Inmiddels hebben we dankzij het slechte weer zowat alle musea van Lübeck bezocht. Overvoerd met alle indrukken namen we uitgebreide pauzes in allerlei eet- en drinkgelegenheden. Een aangename zintuigelijke ervaring van een andere soort dan die van het oog. Bovendien, de gelegenheid maakt dat we nogal eens aan de praat raken met de mensen aan de tafel naast ons. In het Duits. Met een glas bier binnen bereik gaat dat moeiteloos. De bolbuikige man met stekeltjeshaar, die getrouwd leek met een vrouw, wier broer er naast zat, is waarschijnlijk een belangrijk man. Nauwelijks aangeschoven of er kwam Champagne op tafel. Er werden 2 soorten gekeurd waarbij de grootste fles met een zilveren dop het won. Toen de broer zich half omdraaide en wat zei verstond ik hem niet. Gelukkig verstond Nienke hem ook niet. Dus probeerde ik maar zoveel mogelijk aan het woord te zijn. Hopend op een knik of een blijk van instemming. De conversatie werd wat ongemakkelijk toen bleek dat we volledig langs elkaar heen praatten. Ik, volhardend in mijn aan het woord willen blijven en hij, die probeerde iets te zeggen wat onverstaanbaar was. Gelukkig werden we verlost, doordat de Chinese serveerster ons het eten kwam brengen. Naast de soep voor Nienke kwam een pan met rijst te staan, waar we even niet van wisten voor wie dat nu bedoeld is. Moest de rijst in de soep voor Nienke, of is die voor mij, voor bij het hoofdgerecht ? In verwarrende verbazing moedigde ik Nienke aan om maar vast aan de soep te beginnen. De portie loempia’s die we als voorgerecht met twee vorkjes hadden besteld moest ook nog komen. Bleek dat de Chinese communicatie naar de keuken niet helemaal goed liep, want de loempia’s waren spontaan in mijn hoofdgerecht veranderd. Een schaal met krokante kip in een sputterende saus van groente en garnalen op een stoofje. Lekker, dat zeker. Het was zo veel dat Nienke er van mee kon eten. Ik had nauwelijks mijn buikje vol gegeten, of daar kwamen de loempia’s, het voorgerecht, met de verontschuldiging dat er met de timing iets niet goed was gegaan. Die loempia’s hebben we niet aangenomen. Terug naar de keuken. De buren aan de andere tafel nipten van de champagne die ze om ons onduidelijke redenen aangeboden hadden gekregen. Misschien was de man met de stekeltjes wel een bekende BNer of iets bij de gemeente van Lübeck, of zo. Omdat ik hem ook niet goed verstond, hij mompelde iets, achterover geleund in de gordijnen, moest Nienke voor me herhalen wat hij zei. Hij trok een misprijzend gezicht toen ik zei dat ik Lübeck een mooie stad vond. Blijkbaar was hij het niet helemaal met me eens. We vroegen ons af, of hij zijn stad van een heel andere kant bekeek. Niet vanuit de mooie huizen, maar vanuit het feit dat hij misschien door de gemeente was benadeeld, of dat hij, als wethouder vond dat de burgemeester een lul was en hij eigenlijk misschien wel zelf als burgemeester benoemd had willen worden. Of was het misschien omdat hij, als handelaar in zoetwaren, de laatste tijd zijn geurige Lübecker marzipan niet kwijt kon omdat ze de weg voor zijn winkel hadden opgebroken om het riool te vervangen? We zullen het niet weten. Wat we wel hoorden was het gepruttel van de de Mongoolse Pannetjes voor onze buren, die door de Chinese serveerster op tafel werden gezet, waarbij ze breed glimlachend de bolle deksels met zwier lichtte om het heerlijks eronder te onthullen. De deksels werden achteloos en zonder zwier door haar op ónze borden gedeponeerd die in haar ogen toch al bijna leeg waren. Terwijl ze onze, nu van deksel voorziene borden meenam en ze daarbij bijna uit haar handen liet vallen, heb ik de rekening gevraagd. Bij de rekening kregen we als troost voor de slechte timing met de loempia’s een glaasje van de zaak, een soort pruimenwijn uit China, een Chinees digestief, voor de vertering en het geleden leed.
De volgende morgen zijn we vanuit de haven van Lübeck over een laatste stukje van de Trave naar het Elbe-Lübeck Kanaal vertrokken. De sluisdeuren stonden voor ons open. De sluismeester had ons op de AIS zien aankomen. Met 3 andere motorboten werden we vlot geschut. Het kanaal slingert door een bosrijk en heuvelachtig gebied. Op de open plekken af en toe een boerderij. De snelheid die je mag varen wordt gecheckt door het aantal minuten dat je over een stuk tussen de sluizen doet. Te vlug bij de volgende sluis, een bon. Trajectcontroles op het water.
We hebben erg getwijfeld of we de Elbe een stuk stroomopwaarts zouden varen om vanuit Dömitz naar de Müritzsee te varen. Het deel van de Elbe dat we zouden moeten bevaren, blijkt een stuk water te zijn dat qua diepte en loop zeer veranderlijk is en afhankelijk van de regenval stroomopwaarts kan variëren van 70 cm tot ruim 1.50 meter diep. Alle Duitse booteigenaren die we erover spraken rieden ons af om die kant op te gaan. Te vaak lopen daar motorboten vast. Als het water verder zakt, en dat gebeurt vaak in de zomer, heb je een groot probleem. Bovendien is het in het merengebied, nu de vakantie is begonnen, overvol. De meeste ligplaatsen zijn bezet met huurboten en passanten. Het zou een mooi gebied zijn, maar dan liever bezocht in voorjaar of najaar. Dus het wordt wederom het Mittellandkanal.
In dit haventje, halverwege het Elbe-Lübeck Kanaal liggen we heel rustig tussen de bomen. Als ik achter het schip in het water kijk, zie ik dat we met de achterkant van het schip vlak bij een ondiepte liggen. Die heb ik bij het achteruitvaren niet gezien, maar ook niet geraakt. Geluk is soms met de onwetenden. De stortbui van daarnet heeft plaats gemaakt voor de opgewekte avondzang van twitterende merels…..
