Bij Güster vonden we halverwege het Elbe-Lübeck kanaal een kleine haven. Eigenlijk is het een complex van privé meertjes met vakantie huisjes. De centen bedoeld voor het nodige onderhoud van haven worden waarschijnlijk voor iets anders gebruikt. Zigzaggend tussen de waterplanten liepen we bijna vast. Mensen op de wal, van wie we dachten dat ze ons enthousiast zwaaiend, verwelkomden, bleken ons te waarschuwen niet verder achterwaarts door te varen. Het viel mee, op 50 cm achter ons lag de ondiepte, en met wat gemorrel en hulp van de kant lagen we voor- en achter- vast aan een wat vervallen steiger. Toen ik ‘s avonds Bo in de regen moest uitlaten, glibberde ik bijna de plomp in. Water en groene algen zijn een prima glijmiddel. Bo trippelde er luchtig over heen met zijn antislip-eeltzolen.Het was er rustig. Het restaurant zelfs akelig rustig. Een vraagje aan een lokale passant, resulteerde in een minzaam knikje toen ik hem vroeg hoe het eten er was. Jammer van zo’n mooie plek, zo verwaarloosd dat je je afvraagt hoe het er over een paar jaar uit zal zien. De bijbehorende camping was vrijwel leeg. Het seizoen is blijkbaar nog niet begonnen.
De volgende dag voeren we naar Lauenburg een oud plaatsje aan de Elbe. In de laatste sluis zakten we bijna 4 meter naar beneden om vervolgens in het kleine haventje af te meren, op een plek die we telefonisch in de ochtend hadden gereserveerd. Lauenburg was een verrassing. Het oude stadsgedeelte beneden aan de oever van de Elbe is behoorlijk intact. De oude huizen dateren uit de 16e eeuw en zijn grotendeels fraai gerestaureerd. Het Elbe Schiffahrt-museum is een bezoek waard. Op panelen met foto’s en filmpjes is interactief te zien hoe het Hertogdom Lauenburg zijn plek veroverde in de Duitse geschiedenis. De Elbe was een belangrijke rivier voor de handel tussen Dresden, Hamburg en Lübeck. Vanaf 900 na Chr. zijn er documenten bewaard die getuigen van intensieve scheepvaart op de Elbe. De ondiepe gedeeltes in de Elbe en de veranderlijke geulen waren een belemmering voor de scheepvaart. Stroomopwaarts varen was het grootste probleem. Als er niet gezeild kon worden, werden de schepen, door mannen op het jaagpad langs de rivier, voortgetrokken. Een zware klus als er soms meer dan 3 knopen stroom stond. Stroomafwaarts gebruikte men vaak grote vlotten die bijgestuurd werden met lange vaarbomen om de ondieptes te ontwijken. De stroom van de rivier werd ook benut door watermolens. Een groot vlot met een huis erop, waar aan de zijkant een waterrad was gemonteerd. Het vlot was verankerd met grote stenen, zodat het op zijn plek bleef liggen, tot grote ergernis van de stroomafwaarts gaande scheepvaart. De watermolens lagen vaak in buurt van de geulen waar de stroming het sterkste was. Aanvaringen waren eerder regel dan uitzondering. Er werden granen en zaden in gemalen. De mensen die op de watermolens woonden, werden beschouwd als niet betrouwbaar en semi-crimineel volk dat je moest mijden.

In het begin van de negentiende eeuw kwam de mechanisch voortgestuwde scheepvaart op gang. Eerst werden de schepen voortgestuwd met stoommachines, later met diesel motoren. Die schroef aangedreven motoren waren aanvankelijk nog niet zo sterk. In de Elbe werd daarom een ketting van meer dan 700 km(sic) gelegd. Een speciaal daarvoor gebouwd schip nam de ketting op ‘haar schouders’. Door een motor aangedreven katrol, waar de ketting over heen liep, trok het schip zich aan de ketting stroomopwaarts met als sleep tientallen geladen vrachtschepen. Tot het einde van de 19e eeuw een slim maar omslachtig systeem, als de ketting onderweg tijdelijk even losgekoppeld moest worden. http://kettendampfer-magdeburg.de/

Toen de Muur tussen Oost en West Duitsland werd gebouwd in het begin van de jaren 60, veranderde de Elbe in een Grensrivier. Het scheepvaart-verkeer werd een probleem. Als antwoord is het Elbe Seitenkanal gegraven. Het Kanaal waar we nu op liggen met de Nine Marit. Omdat het kanaal over de Lünenburgerheide loopt moest een flink hoogteverschil overwonnen geworden. Daarvoor is een Hebewerk geconstrueerd waarin schepen in gigantische waterbakken 38 meter omhoog of omlaag getakeld worden. Tijdens onze tocht omhoog lagen we in de bak achter een groot binnenvaartschip. Naast ons een vol geladen gammele rondvaartboot. Nieuwsgierige dagjesmensen loerden naar ons en wij naar hen. De rondvaartboot ging omhoog met het Hebewerk voor de lol en niet om verder door te varen. Toen we met zijn allen boven waren en naar buiten voeren draaide de rondvaartboot voor onze boeg om en dook de bak weer in om de terugreis naar beneden te maken. Omhoog en omlaag zoals we vroeger voor de lol met de roltrap in V en D naar boven en naar beneden gingen. Bij het naar buiten varen werden we enthousiast uitgezwaaid door de passagiers aan boord van de rondvaartboot.
De volgende morgen is het stil op het kanaal, de binnenvaartschepen die hier overnacht hebben zijn al vroeg vertrokken. We genieten van de rust en het geluid van de vogels. Gisteren zagen we onze favoriete roofvogel de Rode Wouw. Magistraal zweefde hij, met af en toe een vleugelslag, boven ons schip. Vandaag heeft hij zich nog niet laten zien….
