Klutsen en klotsen


Klotsen en klutsen.
Het leek zo’n mooi tochtje te worden afgaande op de voorspelde gribfiles. Bft 2 uit het westen bleek later 2 -3 puntjes hoger uit te vallen. Maar laat ik bij het uitvaren van de haven van Bagenkop beginnen. Nauwelijks wind, een lichte miezer die niet echt doorzette in regen. Het plan was om langs de zuidkaap van Langeland naar het noorden te varen naar Kragenaes op Lolland. Hoe vaak hebben we niet gehoord en gelezen dat kapen bijna altijd klotsen en klutsen betekent. Dat het ’s nachts behoorlijk had gewaaid uit het zuidoosten, met een lange aanloop vanaf Bornholm naar het westen, had ik niet gehoord. Als ik slaap hoor ik niet veel. Nienke sliep ook en had ook niets gehoord. Zo ontspannend kan het bootleven zijn. Onze meevaarder Ted had de gierende wind wel gehoord, maar dat vertelde hij pas later.

Aan de oostkant van Lolland, Bft 4 op de kont

Niets vermoedend gingen we het water op richting de zuidkaap. Ons verheugend op wederom een mooi tochtje. Het was wel vreemd dat schepen die de haven verlieten allemaal stuurboord uit in Noordelijke richting vertrokken. Terwijl de wind geleidelijk naar het westen draaide en wij de kaap in zuidelijke richting naderden, werd het golfpatroon steeds onrustiger. Kleine vissersbootjes voor ons dansten als pingpongballen op het wateroppervlak. Dapper gingen we door, we hadden immers in ons hoofd dat het bij kapen meestal een rommelig zeetje is. Terwijl we, gedachtig aan de wijze raad van een Noorse reddingboot-kapitein, flink een eind de zee in zuidelijke richting voeren, alvorens de kaap te ronden, geraakten we in een wilde wirwar van golven uit alle richtingen, die ons scheepje met ons en onze spullen dusdanig door elkaar klutsten, dat we overwogen om rechtsomkeert terug te varen. Rollend en tollend werden we heen en weer geslingerd als zaten we met het schip in een giga- wasmachine op de extra vuile was-stand. Terwijl Nienke probeerde al wat rondvloog en rammelde in de salon met kussens te fixeren, stuurde ik de Nine Marit zo goed mogelijk recht in de golven, waarbij dat ‘recht in’ meestal te laat was. Een half uur schudden en slingeren bracht ons bijna in vertwijfeling. Golven en deining uit het oosten, die te hoop liepen in de opbouwende golven uit het westen. Kruisgolven schijnen ze te heten. Alsof je beurtelings van links en rechts een dreun tegen je lijf krijgt. De eieren zijn in de schaal geklutst, de slagroom geklopt, de muizen hebben het schip verlaten. Op het punt dat we bijna besloten om terug te keren, werden de golven rustiger en vlakker. Bij het ronden van de kaap waar de vuurtoren staat, kwamen we in de luwte van het eiland en hadden we alleen nog de zijdelings inrollende deining vanuit het oosten. Uit één richting. Een hele verbetering als je er een beetje schuin tegen in vaart. Toen een ruitenwisser, op een moment dat hij even nodig was, meende los te moeten schieten van zijn draaiarm, heb ik even luid het K-woord geuit. Dankzij een kabelbinder gaat hij nu niet meer los, evenals de andere ruitenwisser die ik voor de zekerheid er ook een schonk. Uiteindelijk is zelfs dit kleine leed van ons afgevallen. De golven werden steeds vlakker, de deining hield het voor gezien en ondanks een dikke Bft 4 op de kont vlogen we met 7 knopen de hoek om richting Kragenaes.

Leuk momentje voor ons. We werden door de veerboot op de marifoon opgeroepen. We hoefden niet op hem te wachten en hij verzocht ons om full speed de betonde geul naar de haven in te varen. Hij moest toch even wachten voor de uitgaande veerboot.

Kragenaes is een aardig vissers-haventje met een schitterende omgeving. Een wandeling naar een kunstwerk met grote stenen mensfiguren boven op een heuvel deed ons smelten voor dit eiland….

Op de Oostzee 

Laboe

Tjonge, wat is dat vlot gegaan. We zijn op de Oostzee en liggen inmiddels in de haven van Bagenkop een dorpje op Langeland in Denemarken. Met een hogedrukgebied als vriend voeren we van Rendsburg aan het N-Oostzee kanaal naar Holtenau en Laboe, van waaruit het slecht 27 mijl naar Bagenkop is.De sluis in Holtenau was een potje geduld oefenen. 3 sluizen waren buiten werking, alles moest door één grote sluis. Bijna 1 uur wachten, maar dankzij leuke babbeltjes met medewachtenden goed te pruimen. Als dan eindelijk het onderbroken witte licht verschijnt op het middeneiland van de grote sluis, is het met de gezelligheid gedaan. Juist de dikke, als laatste gekomen, snelle sportboten laten zich niet van hun sportieve kant zien en proberen als eerste de sluis in te varen, bang dat ze anders geen plek meer zullen hebben. Er was echter plaats genoeg naast het gigantisch rode schip nadat ze was afgemeerd. De Kieler Förde is meestal druk, nu ook. Grote veerboten en kustvaarders op weg van Kiel of er naar toe, belemmeren de mogelijkheid om makkelijk over te steken naar de stuurboord-kant van het vaarwater richting zee. Wanneer we denken veilig rechts in de vaargeul te varen worden we door een luide aanhoudende hoornstoot gesommeerd nog meer naar de wal te gaan. Het achterop komende vrachtschip, dat naast ons in de sluis was afgemeerd, eiste meer ruimte. Oprotten, nog meer naar de kant.  

In Laboe, een moderne haven aan de oostzijde van de Kieler Förde, is het goed toeven. De promenade langs de vissershaven en het strand gaf ons eerder de indruk ergens langs een Spaanse kust te lopen met zelfs hier en daar een palmboom. In een pot, dat wel. 

Vandaag was de wind ons motorbootvaarders wederom gezind. Ze was er nauwelijks. Grote zeilboten getooid met spinnaker of genaker, passeerden we met 6 knopen op de teller. Het enige waar we last van hadden waren de golven die de grote vrachtschepen opwierpen, wanneer ze ons tegemoet kwamen of opliepen. In nog geen 5 uren vaar je van Duitsland naar Denemarken. Duitsers die met hun schip in de buurt van Kiel liggen, zijn welgeziene gasten in dit deel van Denemarken. Een weekendje naar het Buitenland. Toen we Bagenkop binnenvoeren was de haven vrijwel leeg, op de lokale schepen na die deze haven als thuishaven hebben. In de loop van de middag vulde de haven zich steeds meer en ligt nu vrijwel vol. 

Tijdens ons ‘happy hour’ bij buurman Ted, verscheen een bruid en bruidegom in een overdadig van frutsels voorzien ceremonieel tenue op de steiger. De hond op de naast liggende boot, moest er van blaffen. Er was hogerop blijkbaar wat te vieren, want het hele gezelschap, bruidspaar en eveneens feestelijk uitgedoste aanhang, beklom de toren naast de bakkerij op de kade om, ja wat, iets boven te doen, te bekijken? Het uitzicht vanuit het schip van onze vriend naar boven door de metalen roosters op het uitkijk-gedeelte van de toren, was op zijn minst gezegd, interessant. De wind had vrij spel( die was in het eind van de middag wakker geworden) en speelde op frivole wijze met de soepel vallende kledij van het vrouwvolk. Misschien dat de bruidegom er iets van had gemerkt. Zo gauw hij weer beneden was, stak hij een sigaret op. Geen gezicht, een pasgetrouwde bruidegom in strak pak met een corsage op zijn revers, waar een sigaret in zijn mondhoek hangt.

Varen over open zee en na een paar uur aankomen in een haven waar we nog nooit zijn geweest.We voelen ons als ontdekkingsreizigers. Proeven van iets anders dan het zelfde. De smaken van een andere cultuur, andere gewoontes. 
Langzaam wordt het nu donker. Misschien morgen een plukje regen en meer wind. Een frontje verstoort het mooie weer. We zien wel, we hebben geen haast……

De toren op de kade van Bagenkop

 

Over zee

Memmert wattfahrwasser met in de verte Norderney 

Terwijl de’ greatest American president God ever created ‘ een wapendeal van meer dan 100 miljard met de Saoedies ondertekende tijdens het nuttigen van een ‘great dinner with a fantastic chocolat-dessert’, meerden wij af in de de Abel Tasman haven in Farsum bij Delfzijl. 

De volgende dag belooft een ideale dag te worden voor een oversteek naar Norderney over het wad. Weinig wind, een stralende zon, een gunstig getij, kortom alles voor een prima motorboot-tocht over de Waddenzee. 

De twee dagen in Groningen waren als vanouds verfrissend en leuk. Onze oude studiestad, het Amsterdam van het Noorden, verbaast ons altijd weer. De vele nieuwe winkeltjes, restaurants, biologische lunchcafe’s wisselen elkaar af in veelheid en verscheidenheid. We konden kiezen uit 4 jazzcafé’s, meerdere toneel- en dansvoorstellingen, debatavonden, en heel veel films. 

Na ons vertrek ontmoeten we Ted, die ’s ochtends al vroeg vanuit Groningen met zijn Pikmeerkruiser is gekomen. Hij vaart solo, 76 jaar jong en zal ons vergezellen tot in Denemarken. De sluis naar buiten werd vlot bediend. Op de Eems varen we met het laatste eindje van de ebstroom zeewaarts. Voor de passage over de Oostereems-ondiepte moeten we er voor zorgen dat er voldoende water staat. We doen het daarom rustig aan naar de afslag bij het Dukegat. Tot ons grote pret zien we een ons voorbij stuivende snelle motorboot, die meent dat er al voldoende water staat vastlopen bij het begin van het wantij. Na wat heen en weer geschuif komt hij na een kwartier los en vaart beduidend voorzichtiger verder. Een zeilschip voor ons is eveneens vast gelopen en komt pas los als we al lang voorbij zijn.  Met onze 1.10 meter diepgang scharrelen we fluitend over de ondiepte.Het Memmert Wattfahrwasser bleek eveneens een makkie met ruim water onder de kiel op het wantij, ondanks doodtij de dag ervoor. Na 6 uren varen bereiken we Norderney. Een heerlijke tocht over rustig water. Goed opgevangen door de havenmeester leggen we in de haven aan een langssteiger vast.

We besluiten de volgende dag in één ruk buiten de eilanden om naar Cuxhaven te varen. De wind komt uit het NO en is zwak Bft 2-3. Behalve onze twee motorboten zijn we weinig andere pleziervaartuigen op het water. Het is een relaxte reis over een rustige zee. De passage langs de Jade- en de Weser monding levert geen problemen op. 

Nienke en ik worden van dit varen heel blij; de ruimte van de zee, in de verte de eilanden die we passeren en het motortje dat onder onze voeten snort als een spinnende poes. We blijven om de beurt alert op wat er om ons heen te zien is ( grote vrachtschepen op weg naar de Shipping-lane kruisen ons pad). De uitgezette koers in de kaart controleren we en stellen we bij ( er zijn tonnen verlegd). Verder is het vooral genieten.

In 10 uren varen we van Norderney naar Cuxhaven. De laatste uren varen we de Elbe op en hebben een dikke vloedstroom op de kont. We tikken, met de motor op kruissnelheid, regelmatig meer dan 10 knopen aan(18 -20 km per uur). Achter ons verdwijnt de zon langzaam in een gordijn van lichte sluiers. Een goudglanzende gloed op het wateroppervlak rolt zich uit vanaf de horizon.

Cuxhaven is niet de meest interessante wereldstad. Een boerennacht aan de langssteiger in de haven doet ons goed. Als ik Bo de volgende morgen uitlaat, lijkt het of de hele hondenpopulatie van het dorp, vergezeld van bazen en bazinnen, het grasveld tussen de haven en het dorp als favoriete ontmoetingsplek hebben verkozen. Teckel Bo vind het maar zó zó en negeert de meeste honden, tenzij het een teefje betreft. De grootte van de hond maakt niet uit, als er maar op neushoogte wat te snuffelen is. 

De tocht naar Brunsbüttel, een trip van ongeveer 2 1/2 uur, was nogal hobbelig. De grote vrachtschepen produceren vervelende boeg- en hekgolven, die we liefst op de kop of op de hek van ons schip nemen. Iets te laat bijsturen resulteert in heftig slingeren waarbij de glazen en de borden rammelend protesteren in de kastjes. Voor de sluis moeten we we ruim een uur wachten. Geen pretje wanneer van alle kanten golven aanrollen. Eenmaal door de sluis valt de hobbelstress van ons af. Het zoete haventje van Brunsbüttel verwelkomt ons met gratis ‘achtergrondmuziek’ van het schroefgeluid van de grote schepen die de grote sluis in kruipen. Bij onze aankomst in de haven vertrekt de Prinsendam net uit de sluis het NO- Zeekanaal op. Even dachten we dat al het publiek op de kant naar ons kwam kijken, maar iedereen keek gefascineerd naar het gigantische passagiersschip achter ons dat langzaam het Kanaal op vaart. De hele nacht rommelt het alsof er een zware vrachtwagen over kasseien rijdt. Soms is het een geschenk om doof te zijn…..

Het Noord-Oostzeekanaal ligt voor ons. Morgen varen we naar Rendsburg. 60 km varen. 

6 uurtjes met de blik vooruit en af en toe achterom kijken…..


De Elbe

Naar het Lauwersmeer

De tweede nacht aan boord. Wakker worden met het gekwetter van zwaluwen en vogels in het bos. Een idyllisch walletje in de Alde Feanen is ons geliefkoosd tussenstation op weg naar het oosten. Een enkele motorboot en een kajuitjacht houden ons gezelschap. De miezer in de ochtend deert ons niet. We beginnen langzaam in het bootleven te aarden. Alles aan boord lijkt te functioneren. Het schoongemaakte pompje in het putje van de douche slurpt het water enthousiast weg. 

Na een fruit en muesli-ontbijt met een kopje thee krijgt ook Bo zijn eten waar hij als altijd een vreugdedansje voor maakt.

Het plan is een ommetje over het Lauwersmeer te varen in plaats van rechtstreeks naar Groningen. De korte route over het Bergumer Mar langs Zwaagwesteinde naar Dokkumer Nieuwezijlen is voor ons lage schip goed te doen. De vaste bruggen zijn bijna allemaal rond de 3 meter hoog. Een Colin Archer-achtig schip met gestreken mast vaart achter ons. Het Bergumer Mar blijkt buiten de vaargeul aan de oostzijde ondiep, dus toch maar de geul aanhouden. 

Op een prachtige aanlegplek van de Stropersplaat in het Lauwersmeer ligt slechts één zeilboot. De wal naderen is wat lastig vanwege een zandbank die deels voor de aanlegplek ligt. Iets te veel naar de groene tonnen en je loopt vast als je meer dan een 1 meter diep steekt. Het maakt me vrolijk als ik zie hoe een strak voor zich uitkijkende en weldoorvoede gezagvoerder, pontificaal hoog gezeten op een grote in zwarte skippyballen gehulde huurbak, de bocht naar de wal te krap neemt en vastloopt op de zandbank. Voor mijn heftige gebaren van de wallenkant was hij blind en mogelijk te veel verdiept in iets van een onbedekt lichaam voor op het zonnedek. Het schip lag direct vast, een beter anker is er niet. De kant bereiken wordt een natte grap als je geen bijboot hebt. Vol gas achteruit en de boegschroef alternerend luid ratelend in het werk, kwam het schip minuten later los, waarna ze schielijk en zonder te groeten in zuidelijke richting achter het eiland verdween. Het blijft leuk om te zien, vooral als het een ander betreft. 

Toen we in het Stropersgaatje jaren geleden voor anker lagen met onze Friendship bleken we bij het wakker worden opeens nogal dicht tegen elkaar te liggen. De boot maakte 20 graden slagzij. Bij Lauwersoog waren ze bezig met spuien waardoor het waterniveau zo’n 25 cm was gezakt. De Vrouwe Nika lag op één oor, de kiel vast in het zand. Goede raad was wenselijk. Toen Nienke overboord stapte om de situatie te bekijken, zij is ondernemender dan ik, kwam er hulp van de bemanning van een van de 2 zeil-schouwen die daar ook voor anker lagen. Eerst werd het anker met een sloepje uitgebracht, aan een lange lijn bevestigd op de lier van onze boot. Met een tweede lange lijn vastgemaakt aan een val hebben Nienke en schouwkapitein Wim, die uit zijn bijboot in het water was gestapt, het schip gekrengd (nog schever getrokken naar één kant, waardoor de kiel omhoog komt en het schip als het ware op zijn linker of rechter wang ligt). Terwijl Wim en Nienke, in het water staande, het schip gekrengd hielden door aan de val te hangen, draaide ik aan de lier waardoor ons zeilschip langzaam maar zeker naar dieper water schoof. Aan deze manoeuvre hielden we een paar dierbare vrienden over en enkele gezellige uren aan boord met Beerenburg en muziek. Met de vrienden van de andere schouw voeren we de afgelopen 3 jaren in de zomer o.a. naar Duitsland en Denemarken(met hun motorboot, de zeilschouw bleef thuis). Overigens was in de middag het waterpeil al weer bijna gestegen tot dat van de dag ervoor. Uiteindelijk had de tijd ons probleem dus ook opgelost, maar leuk was het wel. 

Terug naar het nu. We liggen helemaal alleen aan de wal van de Stropersplaat. Het zeilschip is vertrokken. Een koekoek roept zijn laatste lokroep. De Puttertjes die we zagen hebben hun slaapplek gevonden.

Morgen wordt het warm, zegt Marco Verhoef. De laatste warme dag en de opmaak voor opnieuw wisselvallig weer…..

Over voorbereiding ,een mandje en Windows 

  1. Zoals wel vaker bij de voorbereiding van een reis, gaat er het nodige niet glad en vlekkeloos. Hoe gemakkelijk is de voorbereiding die we vorig jaar deden in vergetelheid geraakt. Het wordt tijd dat we een draaiboek maken. Zoiets als we bedachten over de voorraad eetbare zaken aan boord. De blikken, potten en verpakte waren uitstallen op het zwemplateau en dat wat over de datum is, in de container kieperen. Alles wat nog goed is fotograferen en opslaan in de iPad.

Neem nou, bijvoorbeeld, de kleren die mee moeten. De mode verandert continu. De kleur van de bootschoenen die ik heb, past niet meer bij de riem van mijn nieuwe rode boten-broek. Mijn oude T-shirts zijn saai wit en van de zwarte heb ik er maar drie. Onderbroeken horen tegenwoordig pijpjes te hebben en van bamboe gemaakt. Ik heb die van bamboe niet aangeschaft. Bamboe lijkt me goed voor in de tuin, niet als omhulling voor mijn tere delen.

Overigens, als het gaat om mee te nemen voedsel, ik ben benieuwd hoeveel aardappels een gemiddelde motorboot-vaarder op reis meeneemt(graag reacties). In Denemarken staan de ‘ poteter ‘ langs de weg te koop bij zowat iedere boerderij. Dus op ons reisje naar het Noorden zullen we ons basisvoedsel niet ontberen.
Vandaag een mandje voor Bo gekocht. Geklemd op de bagagedrager van één van onze Bromptons, kan hij mee op fietstochten over buitenlandse dreven. Helemaal enthousiast was Bo niet, toen ik hem vriendelijk maar uitdrukkelijk verzocht plaats te nemen in zijn nieuwe mobiele achterop-zit. Nadat ik hem met moeite had gesommeerd te blijven zitten, en hij het 3 seconden volhield, was zijn reactie er een van ‘hoe zo, je neemt me in de maling’, om daarna uit de mand te springen en de kuierlatten te nemen. Gezien dit gedrag ben ik bang dat we onze teckel bij een voorgenomen fietstocht in de mand moeten fixeren. Een spanlaken met riemen of iets dergelijks. We vinden er wel wat op. Een stalen koepel-kooi op de mand zie ik niet zo zitten. Je hond in een mandje vervoeren, moet kunnen, maar een teckel in een kanariekooi achter op een vouwfiets lijkt me net zo belachelijk als een zeehond in een buggy.

Als Apple gebruiker valt het me zwaar met een Windows-computer vriendjes te worden. Dat er in onze boot zo een zit, is vooral omdat Pc navigo en sommige andere navigatie programma’s beter werken op een Windows-computer. Op ons tochtje naar de afmeer-plek voor ons huis aan de Kolk bij de Waterpoort van Sneek, kreeg ik bij het opstarten van de computer een melding, inderdaad zo’n melding waar het windows-platform je veelvuldig mee meent te moeten vervelen. Ik wil helemaal geen meldingen! Hij moet het gewoon doen! Dus ik kreeg een melding dat hij het station F niet kon vinden. Nu weet ik het station Sneek heel goed te vinden, maar van station F heb ik nooit gehoord. Als standaard actie wanneer een apparaat niet doet wat hij moet doen is het mijn patroon om hem uit te zetten en weer op te starten. Laat de computer nu niet willen afsluiten. Minutenlang zie ik iets draaien met de mededeling dat Windows aan het afsluiten is. Ik zou zeggen afsluiten en klaar, maar daar denkt een ‘vensters-computer’ anders over. Na ettelijke minuten vruchteloos afsluiten, besluit ik om de computer zijn voeding te ontnemen en de stekker er uit te trekken, de vensters echt te sluiten. Opnieuw opgestart blijft het beginvenster hangen bij het intel-logo, eindeloos. Ik kan het inmiddels uit mijn hoofd natekenen. Na 3 maal uitzetten en weer aanzetten, zonder een teken van leven, besluit ik een windows-kenner te bellen. Terwijl ik bel wordt het scherm zwart en verschijnt er tekst. Ik kan kiezen uit “restore” en start “Windows normally”. Ik druk op de gok op ‘start normally’. En verdomd hij doet het weer.

Opluchting in de vorm van een diepe zucht en een bescheiden vreugdedans gaan vooraf aan een kleine toename van het vertrouwen in mijn technisch inzicht.

Als alles mee zit vertrekken we a.s. zondag. Eindelijk varen en het wordt beter weer…..

Een beetje RVDS

                  Ik heb last van een beetje ‘RVDS’, een Reis Voorbereiding Depressie Syndroom. Het schiet niet op. Steeds weer andere belemmerende zaken. Het is koud, het regent zelfs af en toe en ik draag nog steeds mijn muts en winterjas. De voering van mijn muts gaat los en de rits van mijn jas gaat stroef. Eigenlijk ben ik toe aan een nieuwe winterjas. Ik nam me voor om die pas in het najaar aan te schaffen. Misschien moet die versleten jas wel mee, als we ooit vertrekken. ’s Morgens word ik te vroeg wakker en is mijn rug stijf. Alleen teckel Bo, die zijn winterjas afgelopen week uit kreeg, blijft er onverstoorbaar onder. 
We willen weg met ons scheepje en nu is het ook nog wachten op de omvormer/lader die in de maak is vanwege een akelige brom en elektrische misinterpretaties van de hem, aangeboden walstroom. Alles is verder in orde, maar mijn humeur keldert met de dag. Heb ik in het vorige blogje uitvoerig uit de doeken gedaan wat me allemaal bezig houdt tijdens het varen, zit ik nu te kniezen dat het niet opschiet. Zit hem waarschijnlijk astrologisch in een paar planeten die retrograde lopen, zou mijn moeder zaliger zeggen. 

De ellende is dat ik me nu plaatsvervangend steeds drukker begin te maken over het wereldgebeuren, en laat dat nou net de ellende zijn waar ik zelf niets aan kan doen. Word ik weer wakker met een droom over Trump die, op een ijsberg gezeten, gilt dat er niets met het klimaat aan de hand is of dat de Geeuw voor ons huis over de kade stroomt en ons huis binnen loopt.

Hadden we nu toch maar een schip op batterijen genomen, zo eentje met een heel groot zonnepaneel die vanzelf blijft varen, ook als het regent. 

Dit doet mij geen goed, ik sleep me de dag door met gedachten over al wat er mis kan gaan, terwijl ons scheepje, zij het van een belangrijk onderdeel ontdaan, toch heel rustig in haar box ligt. Lekker onder dak, gezellig met de meerkoeten op het zwemplateau die haar gebruiken als slaapplek en openbaar toilet.

Hoe lang zal dit duren vraag ik me vertwijfeld af? Zullen we ooit nog gaan varen? Zal het water van de zee ons nog wel kunnen dragen? Misschien moet ik de rubberboot maar vast opblazen in de kajuit. Met een matrasje erin lig ik dan tenminste klaar als er wat gebeurt. Één van de landvasten maak ik vast aan het been van mijn lief. Voor de zekerheid. Morgen moet ik nog een radar-reflector te kopen, misschien koop ik er beter twee of nog beter, drie. En dan toch maar vast de overlevingspakken aan als we de Houkesloot opvaren. 

Daarentegen, raar dat alles aan boord goed werkt. Ik ken ons schip tot in zijn spanten. Nou ja, bijna. Vorig jaar ging het toch ook goed? Zouden die beren die ik zie op de vaarweg misschien een wat al te negatief plaatje in mijn hersenen planten? 
Eigenlijk was het zondag best een mooie dag. De wandeling die we maakten in het bos was aangenaam. Bo was, als altijd, de talrijke geurtjes aan het besnuffelen en scheurde als een dolle achter een weggeworpen stok aan. Het zachte voorjaarslicht door het jonge bladerdek van de beuken bij de Kippenburg maakte dat mijn tred lichter werd en het biertje op het terras uit de wind in Woudsend smaakte verfrissend lekker. Is de toekomst wel zo donker? 

Morgen eerst maar eens die radar-reflector kopen, niet twee of drie, één is genoeg.

Het komt zoals het gaat, laten we het daar maar op houden…. en het zonnetje schijnt weer!