
Omdat de wind het voor gezien hield, klapperde het grootzeil nutteloos op de onregelmatige deining. Dat zeil moest naar beneden. Op een slingerend schip is dat een heel gedoe, waarbij vooral het lastig is om de zware giek in de mik te krijgen. Met steunlijnen aan beide boorden werd de giek midscheeps gebracht. Ik zekerde de bakboordlijn met een slag om de bolder er moest hem zo strak mogelijk houden, terwijl twee leerlingen de lijn aantrokken als de giek hun kant op zwaaide. De grootschoot was al aangetrokken. Terwijl ik hard aan de lijn trok, was er een onverwachte slingerbeweging van het schip. De slag om de bolder was ineens zonder spanning en schoot los omhoog. Ik werd daardoor achterwaarts gelanceerd en kwam met mijn onderrug en bekken op een grote lier terecht. De felle pijn was haast niet te verdragen en ik dacht aanvankelijk het ergste. Ingo, de kapitein was direct bij me. Spoedig bleek dat ik alles goed kon bewegen en de diagnose die ik meende te mogen stellen was dat het waarschijnlijk een forse blessure van de bovenbilspier in de buurt van mijn bekkenkam rechts betrof. Pijnlijk maar niet ernstig. Na een poosje rust en arnica lokaal en inwendig, heeft de bootsman me ondersteund op weg naar de hut over het schommelende schip.
Vanochtend is de pijn wat minder en ik hoop vandaag weer wat te mobiliseren. Mijn bil zal wel bont en blauw zijn. In een bavianen kolonie zou ik vast aantrekkelijker zijn voor de dames en in de rangorde een paar stapjes hogerop komen.
De laatste en de komende blogs worden via Sailmail naar mijn zoon Jeroen gestuurd, die ze op het blog zet. Zonder foto’s, dat schijnt niet te kunnen omdat de mail via de kortegolfradio verstuurd wordt.
Tot de volgende sailmail! Rob